N J BIJ WE 2)ag6laó voor <5fëooró- on Suid-tJColland. Wilskracht en nog iets No. 2968 Woensdag 27 April 1898, 23ste Jaargang. BUITi INLAND Per 3 maanden voor Haarlem Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het buitenland Afzonderlijke nummers Dit blad verschijnt dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen. BUREAU: St. Janstraat Haarlem; /1.10 «1,40 «2,80 c 0.03 Van 16 regels50 Cent Elke regel meer 77. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Redacteur-Uitgever, W. KüPPERS. Wat is de reden, dat menige goede eigen schap van ons, Katholieken, hetzij onvrucht baar terneerligt, hetzij, wat erger is, in- plaats van rente te geven, verliezen voor de goede zaak oplevert? Waarom ver splinteren er zoovele krachten, die tot bloei der Kerk zouden kunnen worden aan gewend Wat is de groote spaak in het wiel der «Eendracht, die macht maakt» gestoken De grootste hinderpaal is wel het «men- schelijk opzicht», hetwelk met de gewoonte als trouwe hulp, den mensch in een sleur van zaken brengt, waaraan hij zich hoe langer hoe moeiljjker kan onttrekken. Hoe langer hoe moeielijker, wel is waar, maar niet geheel is hem den terugtocht tot het goede afgesneden. Velen zullen, wanneer zij zich overrompeld zien door het menschelijk opzicht in al zijn uitingen, toch zich weten op te richten door eens flink te willen, den kracht van hun wil te voelen en te toonen. Is het plichtsgevoel, wat den wilskracht voeding geeft, reeds door den kanker eener verkeerde gewoonte aangetast en de be trokken persoon van nature zwak, dan bljjven nog vele andere middelen hem over, waaronder de voornaamste plaats bekleeden: het gebed en zich stellen onder goede leiding. Maar aan de eerste vereischten om in staat te zjjn die middelen te baat te nemen moet hij voldoenhjj moet den verkeerden toestand inzien en willen meewerken dien te veranderen. Nu zal men wel de aanmerking maken, dat juist de gewoonte den mensch het be wustzijn rooft, dat zijn handelwijze verkeerd is. Wanneer men al zoo wordt gere deneerd den eersten maal inziet dat eene handeling niet goed is, maar tevens door zwakheid dien herhaalt, dan zal al ras de in het oog springende slechte zijde hoe langer hoe meer op den achtergrond raken. FEUILLETON. DE TWEE WEEZEN. Vervolg.) Lucienne's kamer was gelegen naast het ver trek, dat mevrouw de Montmayeur in gebruik had gehad. Zij hadden echter geen gemeenschap met elkander, daar de deur van elk hunner op de gang uitkwam. Vroeger kon men van de eene in de aadere komen door een dubbel openslaande deur, welke toegang verschafte tot een ruime kleedkamer, doch de vorige eigenaar der fabriek had deze verwijderd. De kleedka mer was door mevrouw de Montmayeur gebruikt geweest. Wanneer men het behangsel afscheurde kon men de vroegere deur gewaar worden en wanneer men daar het oor tegen legde, kon men vrjj goed de meeste woorden verstaan van het geen aan de andere zjjde gesproken werd. Montmayeur wachtte, totdat hij zeker was dat het jonge meisje zich niet op hare kamer bevond om in het vertrek van zijne moeder door te dringen en er de toebereidselen te maken, die hjj noodig oordeelde. Eenige sneden met een mes waren voldoende om den muur zichtbaar te maken. Daarop wachtte hij de komst vaa Lucienne af. Hij hoorde duidelijk het geluid van hare lichte voetstappen en dat van stoelen, welke zij verplaatstezij kuchte twee of drie malen, open de het venster en sloot het dan weder, schoof Schuilt, op het eerste vernemen, in dit betoog veel waars, toch meenen wij de bewering te kunnen staven, dat bij de meeste menscken het bewustzijn bljjft, dat zjj in een of ander opzicht verkeerd handelden. Al is dat bewustzijn verzwakt en mach teloos als het laatste opvlammen van een niet meer gevoed wordend vuur, verdwenen is het niet geheel en al het blijft in het diepste des harten. Groote geesten der laatste eeuwen, dich ters en wijsgeeren, leveren hier deugdelijk bewijs voor. Hun leven lang hebben som mige gedwaald, andere ons geloof bestreden met alle kracht die in hen was, en toch vindt men in de geschriften dier mannen zelfs, menige bekentenis, dat hun streven niet het ware was, menige zelfbeschuldiging, dat zij verkeerd handelden. Eenige wisten die laatste opwellingen naar waarde te schatten, vele smoorden ze door een wal- gingwekkend cynisme en met tergende halsstarrigheid. De gewone stervelingen, niet gewend hun diepste gevoelens en gedachten de wereld in te sturen, ook zij betrappen vaak zich zeiven op ontboezemingen, die hun luide toeroepen, dat zooveel anders moest zjjn, om goed te zijr. Deelen het ons alzoo de groote geesten mede en voelen wij in ons zelf, dat het be wustzijn van het verkeerde lang bljjft, men vergete niet, dat ook de wilskracht in een oogwenk niet ontzenuwd wordt. Kunnen we, met Gods hulp, zonder den steun van anderen, door onzen wil alleen, ons aan verkeerde invloeden ontworstelen, dan zal die victorie eene groote zelfvoldoening geven en ons een pantser schenken tegen hernieuwde aanvallen. Grijpen we met beide handen de over tuiging vast, dat we een wil hebben, dat we door gestadigen toeleg kunnen bereiken, wat ons oogenblikbelijk onmogelijk schijnt! Staan we vast in die overtuiging, dan zal het lichter vallen aan verkeerde neigingen het hoofd te bieden, dan zullen we niet den grendel op de deur en begaf zich ter ruste. Al deze bijzonderheden merkte hij op. //Ik zal haar stellig kunnen hooren,// zeide hij tot zichzelf, en sloop zonder gedruisch weg. Slapen kon hij echter niet, een hevige koorts deed hem rillen. Bovendien was hij zeer ongerust. Wat zouden de joDge meisjes tot elkander zeggen Het was hem alsof zijn lot van deze samenkomst afhing. Hjj gevoelde dat hem een onheil dreigde. Welk Wat vermocht Glaudine tegen hem? Dat was hem niet recht duideljjk. Den volgenden morgen ontmoette hij Lucienne. Er was geen verandering bjj het meisje te bespeuren. Zij kwam glimlachend naar hem toe, stak hem hare hand toe en veroorloofde hem een kus op haar voorhoofd te drukken. //Zjj beeft zelfs niet, nu ik haar omhels,// dacht hjj. En hjj was door deze liefde geheel ontroerd. Zij merkte op, dat Montmayeur niet was zoo als gewoonlijk. Zjj zeide het hem //Gjj zjjt zoo afgetrokken, Jan, wat hebt gjj Hjj antwoordde, dat hjj zich ongerust maakte over de gezondheid van zjjn broeder. Al spre kende keek hjj haar strak in de oogen. Zjj was volkomen kalm. Kon dat alles waar zjjn P Kon dit kind een moordenaar beminnen Zou zulk eene afschuwelijke liefde bestaanbaar zjjn? Eene liefde die dubbel laakbaar was, omdat Doriat de pleegvader van Lucienne was en hjj voor de misdaad van Jan moest boeten? //Het iB een strik// mompelde hij //ik ben er zeker van, dat men mij een strik spant." Zjjne handen trilden van woede en zjjoe neus gaten sperden zich open. zwakkelijk zeggen: «ik kan niet anders», maar tot een «'t worde anders» kloek be sluiten. Weten we toch wel: twhere is a willthere is a way». Waar een wil is, is eeu weg. Duitschland. Een groot aantal vorsten, 0. a. keizer Wilhelm, keizer Frans Jozef, de prins-regent Luitpold van Beieren en andere, hebben de parade bijgewoond, die Zondag buiten Dresdeu gehouden werd ter gelegenheid van het jubileum van koning Albert van Saksen. De Koning ontving in den loop van den middag deputatiëu van den Bondsraad, met prins V011 H o- henlohe aan het hoofd, en van de Duit- sche koloniale vereeniging. Engeland. Te Liverpool wordt gevreesd dat er door den oorlog van Spanje met de Yereenigde Staten eene ernstige storing zal plaats heb ben in het verkeer met de Amerikaansche havens; men gelooft zelfs aan een aanval van de Amerikaansche vloot op de Cana- rische eilanden. Zondag-namiddag is te Londen op het Trafalgarplein eene volksvergadering gehouden door het Spaansche-gruwelen- comité. Er waren duizenden menschen te genwoordig, maar het ging zeer ordelijk toe. Tom Mann presideerde. De hoofd vergadering nam, na vele hartstochtelijke toespraken, met geestdrift een voorstel aan, waarin geprotesteerd werd tegen de Spaan- sche bavbaarschheden op Cuba en de Fi lippijnen, en van de Spaansche Regeering verlangd werd, dat zij onmiddellijk de twintig tot levenslang veroordeelde gevan genen te Montjuich in vrijheid zou stellen. De hoofdvergadering werd door een aantal kleine vergaderingen gevolgd. De samen komst eindigde met hoera's voor Cuba's on afhankelijkheid en de humaniteit in het algemeen. Onder de sprekers was profes sor Tarrido del Marmol, die weesop de tegenstelling tusschen de anti-Ameri- kaansche houding van het vasteland en Engelands sympathie houding. Hij veroor deelde vooral de houding van de zooge- ;/Ha wee, wee hem, die mjj bedrogen heeft Na het ontbjjt, ging hjj de gangen van Lu cienne na. Eerst doolde het jonge meisje eeni- gen tjjd om de fabriek road, daarna liep zjj in de richting naar de Bernadettes, doch keerde bjjna terstond op hare schreden terug. Zjj scheen zeer gejaagd. Nu giDg zjj het huis binnen om zich naar hare kamer te begeven. Montmayeur had zich in het voormalig ver trek van zjjn moeder opgesloten en wachtte daar met kloppend hart. Zoo ging een deel van den achtermiddag voorbjj. //Claudine zal niet komen,// zeide hjj in zichzelf. „Luciennes brief zal haar hebben af geschrikt.// Doch hjj vernam voetstappen op de binnen plaats. Voorzichtig gluurde hij achter de gor- djjnen. Het was Claudine. Zjj begeeft zich naar haar zuster. Alvorens binnen te treden, staat zij bjj den drempel stil, als om een laatste aarzeling te overwinnen. Mont mayeur hoort het jonge meisje gejaagd adem halen, alsof zjj hard geloopen had of omdat haar keel door aandoening als het ware werd dichtgeknepen. Daarop klopt zij zacht aan. //Zjjt gij het, Claudine?// zegt Lucienne. Met het oor tegen de blinde deur geleund, kan Montmayeur elk woord verstaan. Lucienne heeft hare zuster open gedaan. Nadat Claudine bleek en bevend is binnen getreden, ijlt Lucienne haar tegemoet. Zjj zegt niets, doch brengt slechts haar vinger aan den mond en kjjkt naar de blinde deur, waarachter naatnde Fransche Republiek, die hem ver bannen heeft- Spaansche ingezetenen alhier houden van daag ook eene vergadering om een voor stel aan te nemen en naar Madrid op te zenden, waarin gehechtheid aan het Spaan sche koningshuis en de Spaansche zaak uitgesproken wordt. België. Uit Antwerpen komen voor den handel minder aangename berichten over het na deel, dat men daar reeds nu voelt uit den oorlog in het Westen. Verscheidene Ame rikaansche schepen, die reeds geladen waren, hebben hun vertrek uitgesteld, uit angst voor Spaansche kruisers. Verscheiden Spaan sche schepen nemen in allerjjl steenkool in. De diamant-industrie, welke een sterken afzet naar de Vereenigde Stalen heeft, ge voelt niet minder den invloed van den krijg. Daar de uitvoer naar Amerika op dit oogenblik «stokt», zijn reeds 1500 dia mantslijpers werkloos, en men vreest, dat dit aantal nog zal toenemen. Spanje. De Gacêta van Madrid bevat de Spaan sche oorlogsbepalingen, waaraan de Re geering de volgende toelichting Iaat voor afgaan. «De diplomatieke betrekkingen tusschen Spanje en de Vereenigde Sta'en zijn ver broken. Nu de toestand van oorlog tus schen beide landen begonnen is, doen zich verschillende vraagstukken van internatio naal recht voor die nauwkeurig moeten worden vastgesteld. Wij moeten met de grootst mogelijke getrouwheid de beginse len van bet volkerenrecht naleven. De Regeering is van oordeel dat het feit dat Spanje niet is toegetreden tot de Parjjsche overeenkomst van 1856 ons niet ontheft van de verplichting om de aangenomen beginselen te eerbiedigen. Een beginsel dat Spanje op genoemd tijdstip beslist weigerde te erkennen, was de afschalfiug van de kaapvaart en de Regeering meent dat het op het oogenblik onvermijdelijk is om ten opzichte van dit punt het meest volstrekte voorbehoud te maken.» Het besluit luidt aldus: «Aan alle Amerikaansche schepen die in onze havens liggeD, zullen vijf dagen worden g-geven, te rekenen van de openbaarma king van dit besluit, om vrij uit te gaan. Montmayeur wel alles kan hooren, doch niets zien. En beiden bljjven hand aan hand zwijgend tegenover elkander staan. Plotseling schrjjft Lucienne. met potlood eenige woorden op een stuk papier, dat in haar bereik ligt. Zjj reikt het daarna aan Claudine over, die het volgende leest //Wees voorzichtig. Montmayeur beluistert ons. Courlande had geljjk. Heeft hij u verteld, dat Jan uw brief en den mjjnen gelezen heeft Claudine knikt toestemmend met het hoofd. Daarop zeide zjj eensklaps met een stem, die beefde niet van aandoening over hetgeen zjj sprak, doch over het zonderlinge van den toe stand, waarin zij zich beiden bevonden: „Dus, Lucienne, die brief was van u afkom stig Zij sprak luid, zoodat zjj goed verstaan kon worden. „Ja.// //Hebt gij Montmayeur lief?// „Heb ik u zulks niet duideljjk gemaakt?// //En toch kan ik het niet gelooven hoe wilt gjj dat ook? Gjj hadt een afkeer van hem foen gjj hier kwaamt. Gjj werdt daartoe door wraak gedreven, den wensch om te straffen. Eu nu, Lucienne, hebt gjj den moordenaar mjjns vaders lief, den man voor wien Doriat moet sterven //Ik bemin hem, ik schaam mjj voor mijzelf, maar ik bemin hem O, gjj weet niet, wat lief de is. Uwe genegenheid voor George is zeker vrjj koel en brengt nimmer uw hart in beroering." Wordt vervolgd.) AmiWSCHEIJOt ABONNEMENTSPRIJS PRIJS DER ADVERTENTIEN. AGITE MA NOW AGITATE. 99. i/ J a

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1898 | | pagina 1