NIEUWE
HbagBlaó voor dtooró- en Suió-dCollanó.
Een flink optreden.
No. 2992
Doüderdag 26 Mei 1898,
23ste Jaargang.
BUITENLAND,
Per 3 maanden voor Haarlem 1,10
Voor de overige in plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,40
Voor het buitenland2,80
Afzonderijjke nummers0.03
Dit blad verschijnt
dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen.
BÜBEAU: St. Janstraat Haarlem.
Van 16 regels50 Cent
Elke regel meer
7'/,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Redacteur-Uitgever, W. KüPPERS.
Eene meer dan gewone gebeurtenis heeft
dezer dagen te Weenen plaats gebad. Daar
heeft de bekende pater Heinrich Abel
in de Augustijnerkerk een viertal confe
renties gehouden voor mannen over de vrij
metselarij. Onverschrokken en manmoedig
zette de redenaar zijn grieven tegen het
werk der duisternis uiteen.
Wat is er veel veranderd, sinds S e b a s-
tiaan Brunner met zjjn kerkeljjk week
blaadje zeer voorzichtig moest wezen, wilde
hjj niet als een onruststoker of onverdraag
zame worden gescholden, men was zoo
benauwd om de woede der vrijmetselarij
te ontvlammen en eene valsche verdraag
zaamheid werd gepredikt en in beoefening
gebracht.
Niets gevaarlijker dan dat! Zoo begreep
het ook inderdaad pater Abel toen hjj
voor vjjf- a zesduizend mannen conferen
ties hield over de vrijmetselarij. Midden in
Weenen
Zjjn onderwerp luidde: «Aan het keer
punt der eeuw.» Hjj, de kleinzoon van een
vrijmetselaar, lichtte het woord «eenheid»
toe, waarmede men in onze verlichte eeuw
zoo dikwerf schermt.
Wjj willen slechts een paar aanhalingen
uit de conferenties doen en onze lezers me-
dedeelen welke «eenheid» de Loge beoogt.
De voormalige Pauseljjke Nuntius Folci-
nelli, zei pater Abel, heeft mjj zelf mede
gedeeld dat toen hjj Internuntius was in
Brazilië,hij aldaar een bekeerden vrijmet
selaar had gekend en van deze in 1851
had vernomende vrijmetselarij heeft een
groot plan in Europazij wil drie eenige
groote monarchieën grondvesten een Ger-
maansche onder het huis Hohenzollern, een
Romaansche onder het huis Savoye, en een
Slavische onder het huis Romannof.
En hoe moet dan Oostenrijk ten grond»
worden gericht?
Dat heeft de beruchte M a z z i n i reeds op
het Convent van Genève verklaard «Oos-
F EU ILL ET O N.
DE TWEE WEEZEN,
126. {Vervolg.)
«Deze misdaad heb ik bedreven. Gjj hebt
daar volstrekt niet de hand in gehad.,/
«Dat is de zaak niet. Ik ken ze. En ermede
bekend zjjode, kan ik dien man niet in uw
plaats laten sterven.//
/.Wat zjjt gjj dan voornemens te doen
//Gjj wilt zeggen, welk mjjne bevelen zjjn Ik
eisch, dat gjj Doriat redden zult.//
Ik wil zulks niet doen. Doeh gesteld, dat ik
het wilde, hoe zou ik het kunnen
//Door u zelf aan te klagen.//
«Spreekt gjj in ernst
//Gjj zult een brief schrjjven aan den Eechter
van instructie te Versailles. Dat is nog steeds
de heer De Moraines, uw vroegere schoolmakker,
die, na den oorlog te hebben medegemaakt, nu
wederom zijn zetel in de rechtbank te Versailles
heeft ingenomen.//
//En in dien brief?//
//In dien brief zult gij hem alles zeggen, wat
op de misdaad betrekking heeft, van af het
oogenblik, waarop gjj, door tegenspoed eitoege-
bracht, het plan opvattet om te stelen, tot op
den dag, waarop gjj, door berouw gedreven, het
leven van Doriat wilt redden.//
//Is dit alles?»
//Gjj zult hem alle mogeljjke bewjjzen leveren
zoodat er geen twjjfel meer voor hem bestaan
tenrijk moet vernietigd worden door het
nationalisme.» De nationaliteitenkamp wordt
de machtige hefboom der Broeders, om
Oostenrijk te ontwrichten. Weet dus, man
nen, zoo sprak pater Abel, het ongeregel
de nationaliteits-fanatiBme stamt van de
vrjjmetselarjjzóó wil men Oostenrijk te
niet doen gaan.
Eene andere passage van veel gewicht
uit pater Abel's redevoeringen was, waar
hjj het bekende feit herinnerde, dat in de
Eclectische Loge van Frankfort a/ Main
in 1784 tot den dood van koning Lode-
wjjk XVI was besloten, zoowel als van
Gustaaf III van Zweden. Pater Abel
voegde er bjj«En dit weet ik zoo zeker,
dat degene, die het voorstel deed, mjjn
eigen grootvader Abel, was.»
Verwondert het u niet, zoo vroeg dere-
nenaar aan zjjn duizenden hoorders, dal ik
door deze onthulling mjjn afkomst ont
eer? Weet dan allen, dat mijn vader, 31
Juli 1870, op zjjn sterfbed, mjj heeft ge
beden, door mjjne openbare mededeelingen
goed te maken, wat het voorgeslacht mis
deed.
Ja, hjj heeft het mjj als testament ach
tergelaten, en ik wil zjjn laatsten wil eer
biedigen. Daarom spreek ik tot u allen,
opdat gjj de vrjjmetselarjj moogt leeren
kennen.
Zoo treedt thans pater Abel te Wee
nen op, te midden van mannen van eiken
stand en elke richting. Hjj heeft de worsteling
aangebonden tegen het kwade, nu de erf
vijand van het menscheljjk geslacht velen
het licht des geloofs, het anker der hoop,
het hart der liefde weet te rooven en de
onzinnige, misdadige dwazen juichen bjj
hun verlies ol koesteren zich in een voor
hun rustig nietsdoen tot eigen gemak.
Zoo echter handelt pater Abel te Wee
nen niet. In weerwil van bloedige geschillen
en groote verdeeldheid, van droeve kwalen
en euvelen, laat hjj zjjn woord klinken van
Noord tot Zuid «Ik geloof in God, Schep
per van hemel en aarde.»
kan. Gij zult hem mededeelen onder welke
omstandigheden de misdaad gepleegd is, waa rom
gjj bjj het onderzoek aanwezig waart, gij zult
geen enkele bjjzonderheid verzwjjgen, die zjjne
overtuiging kan vestigen. Wanneer gij trouwens
bekent, zal men u gelooven. Ea opdat uw berouw
oprecht gemeend zoude sihijnen, zult gjj den
heer De Moraines de plaats aanduiden, waar
gjj de vijftigduizend franks verborgen hebt, die
gjj aan Boureille hebt ontstolen. Bevinden zjj
zich nog steeds met het koffertje in den ouden
put
//Nog altijd. Doch voor niet lang meer, naar
ik hoop, want ik ga ze gebruiken en in mjjn
handen zullen zjj spoedig vermeerderd zjjn.//
//Gjj zult dien brief dus schrjjven. Haast u
wat
//Ik zal vols rAt niets sohrjjven. De guillo
tine lacht mjj in het geheel niet toe.//
„Haast u wat, zeg ik u. Wanneer die brief
geschreven is, zult gij hem mjj ter haad stellen
//ZooWilt gij mjj aanklagen
//Ja, maar ik zal wachten met uwe bekente
nis aan de Rechters over te leggen, totdat gjj
buiten bereik van de wetten des lands zijt. Wan
neer gij eenmaal in Amerika zjjt, zal ik aan
den heer De Moraines alles mededeelen.
«Al is de eer niet gered, uw leven zal dan
toch gespaard bljjven.//
//Ha I Dat is althans een uitweg.//
//Dus gjj gehoorzaamt
„Neen.//
„Rampzalige 1//
//Maar gjj zjjt krankzinnig om mjj iets der
gel jjks voor te slaan I//
Oostenrijk-Hongarije.
De Oostenrijksche Minister van Finan
ciën, de heer Kei tzei, heeft aan een jour
nalist verklaard dat hij voornemens is het
zegelrecht dat op de dagbladpers zeer druk
kend gewerkt heeft, af te schaffen.
Onder voorzitterschap van graaf T h u n
is de Oostenrijksche ministerraad Vrjjdag
bijeengekomen en heeft besloten dat het
parlement 1 Juni zal worden bijeengeroe
pen. Beslist werd verder, dat de voorloo-
pige taalverordening van baron Gautsch
in Boheme en Moravië zal gehandhaafd
blijven tot de parlementaire commissie, wier
benoeming zich intusscben nog laat wach
ten, eene rijkswetgeving betreffende de talen
heeft ontworpen.
Duitschland.
Indien er geen verbetering komt in den
gespannen politieken toestand, zal, naar
gemeld wordtwaarschijnlijk de reis van
keizer Wilhelm naar Palestina tot het
volgende jaar worien uitgesteld.
Uit de mijn te Zollern waren giste
ren-morgen reeds 30 dooden boven gebracht.
Het onweder, vergezeld van wolkbreu
ken en hagelbuien, heeft in Baden groote
schade aangericht. In het district Engen
is voor een millioen mark verwoest. In het
Neckardal lagen in enkele dorpen de ha-
gelsteenen een vuist dik op straat en waagde
zich gedurende het hondenweer niemand
buiten. De tuinen zien er uit als moeras
sen, de velden alsof ze gewaltst waren
van den oogst zal natuurljjk niets terecht
komen.
Uit Giessen wordt gemeld dat de Lahn
onrustbarend gezwollen is. Er zijn drie bad
inrichtingen door het hooge water meege
sleurd.
Frankrijk.
De ontslagen kolonel Picquart had,
na bijwoning van het Zola-proces, bij zijn
terugkeer uit Versailles eene minder aan
gename ontmoeting. Geen coupé eerste
klasse vindende, ging hjj met Gabriel
Mo nod in de tweede klas zitten. Een
aantal schreeuwers liepen te hoop voor
het venster, beklommen daarna de imperial
en hielden niet op met stampen en belee-
digingen de onderzittenden te hinderen.
„Bedenk u goed, Jan, ik bid u, bedenk u
goed
//Kom, laten wjj er niet meer over spreken,
wilt gjj
„Gjj loopt uw verderf tegemoet."
//Ik ben niet bevreesd.//
//Wie weet of gjj u niet aan den rand van
een afgrond bevindt.//
//Dan zoudt gij mjj wel waarschuwen.//
//Misschien \u
Montmayeur sidderde. Hjj liep op George
toe en zag hem strak in het gelaat.
//Gjj weet iets U riep hjj uit.
//Neem u iu acht.
//Spreek op. Wat weet gjj
//Ik weet dat het oogenblik gekomen is om
berouw te gevoelengeloof mjj, ik weet, dat,
wanneer gjj nog langer wacht, gij verloren zjjt."
„Spreek op, zeg ik u, spreek op.//
«Meer weet ik niet
Montmayeur haalde de schouders op en mom
pelde
«Ik ben eigenljjk dwaas, dat ik mjj nog om
zulke praatjes bekommer."
//Gelooft gjj mjj dus niet?//
«Neen.//
„En gjj weigert den gevraagd en brief te schrij
ven
«Dat weiger ik.//
George dacht eenige oogenblikken na. Daar
op zeide hjj eensklaps met dien zelfden zonder
lingen klank in zjjne stem, welke Claudine en
Lucienne zoo getroffen had
//Het is wel. Ik heb gedaan wat in mjjn ver
mogen was, ik zal mjj niets te verwjjten hebben."
Aan het Gare St. Lazare is Picquart
met moeite aan erger dingen ontkomen.
Het landbouw-weeshuis te Thodure
(Isère) heeft bij deurwaarders-exploit aan
schrijving gekregen, binnen een maand de
som van 6250 franks kloosterbelasting te
betalen.
Om de onrechtvaardigheid van deze be
lasting aan te duiden, is bet voldoende te
weten, dat deze wees-inrichting werd ge
kocht voor 18.000 franks. En wanneer
men dan bedenkt, dat de zorgzame bestuur
ders van dit weeshuis verplicht zijn te be-
deleD, om brood en dekking voor de 50
aanwezige kinderen bij elkander te krijgen,
is het ergerlijk te moeten zien, hoe de
fiscus ruim 35 percent der waarde als belas
ting durft eischen. De directeuren en de
zusters, die het weeshuis bedienen, zullen
zich dus met de kinderen op straat moe
ten laten zetten.
Amerika.
De ontevredenheid in de Vereenigde
Staten neemt toe, omdat de Regeericg zich
volkomen onvoorbereid in een oorlog heeft
gestort.
In het leger heerscht volslagen gemis
aan oide en de militairen lijden letterlijk
honger. Het 14e regiment uit New-York
kwam uitgehongerd in het kamp van Tho
mas aan, de soldaten hadden den geheelen
dag niet anders gehad dan twee «Craekers»
en een stukje spek, zoodat verscheidene
manschappen van uitputting niet konden
marcheeren
Het loopt den Amerikanen trouwens op
alle punten tegen.
De vloot kan de Spaansche schepen niet
machtig worden de soldaten zijn niet uit
gerust van de bezetting van Cuba zal
voorloopig geen sprake zijn. Admiraal De
wey was de eenige, die nog een klein ge-
luksterretje had ontstoken. Doch ook dat
sterretje verdonkert allengs. Want bet gaat
op de Philippijnen niet naar wensch. Wel
is waar heeft admiraal Dewey eenige
weinig beteekenende Spaansche schepen in
den grond geboordheeft hij daardoor de
gelukwenschen der Amerikaansche verte
genwoordigers ontvangen en ziju pro
motie, maar verder is er niets geschied.
Manila is nog niet genomen en de
Philippijnen wachten nog altijd op de Ame
rikaansche troepen, die de eilanden moeten
veroveren, het Spaansche bestuur verdrijven.
Montmayeur begaf zich naar de eetkamer.
George volgde zjjn broeder. Op hot oogenblik
dat Jan de hand uitstak om de deur tj openen
hield George hem tegen en zeide nauw hoor
baar
//Jan, voor de laatste maal
//Ach, spreek daar niet meer over."
//Jan, binnen een minuut is het te laat,«
//Genoeg daarover."
Hjj opende de deur, trad binnen en uitte
een kreet van verbazing.
Hjj had niemand in de eetzaal verwacht.
Lucienne werd aan het bed van hare zuster be
diend en George vergezelde hem.
Er waren echter verscheidene personen bjjeen.
Doch het was niet alleen van verbazing, dat
hjj dien kreet geuit had, het was tevens van
ontsteltenis
Zjjne eerste beweging was naar de deur te-
rugloopen om zich te verwjjderen. Doch de tjjd
ontbrak hem daartoe.
Twee mannen versperden hem den weg. Een
van hen beiden was hem onbekend, doch den
andere meende hjj meer ontmoet te hebben.
Plotseling herinnerde hjj zich den landbouwer,
die den brief van Claudine aan Lucienne ge
bracht had.
Die man lachte eens tegen hem en groette
hem bpleefd.
Het was onze vriend Courlande.
Wordt vervolgd.)
MmMSCHECOOlülT.
ABONNEMENTSPRIJS
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
■n,, 71 L
AGITE MA NON AGITATE