N 1 U W B
ïïagBlaê voor &ïoor&~ on Zuiè-<Xollanó.
Rotterdamsche Brieven.
bditeêTai» d.
No. 2731
Zaterdag 17 Juli 1807.
22ste Jaargang,
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem
Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het buitenland
Afzonderlijke nummers
Dit blad verschijnt
dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
Zl,10
1,40
2,80
c 0.03
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 16 regels50 Cent.
Elke regel meer
77.
AGITE MA NON AGITATE.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Redaeteur-Uitgever, W. KüPPERS.
XII.
In de laatste dagen werden we bier nog
steeds overstelpt met goede gaven in den
vorm van strooibiljetten, met het oog op
de verkiezingen voor den Raad. Toen ik
laatst weer zoo'n papiertje uit de brieven
bus nam en bet even inzag, kwam ik toch
tot de conclusie, hier wat anders onder de
oogen te hebben. Dit biljet bevatte name
lijk de verrassende mededeeling, dat «er
menscben zijn, die» bij voorkeur op
handen en voeten loopen of iets extra-
ordinairs van dien aard Och neen; «die
meenen, dat de Heiligen in den Hemel nog
iets voor hun zieleheil kunnen doenVoor
deze onnoozelen heeft God altijd volgens
dat strooibiljet expresselijk doen neer
schrijven «Abraham weet van ons
niet en Israël kent ons niet.» En dan
wordt vervolgens verondersteld, dat de
een of andere belijder van dat Hot-
tentotsch geloof, die «toevallig» zoo'n pa
piertje in banden krijgt, in droefheid
uitroept: «Is er dan niemand, die in den
Hemel voor ons bidt?» en nog der
gelijke fraaiigheden meer, ook geeft bet
bewuste biljetje troostvolle verzekeringen
en aanmoedigingen, welke wij bier maar
liever niet overschrijven. Het «stichtelijk»
biljetje xoept ons verder toe, kom toch
terug van uwe dwaling beste menschen,
voordat uw levensweg ten einde spoedt;
bedenk toch eens:
//Buiten Christus is geen leven,
Maar een eeuwig zielsverderf,
Lear mij dus IJ 't harte geven,
U gelooven eer ik sterf.//
Dat vet-gedrukte «U» natuurlijk met
het oog op de «gevloekte Maria-vergoling,»
die «te Rotterdam» zoo welig tiert
De persoon die deze dingetjes rondbrengt,
biedt ook bijbels te koop, die met en be
nevens diverse «stichtelijke» traktaatjes en
«dierbare boekskes» van 't soort van
welker samenstelling de eerzame Weduwe
FMV1LLMTON
Beschuldigd.
33. {Vervol/]).
Wat, terwijl ge het bewijs in handen hebt,
om hem onmiddellijk te arresteeren.
Te arresteeren, wien
Wel, voor den duivel, den markies.
Loop heen, zoo iemand maar op staanden
voet arresteeren, waar denkt ge aan
Maar dan ga ik zelf naar hem toe, on
middellijk. Hier zijn de bankbiljetten, die hij mjj
zelf op den avond van den diefstal gegeven
heeft Eenige oogenblikken voor de ontdek
king van de misdaadhij kan dus niet bewe
ren, ze van een ander ontvangen te hebben, want
de tijd tusschen het oogenblik van den diefstal
en ons spel was veel te kort, dat het geld in
omloop had gebracht kunnen zijn.
Bedaar, bedaar daarin zoudt ge gelijk
hebben, wanneer de markies met niemand an
ders dan met u gespeeld heeft, en dat zou nog
eerst bewezen moeten worden.
Nu goed, maar in ieder geval hebben we
toch een bewijs te meer voor de onschuld van
onzen armen vriend Jacques, want hij heeft het
feest geen oogenblik verlaten, hij heeft niet met
den markies gespeeld, van hem kan deze het
dus niet ontvangen hebben.
Maar Jacques Moulin was niet de eenige
die met het geheim van de Brandkast bekend
was, en vergeet Maurice Berlin niet.
Maurice Bertin
K n ij p d u i m1) zoo kostelijk den slag had
Dinsdags en Zaterdags te verkrijgen zijn
aan de bijbeltent, die naast de Groote Kerk
is opgeslagen. Zoo worden de leeken «be
werkt» als nu dominee Bronsveldt de
eerwaarde heeren geestelijken maar voor
zijn rekening neemt, is de zaak spoedig
in orde en zal ia ons dierbaar Vaderland
niemand meer roekeloos zijn «eeuwig ziels
verderf» tegemoet snellen.
Om nu tot een minder amusant, maar
meer interessant onderwerp te geraken, ga
ik iets vertellen van het monsterhuis, dat
men hier aan 't bouwen gaat en dat het
volgend jaar April klaar moet zijn. Het
zal verrijzen aan den Wijnhaven, dus in
het handels-centrum der stad en 39 meter
hoog worden, dus driemaal zoo hoog on
geveer als een gewoon huis. Het zal ge
heel bestaan uit ijzer en steen, wat met
het oog op brandgevaar nogal geruststellend
is. De benedenhuizen worden als winkels
ingericht, boven kunnen onze handelslui
hunne kantoren vestigen. Kamers zijn er
in overvloed, zoodat licht er niet ontbreken
zal, terwijl twee lifts de huurders in de
gelegenheid zullen stellen naar den begauen
grond ai te dalen, wanneer ze zulks ver
kiezen; ook is er centraal-verwarmiug en
electrische verlichting als nu de huur
ders maar komen opdagen.
Voor de winkels beneden zijn er al
liefhebbers en ook voor de eerste twee
verdiepingen; van de vier volgende moeten,
naar men zegt, ook reeds gedeelten ver
huurd zijn; heel boven op de tiende ver
dieping komt een photografisch atelier.
Dit imposante gebouw zal den naam dragen
van «Het Witte Huis,» omdat het boven
gedeelte, van af de tweede verdieping, van
witte verglaasde steen zal zijnde pui
wordt in hardsteen opgetrokken.
De lezers kunnen hieruit zien, dat we
op echt grootestads-manier aan 't bouwen
zijnal wat dan ook aan vroegere tijden
1) De lezer kent immers Van Lennep's Ferdi
nand Buyck?
Stil. We zijn hier onder ons, en daar ge
ons in onze nasporingen omtrent deze geheim
zinnige misdaad behulpzaam zijt, en ons be
wijzen bijbrengt die niet te verwerpen zijn, wil
ik u van mijn kant in vertrouwen ook meêdee-
len wat mijne vermoedens zijn en welke gevolg
trekkingen ik uit mijn onderzoek maak. Wij kun
nen dan meer met samenwerking handelen en
beter ons doel bereiken.
Zet u kapitein en luister.
De kapitein nam een stoel, bood Jarilot een
sigaar aan, stak er zelf een op en zette zich,
aandachtig luisterend
Zooals ik u zeide, nam Jarilot het woord,
heb ik het oog op Maurice Bertin gegevens,
die ik omtrent dat heerschap verzamel, groeien
met den dag aan en hoewel mijn opir.ie dien
aangaande nog vrij onbestemd is, begin ik mij
toch af te vragen, of hij het niet is die
Die zijn vader vermoord heeft Donders!
dat heb ik ook al gedacht.
Maar ongelukkig heb ik het bewijs, dat
hij het feest niet verlaten heeft.
Maar hij heeft grof gespeeld en veel ver
loren
Zeker maar ik weet hoe hij aan geld
kwam. Een zekere Grillon, een woekeraar die
ik voornamelijk in het oog houd, heeft het hem
verschaft.
Goed, maar nu de markies?
Hem verlies ik evenmin uit het oog ik heb
verscheidene personen ondervraagd, onder ande
ren een zekere vicomte de Cbampsablon en het
schijnt dat gedurende een geruimen tijd de mar
kies niet op het feest te vinden is geweest.
herinnert gaat onbarmhartig tegen den
grond. Dat is somtijds erg jammernu
moet ons Proveniershuis er alweer aan!
Het volgend jaar begint men met de slooping;
't is toch zoo'n mooi, oud huis, dat Pro
veniershuis 't geeft zoo'n indruk van kalmte
en benijdenswaardige rust, zooals het daar
staat aan de deftig-stille Schiekade, tus
schen de ook al meer en meer verdwijnende
deftige, ouderwetsche koopmanshuizen met
hooge stoepen en houten stoepbanken, waar
op onze voorvaderen gewoon waren des
avonds met echt Hollandsehe gemoedelijk
heid hun pijp te rooken; hooge boomen
beschaduwen het, waarlangs de jager zjjn
schuit trekt door het kalme water.
Het inwendige van het gebouw is vol
maakt in overeenstemming met het uit
wendige; ook daar heerscht «onafgebroken
rust,» als op het stadsplein te Drakenheem,
een stil stadje, dat, volgens Dr. Jan
Ten Brink «in Nederland ligt, ergens
tusschen Duitschland, België en de Noord
zee.» Een rustig binnenplein, omringd van
heel oude, zware boomen, waaronder de
bewoners der schilderachtige huisjas, met
gebeitelde wapens van regenten boven de
huisdeur, des avonds van de vermoeienis
sen des daags komen uitrusten; een pomp
in 't midden waaromheen alweer precies
als op 't stadspein te Drakenheem, de
vrouwtjes komen babbelen. Dit brokje klein-
stadsche leven in ons heel grootstadsch
doend Rotterdam zal dus binnenkort alweer
tot het verleden gaan behooren om plaats
te maken voor moderne heerenhuizen en
vervelend-eentonige stratenreien van pro-
zaische burgerwoningen, die wel meer nieu-
werwetsch, maar zeker minder artistiek-
mooi zullen zijn van die van ons oude,
schilderachtige proveniershuis.
Zwitserland.
In het Zwitsersche kanton Wallisserland
vreest men overstroomingen. De Rhone is
buitengewoon hoog en is hier en daar al
O zoo 1 riep de kapitein, en vervolgens
En toen mevrouw Bertin haar aanstaanden
schoonzoon niet vond
Nu zij en haar schoonzoon, dat zijn er
twee, een lief stelletje: natuurlijk heeft ze hem
allerwege doen zoeken.
Ja, ze zond onder anderen den vicomte
de Champsablon op verkenning uit en deze heeft
hem eindelyk gevonden, terwjjl hij met u kaart
speelde.
En verloor, en mij zjjn verlies betaalde,
alles volkomen waar, maar wij hebben slechts
korten tijd gespeeld en alvorens met mij te
spelen
Heeft hij zich met verscheidene anderen
onderhouden, zoodat hjj dus gemakkelijk een
alibi zou kunnen bewijzen, alleen
Oho! ge hebt dus nog een uitweg!
Daar ik, onder ons gezegd den markies
even weinig vertrouw als gij, heb ik hem en
Maurice door mijn meest vertrouwden agent
doen in het oog houden.
Door Savignol, dien ken ik, een flinke kerel.
Juist door Savignol, die op dit oogen
blik voor een baron de Maternes doorgaat. In
die hoedanigheid is hij lid van de club der
Tambourtus, die door Maurice Bertin, den mar
kies de Montgerbois en meer van dat kaliber
bezocht wordt.
Wel verduiveld, een fraai gezelschap.
Bovendien valt ons in deze bijzondere
aangelegenheid nog iets zeer buitengewoons op
te merken. Onze vriend Savignol heeft een jaar
of zes geleden in een der straten van de wjjk
Yilette een man gevonden door verscheidene
buiten de oevers getreden. Toch heeft het
daar in de laatste weken bijna niet gere
gend. De reden ligt in de groote hitte
van Mei en Juni, waardoor de sneeuwlaag
welke in den natten en koelen zomer van
1896 weinig gesmolten was en bijzonder
dik geworden, thans, nu zjj smelt, ontzag
lijke hoeveelheden water door alle zjj tak
ken naar de Rhone voert en naar het meer
van Génève.
Denemarken.
Het spoorwegongeluk, dat Zondag-avond
bij Kopenhagen heeft plaats gehad, is wel
de grootste ramp die ooit op de Deensche
spoorwegen heeft plaats gehad.
Het verkeer op de spoorwegen was jl.
Zondag bijzonder druk, van den vroegen
morgen af waren alle treinen met passa
giers opgepropt. Dat er verwarring op de
lijnen ontstond waar een aantal extra-
treinen in beweging waren gebracht laat zich
denken. Het verkeer was dan ook gerui
men tijd gestremd.
De botsing van de .twee treinen had
plaats bjj het station Gentofte waar een
volgepropte pleiziertrein stilstond, die door
de sneltrein Helsingör-Kopenhagen met
volle vaart werd ingereden.
De machine van den trein vanHelsin-
gör boorde zich diep in den grond en hief
twee wagens met dubbele verdiepingen
hoog op, om ze dan neer te smakken op
de drie volgende wagens. Alle vjjf wagens
werden in gruis geslageD.
De goederenwagen, die zich onmiddel
lijk achter de locomotief bevindt, sloeg
achteruit op de wagens van den sneltrein,
de drie conducteurs en de machinisten on
verlet latende, doch de beide eerste wagens
van den sneltrein verpletterende.
Het was een verschrikkelijk oogenblik.
Veertig menschen waren gedood, aan ver
schillende waggons zag men de ledematen
kleven, terwijl honderdveértig gewondjbleken,
waaronder negen-en-tachtig zeer ernstig.
Omtrent de oorzaak van het ongeluk
wordt het volgende medegedeeldDe Zon-
dagstrein had zich verlaat en stond op een
spoor, waarop elk oogenblik de sneltrein
Yan Helsingör kon worden verwacht. Daar
om was aan het station Genthofte het ge
woon signaal om te stoppen gegeven. De
sneltrein kwam, bij helder maanlicht, aan-
stoomen, zonder op dit signaal te letten.
De machinist verklaart, het wel te hebben
messteken in den rug gewond. Hjj herkendein
hem een zekere Hippolite Lichard, bijgenaamd
Torgniole, een ouden bekende van de politie,
een reusachtige kerel, een brutale dronkaard,
die, wanneer hjj niet in de gevangenis zat, in het
abattoir werkzaam was. Ik was jnist toen ge
binnen kwaamt, bezig, het rapport omtrent die
zaak door te zien, en ziehier, wat ik er van
ben te weten gekomen.
Torgniole, in het hospitaal Saint Loni*
opgenomen, bleef langen tjjd buiten kennis.
Men dacht zelfs dat hjj sterven zon, zonder
eenige verklaring te hebben afgelegd en toch
verlangde men hem te ondervragen. Einde-
ljjk kwam hjj toeh, dank zjj zjjn sterk gestel
weder zoover, dat hjj ons eenige inlichtingen
kon geven en, woedend over de nederlaag, die
hjj had geleden en die hem noodzaakte in een
hospitaal te liggen, zonder het vooruitzicht,
zich te kunnen wreken, riep hjj
Nu ben ik een bedorven man, nietwaar?
Wel neen, we hebben nog eenige hoop,
antwoordde de geneesheer, die hem behandelde.
Hoop Jawel wjj kennen dat, morgen zal
ik er wel geweest zjjn, hoe lang heb ik nog te
leven, twee, drie uren.
Kom, moed gehouden, er is nog niets verloren.
Nu goed, viel hjj den dokter in de rede,
hoe weinig ook, zal ik toch nog wel den tjjd
hebben, aan mijnbeer den commissaris alles te
vertellen, dit zal dan mjjn wraak zjjn, en wan
neer men dan den ellendeling, den lafaard die
mij van achteren aanviel in handen krjjgt, zal
er een schurk minder de straten van Parjjs on
veilig maken. Wordt vervolgd.)
ARIEMSCHE COOftilT.