NIEUWE Glorie in de Kunst. buitenland. No. 2092 Zaterdag 29 Mei 1897, 22ste Jaargang Frankrijk. Amerika. Italië. Engeland. (III Kt IT. HfragSlaó voor cfóooró' on SLuiè-óCollanè. ABONNBMEN TSPBIJS Per 3 maanden voor Haarlem Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het buitenland Afzonderlijke nummers Dit blad verschijnt dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen. BUEEAU: St. Janstraat Haarlem. /1,10 1,40 2,80 «0.03 AGITE MA NON AGITATE. PBIJS DEB ADV EBTEN TIEN Van 16 regels50 Cents Elke regel meer7'/s Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Redaeteu r-U itgever, W. KüPPERS. De H. Thomas van Aquinen, dat licht der wetenschap, heeft een woord gezegd treffend door zijne diepte en in eenige lettergrepen uitdrukt wat anderen, in vele bladzijden niet zoo helder zouden uiteen zetten «De nederigheid is de waarheid.» Is de zucht naar glorie toegelaten in de kunst? Kwetst zij de nederigheid zooals deze daareven werd bepaald? Op de eerste vraag kunnen wjj bevestigend antwoorden, en op de tweede ontkennend. In algemeenen zin en menschel ijker wijze beschouwd, is het onmogelijk dat de kun stenaars onverschillig voor de glorie zijn. En alsof de tijd zelf daarin eene bijna onbetwistbare stelling wilde bewjjzen, drukt hij op hun werk de glorie die hun niet werd geschonken tijdens hun leven. Indien de naam van Robrecht van Luzarchen leeft in de onuitsprekelijk schoone kathedraal van Amiens; indien het witte standbeeld van Michel Angelo zich verheit in het museum van Floren- tië; indien Goethe vereeuwigd is te Wei- mar, Mozart te Weenen, Wagner te Bayreuth, Rubens te Antwerpen; indien Shakespaere slaapt in de indrukwek kende majesteit van Westminster abdy, is het, omdat de glorie onafscheidbaar is van de ware kunst. Die van elkaar te willen scheiden met geweld, ware de wetten mis kennen van de mensehelijke natuur. Het miskennen van glorie in de kunst is geen enkel bewijs van nederigheid. Het miskennen en verachten van de glorie die de gezellin is van de kunst, de wetenschap, de opoffering, en alles wat op eene uitste kende wijze streeft naar het ware, het schoone en het goede, is in de meeste ge vallen eene dwaling. De christelijke kunst moet voor haar de glorie eischen waarop zjj recht heeft. De glorie is op menige schriftuurplaats beloofd als een loon van hooge waarde. God zelf is de God van glorie. De glans is dus een bestanddeel van Zijne grootheid, gelijk het- vernuft, geljjk de scheppingskracht, en indien het Hem behaagt tusschen de millioenen men- schen er enkelen uit te kiezen met eene meer uitstekende zielekracbt, met meer uitstekende geestesgaven, waarom zou dan de glorie die er als de volmaking van is, •n den stempel van de bewondering der FEUILLETON Het Gezin van den Dokter. 16 Vervolg Waarom spreekt u dan niet meer over haar nu er uitzicht bestaat haar hand te verkrijgen Haar stem beefde toen zij van Adèle's hand sprak, doch zij keek hem flink in de oogen toen zij sprak//Of hebt ge haar niet meer lief?// Hasselbrecht schrok, toen men hem op den kop af vroeg of hij Adèle nog beminde. Hij had zichzelve deze vraag nooit gesteld, hjj had hel feit aangenomen als iets waaraan niets meer te veranderen viel. Eigenlijk had hjj de laatste weken weinig aan Adèle gedacht, en zelfs Em ma's vertrouwelijke mededeeling, dat W uitingen zich teruggetrokken had, had hem niet erg ge- troflen. Hij had wel zijn vreugde te kennen gegeven, (dit vond fqj blijkbaar passend bjj zijn tot nu toe gevolgde gedragslijn) dat Adèle nu vrfj W88> zoodat hij nu hopen kon haar eenmaal de zijne te mogen noemen, doch hfj had er geen oegenblik aan gedacht dit tijdstip te ver haasten. Eigenlijk was tot nu toe alles best naar zijn zin geweest. Een onbeantwoorde liefde, die hem bij Émma in een romantisch licht plaatste tot vertrouwde een alleraardigst meisje, dat hem troostte en moed insprak, en waarmede hij zoo gaarne omgingl Kon hij zich een aangenamer toestand denken Het gemeenschappelijk geheim bracht hen tot elkaar en leerde hun elkaar liefhebben. menschen op het werk der Goddelijke Al macht drukt, waarom zou die glorie zonde zijn? «Wij moeten het ware, het schoone en het goede beminnen, zeide Hello, om des- wille van God, die de opperste uiting is van het ware, het schoone en het goede.» Allen, die in de kunstenaarswereld, in de wereld der geleerden, of om 't even waar, werken om van den luister van het schoone, het ware en het goede, een enkelen straal maar, mee te deelen aan de menschen, werken voor God. Zij verhalen Zijne glorie aan de wereld, en zij zullen blinken in den dag, die de verheerlijking zal zien, van zijne apostelen. Waarom zouden zij zich dan niet verheugen in de bewonde ring waarmee de wereld buigt voor het deeltje der Goddelijke almacht, dat de Voorzienigheid hun toeliet aan de men schen te toonen? De zucht naar ware, zuivere glorie be waart den kunstenaar in reinheid van geweten, in eerlijkheid van gemoed en in christenheid van streving. Zij is hoege naamd geen beletsel voor de nederigheid zooals de christen die moet verstaan. De eeuw van Leo X, zag om zoo te zeggen den luister der kunst op de hoogte zijner middagzonne. De geslachten straalden van de onsterfelijkheid hunner vernuften; de wereld trilde onder de stroomen poëzie en harmonie, onder den luister der schilder kunst, de bevalligheid der beeldhouwstuk- ken, de schat van geleerdheid der perka menten boeken. Al de schoonheid der Grieksche kunst, al de kracht van het oude Rome herleven, maar stralend in de gloriezonne van het Christendom. De man die een deel van zjjn werk gewijd heeft aan de beschrijving van die geslachten, op den weg naar het kapitool der kunst, roept verrukt uit, dat een deel van de glorie der bezongenen weerstraalt op zijn schedel. En toch schrijft diezelfde man, die ver rukt is omdat God hem in zijn leven een deel van zijne glorie hechtte in het vurig geloovend hart, in de diepe nederigheid van zijn gemoed «O stof, o trouwe stof, zonder ontbin ding, dochter, bestanddeel en beeld van de aarde waaruit ik gevormd ben, die ik gedurig verloochen, die beweegt onder den adem van God, gij hebt mjj nooit gezegd, dat gij de zon zjjt, of de lucht, of het Het verwonderde het jonge meisje dan ook niet weinig, dat hjj van het verbreken van Adèle's verloving af haar naam niet meer genoemd had. Spoedig echter meende zjj de oplossing van het raadsel gevonden te hebben. Zoolang hij hopeloos beminde, was zij zijn vertrouwde geweest, omdat hij bij haar troost en deelneming vond. Doch van het oogenblik, dat hij eenige hoop mocht koesteren, had hij haar troost niet meer noodig, en onttrok hij haar zijn vertrouwen om slechts bezig te zijn met het nastreven van zijn innigsten wensch. Vandaag echter wilde zij weten hpe het niet hem stond, en toen hij op haar vraag niet spoedig genoeg antwoord gaf, sprak zij nogmaals Nu dokter, bemint u Adèle niet meer?" Hjj beijverde zich de verzekering te geven, dat hjj haar //natuurlijk// nog beminde, want uit Emma's blik en toou sprak zulk een verwjjt over zjjn onstandvastigheid, dat hjj om niets ter wereld het tegendeel verzekerd zou hebben. //Waarom trekt u zioh dan nu terug?// ging de onverbiddeljjke jonge dame voort. ffU spreekt geen woord meer over mjjn zuster!" Hasselbrecht liet zich echter niet zoo gemak- keljjk vangen. Hjj zeide, dat hjj Adèle wilde ontzien. De wond, die haar geslagen was bloeide nog bjj de minste aanraking. Of dacht Emma dat Adèle reeds zoo spoedig een ander gehoor zou geven, zou Emma daar zelf van houden Emma verzekerde, dat zjj het zeer onharteljjk zou vinden, want bij ware liefde behoorde trouw. Dan had hjj ook niet meer te hopen, ant woordde hjj daarop, en hjj zou het beter en aardiger van haar vinden als zjj hem niet telkens licht, gij geeft u voor hetgeen gij zijt gij ziugt uw eigen lof niet, noch gij liegt, noch gij vermindert uwe waarde, o stof, o aarde, o mjjüe moeder, wat vindt ik u bewonderenswaardig tegenover mij. Hoe kunt gij mij dragen, gjj aarde die mijnen God gedragen hebt!» Hello Philosophie.) Was die christen, die zich verheugde in de glorie, dan niet nederig van harte? Een afschuwwekkend geval heeft zich te Nancy voorgedaan. Een student stond daar voor de Rechtbank, beschuldigd een moord aanslag te hebben gepleegd op zijn vader den heer B o u 11 e t. Het zoontje studeerde in de geneeskunde, de ellendeling wilde de zoon eener weduwe worden, om vrijstelling te erlangen van den militairen dienstplicht. Hij loste verscheidene schoten op zijn vader en sloeg hem toen met de kolf van zijn revolver. Na het plegen van de mis daad vluchtte hij naar België, maar hij werd spoedig gevat en uitgeleverd. Men vermoedde waarlijk niet zonder redendat de jonkman krankzinnig was. Maar de slotsom van een onderzoek door deskundigen was, dat hij wel degelijk als toerekenbaar moest beschouwd worden. Hij was voor het Gerecht zeer ontroerd en snikte voortdurendmaar hij kwam met verontwaardiging op tegen eene nieuwe beschul iiging van het Openbaar Ministerie, dat hij getracht zou hebben zijne familie te vergiftigen door een eierkoek met strychnine- De gezworenen verklaarden hem schuldig onder verzachtende omstandigheden en hij werd veroordeeld tot 10 jaren dwangarbeid. De Amerikanen zijn soms rare lui, zoo vertelt men van den Amerikaanschen spoor wegkoning Yanderbilt, dat hij eens met zijn jacht te Konstantinopel was, waar zich toen ook Coquelin bevond. Zoodra de millionnair de aanwezigheid van den grooten tooneelspeler vernam, noodigde hij hem aan boord en verzocht hem om eenige voordrachten. Coquelin gaf drie alleen spraken ten beste. Bij het afscheid zeide Yanderbilt: «Ik heb bij uwe voordrach- er aan herinnerde. Hij zou het wel met zich zeiven uitmaken. Deze wending van het gesprek gaf hem dat voordeel, dat in Emma's oog zjjn toestand weer even hopeloos en romantisch als vroeger was. Ongetwijfeld zou zij dus weer medelijden met hem gevoelen en door hare lieftalligheid trach ten, hem het gebeurde te doen vergeten. Voor- loopig eindigde dit gesprek hiermede, dat de jongelui zich weer voor de piano zetten. Het eigenaardig schellen van zus Marie maak te spoedig een eind aan hun spel. Het kleine mevrouwtje bevond zich in een zenuwachtige opwinding, die zjj vergeefs meester trachtte te worden. Haar man zou zoo aanstonds naar den schouwburg gaan, vertelde zjj. Hij was zoo opgewonden dat hjj niemand zien wilde, zelfs zjjn eigen familieleden niet. Met zeer gemengde gevoelens begaf het gezel schap zich naar den schouwburg, naar de //recht plaats// fluisterde Bertha Emma in. Het is niet te ontkennen dat deze jonge dame, ofschoon zij nog school ging, dikwjjls den spjjker op den kop sloeg. Een vroolijke menigte vulde de ruime too- neelzaal. Men praatte en lachte en schertste met elkander, zonder te vermoeden, dat in het donkerste hoekje der directeursloge, verborgen achter een zware portière, de arme dichter dui zend angsten doorstond. Wat voor die gansche schitterende menigte een genoegen was, was voor hem de oplossing van een levensvraag, die over zijn lot besliste. Een weinig voor den dichter, doch ook nog half verborgen achter de portière, zat zijn vrouw, ten 6-maal een traan voelen opwellen en 12-maal moeten lachen. Wat dunkt u van deze rekening?» En hg reikte hem een papier over van dezen inhoud; «Rekening van den heer Coquelin voor den heer Vanderbilt. Voor eene namiddagvoorstelling 6 tranen a 100 doll.600 doll. 12 lachbuien a 200 2400 totaal 3000 doll, Coquelin was volkomen bereid «vol daan» te teekenen.» Aan het slot van een zeer hsftige inter pellatie in de Kamer over een verbod van de Regeering tot het houden van een re- publikeinsch congres te Florence, weer klonk Maandag voor het eerst in Monteci- torio aan de uiterste linkerzjjde het geroep van: Leve de Republiek! Di Rudini verkondigde de stelling dat in een monarchistisch land alles wat de monarchie zou kunnen benadeelen door de Regeering moest worden verhinderd. De monarchie moest buiten debat bljjven. Wat, riep Bovio, wjj zouden wel over de onfeilbaarheid van den Paus kunnen de- batteeren en niet over de monarchie? Maar Bovio had er toch aan moeten denken, dat wel alles door de Italiaansche Kamer wordt geoorloofd wat Z. H. den Paus leed zou kunnen doen, maar het lieve Een-Italië mag niet worden ge schokt. Een artikel in de Daily Chronicle wijst er op hoe Koningin Victoria op ver schillende manier geëerd wordt voor de diensten die H. M. aan Engeland van haar jeugd tot haar ouderdom heeft bewezen. De natie heeft aan de Koningin veel te danken, maar de Koningin mede aan de natie. Daily Chronicle meent, nu de Hertog Van Norfolk aan Sheffield een park geschon ken heeft ter herinnering aan de lange Regeering van de Koningin en vele anderen op verschillende manieren giften hebben geschonken aan het algemeen, de Koningin zeker, behalve haar dankbaarheid een of ander geschenk aan Engeland zal aanbieden, als een blijk van erkentelijkheid voor zjjn onwankelbare trouw zestig jaren lang? en wierp nu en dan een blik op het talrjjke publiek of zjj geen bekenden zag, doch het schemerde vandaag te veel voor de oogen. De directeursvrouw zat naast mevrouw Vollmer, doch zoodanig, dat iedereen haar zien moest. De dok tersfamilie had in het midden der zaal plaats genomen. Ook achter het scherm waren de gemoederen niet weinig opgewonden. Weliswaar heeft een eerste opvoering aan een klein tooneel niet zoo veel te beduiden als in de hoofdplaatsen, doch ditmaal gold het een algemeen geacht en bemind persoon, een inwoner van het stadje, en de di recteur hoopte dan ook van ganscher harte dat //Verwend" in alle opzichten slagen moeht. De spelers echter hadden niet veel vertrouwen in het nieuwe stuk en vonden hun rollen zeer on dankbaar en onbeduidend. Daar ging het belletje voor den eersten keer. Achter het scherm werd nog bet een en ander verzet en geregeld. De salondame knoopte haas tig haar handschoenen dicht, het onsohuldige meisje liet de kleedjuflrouw de laatste haken van haar japon vast maken, de lustige gezel wierp nog een blik in den spiegel en vond zich buitengewoon aardig. Het was Vollmer of zijn hart te samen kromp toen plotseling de ruimte der toeschouwers Ter- duisterde en het scherm statig en langzaam omhoog ging. Hjj stond voor zjjn rechters en de volgende uren zouden beslissen over zjjn geheele toekomst. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1897 | | pagina 1