Nltli VV E
fi)ag6laó voor tSGoorè* on
Het Demblon-schandaal in België
met al zijn nasleep.
No, 2922
Woensdag 2 Maart 1898
22ste Jaargang.
7V»
DE TWEE WEEZEN.
I.SC1E
ABONNBME N TSPB1JS
Per 3 maanden voor Haarlem
Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor liet buitenland
Afzonderlijke nummers
Dit blad verschijnt
dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen.
BUEEAU: St. Janstraat Haarlem.
/1,10
«1,40
«2,80
«0.03
PRIJS DER ADVERl'ENTIEN.
Van 16 regels50 Cent
Elke regel meer
AGITE 3IA NON AGITATE.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Redacteu r-U itgever, W. KtiPPERS.
(Slot.)
De verregaande, onparlementaire taal van
Demblon, die volstrekt niet in 's lands
vergaderzaal thuis hoort, kon en mocht ze
ker niet ongestraft bljjven, anders lag het
parlementaire prestige, dat in den laatsten
tjjd in België toch zooveel geleden heeft,
geheel en al in de goot.
Op voorstel der rechterzijde werd volgens
het nieuwe Kamerreglement de straf der
«uitsluiting» op het allerongemauierdst Ka
merlid toegepast en mócht hij dus deze en
de volgende acht Kamerzittingen door zijne
vereerende tegenwoordigheid niet meer
opluisteren
Demblon stoorde zich aan geen regle
ment of straf, bleef pal op zijne gewone
plaats zitten en had nog de onbeschaamd
heid den Voorzitter uit alle macht toe te
roepen tik ben hier door den wil der natie
en zal dus alleen op verzoek der natie weg-
gaan.*
Om ergere tooneelen te vermijden, die
wellicht op handtastelijkheden zouden uit-
loopen, moest de edele en waardige Voor
zitter goed- of kwaadschiks de Kamerver
gadering sluiten en alle Kamerleden vrjjaf
geven. De parlementaire z. g. vrijheidsheld
verwijderde zich het la tst van allen en riep
nog onder het heengaan Tot Dinsdag, tot
Dinsdag ik kom in de volgende vergadering
terug.
Na het verschijnen vaneen hevig artikel
in het befaamde, roode blad «Le Peuple
door Demblon onderteekend, waarin te
gen minister Beernaert en de gansehe
rechterzijde duchtig van leer werd getrok
ken, was het vrjj duideljjk dat de brutale
Demblon zich weinig aan het verbod
van den Kamervoorzitter en het besluit
der rechterzijde zou storen.
De kopstukken der sociaal-democraten
hielden ter elfder ure nog eene geheime
F EU ILL ET 0 N.
SI. (Vervolg.)
«Wie is dit jonge meisje; waar komt zij van
daan? Ik ga zoo weinig uit, dat ik bijna niemand
te Garcbes ken.«
«Ik zal u wel verbazen met hetgeen ik ga
mededeelen," antwoordde Jan met gemaakte
kalmte. «Dit jonge meisje, dat ik uit den grond
van mjjn hart bemin, is de pleegdochter van
Michel Doriat, den bloemkweeker.»
«Jan,// riep de zieke, geheel ontroerd, «hoe
durft gij het wagen
«Welnu, wat?//
„Hoe durft gjj het wagen de dochter te be
minnen van den armen onschuldigen man, die
uw misdaad met zjjn leven moet boeten
Jan sidderde.
Ik verzoek u, uwe herinneringen voor u te
houdenof althans minder luid te spreken.//
«Jan, weet gij wel, dat gij een nieuw misdrjjf
pleegt door dit meisje te beminnen Dat is
.potten met God en Zijn gebod. Gij laadt eene
kastijding op u, welke verschrikkelijk moet zjjn,
wanneer zij evenredig is aan uwe wandaden.»
«Is dat alles, wat gij mjj te zeggen hebt?//
vrorg Monlmayeur, met gefronst voorhoofd,
terwijl hij den deurknop greep om heen te"gaan.//
«Blijf, gij moet mjj aanhooreD.//
Er lag in deze weinige woorden zooveel waar-
vergadering, en er werd besloten dat het
tijdelijk verbannen Kamerlid met of zonder
geweld de Kamervergadering zou binnen
dringen. Zijn oude collega's zouden bij dat
werk wel een handje helpen en zorgen dat
er bij het parlementsgebouw zich een paar
honderd socialisten zouden bevinden om
hun fatneuzen held De mbl on triomfante
lijk te ontvangen en to8 te juichen.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Een troep leeg -
loopers, gedeeltelijk voor dat karreweitje
betaald en gedeeltelijk goed onthaald op
bier en jenever, alsook de studentjes der be
faamde Brusselsche Universiteit, die er al
tijd als de kippen bij zijn, als er ergens her
rie of kabaal gemaakt wordt, waren al vroeg
op hun post om hun held triomfantelijk te
ontvangen en voor hem den weg naar de
Kamervergadering desnoods met geweld te
banen.
Doch de socialisten en hunne betaalde
trawanten hadden een beetje buiten den
waard of liever buiten de voorzichtigheid
van menschen, die gelukkig nog iets te com-
mandeeren hebben, gerekend.
Zoodra toch de befaamde Demblon,
vergezeld door al zijne roode parlementaire
collega's in het voorportaal verscheen, werd
hem beleefd verzocht zich terug te trekken;
dit beleefd verzoek hielp eigenlijk weinig;
de socialistische parlementsleden pleegden
geweld en drongen de Belgische Kamer
binnen, zoodat het nog een wonder mag
heeten, dat er niet den een of ander onder
de voelen is getrapt. Die voorbeeldige par
lementsleden baanden zich dus al duwende,
stootende en slaande een weg naar de trap
en namen hun zetels stormenderhand in.
Dcch het heldhaftig Kamerlid Demblon
werd genoodzaakt den aftocht te blazen,
wilde hij niet met de bajonetten der mi-
litairë macht kennis maken en zijne colle
ga's mochten op vertoon van hun insigne
één voor één plaats nemen.
Intusschen werd in het voorportaal der
Kamer gestooten, geslagen en dapper ge
vochten dat het van de echte vechtersba-
digheid, dat Jan onwillekeurig naderbij kwam,
«Gij kunt geen liefde voor dit meisje koes
teren."
//Is zij niet wonderschoon
«Zeer zeker, bemin haar ook mjjnentwege,
doch het is onmogelijk, dat gij wederliefde
eischtdat kan niet
«En waarom niet?//
«Ongelukkige, bedenk wie zjj is wie gij
zelf zijt. Zij is de onschuld, de reinheid, de
kuischheid zelve. Bij haar is de liefde het hei
ligste, het verkevenste wat er bestaat; zij be-
teekent voor haar geluk en voorspoed, terwjjl
gij, Jan
«Komaan, ga voort, terwjjl ik
«Gij hebt een ongeloovig, baatzuchtig hart
Gij verpersoonlijkt de ondeugd, de misdaad.
Bezie de hand, welke de vingers van dit kind
zouden moeten aanrakenWordt gjj daar
niet Boureille's bloed op gewaar?... Vreest gij
niet, dat daar-an een spoor op Lucienne's hand
zal achterblijven?//
«Zotte praat. Is dat alles, wat gij te vertellen
hebt
«Ik wil niit, dat het meisje hier blijft, zeg
j ik u Zie, Jan, ik beef van afschuw. Wat
zjjt gjj dan toch voor een menscb, dat gij aldus
den spot kunt drjjven met het heiligste, water
op de wereld bestaat.//
«Ik bemin haar oprecht, George, en zij be
antwoord mijne liefde. Ik wil, dat zij mjj toe
behoort; zij zal mjjn naam dragen. Ik bemin
haar tot krankzinnig wordens toe
«Ja, ik zie het wel. Krankzinnig en misdadig
zjjt gij. Gelukkig, dat ik nog rede versta en in
zen wezenlijk eeD aard had; de held
Demblon, die liever op een afstand staat
als er klappen en oorvijgen worden uitge
deeld, maakte zich al heel gauw uit de voeteu.
Buiten het parlementsgebouw riep en
schreeuwde men wel
Vive Demblon
Digue, digue don.
Vive Celestin voornaam van Demblon)
Ce n'est pas un lupin.
Demblon moest bekeauen dat bij lee-
lijk fiasco had gemaakt en dat al zijn plan
nen, hoe sluw ook overlegd, in het water
waren gevallen. Nog meer speelde hij fiasco,
toen hij 's avonds te Luik met opgeheven
hoofd, fier en met afgemeten tred uit den
trein stapte hij had zeker gedacht, door
de Luiksche werklieden voor wie hij ten
minste in schetterende woorden zoo veel ge
werkt en gezwoegd heeft, plechtig en triom-
lar.telijk te worden afgehaald en geëscor
teerd. Doch geen levendige ziel, die zich
op het perron vertoonde om sinjeur D e ui-
blon met zijne kranige parlementaire
houding te complimenteeren.
De Luiksche werklui, al waren ze ook
vronger nog zoo rood op de graat, bleven
kalm en rustig t'huis en lieten Demblon
met de parapluie onder den arm stilletjes
alleen naar huis wandelen.
Dag op dag verschenen er heftige en
opgeschroefde artikelen in Le Peuple, Voor
uit en andere socialistisch gezinde bladen,
die het roode vaandel nog willen hooghou
den, om onze gevierde Kamer-president
en de gansehe rechterzijde voor liet volk
zoo zwart utogeljjk te maken leugens,
laster, verdachtmaking en andere edele
middelen, waarvan de rooden alleen het
monopolie hebben, werden in het werk ge
steld om tot dat verheven doel te ko
men.
De radicale bladen, die het maar niet
kunnen verkroppen, dat een Katholiek Mi
nisterie in België bijna 14 jaren lang den
scepter voert, deden ook al hun uiterste
best om dat vuurtje een weinig aan te
naam van 'die rede zeg ik u zendt dit jonge
meisje heen. Zij zal u vergeten. Verstoor de rust
van haar gemoed niet. Denk eens welk een
schaamte en afkeer zij moet gevoelen, wanneer
zij eenmaal echter het geheim van uw misdaad
komt. Gij 'zoudt haar doen sterven
„En wie zou het haar mededeelen?// viel Jan
hem driftig in de rede.
«Ik wil deze liefde niet door mijn stilzwjjgi n
in de hand werken,// vervolgde George
«Door mijne zwakte ben ik medeplichtige gewor
den van uw eerste misdaad, doch ik wil zulks
niet voor de tweede maal zijn door eene laakbare
onverschilligheid."
«Gij zult dus spreken?//
//Ja, wanneer gij mijne bevelen niet opvolgt
„Wat beveelt gij danf« bracht Jan, bevende
van woede, uit.
«Ik verbied u, dit jonge meisje lief te heb
ben en beveel u een voorwendsel te vinden om
haar zoo spoedig mogelijk van ons te verwij
deren."
En uitgeput door deze buitengewone inspan
ning, viel de zieke hjjgend achterover in een
leunstoel.
Jan beschouwde hem eenige oogenblikken
medelijdend.
«Gij geeft mij bevelenzeide hjj schouder
ophalend.
Hjj nam de beide handen van George in de
zijne en hield ze vast, ondanks de pogingen van
den zieke om zich te bevrijden.
//Gij durft dus mijn vijand zijn, George?//
Er lag in den blik, waarmede hjj zjjn broeder
in het gelaat keek, zooveel woeste wreedheid
blazen, in de hoop later ook een stukje van
den veroverden buit te zullen krijgen.
De rooden en de radicale bladen meen
den in dat zoogenaamd Dein blo n-schan-
daal met al zijne rumoerige ab-en depen
denties een uitstekend voorwendsel te vinden,
om eene monster beweging door het gansehe
land tegeu regeering en rechterzijde op 't
getouw te zetten en aldus met of zonder
geweld het Katholiek Ministerie van de
groene tafel te dringen.
De opgeschroef 3e en smalende taal van
al die roode en blauwe bladen had echter
geen andereffectdan een medelijdend schou
derophalen van het volk, dat geen ooren
meer schijnt te hebben van al die vergul
de praatjes en schetterende volzinnen, het
volk bleef overal rustig en kalm en liet
aan de roode kopstukken de magere eer
om te manifesteereu en kabaal te maken.
De vurig verlangde monsterbeweging, met
zooveel kracht en klem opgezet, vi 1 totaal
in 't water en degrootscheindrukwekkende
betoogiDg, die den Koning vrees moest
aanjagen en het Ministerie den bons zou
geven, bleek slechts een ijdele hooptezijn
van de vijanden onzer Regeering, die in de
eerste dagen nog niet zal worden verwe
zenlijkt.
Fiasco van den befaamden held Demblon
en de zjjnen fiasco van de geavanceerde
liberalen, die zoo gaarne in het roode troe
bele water visschen, fiasco vau de gansehe
roode-blauwe linie.
De flinke Belgische werklieden beginnen
al meer en meer klaar uit de oogen te
zien en hebben meer dan genoeg van al
die lawaaiige en schreeuwerige manifesta-
tiën, waarbij zij alleen de kastanjes uit
het vuur mogen halen.
Willen dus de roode kopstukken hun
rooden molen wat beter doen draaien, dan
zullen zjj naar meer pakkende middelen
als het zoogenaamd Demblon-schandaal moe
ten uitzien, want het volk bleef hiervoor
gansch onverschillig en koud.
Brussel. Van Winket,.
opgesloten, welke zoo duidelijk de sombere plan
nen van dezen man blootlegden, dat George
begon te beven als een riet. Wat kon hjj doen
de arme, zwakke man
//L->at mij los,// riep de zieke, //waarom drukt
gij mijne handen zoo. Gij doet mjj pijn.//
Doch Jan dwong hem overeind te komen,
keek hem scherp aan, en zeide, terwjjl hjj hem
als een kind heen en weder schudde
„Ongelukkige! Kom mjj niet in den weg, of
ik offer u op gelijk de andere.//
«Genade, Jan, genade doe, wat gij
wiltik zal u laten begaan ik zal niets
zeggen, maar heb medeljjden, ik vrees om te
sterven
Jan duwde hem in den stoel terug.
//Ik beu eigenlijk dwaas, dat ik uwe bedrei
ging zoo ernstig opneem,// zeide Montmayeur
„In het vervolg zal ik daar geen acht meer op
slaan.//
«Ja, gjj hebt geljjk; luis!cr niet naar hetgeen
ik zeg, lach om mijne verwjj'en tel mijn
toom en smart nietveracht mij, dat verdien
ik. O God, welk een leven, welk een leven 1//
Montmayeur liet hem alleen
George weende niet, doch zgu gansehe lichaam
schokte door het zenuwachtige snikken. Zijne
wangen waren met een blos overlogen en zjjne
oogen schitterden koortsig. Een minachtende
glimlach speelde om zjjn lippen. Hjj bekeek zjjne
arme, vermagerde handen, waarop de forsche
greep van Boureille's moordenaar een blauw
achtig spoor had achtergelaten.
(Wordt vervolgd