N 1 E U W B ïïagBlaó voor eTSooró^ Rotterdamsche Brieven, No. 2925 Zaterdag* 5 Maart 1898 22ste Jaargang. xxxvr. BülTJfiMLAJSD" ABONNEME N TSPBIJS Per 3 maanden voor Haarlem Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het buitenland Afzonderlijke nummers Dit blad verschijnt dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen. BUREAU: St. Janstraat Haarlem; /1.10 «1,40 «2,80 «0.03 AGITE MA HOTST AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 16 regels50 Ceiii Elke regel meer71/» Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Redacteu r-U itgever, W. KüPPERS. Wij, Rotterdammers, gevoelen over 't al gemeen slechts matige belangstelling voor wat er in de wereld alzoo belangwekkends en geruchtmakends voorvalt,eersten vooral interesseeren wij ons hier voor bandels- en scheepvaartbelangen, want daarmee hangt onze stoffelijke Welvaart ten nauwste samen en de lieve dubbeltjes gaan hier bovenalNatuurlijk leest een Rotterdam mer, evenals als ieder beschaafd mensch, geregeld zijne courant en als hij dan der beurs- en scheepvaartberichten de noodige aandacht heeft gewijd, komen ook binnen- en huitenlandsch nieuws aan de beurtmaar een meeleven met de groote gebeurtenissen van den dag, zooals men dat elders ban waarnemen, behoort hier tot de uitzonde ringen. Wat ons in den laatsten tijd nog 't meest interesseert is de jammerlijke toe stand van onze reeds zoo lang sehrobber en leidingwater regenwater valt er te over ontbeerd hebbende straatsteenen deze belangstelling is echter eene zeer kalme en uit zich vooral in ellenlange ingezon den artikelen waarmee malcontente Rot terdammers de redacties van plaatseljjke bla den gelukkig maken. Of men er ten laat ste in slagen zal het hart van onzen goed- hartigen burgervader te vermurwen Vóór eenige dagen scheen het echter alsof men hier waar men zelfs voor de Z ol a-quaestie vrij koel gebleven was, plot seling volslagen Zola-dol zou worden. De oorzaak van dit verschijnsel moet gezocht worden in eene circus-voorstelling gedu rende welke men, naar men mjj verhaalde, door-middel van een bioscoop portretten van Z o la vertoonde, waarbij telkens wisselende onderschriften, woorden en gezegden van den «grooten man» door hem tjjdens het proces gebezigd. Een en ander nu veroor zaakte onder een deel van 't publiek een waar tumult, aan de luidruchtigste bijvalsbetui- FE U1LLET O JV. DE TWEE WEEZEN. 5 4. Vervolg.) Frans Schuller, sergeant bij de Pruisische infanterie, een jonge man met fletsblauwe oogen en een zwaarmoedig, droomerig uiterlijk, had meer over haar gesproken in zjjn dagboekje, waarin hjj de verschillende gebeurtenissen op- teekende, welke te Garches of in den omtrek voorvielen. George, die het Duitsch zoo goed machtig was als zijn moedertaal, wist van dit dagboek af, dat de onder-officier gewoonlijk op zijn zolder kamertje liet liggen en 's avonds bij het licht van een kaars bijwerkte. Eigenlijk stond er de geschiedenis van den «uorlog in opgeteekend, door iemand in inferieuren rang beoordeeld en medegemaakt. Schuller behoorde tot de reservehet bevel om op te rukken had hem den 14en Juli ver rast te midden van zijne korenvelden der hoeve Wergheim in de Rijnprovincie. v Wij gaan tegen Frankrijk vechten,* stond er in het dagboek, //nu bevinden wij ons in een ïpoortrein op weg naar den Rijn. Ik lub mjjn goede vrouw Catharina vaarwel gezegd en ook mjjne kinderen Fritz, Wilhelm en de heele kleine Anna, die nog maar nauwelijks een jaar is en nog niet spreken kan, een haltelijken zoen op hunne frissche wangen gegeven. gingen scheen geen einde te komen. Dit rumoer heeft zoo enkele avonden achter een geduurd, toen kwam er een eind aan: 't nieuwtje was eraf, en dan, de schreeuwers zagen al spoedig in, dat van tumult-maken op den openbaren weg niets komen kon daarvoor is onze politie te waakzaam. Der gelijke manifestaties behooren hier dan ook tot de zeldzaamheden daarbij komtdat we nu weinig tijd hebben om ons te be moeien met dingen, waarbij we volstrekt niet betrokken zijn: onze vergaderingen voor de aanstaande feestelijkheden geven ons ge noeg te doen er wordt bij deze gelegen heden dan ook meer dan genoeg geharre ward en bij slot van rekening eigenlijk bit ter weinig gedaan, een euvel, waaraan, naar sommige altijd ontevredene stadgenooten wel eens willen beweren, ook de vergaderingen van onzen achtbaren gemeenteraad lijden. Doch dit is niets dan laster. Zooals ik vroeger reeds meedeelde, had den we hier eerst plan op een standbeeld van Tromp dit had dan moeten verrijzen aan den linker Maasoever, op Feijenoort, of, zooals een Rotterdammer van den ouden stempel gewoonlijk zegt«aan den over kant.» Dit plan is echter afgestuit op de blijkbaar geringe Trom p-liefde der Rot terdammers toen is men op de gedachte gekomen van eene monumentale brug; met de brug had men meer succesdoch deze brug zal den rechter Maasoever tot sieraad naar wij hopen verstrekken. Dit ging nu niet aan, meende men aan den over kant, men krijgt alzoo daar óok zijn mo nument en wel in den vorm van een fon tein als de benoodigde som voor de op richting ervan bijeen te krijgen is. Gaat het nu denzelfden weg op als met het stand beeldplan dan zal er van de heele zaak niets komen. Men heeft er echter nog al moed op: nog slechts f3000 en men is er; dit is nu juist zoo'n schat nietals ieder het zijne wil bijdragen en dan een fon tein is zoo'n dood-onschuldig ding zelfs de allerzachtmoedigste en vredelievend- Ter wille vim Catharina heb ik niet geweend en ben vroolijk geweest tegen de kinderen, maar in den trein, met de anderen, die even min lachten, heb ik mgn tranen den vrijen loop gelaten. //Al mjjne kameraden zeggen, dat de Fran- schen den oorlog willen. Dat troost ons eenigs- zins. ik voor mjj zal er des te beter om vech ten nu men mjj aanvalt. Ik zal maar denken, wanneer ik mijn geweer afschiet, dat ik mgne goede vrouw Catharina en mijee arme kleine kinderen moet verdedigen. //Zou ik hen nooit weerzien //Wij zijn nu al zoo ver van Wergheim af. //Men zendt ons naar Keulen. VaD daaruit zullen wjj naar Frankrijk gaan, wanneer de Fran- schen ten minste niet voor dien tijd bjj ons zjjn Daarop bevatte het dagboek het verhaal der verschillende veldslagen, waarin het regiment van Franz Schuller betrokken was geweest. Te Garches schreef hij //Ik ben met twaalf man ingekwartierd in eene fabriek, welke beneden in het dal van Gar ches ligt. L)e fabriek behoort aan twee gebroe ders, van wie de een erg ziek is. De moeder, die te Bazeliles haar gansche vermogen verloren heeft, is big hen eene schuilplaats komen vragen. Wjj hebben ons niet over hen te beklagen overigens spreken zij ook niet meer dan het hoogstnoodzakelijke met ons. Wij brengen ons vleescb, onzen wjjn en cognac mede zij leveren het overige. Dikwjjls zjjn het de Duitsche sol daten, die de boeren te eten geven, want deze krijgen gebrek aan brood en aardappelen, maar vooral aan vleesch. ste mensch is gaarne bereid er zijn pen ningske voor te offeren, wat niet altijd het geval is, wanneer het geldt een «zeeheld,» zooals we op school zeiden in brons te vereeuwigen kortotn, zoo'n fontein geeft niemand eenigen aanstoot, tenzij men er, zooals met die, welke op de Nieuwmarkt staat, Watergeusverheerlijkende bedoelingen mee hebbe. Doch daarvan hebben we dit maal gelukkig geen nood, daar 't een ge- denkteeken zal zijn aan de troonsbestijging onzer lieve, jonge Koningin, zoodat we der commissie gerustelijk een schitterend wel slagen kunnen toewenschen. Yoor allerlei doeleinden heeft men tegen woordig toch comité's Nu weer eene van dames, die zich ten doel stelt arme ziekeD in het ziekenhuis van bloemen en lectuur te voorzien. Dit is wel een heel mooi doel: bloemen en lectuur kunnen zieken veel troost en aangename afleiding verschaffen, Tooral wanneer de laatste goed gekozen is. Wat echter te denken van een damescomité, dat op de zalen der mindere klassen den zieken mannen afleveringen van de «We tenschappelijke Bladen» in handen geeft, wat een bootwerker aanleiding gaf tot het betuigen van zijn blijdschap, «nu eindelijk eens iets over Tolstoi te hebben gelezen?» Zoo wordt voor on- of weinig ontwik kelde lezers hoogst gevaarlijke lectuur zelfs tot in de ziekenhuizen verspreid 't ware te wenschen, dat de dames zich bepaalden tot de onschuldige bloemen en de gevaar lijke lectuur achterwege lieten blijven zulk een «troost» kunnen onze arme zieken best missen. Spanje. Nog kort geleden werd luid verkondigd, dat de opstand op Cuba was onderdrukt, terwijl de Spaansche Regeering zich haast duizend man te zenden uit Cadix om te gaan vechten op het eiland. Vijf dagen lang heeft generaal Castel lan o s slag geleverd tegen de benden van „De oude dame, die van Bazeilles gekomen ia, schijnt een weinig waanzinnig te zjjn. Het verlies van al hetgeen zjj bezat, is haar naar het hoofd geslagen. //Zooeven is hier op de fabriek een jong won derschoon meisje aangekomen, met eeu trotschen, harden blik. Ik zie liever de blauwe oogen van mijne goede CatharinaIk weet niet wat dit meisje hier komt doen, doch ik vermoed, dat een der beide broeder» verliefd op haar is. Zjj spreekt niet tegen ons zij kjjkt ons zelfs niet aan. Twee of drie van onze vroolijke jongens, die niet afkeerig zijn van de Fransehe vrouwen, hebben haar heel beleefd aangesproken, want wjj kunnen allen reeds een weinig Fransch spreken, doch zij deed alsof zij hen niet hoorde. Zij trok zulk een minachtend gezicht, dat zij het geen tweeden keer beproefd hebben.// Hier vermeldde het dagboek weer episoden uit de verschillende gevechten, welke wij niet zullen weergeven, omdat zij volstrekt geen betrekking hadden op de familie De Montmayeur. Den dag, volgende op dien, waarop Lucienne haar intrek in de fabriek genomen had, was Claudine haar komen opzoeken. Zjj vond baar big George en mevrouw De. Mon'mayeur. Claudine bracht de tijding mede, dat Prui sische patrouilles de omliggende bosscheu door zochten. //Waarom," vroeg Lucienne, //verwacht men een aanval //Neen, dat niet, maar men heeft hedenmorgen op de Bernadettes het lijk aangebracht van een soldaat, die dezen nacht gedood is, terwjjl hij door het bosch van Saint-Cucuta ging, Volgens Najassa, welke 161 dooden of gekwets ten waaronder 3 aanvoerders, achterlieten. Ook hebben gevechten plaats gehad te Manigua eu fe Cartagena. Dat ziet er anders uit dan het seinen van den een of anderen Spaanschen maar schalk, dat er vrede heersebt op het eiland. Frankrijk. Een Raad van officieren heeft uitgemaakt, dat kolonel Henry niet kan weigeren met den ontslagen overste Picquart te duel- leeren, want deze is niet wegens een ver grijp dat hem eerloos maken kon uit het Fransehe leger verwijderd. Wat het duel Pi cquart-Esterh azy betïëft, ook ma» joor Esterhazy heeft het recht, zoo werd besloten, om den degeiq te kruisen met Picquart, want hij draagt de epau letten. Volgens de bigaro is het de kolonel Dérué en de heer A. de S a in t-A lbi d, twee autoriteiten in tweegevechten, die in deze kwestie van eer zijn geraadpleegd. Z. D. K. Mgr. M a t h i e u, de aartsbis schop van Toulouse, zegt in zijn herderlijk Yasten-schrijven «Gij zijfe nog geheel op» gewonden door den on heil vollen strijd, die tegen onze militaire hoofden gevoerd is door dit verzet tegen de Justitie; döor deze poging, een verrader te rechtvaardigen door dit oneerlijk streven, de schuld op een onschuldige te schuiven. Gij zijt opge staan tegen deze misdaad jegeus het va derland.» Wanneer zulke taal door een der hoogst te vereeren Fransehe Bisschoppen gespro ken wordt, dan weten de Katholieken ook over de grenzen van de Fransehe Repu bliek welk eene houding zij tegenover den Dreyfus- en Zola-rommel hebben aan te nemen. Italië. Gisteren vierde Z. H. Leo XIII in goede gezondheid zijn 88sten verjaardag. De Paus ontving in den troonzaal in plechtige audiën tie de Kardinalen, Bisschoppen, Prelaten en anderen, namens welke de Kardinaal-deken een gelukwensch sprak. In de toespraak waarin Z. H. zijn dank betuigde, herinnerde hij aan den tijd toen millioenen harten zijn priesterlijk en pauselijk jubilé vierden en zich aansloten bij de toejuichingen der aan wezigen. den garnizoenscommandant van Garches moet de moord door een bewoner van het dorp ge pleegd zjjo, want de toegangen.worden te streng bewaakt, dan dat de francs tireurs door de linie zouden kunnen sluipen. Men heeft een onder zoek ingesteld. „Hozeide de oude mevrouw, die aandachtig had zitten luisteren, //en op welke wijze heeft men dien soldaat gedood?// //Door een geweerschotmaar onder zon derlinge omstandigheden. De chirurgijn heeft de wond gepeild en den kogel te voorschijn gehaald, welke door een Pruisisch geweer moet zjjn ge schoten uit een Dteyse-geweer. Het is een lange puntige kogel zooals van de achterladers. //Dos is het een Pruis, die op een Pruis ge schoten heeft?// //als het ten minste geen Franschman is, die den Duitscher met een Duitsch geweer gedood heeft,// zeide Claudine. Het oudje zeide niets. Zij had hare handen over de knieën geslagen en speelde kalm met de duimen. Daar George en de beide meisjes eveneens het stilzwijgen bewaarden, zoodat de stilte slechts verbroken werd door het hout op den haard, zeide zij eindelijk langzaam, terwjjl zjj het hoofd schudde //Misschien heeft men den Duitscher wel met dat gestolen geweer doodgeschoten Wordt vervolgd.) URLEMSCHMOü

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1898 | | pagina 1