NIEUWE
ÏÏ)ag6laó voor &Eoor&'en Sjuid-cJCollanó,
Genotzucht.
No 2757
Dinsdag 17 Augustus 1897.
22ste Jaargang.
BUI TE N~L A IN D,
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem 1,10
Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,40
Voor het buitenland2,80
Afzonderlijke nummers0.03
Dit blad verschijnt
dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen.
BÏÏBBAÏÏ: St. Janstraat Haarlem.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
AGITE MA NON AGITATE.
Van 16 regels50 Cent.
Elke regel meer7X/S
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Redaeteur-Uitgever, W. KüPPERS.
In geen enkele eeuw, zoolang bet Chris
tendom bestaat, is de zucht naar genot en ver
maak zoo algemeen geweest, als bp bet thans
levend geslacht der menschen. Dit verschijn
sel heeft eene tweevoudige oorzaak, eene
natuurlijke en eene godsdienstig-zedelijke.
Tot de natuurlijke oorzaak behoort het
bijv., dat tegenwoordig reeds de nog niet
eens volwassen jeugd, tot zelfs het armste
schoolkind toe, over zoogenaamd zakgeld
te beschikken heeft, waardoor natuurlijk
niets anders bereikt wordt, dan dat den
mensch van zjjn eerste jeugd af de gewoonte
wordt ingescherpt om zijne middelen voor
oogenblikkelijk genot te besteden.
Verder maakt het tegenwoordig verkeer-
wezen het mogelijk, om de gelegenheden
van genot en vermaak over den ganschen
aardbol op te zoeken en die gelegenheden
te verbreiden zelfs in de meest afgelegen
dorpen en gehnchten.
Bovendien zijn de middelen van genot
over 't algemeen belangrijke artikelen ge
worden voor handel en industrie, waarmee
duizenden hun brood verdienen en honder
den zich giooten rijkdom verschaffen. Een
groot deel van ons tegenwoordig stelsel
van industrie en verkeer is niets anders
dan eene speculatie op de genotzucht, op
de zucht naar vermaak en op de zinne
lijkheid der menschen. Vandaar de ontel
bare gelegenheden en inrichtingen van ver
maak en ontspanning, waarin de welstand
van tallooze huisgezinnen en familiën wordt
verspild. Vandaar die eindelooze reeksen
van feesten, waarvan elk eene halve volks
verhuizing na zich sleept. De strooming
des tjjds voert de groote volksmenigte de
deuren der kerk voorbij, omdat daar de
zelfverloochening van het kruis en de ver
sterving gepredikt wordt. Maar diezelfde
strooming des tijds voert de ongelukkige
volksmenigte in de armen van het monster,
dat genotzucht heet, en waaraan de zede-
ljjke en stoffelijke welvaart van huisgezin
FEUILLETON.
Beschuldigd.
59. {Vervolg.)
All zoo, ge hebt uw les goed geleerd
zusje, maar dien naam kan ik niet noemen.
Jacques, denk aan uwe moeder 1
Ach, Zezette, mijnheer de advocaat heelt
u goed ingelicht, maar geloof mij, niets zal in
staat zijn, mij te doen spreken, want
ik kan niets zeggen.
E'i waarom niet Jacques
Omdat ik niets weet.
O zeker I gij weet wie de moordenaar is,
gjj kent hem, en gij zult hem mjj noemen,
aan mjj alleen, aan uwe lieve Zezette, en ik
zal u uit de gevangenis redden, waar ge reeds
zooveel geleden hebt. Oge zult spreken,
niet waar, ge zult ons niet aileen laten, zie,
moeder heeft uwe hulp zoo dringend noodig
mijne krachten zijn niet voldoende, haar te on
dersteunen en te helpen! Ge zult spreken, ja,
ik weet wel ge zult moeder en mjj niet hul
peloos achterlaten, want weet, de medicjjnen
zjjn duur en, wij hebben niets meer.
Niets meer! en waarvan moet ge dan
leven
Van mjjn handenarbeid, ach, vrouwen
arbeid wordt in den regel slecht betaald, maar
ik was zoo gelukkig werk te vinden, waar zou
het anders met onze arme moeder heen moe
ten, zonder voedsel, zonder medicijnen.
Ge ziet dus, Jacques, hoezeer uwe terugkeer
en van volksleven wordt ten offer gebracht.
De genotzucht wordt des te bedenke
lijker, als zij vergezeld gaat van eene ge
heel ongeloovige wereldbeschouwing, waar
door alle godsdienstige en zedelijke grond
beginselen geheel en al worden veracht
en verwaarloosd. Ook in de tijden van
vroom geloof waren er zinnelijke en ge
notzuchtige menschen; ja, van het begin
der wereld af hebben genotzucht en ze
denwet met elkander strijd gevoerd. Maar
er bestaat een groot verschil tusschen
vroeger en thans, tusschen geloovigen en
ongeloovigen. Wanneer de geloovige Chris
ten zich aan genotzucht overgeeft, dan
weet hij toch, dat hp tegen zijne eigen
grondbeginselen handelt en in de meeste
gevallen is ook de godsdienst sterk genoeg
om den afgedoolde wederom van zijne
afdoling terug te brengen op het rechte pad.
Maar een mensch, die de ongeloovige
wereldbeschouwing huldigt, die geen toe
komstig leven, geen God, geen eeuwigen
Rechter erkent, zulk een mensch kan doen
wat hem belieft en hij behoeft het vol
strekt niet te verbergen, dat bij alles ge
nieten wil, wat de aarde biedt, zooveel en
zoolang als hem dit mogelijk is. «Kort is
de tijd van ons leven,» zoo zegt zulk een
mensch. «Ook kennen wjj niemand, die uit
het andere leven is wedergekeerd. Kom,
laten wjj daarom den tijd genieten, zoo
lang wij nog jong zijnwant dit is ge
heel onze bestemming.»
Zoo spreekt de genotzuchtige mensch,
die eene ongeloovige wereldbeschouwing
huldigt; en zoo moet de mensch denken
en spreken, wanneer hij de hoogere we
reld verloochent; dan moet bij de bevre
diging van zijne verlangens hier op aarde
zoeken, hetzij in weelde en in verfijnd
levensgenot, of indien hij daarvoor te arm
is, in die ruwe en dierlijke genietingen,
welke den mensch tot zelfs beneden het
redelooze dier vernederen.
Waar ongeloof en genotzucht heerschen,
daar zegt de arme niet meer: Mijn lot is
voor onze moeder noodzakelijk is.
Vervolgens herhaalde ze hem haar geheele
wedervaren in het magazijn, waar meu haar
had teruggewezen, omdat ze de zuster van een
moordenaar was, benevens het nachtelijk avon
tuur, waar ze bjjna het slachtoffer van een
paar schurken was geworden.
Men weet, sp*ak ze, dat ik alleen op de
wereld sta, zonder bloedverwanten, zonder hulp,
en wanneer onze moeder door uwe afwezigheid,
door uwe veroordeeling, sterft, zal ik geheel
alleen staan, en wat moet er dan van mij wor
den Het is dus uit naam onzer moeder, die,
door ziekte aan hare legerstede gekluisterd, u
toeroept, u smeekt, zooals ik u thans aan uwe
voeten geknield smeekVolhard niet langer
in uw stilzwijgen, Jacques, spreek het ééne
woord dat u kan redden, dat uwe onschuld
kan bewijzen en bedenk, dat ons leven van
uwe vrijheid afhangt.
De gevangene bleef echter onverbiddelijk.
Sta op Zezette, sprak hij.
Neen, laat u vermurwen, spreek.
Sta op, zeg ik u.
Neen niet voordat gij den naam hebt
genoemd.
Maar ik heb u immers gezegd, dat ik dien
naam niet weet.
Ach, ge hebt dus uwe moeder, uwe zuster
niet lief. Jacques, ge weet hoeveel wjj lijden,
in welke ellende we ons bevinden en ge laat
ons aan ons lot over terwijl éen woord, een
enkel woord ons zou kunnen redden en ons het
geluk van vroeger kon weergeven. O, Jacques
dat it slecht, dat is wreed.
nu eenmaal Gods wil, en wat God wil, kan
mij slechts ten goede komen; neen, daar
blikt hij toornig rond, wien hij wel als de
oorzaak van zijn drukkenden toestand zal
haten en bestrijden. Waar ongeloof en ge
notzucht heerschen, daar is van offervaar
digheid en zelfoverwinning geen sprake, en
alles, wat den zinnelijken mensch smart
aandoet, veroorzaakt slechts uitbarstingen
van woede en toorn.
Te allen tijde, ook in de eeuwen van
levendig geloof, bestond er ongeluk, ver
driet en nood, heerschten er ziekten en
rampen; maar het geloovig gemoed ver
duurde dat alles in de troostvolle hoop op
het loon in het andere leven. Maar welken
troost kan het ongeloof bieden aan een
mensch, die zich in het ongeluk bevindt?
Het ongeloof kan hem ten hoogste ver
troosten met het vooruitzicht op verande
ring van zijn levenslot of met dien mensch
duidelijk te maken, dat hij zich schikken
moet in het onvermijdelijke. Maar is der
gelijke taal wel bij machte om den mensch
tot geduld en zelfverloochening aan te spo
ren? Zal zulk een troost niet noodzakelijk
het barsche antwoord uitlokken: «Maar
waarom moet ik mij dan juist in het onver
mijdelijke schikken, terwjjl het duizenden wèl
gaat in de wereld?» Moet de koude troost
des ongeloofs het leven niet doen voorko
men als een onverdragelpken last voor den
lijdenden mensch?
In een tijd, waarin de genotzueht den
schepter zwaait, kunnen de menschen on
mogelijk gelukkig en tevreden zijn.Hoe meer
men de middelen tot vermaak en verstrooi
ing vermeerdert, hoe meer oud en jong
zich in den maalstroom der wereldsche ge
noegens werpt, des te meer onrust en on
tevredenheid staat er afgeteekend op het
aangezicht der menschen. Elk genot roept
honderd begeerten naar andere en nieuwe
genietingen wakker; en omdat het onmo
gelijk is, alles te genieten, wat het bedor
ven hart verlangt, daarom is iedereen on
tevreden met zijn stand, met zijn levenslot,
Alles was ecbter tevergeefs, tranen noch smee-
kingen warm in staat, hem den zoo vurig be
geerden naam te doen uitspreken.
Lieve Zezette, sprak hjj, terwjjl hjj haar
feeder omhelsde, ge zijt zelve op dit oogenblik
wreeder, dan ge denkt, ge martelt mjj vreese-
lijk. Luister, geliefde zuster, heb ik u ooit,
sedert ik u als kind in mijn armen droeg, een
enkelen traan doen vloeien
Neen Jacques, nooit.
Waarom doet ge mij dan zooveel droef
heid aan? en zeg Zezette, heb ik onze goede
ongelukkige moeder ooit het minste verdriet
berokkend? antwoord mij.
Neen Jacques.
En waartoe wilt ge ei mjj thans toe trachten
over te halen? O, elk uwer woorden valt mjj als
een steen op het hart.
De naam, fluisterde André haar toe, de
naam. En met eene geweldige poging op zich-
zelve, hernam zij
Uw hart. Spreekt gjj nog van uw hart
gjj hebt geen hart.
O zwijg, Zezette, riep de ongelukkige jon
geling, ja, ik begrjjp uw toom, hjj is recht
matig, maar zoo ge al meent dat ik geen hart
heb, dan is dat omdat ge de drijfveer daarvan
niet kent, maar gij, zoo goed, zoo edel, gij hebt
een hart, welnu, volg de inspraak van dat hart,
en laat af mjj zoo te kwellen.
Zezette was reeds half overwonnen, door zijn
emecken geroerd viel ze hem om den hals en i
weende met hem.
Doch achter haar stond André, koud, onver
biddelijk.
en meent bij een volkomen ommekeer van
de bestaande wereldorde meer te kunnen
genieten en gelukkiger te zijn.
In een tijdperk van teugellooze genot
zucht heerscht ook opstand tegen alle
overheid, tegen alle wetten, die de ver
vulling van 's menschen verlangens in
den weg staan. Volkomen vrijheid en on
afhankelijkheid, door geen geboden van
goddelijke en menschelijke verordening be
perkt, dat is de leuze der hedendaagsche
wereld. Ieder wil zijn eigen heer en meester
zijn. Gedaan is het met de gehoorzaam
heid in het huisgezin. En duizenden stre
ven slechts dit ééne doel na, om de
maatschappij geheel omver te werpen en
op de saamgehoopte puinen hun nieuw
rijk van onbeperkt levensgenot op te richten.
Niets anders dan de breidellooze zinne
lijkheid, de genotzucht van het tegen
woordig geslacht, is de oorzaak, waarom
de menschheid hedendaags voor de angst
volle vraag geplaatst is: Wat moet er
van terecht komen, wanneer de immer
luider klinkende kreet, om geljjk bezit en
gelijk levensgenot te verkrjjgen, eenmaal
geheele scharen van revolutiemannen in
beweging zal brengen Wat zal er van
de maatschappij worden, wanneer er niet
meer enkele gebouwen, enkele personen
zullen worden getroffen door het vernie
lend dynamiet, maar heel de bouw der
maatschappelijke orde met vernieling zal
worden bedreigd?
Duitschland.
De kanonnen-koning uit Westfalen, de
heer Krupp, geeft opnieuw eene uitbrei
ding aan zijne zaak. Hjj heeft te Kiel een
stuk grond gekocht, waar hij een werf gaat
aanleggen en weldra zullen de gegadigden
zich bij den wereldberoemden kanonnenfa-
brikant, ook van pantserschepen kunnen
voorzien, waarvan de geheele bewapening
door hem is geleverd.
Het vredescongres dat te Hamburg
is gehouden, werd door ongeveer 5000 per-
De naam, herhaalde hjj fluisterend, de naam.
Eene siddering voer haar door de leden, zjj
moest ten koste van alles hare rol voortzetten,
haastig stiet ze haar broeder terug.
Neen, riep ze, ge hebt geen hart, omdat
ge in uw stilzwijgen volhardt, terwjjl ge weet
dat uw stilzwjjgen moeders dood zal zijn.
Zezettekermde hjj, heb medeljjden.
Medeljjden Hebt gij medeljjden met ons
Maar hetzij zoo, dat moeder morgen sterve, ik
zal hanr niet overleven en gij haar zoon, mijn
broeder, gij zult ons beiden vermoord hebben.
Zezette.
Ja gjj.
Meer kon ze niet, hare kracht was gebroken
en huiverend week ze achteruit.
Haar broeder naderde haar, terwjjl ze tracht
te te ontvluchten.
Zezette, verlaat ge mjj zoo P geen enkele
kus tot afscheid.
Neen 1
Reik mjj dan tenminste de hand.
Neen.
Wilt ge dan niets meer voor mjj doen
Ja, ik zal moeder smeeken, u stervende
niet te vloeken.
Moeder mij vloeken O God.
Als waanzinnig vloog hij op zjjn zuster toe.
Deze had echter handenwringende de cel ver
laten, gevolgd door den advocaat.
Razend vloog hjj zijn cel rond, de gebalde
vuisten ten hemel heffende en in wanhoop uit
roepende
Vervloekt 1 O, mjjn God, moeder, ver
vloekt.
H44RIEMÜ1CRE CÖIJR4IT.