N I U
E
HbagBlaó voor efffSoorè- en Suió-eXolland.
Raiffeisen-Kassen,
Het geweten.
No 2834
Dinsdag 16 November 1897.
22ste Jaargang.
71/.
Is zij schuldig?
MIMISCH Cp
ABONNBMENT3PBIJS
Per 3 maanden voor Haarlem
Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het buitenland
Afzonderlijke nummers
Dit blad verschjjnt
dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen.
B U B E A TTSt. Janstraat Haarlem.
/1,10
1,40
«2,80
«0.03
PBIJS DEB ADVEBTENTIEN.
Van 16 regels50 Cent
Elke regel meer
AGHTE MA NON AGITATE.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Redacteur-IJitgever, W. KüPPERS.
Het zij mjj vergund, langs dezen weg
mjjn dank te betuigen aan vele Holland-
sche bladen, voor de plaatsing van het
sympathiek schrjjven des heeren L od. ran
Amstel, voor eenigen tijd in hun kolom
men opgenomen.
Inderdaad is het mjjn vurig verlangen
dat Holland moge ontwaken en niet langer
«nutteloos klagen.» Want, hij klaagt nut
teloos, die kan worden geho'pen, doch die
hulp verzuimt in te roepen.
Hoe uitmuntend de Raiffeisen-Kassen
werken voor de boeren, bewezen 50 jaar
ondervinding in Westfalen, de Rjjn-pro-
vincie, Frankrjjk, Rusland, Italië, Hessen,
Hannover, Beieren, Neder-Oostenrijk, België
9nz.
Laat men dan toch niet meer talmen!
De Boerenbond telt nu 25.000 leden.
Zulk eene corporatie is machtig.
Laten nu overal in de dorpen Raiffeisen-
Kassen komen. Nederland zal er hetzelfde
voordeel van genieten als andere landen!
De <Commissie ter regeling van het Boeren
Krediet-wezenwaarvan ondergeteekende
de Inspecteur is, is bereid alle inlichtingen
te geven.
Noord-Brabant en Limburg vatten de
koe bjj de horens, waar blijft nu Holland?
20 Nov. a. s. zal te Alkmaar op de
vergadering ter regeling der Raiffeisen-
Rassen in Noord-Holland het antwoord
worden gegeven.
Mogen velen, vooral de invloedrijke per
sonen op de Hollandsche dorpen, zich deze
zaak aantrekken, opdat het niet bjj rede-
Oeeringen, instructies, speeches, tentoon
stellingen, enz. moge blijven, waar het de
boeren betreft; want er moet practisch de
band aan den ploeg worden geslagen.
Dit beteekent allereerst: het boerenkre-
diet regelen.
Dit nu beoogen en verzekeren de Raif-
jeisen-Kassen.
Ik verzoek U, geachte Redactie, dit
FEUILLETON.
43.
{Vervolg.)
»Ik tat in den tuin, vertelde gravin Heister,
daar bemerk ik onder de boomen een jong
paar-, ik herkende den man, van wiens dolle
«wendelarij te Monte-Carlo ik gehoord had,
wiens ongelukkige verlatene vrouw ik in Florence
had gezien het meisje, een kind nog, dat met
groote, onschuldige oogen vol vertrouwen naar
hem opzag, was mjj vreemd. Ik informeerde
bij den hotelier naar het jonge paar. Signor Ig-
öalese was de bruidegom der jonge Signorina.
Morgen zouden ze in alle vroegte worden ver
honden door eenen vriend van den heer, eenen
Lngelschen geestelijke vhet is opmerkelijk, hoe
Weinig plechtigheid die ketters bij hun huwe-
ljjk gebruiken,// sprak de hospes. Ik begreep
natuurlijk, dat hier slechts in schijn een huwe-
'Ük zou kunuen gesloten worden. Ik naderde
het jonge paar, en bracht Mr. Mordaunt de
groeten over zijner vrouw. Dan eischta ik het
hind op.//
"Dat kind was dus Isabella
//Het was Isabella. Ge hadt hsre dankbaar
heid moeten zien, toen ze bemerkte, uit welken
afgrond zij gered was. Ik was waarlijk getroffen
^eor de innigheid daarvan zoowel als door de
ontvankelijkheid harer ziel voor het goede. Hoe
groot van ziel moest ze zjjn, dat zelfs het on-
hruid, waartusschen ze was opgeschoten, haar
tiet had verstikt. Ik haalde mij aan man over,
schrjjven, gezonden aan een Dagblad in
N.-Holland, in de streek waar het brand
punt ligt der beweging ten gunste der
Hollandsche boeren, eene in het oogval
lende plaats in uw kolommen te verleenen.
Tevens verzoek ik, met het oog op de
20 Nov. a. s. te houden vergadering te
Alkmaar, alle Hollandsche bladen, die in
den loop der week uitkomen, dit schrjjven
over te nemen.
Hoogachtend
De Inspecteur van het Crediet-
wezen van den Nederl. Boerenbond,
Louis van R jjckevors el.
Vucht (N.-Br.) 14 November 1897.
Wanneer wij de schanddaden van vele
menschen vernemenwanneer wij zien, hoe
het er tegenwoordig aan toegaat in de we
reld wanneer wjj hooren, hoe er afschu
welijke misdaden tegen de zedelijkheid en
afgrijselijke moorden gepleegd worden
dan moet men zich zeiven afvragen Heb
ben die menschen een geweten
Ja, men zou werkeljjk dikwijls aan het
geweten van velen moeten twijfelen, wan
neer men ziet, hoe boosaardig, hoe ruw en
gevoelloos de menschen vaak kunnen zijn.
Hier speelt een jongeling met de eer en
deugd van een braaf meisje een lichtzinnig
spel en het grootste onheil breekt los op
het hoofd van het slachtoffer zijner licht
zinnigheid. Een ander vervolgt zjjnen
vjjand in blinde woede en haat, en hij rust
niet vooraleer die vijand ten gronde gericht
is. En in de stilte van den nacht sluipt
de moordenaar een huis binnen en hij
pleegt in koelen bloede een vreeselijken
moord, hetzij om wille van geld en goed,
hetzjj om aan zijne lage hartstochten vol
doening te geven. Voor de rechtbank
roept een getuige God aan ter bevestiging
der waarheid, en die getuige liegt en zweert
een meineed. Hoe misdadig, boe schandelijk!
En een ander verraadt zjjn besten vriend,
het kind bjj mij te houden gedurende mjjn Ita-
liaansche reis. De ouders stonden mij haar
gaarne af, ze hadden haar niet eens gemist en
waren maar bljjde hun geld gered te zien. Deze
dagen nu beslisten over Isabella's levenik
zag, hoe zij, uit een poel vol drassigheid gered,
haar kopje neigde naar het liehtik zag en
ik bljjf dit nog bjj al hare fouten volhouden,
dat ze eene ziel bezat, vatbaar voor goede en
edele indrukken. Ik hoop, dat ge het geen zwakte
zult noemen, Philipp, maar ik heb uwe vrouw
lief, innig en van harte lief."
x/Is alles zoo gebeurd, Marie, als gjj thans
vertelt vroeg de Graaf langzaam.
Denkt ge mjj in staat een leugen te verzin
nen, Philipp, zelfs met een goed en vroom doel,
als ik beoog?//
//Ik weet nauwelijks meer, wat ik zeg,// ver
ontschuldigde zich de Graaf, terwjjl hij zich
zuchtend over het voorhoofd streek „het demo
raliseert het sterkste karakter, zoo plotseling in
zjjn vertrouwen geschokt te zjjn. Ik had Isa
bella zoo hoog geplaatst, hooger wellicht dan
men een gewoon schepsel mag stellen en nu 1
nu moet ik denken, dat ze in deze dagen eens
hartelijk om den goedgeloovigen, ouden man
gelachen heeft.//
//Op dergeljjke dwaze praatjes weet ik geen
antwoord,// hernam de Gravin koel. //Gjj moet
Isabella genoeg kennen, om te weten, dat eene
dergeljjke veronderstelling onhoudbaar is. Ik
was toch immer een soort oudere zuster, zoo
wat een vrouweljjke mentor voor u,// hernam ze
vriendeljjker, //het ligt nu immers voor de hand
dat ik ook thans als zoodanig optreed. Vergeef
hij verkoopt hem, ten einde de gunst van
een ander te verwerven. Welk een Judas!
Hebben zij een geweten? Hebben roo
vers, dieven, verleiders, bedriegers, moor
denaars, geen geweten «Zulte menschen
hebben geen geweten,» pleegt men te zeg
gen. Waar is dan hun geweten
Ja, zulke menscheu hebben wel een
geweten, maar hun geweten is ingesluimerd,
gewelddadig versmoord en verstikt; maar
dooden laat het geweten zich niet. Het
zal wederom ontwaken, hetzij vroeg of
laat; het zal als een knagende worm aan
het hart knagen en in het b'nnenste van
die menschen woelen. Het booze geweten
laat den misdadiger noch bjj dag noch des
nachts met rust. De stem des gewetens
brengt den boosdoener vaak zoover dat hij
zich zeiven gaat aanklagen. Het kwellende
en folterende geweten heeft reeds menig
maal den misdadiger tot wanhoop en ver
twijfeling, ja zelfs tot zelfmoord gebracht.
Het geweten is iets wonderbaars. Het
is onzichtbaar voor het oog, maar voelbaar
voor het hart. Van het eerste menschen-
paar af tot den allerlaatsten mensch toe,
zal ieder een geweten hebben.
Het geweten zwijgt nooit. Het geweten
kwelt den boosdoender voortdurend met
verwijten en berispingen. Het onrustigste
kind dan toch ten langen laatste in slaap
gezongen wordenmaar het geweten nooit.
Het géweten spreekt altijd, het kan niet
tot zwijgen gebracht worden. Een rad,
hetwelk knarst, kan tot zwijgen gebracht
worden, doordat men het met vet insmeert
maar het geweten rust nimmer, het
knarst voortdurend, het laat den zondaar
nooit met rust.
Geen mensch wordt zonder geweten ge
boren. Wel zegt men dikwijls: «Hij heeft
geen geweten,» maar dit is niet geheel
juist uitgedrukt. Men kan het geweten wel
verdooven, verslappen, zoodat het een tijd
lang schijnt te sluimeren of gestorven schijnt
te zijn. Maar dit is slechts valsche schijn.
Het geweten ontwaakt wederom en dan
me, zoo ik u smeek, niet enkel uw beleedigden
trots te laten spreken, zoo ik u vraag o? ge het
zoudt kunnen verantwoorden, Isabella te ver-
stooten en haar aan de publieke verachting
prijs te geven.,,
//Zjj is voor mij eene andere geworden,// her
nam Ëothenegg met donkeren blik. //De vrouw,
die koelbloedig enkel uit zelfzucht het geluk
mjjner dochter aan het hare ten offer kan bren
gen, heeft alle recht op mjjn dankbaarheid ver
beurd.//
«/Koelbloedig riep de Gravin uit. //Zie baar
slechts aan, en lees op haar gezicht wat zij ge
leden heeft. Ik heb haar zeer verouderd gevon
den. EeDige weken zjjn voldoende geweest, haar
schoonheid, haar levenslust te knakken. Eene
vrouw, die zulk een zwaren strjjd te kampen
heeft bij een, zij het dan ook alleszins laakbaar
voornemen, die eindeljjk nog rouwmoedig en
vol edele zelfopoffering de kracht vindt, alles
weder goed te maken, mag men zoo partjjdig
niet veroordeelen./z
//Ge moogt duizendmaal geljjk hebben,,, ant
woordde hij opgewonden, //maar de vrouw, die
ik liefhad, was een wezen, waarin de gedachte
aan een slechte daad niet opwellen kou het
alledaagsche schepsel, dat mjj thans nog rest, is
niet meer degene, die mjj zoo dierbaar was.//
//Mogelijk. Maar als ge haar van u stoof,
zal dan misschien later het beeld van haar, die
met zooveel toewijding jarenlang aan uwe zijde
stond, niet weer voor uwen geest oprijzen Zal
het u dan wellicht niet berouwen, het levens
geluk van uw ouden dag zoo moedwillig van
u te hebben geschopt?//
beweegt bet zich, als versterkt, met grooter
kracht. Geen booswicht, geen bloeddorstig
geweldenaar, geen misdadiger is zonder de
foltering en kwelling des gewetens uit dit
leven gescheiden, en vaak heeft de kwelling
des gewetens tot berouw en boete gebracht.
Het geweten ontziet niemand, geen en
kelen staat of stand. Tot den rechter richt
het verwijten, wanneer hij onrechtvaardige
vonnissen veltde overheden ontvangen de
vermaningen van het geweten, wanneer zij
lafhartig zijn in het vervullen van hun
plichttot de kooplieden richt het geweten
berispingen en vermaningen wanneer zij
bedrog plegen. Het geweten is een rechter,
die zich niet laat omkoopen.
Een geestelijke viel op reis in de handen
van roovers, die hem wilden plunderen
maar toen zij niets vonden, bevolen zij hem
spottend, dat hij een predikatie zou houden.
De geestelijke liet zich niet lang daartoe
uitnoodigen. Hij vergeleek de roovers met
Christus, en hij deed hen de verwachting
koesteren, dat hij iets lot huu lof zou zeg
gen. «De Heer zoo sprak hij leed
vee! op deze aarde; ook gij leidt een kom
mervol en treurig leven. Hij ging van de
eene plaats naar de andere ook gij hebt
nergens eene blijvende woonstede. Hij bezat
slechts één kleed; mair gij zult in weer
wil van uwe rooverijen niets méér hebben.
Hij verbleef veertig dagen in de woestijn;
en gij moet uw geheeie leven daarin door
brengen. Hij werd door den duivel be
zocht; zoo ook gij, met dit onderscheid
echter, dat gij door de bekoring wordt
overwonnen. Hij verkeerde voortdurend in
het gevaar van gevaugen genomen te wor
den door zijne vijanden; ook u vervolgt
men aanhoudend, ten einde u over te leveren
aan de handen van het gerecht. Hij werd
inet roeden gegeeseld ook onder u is er
wel niemand, wien deze eer niet ten deel viel
of nog ten deel zal vallen. Hij werd onschul
dig veroordeeld en aan het kruis gehan
gen maar gij zult schuldig veroordeeld
en schuldig opgehangen worden. Hij daalde
Ëothenegg, het hoofd in de handen, gaf geen
antwoord.
Zij stond op. //Ik wil niet verder bjj u aan
dringen. Gjj zelf zult toonen, welk offer gjj in
staat zijt aan uw beleedigden hoogmoed te bren
gen. Ik hoop echter, dat ge erin slaagt te ver
geven grootmoedig te vergeven, dat geniet
eene vergiffenis schenkt, die telkens het gebeur
de herinnert, maar eene vergiffenis, die vergeet
zooals ook gij hoopt, dat uwe zonden eens ver
geven worden.//
Het was avond, toen de Graaf bij zjjne vrouw
binnentrad. Hjj bad haar sedert de scène van
's morgens niet gezien, hjj had zich naar bui
ten begeven om haar niet te ontmoeten. Toen
hij binnenkwam, zat ze over een handwerk ge
bogen de matte schijn eener tafellamp bescheen
hare treurige gelaatstrekken. Ze telde met
moeite de stekenin den machinalen arbeid
zocht ze afleiding voor het geprangde gemoed,
het werk viel echter zwaar aan de roodgezwol
len oogen. Kon zoo de vrouw zijn, die met
opzet een leugen had verzonnen en koelbloedig
een welberekend plan tegen hem had gesmeed?
Nog was zjjn hart te zeer met gramschap
vervuld, dan dat eene eerste opwelling van ver
giffenis zich zou kunnen ontwikkelen. Hij dacht
slechts aan het geleden onrecht en staalde hier
mede zijn hart.
In hare gedachten verzonken, had ze zjjn
binnentreden niet gemerkt en schrok op toen
hij haar naderde en aansprak.
Wordt vervolgd.)