N I B U W E
wagBlaó voor <3Zooró' on Suió-dCollanó.
Arm Frankrijk.
No, 2939
Dinsdag 22 Maart 1898,
22ste Jaargang.
BUiTËJNLAblD,
I.
DE TWEE WEEZEN.
Duitschland.
Frankrijk.
Italië.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem
Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het buitenland
Afzonderlijke nummers
Dit blad verschjjnt
dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
/1,10
c 1,40
«2,80
«0.03
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 16 regels50 Cent
Elke regel meer71/»
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Redacteu r-TJ itgever, W. KüPPERS.
Écrasez l'infame.
Voltaire.
't Was in den zomer van 1870. Ik
was lid van een letterkundig genootschap
te V. waar ik destjjds woonde. Ik had eene
spreekbeurt te vervullen en had gekozen
«Athene en Sparta,» bp het uitbreken
van den Peloponeneschen oorlog. Was het
toeval? Daags vóór dat ik mijne spreek
beurt vervulde, werd de oorlog tusschen
Frankrjjk en Duitschland verklaard. Nog
dienzelfden avond breidde ik mijn opstel
uit met eene vergelijking tusschen de ver
houdingen en toestanden van Athene en
Sparta en die van Frankrijk en Duitsch
land en ik waagde de veronderstelling,
dat Frankrijk ellendig uit dezen strijd zoude
te voorschijn komen. Mijne meening vond
weinig bijval. Alle sympathieën waren voor
Frankrijk, alle hoop, alle vertrouwen was
daarheen. Men trok met het Fransche leger
naar Berlijn. Ik stond met mijne meening,
met mjjne sympathie voor de Germanen
vrij wel alleen. Had men het woord ge
kend, misschien had men Conspuez geroe
pen. Maar neen, ik was in te goed gezel
schap. Hoe bitter heeft de toekomst
van toeD, het verleden van thans, mij gelijk
gegeven.
En Frankrijk's rampspoed, Frankr jjk's bit
ter lijdeü, Frankrjjk's wanhopig worstelen,
ook na zijne vernedering, ook nu nog, heeft
mijne sympathie voor datschoone land weder
doen herleven, geen Panama-schandaal,
geen Dr eyfus-schandaal kan die sym
pathie dooden, want is het niet het Fran
sche volk, dat in de eerste plaats de schuld
draagt dier schandalen. Maar den overma-
tigen trots van bet overwinnend Germanje,
dat in den waan zijner macht de hand dorst
slaan aan de Kerk van Christus en in zijn
overmoed den Cultuurkampf in het leven
rjepf dat brutaal geweld tot wet ver
hief en de vrpheid bezingende, knechtschap
ten troon leidde door een alles overheer-
FEU1LLETON.
68 (Vervolg.)
Nadat hjj dit besluit had opgeschreven, stopt
Frans Schuller zijne lange porceleinen pijp, stak
ze zorgvuldig aan, borg zijn dagboek op en
ging, ca zich een weinig opgefrischt te hebben,
op zijn bed liggen, hoewel het nog midden op
den dag was.
Hij hield nu eenmaal van eene gemakkelijke
houding.
Nadat hjj op deze manier ongeveer van een
uur had doorgebracht, kwam er een soldaat
binnen, die, na bekomen verlof, eenige woorden
tot hem sprak. Het gelaat van Franz Schuller
drukte de grootste verbazing uit. Zijn liggende
houding had hij voor eene zittende verwisseld
en toen de soldaat zich verwjjderd had, deed
hij eenige groote halen aan zijn pijp.
Weldra vernam men eenig gerucht op de
ladder, die naar Schullers kamertje voerde en
eene vrouw trad binnen.
Het was Lucienne,
Zij beefde zoo hevig, dat zij een steun moest
zoeken aan de dwarsbalken, waarop het dak
rustte.
//Goeden dag, juffrouw,// zeide Schuller.
Zjj stotterde eenige beleefde verontschuldi
gingen, doch hjj'kon ze niet verstaan, daar zjj
te zacht en te onduidelijk werden uitgesproken.
schend militairisme, doofde mijne groote
sympathie voor dat schoone land met zijne
kloeke bevolking, zijne trotsche gebergten,
zijne lachende dalen, zijne tintelende stroo
men.
«Er was een tijd» zegt Potgieter in
het Rijksmuseum, «dat de weegschaal der
volkeren van Europa niet werd ter hand
genomen of de Hollandsche Maagd aan
hunne zijde op het rechtsgestoelte gezeten,
wierp er mede haar oorlogszwaard ot haar
olijftak in.» Wat zoude Potgieter
wel van Frankrijk gezegd hebben, wanneer
hij de macht en den invloed van dat schoone
land had willen beschrijven in de jaren
van voorheen. Ik herinner het mij nog
duidelijk, uit mijne jongelingsjaren, hoe
geheel Europa hing aan de lippen van N a-
poleon III en men met angstige span
ning bespiedde of «vrede of oorlog» zijne
gave zoude zijn aan Europa.
't Was vrede, wat de gekroonde sfinx
decreteerde en hij noodigde al de volkeren
uit het viedesfoest te komen vieren in
zijne hoofdstad en geheel Europa verdrong
zich op de eerste Wereldtentoonstelling te
Parijs. Groot was Frankrijk's macht! Van
geen volk van Europa was de invloed met
den zijne te vergelijken. Te Parijs liepen
de draden van het Europeesche politieke
spel te zamen; van daaruit werden die
draden bewogen, de marionetten in bewe
ging gebracht. Niets gebeurde er zonder
den wil of de toelating van den avontu
rier, keizer geworden van het schoonste,
het machtigste land ter wereld en de be
luste vingeren der Italiaansehe carbonari
durfden zich niet uitstrekken naar het
Patrimonium van St. Pieter, want de Fran
sche troepen verbleven in Rome en de oud
ste dochter der Katholieke Kerk bescherm
de hare Moeder en haar Opperpriester.
Arm Frankrijk, hoe diep zijt gij ver
nederd Gjj kunt niet meer fier het hoofd
verheffen! De Duitsehe adelaar heeft zijne
klauwen diep in uw vleesch geslagen en
U afgerukt van de groote hoogte, waarop
//Wat is van uw dienst, juffrouw vroeg de
sergeant.
Nu vatte zjj moedwant waarljjk Schuller
zag er niet boosaardig uit. Claudine had eens,
toen zjj over hem spraken, iot haar gezegd
//Het is zjjn schuld niet, dat hjj een Duitscher
isen hij wordt er het eerste voor ge
straft I//
//Mijnheer,// zeide Lucienne, eenigszins hape
rend, //zjjt gjj belast met de bewaking van een
Frauschman, die hedennacht is gevangen ge
nomen
//Ja, juffrouw, dat ben ik
„Is zjjn lot reeds beslist
//Ja, juffrouw.//
//Ha gaat men hem evenals zooveel anderen
naar Duitschland opzenden
nO neen, juffrouw, niet als die anderen."
//Zal men hem dan in Frankrjjk gevangen
houden
//Neen, dat ook niet.//
//Wat zal er dan met hem geschieden vroeg
zjj, terwjjl de schrik haar om het hart sloeg.
//Hij wordt dood geschoten.//
//O, mijn God
//Ja, dat is ongelukkig, zeer ongelukkig."
"Maar zulks is onmogelijk, mijnheer de ser
geant, onmogelijk
«Zeer wel mogelijk, juffrouw morgen
ochtend//.
//Men schiet op deze wjjze geen soldaten dood//.
De gevangene is geen soldaat hij is
een burger en zal als een spion gestraft worden//.
«Mijnheer de sergeant, ik ken dien jongen
man!//
gij krooudet in het aanschijn van Europa.
Maar niet dat is Uw grootste schande Niet
dat toch is de grootste eer des volks, dat
het door ruw geweld en kracht van moor
dend staal zijn gebied vergroot en zijn wil
tot wet maakt voor wie om hem wonen
Maar grooter schande werd uw deel,o Frank
rijk, omdat gij woeddet in uw eigen inge
wanden, toen gjj de eer van U hebt weg
geworpen van de oudste dochter te zijn
der aloude Moederkerk.
Ecrasez l'infame! Uit Frankrijk kwam
de kreetsnijdend, snerpend, Godonteerend
wierp een van Frankrijk's zonen dien kreet
den Christus in 't gelaatVoltaire's vol
gelingen hebben hem herhaald, al jaren door.
Onder dien kreet verzamelde men allen
om de banier van den Satan, allen die de
haat verbond tegen den Christus. Frankrijk
moest losgerukt worden van Rome, in
Frankrijk moest het aloude geloof worden
gedood. Het schoone land, zoo Katholiek, 1
waar nimmer de dwaalleer welig tieren kon,
moest aan den Godsdienst worden ontrukt.
En zij togen aan het werk, die Frankrijk's
eer belaagden. In het geheim der loges, op
de redactiebureaux der dagbladen, in de
studeerkamers der geleerden en schrijvers,
op het tooneel, in de scholen, waar al
niet, werd Frankrijk ontkerstend, ver-
onzedelijkt, onteerd; onteerd en ont
kerstend door het verbond van valsche
wetenschap en goud, van vrijmetselarij
en Jodendom!
Wordt vervolgd.)
In den Berlijnschen Gemeenteraad heeft
zich eene revolutionnaire strooming geopen
baard. Met 58 tegen 40 stemmen was daar
een besluit genomen om eene deputatie te
zenden naar de graven van de slachtoffers
van Maart 1848 en daar een krans neder
te leggen namens de Berlijnsche bevolking.
Maar toen dat besluit gevallen was, verhief
zich de eerste-burgemeester van zijn zetel
//Zóó, kent gij hem? Wel, wel
//Ik ben de vriendin van een jong meisje
dat hem hartstochtelijk liefheeft die slechts
op het einde van den oorlog wacht om met
hem in het huweljjk te treden. Stel u haar
wanhoop voor, mjjnheer de sergeant, wanneer
zij verneemt, dat haar verloofde is doodgescho
ten Wanneer zij te weten komt, dat hij
niet als een held op het slagveld gesneuveld
is, hetgeen hare smart eenigszins zou lenigen,
doch dat hjj den dood eens lafaards, eens ver
raders heeft ondergaan. O 1 mijnheer de ser
geant, mogeljjk zjjt gjj zelf verloofd. Stel u de
smart uwer bruid voor, wanneer gij op die
wjjze gestorven waart."
//Ik heb geen bruid; ik ben gehuwd.//
Welnu, dat komt op hetzelfde neer. Hebt
gij uwe vrouw lief?//
//Dat zou ik geloovenof ik mjjne goede
vrouw Katharina lief heb//
//Zonder twijfel hebt gij kinderen?//
"Drie, juffrouw, drie kleine Anna,
kleine Frits en kleine Wilhelm. Zij zjjn het
liefste wat ik bezit,.//
//Welnu, mjjnheer de sergeant, naderhand
zult gjj hun vertellen, dat een jong meisje u
is komen smeeken een gevangene te redden
//Dat kan ik niet doen
„En dat gjj zulks geweigerd hebt en
dat de gevangene gestorven is en dat
zijne bruid in het vervolg uwen naam in bitter
heid zal gedenken.//
//Ik kan het niet doen, zeg ik u, ik kan
niet
"Wat belet het u?//
en las een schrijven voor van den Ober-
priisident, waarin deze Magistraat gelastte,
zulk een besluit niet ten uitvoer te bren
gen daar de Gemeenteraad er zijn bevoegd
heid meê te buiten zou gaan, en het be
schouwd kan worden als eene verheerlijking
van de revolutie.
Mevrouw Alfred Dreyfus, de echt-
genoote van den banneling op bet Duivels
eiland bljjft rusteloos arbeiden om de straf
te helpen verlichten van haar man, die zij
als eene liefhebbende gade onschuldig waant.
Zij heeft zich bij herhaling tot het De
partement van Koloniën gericht met het
verzoek de straf van haar man op het een
zame eiland te mogen deelen, maar geen
harer brieven werd beantwoord. De eenige
ambtelijke mededeeling die mevrouw Drey
fus van het Ministerie ontving, was de
volgende brief van den minister André
L e b o n
«Parijs, 11 Juli 189Ö. Mevrouw. In aan
sluiting bij mijn depeche van 4 Juli, no.
2898, deel ik u mede dat gij in het ver
volg, tengevolge van den eischen van den
dienst, geen verlof meer hebt, boeken of
gedri.kte stukken aan den gedeporteerden
Dreyfus te zenden.
«Het departement zal er voor zorgen
dat voor rekening van den belanghebbende,
de boeken worden gekocht en opgezonden
die deze veroordeelde aanvraagt.»
Omtrent den storm die in Italië opsteekt
tegen het duel, heeft de Vo?s. Zeitung eene
niet onhandige vraag gesteld en wel deze:
«of de socialisten en radicalen, die thans
met grooten ophef tegen het duel te velde
trekken, evenzoo zouden zijn opgetreden,
indien niet Cavallotti, maar zijn tegen
stander Macola op het terrein was ge
bleven.»
Zekere Colajan ni hield ëen lijkrede
aan het graf van Cavallotti en veraf
schuwde het duel, met de woorden: er zijn
thans genoeg moordenaars, maar hij ver
gat daarbij dat hij een paar jaar geleden
nog geduelleerd had met den afgevaardigde
Casale en hem had gewond.
Een aantal oude vechtersbazen hebben
thans een wetsontwerp tegen het duel on
derteekend.
"Mjjn plicht.//
//Gij begaat eene noodelooze wreedheid door
dezen man dood te schieten en uw plicht ge
biedt n niet wreed te zijn.//
«De discipline n
//Zoudt gjj dan later aan uwe vrouw durven
mededeelen, dat gij, uit eerbied voor de dis
cipline, eene laagheid hebt begaan
«Meent gij dat uwe vrouw zulks zou goed
keuren en er u te meer om zoude beminnen
//Waarom spreekt gjj niet met de officieren
//Die hebben geen hart Zjj koesteren
slechts haat.//
//O!"
//Geen hart zegt u Hebben zjj niet deze te
rechtstelling bevolen
//En ik moet gehoorzamen
//Ik smeek u, mjjnheer de sergeant
het zou toch zoo gemakkelijk zjjn
„Gemakkeljjk Gemakkelj|k U
//Ik zal u het zeggen. Geef hem slechts een
enkele kans op behoud maak slechts een
van de deuren open
//Wanneer het hem niet gelukt te ontsnappen,
is zulks een bewijs, dat God zijn dood besloten
heeft.//
//Ik kan het niet doen. De discipline
Lucienne begreep, dat zjj niets verder zou
komen, daarom ging zjj weenende heen. Lang
bleef de sergeant in gepeins verzonken. Esns-
klaps herinnerde hjj zich dat hjj zooeven nog
rookte. Hij deed eenige trekkeD, doch de pjjp
was uitgedoofd.
(Wordt vervolgd