N I U W E
2lagSlaó
tSfiooró* en S>uió-a'Coilanö.
Het Romeinsche Vraagstuk.
No, 2892
Woensdag 26 Januari 1898,
22ste Jaargang,
B 0 I T N L A N D.
Per 3 maanden voor Haarlem
Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het buitenland
Afzonderlijke nummers
Dit blad verschijnt
dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
/1,10
«1,40
«2,80
«0.03
Van 16 regels50 Cent
Elke regel meer7'/j
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Redacteu r-U itgever, W. KüPPERS.
Sinds 20 jaren zetelt Z.H. Leo XIII op den
Pauselgken Stoel, maar ook sinds 20 jaren
is bp een Gevangene, wel niet in een en-
gen en vunzigen kerker, maar een Gevan
gene in een groot paleis, een Gevangene
in een schitterenden kerker hij is een Ge-
vangene in zijn eigen huis, de Gevangene
van het Vaticaan.
Men zegt zeer dikwijls: maar het ligt aan
den Paus zeiven, dat hij een Gevangene is!
Doch de gebeurtenissen, die er plaats
hadden, toen het stoffelijk overschot van
den önvergetelijken Paus P i u s IX werd
begraven, hebben duidelijk te kennen ge
geven, wat den levenden Paus zou te wach
ten staan, indien hij het Vaticaan verliet
en zich op de straten van Rome vertoonde.
Waar geen eerbied is voor de dooden, daar
is men allerlaagst gezonken, daar is geen
eerbied voor het leven!
De Paus moet noodzakelijk vrij zjjn in
Rome. Wanneer hp de Kerk in vrijheid
wil regeeren en besturen, dan kan hij ook
geen onderdaan wezen van wien dan ook.
Derhalve moet de Paus souverein, opper
machtig vorst, geheel onafhankelijk koning
zijn. Tertium non datur. Een derde bestaat
er niet.
Bp kan onmogelijk afhankelijk wezen
van den wil van anderen, en evenmin af
hankelijk wezen van schoon e waarborgen.
Als Opperhoofd van de Katholieken der
geheele wereld, kan hp niet afhangen van
de Italiaansche Regeering.
Men zegt: de wereldgeschiedenis laat zich
niet terugschroeven de Kerkelpke Staat
heeft zich zeiven overleefd. Maar de
rechten en het eigendom van den Paus be-
hooren toe aan de geheele Katholieke we
reld, en daarom kan de Paus nooit of te
nimmer afstand doen van deze rechten. Dy
nastieën en vorstengeslachten komen en
gaan, verrijzen en verdwijnen maar de
onsterfelijke, de eeuwige Stichting Gods.de
Katholieke Kerk, komt en gaat niet, Zp
FEUILLETON.
DE TWEE WEEZEN.
Vervolg.)
„Ha! zijt gjj het!// zeide Boureille.
De lezer zal zich herinneren, dat Claudine
aan den heer De Moraines verzekerd had, dat
de boer dien dag zeer kalm en volkomen bjj zijn
zinnen was geweest.
//Ik heb u in langen tgd niet gezien.//
//Ik ben toch in acht dagen tijd drie- of
viermaal bij u geweest,// zeide Doriit verwonderd.
//Herinnert gjj u dat niet?//
//Neen, in het geheel niet*
//Dat is zonderling. En ik heb u ook ge
schreven
«/Ik heb uw brieven niet ontvangen of ben ze
vergeten, dat weet ik niet. Sedert eenigen tjjd
ben ik wat verward in mijn hoofd. Waarom
bljjft gij daar bij de deur staan P Men zou zeggen,
dat gjj bang voor mjj zjjt.//
„Dat komt, omdat gjj mij de vorige keeren
zoo slecht ontvangen hebt.//
„O, arme vriend, wat heb ik dan wel tegen
gezegd.*
Doriat vertelde eenvoudig weg hetgeen was
voorgevallen.
Boureille luisterde toe zot der hem in de
rede te vallen. Toen Doriat geëindigd had,
zeide bjj:
//Dus gjj hebt zesduizend franks noodig?»
blijft tot het einde der tijden, en daarom
kunnen wij, Katholieken, onmogelijk af
stand doen van eene oplossing der Ro
meinsche quaestie.
Lieden, die buiten de Kerk staan, zjj die
de verklaarde vijanden zjjn der Katholieke
Kerk, mogen die quaestie niet oplossen. De
O. Vader alleen en met hem de vereenigde
Bisschoppen, zp alleen kunnen beslissen,
welke oplossing aannemelijk is.
De souvereiniteit van den Paus is niet,
zooals ergens anders, zelf-doelmaar de
souvereiniteit van den Paus is noodzakeljjk
voor het bestuur van de Kerk.
Welke maat van vrijheid noodzakelpk is,
daarover kan en mag en behoort de Paus
te beslissen. En hieromtrent hebben de Pau
sen dikwijls genoeg en ten duidelijkste hunne
meening uitgesproken.
Zelfs graaf K a 1 n o k y verklaarde in de
Oostenrijksch-Hongaarsche Kamers, dat in
deze aangelegenheid de Paus alleen be
hoorde te beslissen. De Paus heeft dan ook
bp herhaling en nog dezer dagen de her
stelling van den vroegeren toestaud als
noodzakelpk aangeduid. Het menschelijk
vernuft *heeft bovendien nog niets anders
kunnen uitdenken, dan hetgeen de Voor
zienigheid in de geschiedenis ons geleverd
heeft.
De Paus moet vrp kunnen heerschen
en regeeren te Rome; en dat moeten
wij immer en immer eischen en vorderen
zoolang er bloed in onze aderen stroomt,
tot onzen laatsten ademtocht toe.
Onze tegenstanders durven wel beweren,
dat wij met dezen eisch den oorlog wil
len maar niets is minder waar dan dat.
Die bewering, is een leugen Neen, wjj
willen geen oorlog Wij willen, hetgeen
rechtvaardig is; wij willen datgene, waarop
geheel de Katholieke wereld het volste
recht heeft. Wjj eischen terug, wat ons we
derrechtelijk is ontnomenwij eischen te
rug, wat wij honderden van jaren lang
rechtmatig en rechtvaardig hebben bezeten.
De herstelling van deSouvereiniteit, van
de wereldlijke macht des Pausen, is ons
ceterum censeo, evenals de verdelging van
Carthago het telkens en telkens wederom
herhaalde ceterum censeo was van den ou
den Rimeinschen raadsheer:iCeterum censeo
Carthaginem esse delendam
De herstelling van de wereldlijke macht
des II. Stoels is onze vaste hoop, onze
onwankelbare verwachting, want wij heb
ben de onfeilbare belofte tPortae inferi
non praevalebuntDe poorten der hel zul
len haar niet overweldigen.
De oude bruggen van Rome liggen in
pain, maar de Rots van Petrus staat on-
verwrikt, zij staat en heeft de zwaarste
i stormen getrotseerd, zoowel wereldlijke als
geestelijke stormorkanen.
Ja, wij hopen op eene gelukkige, vreed
zame oplossing van het Romeinsche vraag
stuk wjj hopen, dat God de dagen der
beproeving, indien het mogelijk is, zal ver
korten en wie weet, hoe spoedig de
eind-oplossing een fait accompli, een vol
dongenfeit zal zijn, misschien wel op eene
wpze, die niemand verwacht had.
„Ja, morgen zal men tot vervolging overgaan.//
„Welnu, ik zal u die zesduizend franks geven.//
//Zoudt ge dat werkeljjk willen doen?
„Zeker. Zijn wij niet bijna bloedverwanten?
Gaat mjjn zoon niet met uwe Lucienne trouwen
Hij stond met moeite op en ging naar de
donkere kamer.
//Kom," zeide hij, //neem eene kaars; ik heb
de vensters laten dichtmetselen voor de dieven,
ziet gij?//
«füaar hebt gij goed aan gedaan.*
Zelfs toen zjj in de kamer waren, durfde Doiiat
nog niet aan zijn geluk gelooven.
„Dus, gij stemt erin toe? Gjj stemt erin toe
//Mjj dunkt, dat ik al bezig ben zulks te
toonen.*
De tranen kwamen den armen man in de
oogen. Hij haalde zjjn zakdoek voor den dag en
veegde zich daarmede het gelaat afdoch plot
seling kon hij zich niet meer inhouden.
//Luister,// zeide hij, „ik moet u omhelzen en
gij moet mjj de slechte gedachten vergeveo, die
ik van u gekoesterd heb.»
»Die vergeef ik u. Omhels mjj maar.»
Doriat'8 zakdoek was op den grond gevallen
de bloemkweeker meende dat hjj hem weder in
zijn zak had gestoken. Hjj bemerkte het niet,
want al zjjn aandacht was gevestigd op de bun
dels bankbiljetten van honderd franks, die Bou-
reitle hem aanreikte. „Tel ze,» zeide de boer,
//dit moeten zesduizend franks zjjn."
„Zij zjjn er, oude, ik heb ze geteld O,
wat ben ik blijde
„En ik ook, omdat ik u gelukkig zie.»
Zij gingen naar de keuken terug.
Frankrijk.
De helden in de Fransche Kamer, graaf
de Bernis, Gérault Richard enJau-
rès, zien thans in hoe laf zij zich hebben
gedragen d <or het vuistrecht in toepassing
te hebben gebracht. Natuurlijk zijn zij de
aanleideude oorzaak geweest dat meer Af
gevaardigden, tot hun partij behoorende, in
het gevecht zijn gekomen.
De heer Gérault-Richard gat in de
couloirs zelf het volgende verhaal, hoe het
tot zulke heltigheden gekomen is. «In een
voorgaande zitting had de heer de Ber
nis zich reeds de vrijheid veroorloofd, om
den socialist n toa te roepen «Gij spreekt
en handelt, alsof gij de agenten van het
syndicaat waart.» Aan dit woord werd
niet meer herinnerd, maar heden kwam er
een herhaling van en ik kon de woorden
niet dulden die hij tot den heer Jaurès
richtte en welke ons allen raken.
Bij had ze nauwelijks geuit, of ik ging
„Ik zul u een schuldbekentenis geven,// zeide
Doriat.... „het is niet meer dan billjjk, dat
ik u schuldig beken hetgeen gij mjj hebt ge
leend
„Neen, mjjn waarde, geen schuldbekentenis,
uw woord is mij voldoende en als ik kom te
sterven, geeft gij dit geld aan uw dochter en
mjja zoon terug.»
„Maar toch, Boureille, als ik eens stierf...»
„Geen schuldbekentenis zeg ik u ik wil
het niet hebben Gij zegt dat ik u beleedigd
heb, beste Michel, en nu wil ik u ook bewijzen,
dat zulks mijn schuld niet is neen, werke
ljjk het was mijn schuld niet.»
//Nu goed, gij zult uw zin hebben.»
Doriat verliet de Bernadettes en keerde naar
huis terug. Zjjn vrouw kon reeds aan zjjn ge
ziekt zien dat bij geslaagd was.
Snikkende wierp zjj zich om zijn hals.
„Wat heb ik u gezegd? Ik wed, dat gij het
geld hebt.»
„Zesduizend franks houd uw voorschoot
maar op.»
Een voor een wierp bjj de zes bundels daarin.
//Ha, wat heb ik goed geraden vertel mjj
eens alles
Wel tienmaal
doen, terwjjl de
herbaalde
„Wjj zjjn gered, wjj zjjn gered.
Nauweljjks was Doriat den volgenden morgen
opgestaan en te midden zijner planten en bloe
men beginnen te werken of Lucienne liep ont
steld en met roode oogen naar hem toe.
„Vader, mjjnheer Boureille
moest
goede
hjj
vrouw
hetzelfde verbaal
bjj ieder woord
naar hem toe, zag hem vlakin het gelaat
en voegde hem driemaal toe«Vous êtes
uu gredin!» Iiij antwoordde niet. Ik gaf
hem een slag en werd onmiddellijk door
de deurwaarders en de wacht gegrepen.
Ik verliet door de rechterdeur de zaal,
maar kwam er door de linker weer binnen.»
De tweede «held», graaf De Bernis,
doet dit verhaal«ik heb woordelijk tot
den heer Jaurès gezegd: «Gij zijt onge
twijfeld de advocaat van het syndicaat.» Gjj
hebt allen gehoord, welke beleediging de
heer Jaurès toen tot mij gericht heeft.
Op hetzelfde oogenblik wierp de heerGé-
rault-Richard zich onverwacht op mij
en sloeg mij.
Verscheiden collega's omringden mij en
beletten mij om op dien aan val te antwoor
den. Toen ik eenige oogenblikken later werd
losgelaten, ben ik razend en blind van woede
de tribune opgestormd en heb ik mijn hand
tegen Jaurès opgeheven. Ik ben bereid
aan den heer Jaurès elke voldoening te
geven, welke hij wil eischen. Wat den heer
G r a u 1 t-R i c h a r d betreft, hij heelt niets
van mij te vragen en wat mij betrelt, ik
heb niets met hem te maken.»
Italië.
In Italië zijn de invoerrechten op het
graan van 25 Januari tot 30 April e. k.,
gebracht van 7!/a op 5 lire. Een maatre
gel waarmede men denkt de arme bevol
king tegemoet te komen, die niet zoozeer
door de hooge broodprjjzen maar aan geld
gebrek lijdende is.
Griekenland.
De kans van Prins George van Grie
kenland om Gouverneur van het eiland
Kreta te worden, staat zeer gunstig. Be
halve Duitschland heeft ook Oostenrijk nog
enkele tegenwerpingen van weinig belang.
Zijn de Mogendheden het nu maar een
maal eens, dan zal de Sultan met al zijn
tegenspartelen Prins George welmoeten
accepteeren.
Beschuldigde de openbare meening aan
vankelijk, na het zoo deerljjk mislukken
van den veldtocht tegen Turkijë, den Griek-
schen Kroonprins van onbekwaamheid,
in het door dezen opgemaakt rapport,
waarvan, naar wij reeds meldden, dezer
dagen het eerste gedeelte aan Oorlog werd
overgelegd, werpt deze de aan zijn adres
„Nu, wat is er gebeurd
„Zooeven dood in zijn kamer gevonden, ver
moord
De spade viel Doriat uit de handen. Hjj kon
het niet gelooven, maar de geheele streek wist
het nieuws reeds. Hij behoefde zich slechts uit
zjjn tuin op straat te begeven, om zich te over-
tnigen dat het geen leugens waren. Iedereen
wist er nog wat bij te verte.leo. Claudine had
de tijding gebracht.
Hij deed evenals die anderen, begaf zich naar
de Bernadettes, waar de deur werd bewaakt,
zoodat hjj niet binnen kon treden. „Men heeft
hem willen bestelen, dat is zeker,// zeide hjj,
„welk een ramp.»
Het gesprek, dat hjj nog den vorigen avond
met den armen man gehouden had, kwam hem
levendig voor den geestde vriend, die hem
zoo edelmoedig uit den nood had geholpen, lag
daar nu met gekloofden schedel aan zjjn voeten
uitgestrekt.
Het verwonderde hem volstrekt niet, dat,
tegen den avond, de commissaris van politie
hem kwam halen.
Gedwee volgde hjj hem maar Lucienne had
hem niet alleen willen laten vertrekken zjj ging
met haar pleegvader mede en toeu Doriat tegen
werpingen wil. e maken, zeide zij
//Gauthier zal ook wel op de Bernadettes
zjjnIk wil hem zien. Hjj moet wel wan
hopend, ziek van droefheid zijn hjj heeft mjj
lief, dus zal mijn tegenwoordigheid hem tioos-
ten ik zal hem een weinig trachten op te
beuren
Wordt urvolgd-J
ABONNEMENTSPRIJS
AGITE MA NON AGITATE
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
21