N E voor *3ïooró» en Amsterdamsche Brieven. No, 2935 Donderdag 17 Maart 1898, 22ate Jaargang. B 1T K JN Ij AND. Per 3 maanden voor Haarlem Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het buitenland Afzonderlijke nummers Dit blad verschijnt dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen. B H.R EAU: St. Janstraat Haarlem; ƒ1,10 «1,40 «2,80 «0.03 AGïTE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1—6 regels50 Cent Elke regel meer71/, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Redaeteur-Uitgever, W. K P P E R S. XXVI. Amsterdam begint weder kalm te wor den Kalm Was er dan oproer? God dank niet, maar dat het niet lot kloppar tijen gekomen is, verwondert mij meer, dan dat het gebeurd ware. Eu waarom dan Om den bouw der beurs, die velen op de aangeduide plaats maar al te zeer mis plaatst vinden Hoe komt het u in het hoofd, dat te vragen. Er is bijna niets, waarover zich de menschen thans minder bekommeren dan om de beurs. Wie kan aan zoo'n kleinigheid denken, wanneer er dingen voorvallen, die de wereld doen be ven en in beroering brengen. De beurs! Das Ding ist gut aufgehoben; de kool heeft uitmuntend gegroeid en na deze zal daar nog wel meer kool groeien. Maar wat is er dan Krijgt men ruzie mis schien over de aanstaande Kroningsfeesten? Wel neen, de meest eendrachtige sa menwerking heerscht er in het plan nen maken voor de versieringen, maar °°k de meeste eendracht in het snjjden van zore Kochten, als men verneemt, wat er zal moeten bijgedragen worden, of liever, de commissiën willen, dat men bij- je: Bjjv. 10, 12, 15, 19 gulden per strekkende Meter, 't Is maar geen kleinig heid en bij al de enthousiastische liefde voor de jeugdige Koningin, werkt zoo'n begroo ting wel eens als eene koude douche. Maar al mopperende wordt er toch bijgedragen en de overtuiging, dat Amsterdam een schit terend aanzien moet hebben bjj die feesten, gevoegd bjj de genegenheid voor W i 1 - hel mi na, die in bijna aller hart huist, doet de stem der zuinigheid verstommen. Maar wat brengt Amsterdam, of wat heeft Amsterdam dan in beroering gebracht, die gewoonlijk nuchtere, kalme Amsterdam mers Er was in den laatsten tijd immers niets, volstrekt niets aan bet handje, zoo weinig zelfs, dat een schrjjver van Amster- sterdamsche brieven de pen eenvoudig liet FE P1LLET ON. wat DE TWEE WEEZEN. 64 Vervolg.) Op zjjn beurt verdwijnt Gauthier langs den weg, dien Pascal en zjjn broeder genomen heb ben. Montmayeur neemt Lucienne in zijne armen en bedekt haar jjskoud gelaat met yurige kussen. "Ik twjjfelde aan uwe liefde, fluisterde hij. «En nu?" «Nu koester ik geen twjjfel meer.« Op de binnenplaats weerklinken haastige echteden. Gauthier komt binnen. "Ingesloten," zegt hij. „M jjn einde is nabjj €n ik wensch in uwe tegenwoordigheid te ster ven." Het geweervuur neemt in hevigheid toe. Gauthier is ongewapend en de Pruisen komen caderbij naarmate de Franschen zich verwij deren. Als waanzinnig van angst roept Lucienne: "Sterven 1 Terwille van mijIn mijne nabij heid Doch dat gedoog ik niet Uw bloed ^ou eeuwig mijn slaap verstoren! «Op de over blijfselen van den put wjjzende, vervolgt zij met '«hokkende stem„Daar, daar zijt gij veilig.// Gauthier jjlt daarheen. Eenige oogenblikken daarna schijnt het alsof de aarde hem verzwol- &en heeft. hötusschea is de achterdocht van Montmayeur Weder opgewekt. rusten, want er was niets, letterlijk niets, dat der vermelding waard was want te midden der agitatie, die het proces Z o 1 a- Dreyfus verwekte in onze goede stad, over dat proces te schrijven, kwam dien schrijver niet in het hoofd. En toch, die agitatie was geene geringe. Weken aan een hoorde men van niets anders spreken, dan over Zola en Dreyfus en men mocht voorzichtig zijudat men zich niet verpraatte. Werkelijk, het was eene op winding, alsof ziel en zaligheid er mede gemoeid waren. Was men kalm en aarzelde men zijne meening te zeggendan heette het: «Wat, de vijand staat voor de poort en gij aarzelt!» Reeds zag men alle rijke Joden uit Parijs vluchteD naar het gast vrije Amsterdam. Reeds zag men het goud, maar, 't is waar, dat bewaren de hee- ren toch liever zelf en trekken dat van an deren naar zich toe. In ieder geval, Am sterdam was als uit zijne voegen gelicht, men schold, men raasde, men conspu- eerde Frankrijk en de Frausche rechters, men wist, op een haartj'e, hoe onschul dig Dreyfus was en hoe groot een held Z o la, de verdediger van recht en waarheid en licht. Vroeg men naar bewijzen voor hun beweren, dan heette het«Maar mijn heer, lees dan de couranten, lees de be schuldiging van Zola, lees de verslagen van het proces!» «Ik heb ze gelezen, mjjn waarde, maar tot nog toe heb ik nog geen zweem gelezen van een bewijs, dat Dreyfus onschuldig zou zijn, nog geen zweem van een bewijs, wel van een ver moeden dat er iets onrechtmatigs of on wettigs zou gebeurd kunnen zijn bij zijne veroordeeling, geen zweem van een bewijs, dat Zola recht geeft tot eene beschuldi ging, Zoo grof en zoo brut# al, als hij heeft geworpen in het aangezicht van de hoof den van het Fransche leger, van dat leger, dat door Zola door het slijk is gehaald in zijn «Debacle» zooals wel nooit een schrjjver het leger van zijn eigen vaderland heeft verguisd. Waarlijk, mijn waarde heer, „Wat ging u het leven van dien man aan P in uw plaats had ik hem laten sterven.// «Een Fransch soldaat Een landgenoot „Voor mjj noch bet een noch het ander doch slechts iemand, die u heeft bemind en nog lief heeft, bijgevolg een vijand.// Ruw greep hjj haar bij den arm, alsof bjj dien wilde verbrijzelen. „Beken het dan „Wat?// «Dat gij hem nog steeds bemint!// «Ik bezweer «Doch hij stoot haar van zich. Plotseling krjjgt hij een inval, spoedig zal hjj weten of hjj reden heeft haar te wantrouwen. De geweerschoten weerklinken nog slechts in de verte een compagnie Pruisen vervolgt de francs-tireur8, de fabriek is veroverd. De maan verlicht dit tooneel. Op de fabriek is alles nog niet afgeloopen. Eenige Pruisen zijn het woonhuis binnengedrongen en hebben Lucienne en Montmayeur omringd. Ruwe kreten klinken, woede spreekt uit hunne blikken. De nachtelijke overval heeft hun haat weder op gewekt, hoewel er weinig dooden zjjn gevallen. Men had slechts in het wild tusschen de muren en de boomen gevuurd, zoodat er aan beide zijden niet veel verlies was geleden. De tuin is nu geheel verlaten. In slecht Fransch wordt Montmayeur onder vraagd. Hij wordt beschuldigd den francs-tireurs behulpzaam te zjjn geweest, en hoewel bij zich verdedigt, kan hjj er niet in slagen hem van zjjn onschuld te overtuigen. Franz Schuller komt binnen en spreekt zacht had Zola in Nederland gedaan, wat hjj in Frankrijk doet, men zou hem hier ook wel aan de ooren getrokken hebben, en had bjj het in Duitschland gedaan, dan zat hjj al lang achter de tralies. Maar ik denk, dat hjj er in Frankrjjk ook wel achter zal raken.» En nu zjjn wjj een maand verder. Zola is veroordeeld en zal wel veroordeeld bljj- ven. Hier komen de gemoederen tot kalmte. Men kan weder bedaard over de zaak re deneeren en menig opgewonden bewonde raar van Zola c. s. begint in te zien,dat hjj zich wel wat warm heeft geloopen voor iets, dat nu ja, op den keper be schouwt, ons eigenljjk niet aangaat. Want mijns inziens, is hier nog voor heel wat anders gestreden dan voor recht en waar heid en licht en is de bom, die de Drey- fus-minnaars hebben geworpen, wel een beetje naar denverkeerden kant gesprongen. «Maar in alle geval, het is een rommel in Frankrijk «Dat kan wel, maar wie is de grootste schuld van dien rommel Dat was wel een aardig epistel voor een volgenden brief, als intusschen er niet iets gewichtigs te Amsterdam gebeurt. Italië. Wat de wereldhervormers en de huma- niteitsvrienden onzer verlichte eeuw tot stand hebben gebracht, is weer al te duidelijk gebleken in de stad Rome. De ellende, die de helden van vrijheid, gelijkheid en broederschap binnen de stad der zeven heuvelen gebracht hebben, uitte zich dan ook op hartverscheurende wjjze toen koning Umberto naar de wapen schouwing reed. Zjjn weg werd versperd door noodlijdenden, door vele vrouwen die hem toeriepen«Wjj willen brood en werk.» Wat moet zoo'n Koning, die weet dat hjj wederrechteljjk bezit heeft genomen van gestolen goed in de stad der Pausen, niet gevoeld hebben, toen moeders brood eisch- ten voor hun kinderen De ongelukkige eenige woorden tot den officier, waarop deze tot Montmayeur zegt «De sergeant verklaart dat er nog een franc- tireur een van de drie, die iD het fabrieks gebouw zjjn gekomen hier in huis is. Hij meent dat hij de beideanderen heeft zien vluch ten, schoot op hen, doch miste. Waar bevindt zich de derde Montmayeur en Lucienne wisselden een blik, doch hoe snel ook, kon hij den Duitscher niet ontgaan. «Ik dacht het wel,// zeide hjj, «gjj houdt een franc-tireur verborgen.// Hij gaf aan drie zijner manschappen een wenk, waarop dezen zich van Montmayeur meester maakten, hem stevig vasthielden, zoodat vluchten onmogelijk was. «Waar is de soldaat?" Montmayeur zwijgt, doch zjjn blik blijft strak op Lucienne gevestigd. «Waar is de soldaat vraagt de officier nog maals, zjjn geduld verliezende. Lucienne voelt zich het sterven nabij. Wat zal er gebeuren Gauthier bevindt zich in hare nabijheid, aan de andere zijde van het venster Als Montmayeur een woord zegt, is de jonge man verloren. „Ik waarschuw u," vervolgt de officier, „dat ik u op de plaats dood laten schieten en de fabriek in brand zal steken, wanneer gjj mij niet antwoordt en dien man uitlevert Lucienne beeft over al hare ledematen haar toestand is dan ook verschrikkelijk. Wat te doen Wat te zeggen Op dit oogenblik stond bet leven van drie moeders trokken dan ook af, naar de pre fectuur en plunderden een bakkerskar. Natuurljjk door geweld van wapenen werden de ongelukkigen teruggedreven. Rusland. De Russische oorlogsvloot zal binnenkort met twee nieuwe kruisers, buitenslands ge bouwd, worden versterkt. Rusland wil twee oorlogsschepen van het Russische smaldeel uit de wateren van Kreta de Dardanellen laten passeeren, om ze in de Zwarte Zee te laten herstellen, en twee andere oorlogsschepen uit de Zwarte Zee naar de Middellandsche Zee te laten gaan om die schepen te vervangen. Engeland. De Engelsche premier lord Salisbury is ongesteld. Zjjn geneesheer heeft volko men rust en een verbljjf in Zuid-Frankrijk aanbevolen. Over de Engelsche suzereiniteit in Zuid-Afrika verklaarde Dr. Leijds, dat de Transvaal het bestaan der Britsche su zereiniteit ontkent, doch toegaf, dat de Re publiek geneigd was om zekere verplich tingen, welke de conventie van 1884 haar oplegt, na te komen.. Op de Engelsche werven worden thans voor Japan eenige oorlogsschepen gebouwd en wel drie vlaggeschepen van 15,000 ton en drie eerste klasse gepantserde krui sers van ongeveer 10,000 ton. De Engel sche Regeering heeft per telegraaf een bod aan Japan gedaan om haar deze schepen af te staan. Japan heeft geweigerd maar steun beloofd aan Engeland, wanneer het tegenover Rusland een ferme houding bljjft handhaven. Onmiddelljjk gevaar voor oor log bestaat er niet, tenzjj Rusland zich beslist heeft voorgenomen te willen vechten. Spanj8. De oorlog met de Vereenigde Staten staat voor de deur, al zegt de President, dat hjj niet tot een gewapend optreden zal overgaanindien hjj daartoe niet door Spanje gedwongen wordt. Daartegenover heerscht te Madrid de overtuiging, dat Spanje niet tot den oorlog 2al oveigaan, zloch ook, dat het niet alleen zal staan, als de Ver. Staten den oorlog beginnen. De Spaansche Regeering is, in het laatste geval, niet voornemens Amerikaansch ge- menscheu op het spel, dat van Montmayeur, wanneer hjj bleef zwijgen dat van Gauthier, wan: eer Montmayeur sprak, en dat van Doriat als Montmayeur stierf; want de ter dood ver oordeelde beheerschte als het ware de andereD, schreef hun hunne gedragslijn voor. «Ik geef u vjjf minuten beraad// zeide de officier. «Lucienne 1" riep Montmayeur. Zij keert baar doodsbleek gelaat naar hem toe. «Hebt gij het gehoord?" Ju.« «Antwootd hem dan in mjjoe plaats." i/O God o God 1 dat is verscbrikkeljjk «Antwoord gjj hemik laat zulks aan u over.// «Wat moet ik zeggen «Hetgeen uw hart u ingeeft.// „Zulks is al te vreeselijkik kan met ik kan niet «Bemint gij hem dan «Neen.« „En mjjP// «U wel «Welnu, gij moet kiezen tusschen hem en mjj' Een van ons beiden moet sterven Ik op het oogenblik, waDneer gij zwjjgt, hjj morgen, wanneer gij spreekt Waar om aarzelt gij mij hem over te leveren, wanneer het waar is, dat gij hem niet liofhebt En waarom talmt gij dan om mij te redden Wordt vervolgd.) ABONNEMENTSPRIJS 1 V 0

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1898 | | pagina 1