N I U W E $)ag6laó voor <3Zooró- en SCuió-dCollanó. Een pennestrijd. No. 2725 Zaterdag 10 Juli 1897, 22ste Jaargang. BDITENLAA d. Per 3 maanden voor Haarlem Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het buitenland Afzonderlijke nummers Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen. BIJ RE A IT: St. Janstraat Haarlem. /1,10 «1,40 «2,80 «0.03 Van 16 regels50 Cent. Elke regel meer7J/s Grroote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Redaeteu r-U itgever, W. KüPPERS. Dr. K u y p e r de leider der Anti-revolu- tionnaire partij en hoofdredacteur van de Standaard, heeft een open brief gericht aan den heer Charles Boissevain, hoofdredacteur van het Handelsblad, waarin hg zijn zeer waarde confrère Boissevain ter verantwoording roept over den door hem gevoerden jongsten verkiezingsstrijd. Dat schrijven luidt als volgt: Aan den WelEdelgeboren Heer Charles Boissevain Hoofdredacteur van het Handelsblad. Zeer waarde Confrère! In uw avondblad van 24 dezer hebt gij goedgevonden mijn naam in het stembus debat te mengen op een wijze, die ik uwer zijds niet voor denkbaar had gehouden. Dat ik u hierover niet terstond inter pelleerde, sproot voort uit mijn wensch, om zelfs den schijn te mijden, als schreef ik ab irato. Thans kan hier, nu Juli in het land is, geen sprake van zijn. Toch laat ik ook zelfs de uitwerking van uw artikel op de stembus van 25 Juni rusten, al acht ik, dat gij u de verdienste kunt toeschrijven van er èn den heer Groen van Waarder èn den heer Nolting door ter overwinning te hebben geleid. Ik zeg daarom niet, dat gij de historie van 1886 met dit doel oprakelde. Integen deel, als gij met uw eerlijk oog mij aan ziende, mij onder handslag betuigt: «Ik heb er niet aan gedacht om door dit zeggen van de Nieuwe Kerk stemmen te winnen,» dan zal ik u gelooven. Doch afgescheiden hiervan heb ik ditmaal een zeer ernstige en persoonlijke grief tegen u. Niet daarover, dat een opwelling uit uw poëtisch gemoed u er toe verleidde, om in uw sensorium mentis mijn naam met dien van Lucifer, d. i. van den Duivel, dooreen te vlechten. Ik acht dit vel zeer onpoëtisch, daar ware poëtische opwelling alleen naar hst edele grijptzelfs journalistiscb acht ik zulks een persdelict. Maar kon ik u laten lezen de briefkaarten en brieven vol scheld- en schimpwoorden, feuilleton Beschuldigd. (Vervolg). Nu, we willen er het beste van hopen, maar in ieder geval, wees op uwe hoede, kind. O ik heb niets te vreezen. Want in elk geval kan ik mjj op hem beroepen. Wel zoo 1 antwoordde de blinde glim lachend, maar dan zijt gij met dien mjjnheer den advocaat toch al op een zeer goeden voet. Och moeder, hij heeft eenvoudig voor mij gedaan, wat ieder galant man zou doen. Toen ik op zekeren dag Jacques ging bezoeken, ging hij de wachtkamer door met een groote porte feuille onder den arm. Natuurlijk ging hij een cliënt bezoeken en in het voorbijgaan groette hjj mij. Nadat hjj vertrokken was, moest ik nog meer dan een uur wachten. Al dien tijd bleef ik geduldig zitten. Toen hjj eindelijk terugkwam, en mij nog op dezelfde plaats vond, trad hij op mij toe en vroeg mij: Komt gjj iemand bezoeken, mejuffrouw P Ja, mijnheer, mijn broeder. O, ik wacht hier reeds zoo lang. Maar dat gaat nietriep hij uit en zich tot een der bewakers wendende Marcelin. Wat beteekent dat, waarvoor laat ge deze jonge dame zoo lang wachten Laat haar oogenblikkelijk binnengaan. Zeer wel mijnheer, antwoordde Marcelin eerbiedig. tot van de laagste en gemeenste soort toe, die ik dezer dagen uit den kring uwer po litieke geestverwanten over de post ontving, dan zoudt ge begrijpen, hoe volkomen on aandoenlijk mij uw Zwci/w-combinatie liet. Maar he-1 anders staat bet, waar gij goed kondt vinden, tegen alle klare, door de noodige bewijsstukken historisch gerug steunde waarheid in, mjj nogmaals in het publiek te beschuldigen van wederrechte lijke daden, waardoor ik mij aan het ge zag, aan het recht, en aan anderer goed zou vergrepen hebben. Dit toch hebt ge gedaan, en, het doet mij leed het er bij te moeten voegen zonder den moed uwer overtuiging, een moed, dien ik anders steeds in u mocht toejuichen, en dien ik thans, door dit mijn schrijven, weer in u prikkelen kom Op 24 Juni herinnerdet Gij namelijk nogmaals, en wel tot tweemaal toe, aan het gebeurde in de Nieuwe Kerk alsteeken van revolutionnair bedrijf, en als blijk van verzet tegen het gezag met woord en daad. En nader in uw blad van 26 Juni hierop terugkomende, spreekt gij als uw oordeel uit, dat in deze aangelegenheid, nu negen jaar geleden, tzeer afkeurenswaardig door mij gehandeldis. Dit nu laat ik mij niet langer zeggen, noch aanleunen. Want wel schrijft gij volkomen naar recht, dat elk den tegenstander gaarne eer biedig, die met open vizier strijdt en ronduit zegt wat hij meentmaar ditmaal heb ik juist tegen u, dat gij dit niet deedt, en daartoe kom ik u thans openlijk uitnoo- digen. Reeds eenmaal zijt gjj door Jhr. Mr. A. F. de Savervin Lohman uitgedaagd, om hiertoe over te gaan, zonder dat gij toen hieraan gevolg hebt gegeven. Thans weer acht gij tegenover Prof. Mr. D. P. D. Fabius te kunnen volstaan met verwijzing naar uwe artikelen van 4 Juni, 10 Juni en 11 Juni 1893. Doch hiermede zijt gij van mg niet af. Ik toch kom van u als eerlijk man vor deren, dat gij thans, zonder verwijl, uwe beschuldigingen tegen mij in zulk een vorm zult formuleeren, dat ik het oordeel van den rechter er over kan inroepen. Is hpt dat uw poëtische natuur u belet, zelf dien strakken en nuchteren vorm voor uwe beschuldiging te vinden, roep dan juridische hulp in. Mejuffrouw, wil slechts dezen bewaker volgen. Ziedaar moederal wat hij tot mjj ge zegd heeft en hoe wij hebben kennis gemaakt. En van wanneer dagteekent de kennis making O van den eersten dag af, dat ik Jacques ging bezoeken, ontmoette ik hem telkensmen zou zeggen, als bij afspraak en, daar bij zoo goed en zoo vriendelijk voor mij is, kan ik toch niet anders doen dan hem te woord staan. Nu, het is misschien een zeer best mensch die mijnheermaar toch moet ik u raden, u niet te veel met hem in te laten. Er steekt wel geen kwaad in, dat ge eenige woorden met bem wisselt, maar booze tongen zijn zoo spoedig ge reed kwaad te spreken, van wie door het onge luk vervolgd worden, wees dus voorzichtig lieve Zezette, en vooral tracht zijn naam te weten te komen, omdat wij omtrent hem eenige inlich tingen kunnen inwinnen. Hiermede eindigde het gesprek, Zezette ging met haar borduurwerk voort en de blinde zonk in hare kussens terug, de eene zich in haar ge dachte met den jongen man, die op haar reeds eenigen indruk gemaakt had, bezig houdende, de andere in nadenken verdiept, over hetgeen hare dochter gezegd had, en wat haar hart met ongerustheid vervulde. Lang kon Zezette echter dit stilzwijgen niet volhouden en als zocht zij een middel om het te verbreken, riep zij Ik heb geen wol meer. Hebt ge niets meer O zeker, ik heb nog wat gekocht, toen ik van mjjn bezoek bjj Jacques terugkwam, het ir Of zal ik het u nog gemakkelijker ma ken, zie hier dan een slechts nader in te vullen model. Schrijf publiek in uw blad: elk, Charles Boissevain, Hoofdre dacteur van het Handelsblad, wonende te Amsterdambeschuldig hiermede openlijk dr. A. Kuyper, mede aldaar woonachtig, dat hij in het jaar zoo en zoovéél, op dien r.n dien dag, door sluwheid en met geweld, is binnengedrongen in het hoojdgebouw of in de nevengebouwen van de Nieuwe Kerk, staan de aan den Dam', voorts dat hij in de kos terij en kerkeraadskamer last heeft gegeven tot het plegen van wederrechtelijke handelin gen, als daar zijn deuren te hebben laten uitzagensloten te hebben doen openbreken en versperringen te hebben doen plaatsen daarna dat hij in diezelfde kosterij wachten heeft geplaatst, om aan de wettige bestuur ders of wie van hunnentwege zich aanmeldden, den toegang tot die gebouwen te belettenen eindelijk, dat hij gelden heeft geïnd of doen innen, ie aar van de inning alleen aan de wettige bestuurders toekwam, kortom ik be schuldig hem zich gedragen te hebben gelijk alleen een wettig bewindvoerder of beheerder zich zou mogen doen', en al zulks zonder eenig geldig recht of bevoegdheid te bezitten, om bij eene der genoemde handelingen als wettig bewindvoerder of lastgever te mogen optreden Zoo meent gij het. Welnu, zeg het dan ook zoo. Schuif uw vizier flink omhoog; grijp den vollen nobelen moed in uw burger hart, en onthoud niet langer aan den pu bliek door u beschuldigden tegenstander het middel om zich te kunnen verweren. Ik vorder dit van u, niet als onderstelde ik bjj u twijfel aan de juistheid van uw eigen overtuiging. Ik geloof integendeel volgaarne dat gij meent wat gij schreeft, en neem aan, dat gij vasteljjk overtuigd zijt, door den rechter in het gelijk te zullen gesteld worden. Doch juist omdat ik dit aanneem, kunt gij er dan ook niets op tegen hebben, om thans, als loyaal tegenstander, aan mijn openlijke en pertinente oproeping te voldoen. Gij zijt zeker dat gij het winnen zult welnu, wind er dan ook niet langer doek jes om; leg aan uw poëtische taal een oogenblik het zwijgen op, en noem man en paard, noem feit en daad, met plaats en dagteekening, met de scherp geformu- in mijn tascbje, ik ga het even halen. En opstaande, begaf zij zich naar de andere kamer, waar ze haar taschje gelaten had, opende hetzelve, en uitte een kreet van schrik. Wat is er kind vroeg de blinde. Niets moeder, antwoordde zij, nietsik heb me even met de naald in den vinger ge prikt. Wat echter het meisje een lichte kreet ontlokt en haar tot een leugen bewogen had, was, dat zij, in haar taschje, onder de verschil lende voorwerpen die het bevatte, een kaartje bevond, waarop zij las: //André Naugy, Advocaat bij het hof van Appel 75 bis Avenue Trudaine. Paris// André Naugy 1 herhaalde ze, het kaartje met aandacht beschouwende. Ze wist dus de naam van den jongen advocaat en had derhalve hare moeder slechts een ge deelte van de waarheid verteld, en haar ver zwegen op welk een goeden voet ze met den heer André Naugy stond. Telkens als ze Jacques kwam bezoeken ont moette ze bem steeds in dezelfde tram en kon het gewone trampraatje niet uitblijven, waarvan het gevolg was, dat zij al spoedig elkanders na men en adressen wisten. Dit bad Zezette echter voor hare moeder ver borgen gehouden, maar toen ze haar na een volgend bezoek, beloofde, naar den naam van den advocaat te zullen onderzoeken, sprak ze met zooveel geestdrift van hem,dat de blinde ach terdocht koesterde, daar ze vertrouwde dat h#e dochter haar niet alles naar waarheid mededeel- leerde qualifcatie die gij acht aan een an der te moeten geven, in termen waardoor ik verhaal op u krijg. Gij ziet wel dat ik zulk een pertinente declaratie en qualifcatie in het minst niet vrees, maar zonder een zweem van aarze ling ze opzettelijk uitlok, en als man van eer ze van u als man van eer zelfs acht te mogen eischen. Natuurlijk laat ik u tijd. Acht gij uitstel noodig tot na de zomer- vacantie, mij wel, mits ge mij thans maar onverwijld het kort bescheid geeft, dat gij aan mijn volstrekt billijken eisch voor 1 October e. k. zult voldoen. Gijzelf zijt te zeer wat de Italianen noemen uvü uomo simpaticóom ook maar te willen dulden, dat uw tegenstander door uw schuld en houding nog langer onder zoo zware en ernstige beschuldigingen zou blijven, zonder dat gij hem kans biedt, om zijn eere te handhaven. Een kattijvig soudenier mocht u oud tijds een stomp met zijn roer in den nek geven en voorts van u loopen; de ridder waagde steeds eigen borst aan den onder eeresaluut. gekruisten degen van den man dien hij aanviel. Wees gij die ridder, ook tegenover mij. In afwachting blijf ik met kameraad- schappelijken groet en onder betuiging mijner hoogachting Uw vriend en confrère, Kuyper. Amsterdam, 2 Juli 1897. Het zeer uitvoerig antwoord, dat de heer Charles Boissevain in zijn blad op bovenstaand schrijven laat volgen, te groot om nog in dit nummer van de Nieuwe Haarlemsche Courant op te nemen ge ven wij morgen. Red. België. In de Borinage prov. Henegouwen ziet het er allertreurigst uit. De sociaal-demo cratische Kamerafgevaardigde Roger uit Brusselheeft de werkstakers aangezet om den strijd vol te houden. Deze opruier die den menschen steenen in plaats van brood in de handen geeft, werd toegejuicht, terwijl de Zeereerw. pastoor van Hornu die de werkstakers tot kalmte wilde aan- de, en ze zelve de zaak nader wenschte te onderzoeken. De gelegenheid bood zich hiertoe weldra aan. Op zekeren dag dat dokter Molonguet haar kwam bezoeken, terwijl hare dochter afwezig was, deelde ze hem de zaak die haar zoo ter harte ging, in alle bijzonderheden mede. Die jonge man, sprak ze, heeft, naar ik bemerk, op Zezette eenigen indruk gemaakt en zoo naïf, zoo goed vertrouwend als zij is, kan zjj licht daarvan de dupe worden. Niet dat ik zij se goede bedoelingen in twijfel trek, maar toch zou ik daaromtrent gaarne ze kerheid hebben. En hoe heet die mjjnheer? vroeg de oude dokter. André Naugy. Zeer wel, hij is advocaat zegt genu ik zal mijn vriend den kapitein Castillac in den arm nemen, die is met Jarilot den chef van de geheime politie, die de zaak van uw zoon in handen heeft, op zeer goeden voet, en kan ons dus alle vereischte inlichtingen verschaffen. Bovendien heb ik mijn vriend Castillac in ver scheidene dagen niet gezien en is dit dus een uitmuntend middel, om hem tens te gaan op zoeken. Tot weerziens dus 1 He, welke goede wind voert u hierheen, riep de kapitein met zijne gewone luidruchtige har telijkheid, toen de dokter bjj hem binnentrad. (Wordt vervolgd.) ABONNEMENTSPRIJS AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER AD VERTEN TIEN. 28.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1897 | | pagina 1