Als het Kindje binnenkomt...
Moeder en Kind.
Qnze |Coningin.
Bedrogen geluk,
Korte levensschets van
H. M, Koningin Wilhelmina,
FEUILLETON.
allen is zij de Poëzie van het Koningschap.
Op haar rusten thans de oogen van heel
de wereld, in Indië gaan onze dapperen
met, haar naam op de lippen den dood in,
de suzereine vorsten buigen hun bruine
hoofden vol eerbied voorde jeugdige «Njonja
Radja.» Straks verschijnt zij ons een visioen
van schoonheid, in haar wit kleed van smet
teloos satijn, lang slepend achter haar teere
gestalte, rijksappel en scepter in de hand,
de diadeem op het blonde, schoone hoofd.
Naast haar door oude krijgers gedragen
den standaard van het Koninkrijk, rondom
haar wuivende hameren, schitterende uni
formen, muziek en klokgelui, en de bazui
nen der koningen van wapenen verkondi
gen het luid: «De Koningin is ingehuldigd.
Leve Koningin Wilhelmina!» een kreet door
heel het volk jubelend herhaald, hier en
ver over de zeeën nageëchood.
Een nieuw leven is begonnen voor ons
Koningshuis, voor ons volk, de sombere
dagen van rouw en droefheid zijn voorbij,
en een nieuwe dageraad is aangebroken
met het Kindje dat binnenkwam.
j
't Is avond, bijna nacht. In de liooge
zalen van 't koninklijke lustverblijf zijn
de lichten uitgedoofd. Het dienstpersoneel
heeft zich ter ruste hegeven. Hier en daar
dringt door de openingen der zware gor
dijnen nog een enkele straal en toont, dat
men daar nog waakt. Zoo ook in het slaap
vertrek der edele Vrouwe, aan wie de
moeielijke taak ten deele viel de landen
aan de zee te besturen en voor de op
voeding te zorgen van haar eenig Kind,
die eens Ivoninginne der Nederlanden zoude
zijn.
Die taak is thans volbracht.
Morgen zal haar Kind meerderjarig zijn.
Zwaar was die taak en vol bekommernis,
iederen dag in het jaar, ieder uur van
den dag.
Langzaam schrijdt Zij door haar slaap
vertrek. Nu zit Zij neder en rust het moede
hoofd op de hand. Voor Hare oogen ver
schijnen de beelden uit Haar leven toen
zij Koninginne was.Eene jeugdige, liefe
lijke Maagd, nauwelijks twintig jaar oud,
werd zij verbonden aan den grijzen Vorst,
wiens levenszon ter kimme daalde. Dat
kon geen liefde zijn, die haar de gade deed
worden van den ouden Koning, dat
was gehoorzaamheid en plichtbesef. En
toch, met wat trouwe, voorbeeldige zorg
Koningin
Kind gevestigd, getuige de ongekunstelde
geestdrift eener spontane opwelliug van
enthousiasme, dat zich openbaarde op den
26sten Mei 1891 toen de beide Koningin
nen een bezoek brachten aan Amsterdam.
En niet minder was dit het geval toen
later de Koninginnen de provinciën Fries
land en Groningen en een aantal steden
in ons vaderland bezochten.
Waar Moeder en Kind zich vertoonden,
zoowel in het Binnen- als Buitenland, ste
gen uit trouwe Nederlandsche harten juich
kreten op met de bede: Heer behoedt onze
Vorstinnen.
Het was zoo eenvoudig en zoo echt
treffend toen een oud vrouwtje tijdens de
wedrennen te Glingendaal het Koningin-
netje was gaan zien en uitriep: «O lieve
God, wat is ze toch mooi!»
Maar met welk een moederzorg en oor
deelkunde heeft de Koningin-Regentes ge
werkt om het lieve en aanvallige Kind te
doen opgroeien tot eene flinke en krachtige
Jonkvrouw, tot onze Koningin
Daarvoor onze huldeEn wij zeggen
den dichter na«Weedie schennis pleegt
aan 't voorwerp onzer min
Toen in den avond van den 31 sten Au
gustus 1880 het geschut donderde in de
vorstelijke Residentie, was het Nederland
sche volk eene Koningsdochter geboren.
De vreugde onder dat volk was groot,
want de laatste zoon des Konings prins
Alexander was ziekelijk en de opvolging
in het Huis van Oranje was nu weer ver
zekerd.
De doopplechtigheid had plaats op den
12en October 1880 in de Willemskerk te
's-Oravenhage door Ds. Koetsveld. Deze
kerk is een geschenk van Z. M. Willem
III, in 1853 aan de Ned. Herv. Gemeente
der Residentie.
De eerste verjaardag van prinses Wil
helmina werd gevierd op 't lustslot
't Loo te Apeldoorn, en de liefde voor het
Koningskind werd grooter toen den 21 sten
Juni 1884 prins Alexander overleed,
waardoor prinses Wilhelmina de toe
komstige troonopvolgster werd.
Het kinderhart der jeugdige Prinses
werd al spoedig smartvol getroffen door
den dood haars vaders Z. M. W illem III,
op den 23sten November 1890.
Toen deze zware slag de diepbedroefde
weduwe had getroffen, konden wij wjjzen
op het kleine W i 1 h c I m i e n t j e en uit
roepen «Het eerste Kind des lands ook
vaderloos.»
Wij herinneren aan dit feit, ten bewijze,
dat ook in de paleizen der Koningen bange
en smartvolle uren worden gesleten.
Maar het Nederlandsche volk strooide
frissche bloemen op den verderen levens
weg onzer geliefde Vorstinnen.
Koningin E m m a, geboren prinses Van
Waldeck-Pyrmontheeft van dat
oogenblik af, haar taak als Regentes en
Moeder opgevat op eene manier die ons
aller sympathie heeft gewekt. Aan deze
edele Vrouwe is het Nederlandsche volk
grooten dank verschuldigd, omdat zjj ons
eene waardige Opvolgster heeft geschonken
van den laatsten manneljjken Oranjetelg.
Na den dood van Z. M. Koning Wil
lem III waren aller oogen op Moeder en
Victor Hugo zong het eenmaal en bij
hoevelen vonden zijn woorden weerklank:
Als het kindje binnenkomt, juicht heel
het huisgezin,
Men haalt het met oen lachje en zoete
woordjes in,
Het schittren van zijn oog deelt aan elk
oog zich mede,
En 't rimpligst voorhoofd (ook 't bezoedelste
wellicht)
Klaart voor den aanblik op van't vroolijk
Met iedereen in vrede.
aangezicht.
Als na een dnistre nacht van storm, wind
en van regen,
Een nacht, wen menigeen ter rust begeven,
Haar 't woelig gieren hoort, dat 't kindje
doorslaapt; als
Ha zulk een nacht het rood des ochtends,
dat de kimmen
Van lieflijken waas en zachten gloed doet
glimmen,
En blijde zangen vergt van 't vooglen-
heir des dals,
Zoo zijt gij dierbaar kind! waar gij ver
schijnt, daar vluchten
En duisternis en nacht, en zwarte regen
luchten.
Gij zijt een heldre zon, een blijd' en vroolijk
licht.
Door d' adem van uw mond verwekt gij
vreugd en leven,
Als zuivere koeltjes, die langs 't knoppig
bloembed zweven,
En 't blosje sterken op der rozen aangezicht.
Lief duifjein onze ark 1 Uw woordje bracht
den vreed'
Den vreugde en 't zoetst geluk in onze
woning mede,
Zoo vurig afgesmeekt, met zooveel angst
verbeid
Gij kijkt de wereld, waar Gij niets van
wist in 't rond,
blank lijfje zonder smet, blank zieltje
zonder zond'
ik eer uw duldde maagdlijkheid. 1)
Ja het was duister in ons land, duister
in ons Vorstenhuis. Zware stormen hadden
gewoed, de Oranjeboomen lagen geknakt
ter aarde.
Telkens trokken droevige lijkstoeten
naar het vorstelijk graf in Delftkonin
gin Sophie, prins Hendrik, de Prins van
Oranje, zij waien allen binnen eenige ja
ren daarheen geleid. Nog restten de hoog
bejaard rins Frederik en de zwakke,
zieke! ik prins Alexander terwijl ook ko
ning Willem III reeds de grenzen van
den ouderdom had overschreden en de
eerste aanvallen voelde van de pijnlijke
ziekte, die zijn ijzeren lichaamsgestel en
forsche gestalte langzamerhand zou sloopen.
Ja 't zag er hopeloos somber uit met
de toekomst onzer dynastie toen 't
Kindje binnenkwam
Den 31 Augustus 1880 werd koning
Willem III en koningin Emma een dochter
geboren, dat was het Kindje, «de heldre
zon, het blijde, vroolijke licht» waarvan de
Dichter zingt, het licht dat thans onze
harten verheugt, het teere bloesempje, dat
aan den ouden, afgeknakten stam ontloken,
daaraan een nieuw tijdperk van bloei en
van jeugd belooft.
Toen alles verloren scheen, toen kwam
het Kindje binnen, het lieve, blonde Prin
sesje, ons aller vreugd, ons aller hoop, het
Prinsesje, later het Koninginnetje, nu de
KONINGIN.
Koningin van achttien jaren, de lieveling
de trots van een land Het Kindje heeft
zich ontwikkeld onder de zorg eener ver
standige moeder tot een bloeiende, lief
tallige. Jonkvrouw.
Europa benijdt ons onze Vorstin, voor
1. Vertaling van Nicolaas 13eets.
53.
Vervol ff.)
O O
O' Koninklijke Maagd, die van Gods alvermogen
De hoog-geboren, fiere Draagster zijt,
Eerbiedig heeft zieh voor Uw Majesteit
Van Rijks-Vorstinne 't Christenvolk gebogen.
En als van hnlde en fronwe, U gewijd,
Zijn heil'ge eed vol-krachtig stijgt ten hoogen
Dragen de Engelen met vreugdestralende oogen
Dien voor den Troon van Gods barmhartigheid
Drie gaven offerden der vorsten Heer
De Wijzen, die langs ongewisse banen
Een wonderster naar Bethl'em had geleid.
Haar 's Hoogepriesters herderlijk vermanen
Leggen drie gaven we aan Uwvoeien neêr:
Van lAefde, Eerbied en Gehoorzaamheid.
M. V.
Bijna verschrikt keek de toesnellende bediende
haar aan. Deze was een grijze man en herkende
baar. Ook zij herkende hem. Een lichte blos
verfde bare blecke wangen, doch ze bedwong
deze eerste opwelling van schaamte. Den eer
biedigen groet "van den bediende minzaam be
antwoordend. sprak ze: //Gaat het goed Mar
tin? wilt gij mij bij mijnbeer den Baron
aandienen Ik heb een dringende zaak met
hem tefbchandelen.//
De bediende ging voor.
«Wil mevrouw bier een oogenldik vertoeven?//
zeidc hij. de deur van een ontvang-salon ope
nend, mijnbeer de Baron zal dadelijk
Ilij kon den. zin niet eindigen, want mijn
beer dc Baron st'nd midden in bet vertrek,
ongeveer op dezelfde plaats, waar voor tien
minuten Dorner hem had verlaten. De bediende
had gemeend, dat bij reeds in zijn gewone stu
deerkamer was teruggekeerd, waar bij den
iueest.cn tijd, door rbeumatiscbe pijnen gekweld,
doorbracht, liggend op een sola, lie tijding,
welke bij echter daarjuist had ontvangen, had
hem opgejaagd en tot onrustige wandelingen
gevoerd door de kamers en suite. 11 ij maakte
berekeningen voor morgen en overlegde, koe
luj liet best, tie zaak zon aanpakken. In alle
geval ingest hij "morgen naar de stad, de koele
avondlucht hield hem voor dezen avond tegen.
Bij deze kamerwandelingen hield hij plotse
ling stil, toen bij de liaas ige stappen hoorde,
en luist rde, midden in de kamer staande en
leunende op zijnen stok, naar de naderende
stemmen. Degene, die binnentrad, had hij echter
in bet, geheel niet verwacht. Totaal verbluft
staarde hij haar bet eerste oogenblik aan, dan
bewoog een hatelijke trek zijn vaal gezicht
Toch kwam de rolleerde cavalier bij hem boven.
Met veel courtoisie leidde hij Klse binnen en
bood haar een stoel. Een blik op zijn gelaat
deed baar zien dat hij reeds alles wist. De
woorden bleven eerst in haar saamgeschroefde
keel steken, doch ze overwon zich en sprak
toonloos
//Dorner uit Parijs is hier geweest?//
Hij bevestigde dit, alsmede zijne bekendheid
met het bedrog. Hij gebruikte daarbij harde,
woorden; gedurende eenige minuten scheen hij
geheel tc vergeten, met wie hij sprak. Zijn
weinig edelmoedig hart was door het onver
wachte verlies met bitterheid vervuld, en een
geheime wraakzucht zette hem aan tot wreede
grofheden. Het deed hem oneindig goed, het
streelde hem, haar, die hein eens had versmaad,
vernederd voor zich te zien Zij verdroeg het
met. waardigheid. Ilij achtte het niet beneden
zieh, tegenover haar zijn plannen te ontdekken
om de zaak ten spoedigste in de handen der
justitie te stellen. Nu smeekte Flse om mede
lijden te hebben met have kinderen. Dij echter
antwoordde, dat bij 'eerst en vooral voor zijn
eigen bedrogen dochter had te zorgen, /ij was
de bedrogene, de. sieraden behoorden deels aan
stond zij dag en nacht aan de lijdenssponde
van Haar gemaal, den vader van Haar
Kind. Haar Kind! Hoe heeft zij het
gekoesterd, bemind en bewaakt.Regentesse
en Moeder, maar Moeder vooral, die wist,
dat Haar Kind eens Haar Koningin moest
zijn
«Mijn God,» fluistert zij zacht, «heb ik
in alles mijn plicht volbracht? Heer, zegen
mijn werk, zegen mijn Kind. Dat Uw
kracht haar omgeve en beware!»
«Moeder,» klinkt eensklaps een zachte
stem en vóór Haar staat Heur Kind. Het
blonde haar golft langs het witte nacht
gewaad, dat de liefelijke, edele gestalte
omgeeft. «Moeder, mag ik nog eenige
oogenblikken bij U zijn?» En Zij vleide
zich neder naast hare Moeder en liet het
blonde hoofd rusten aan dat liefdevolle hart.
Zij toch ook kon niet zoo gemakkelijk
rusten dezen nacht.
De ernst des levens was daar.
Morgen achttien jaar,
derjarig, morgen rechtens
der Nederlanden!
Al trachtte men Hare jeugd zoo zonnig
te maken, als immer mogelijk was, toch
was Haar ook het verdriet niet gespaard
gebleven en reeds- vroeg had zij leeren ge
voelen, dat zij zwaar zou wegen de schit
terende kroon, door Hare dappere voor
vaderen gewonnen en verdiend, reeds in
Hare jeugd moeten ondervinden, dat Haar
door het volk, waarover Zij zoude regeeren
niet enkel liefde en hulde zoude worden
geboden. Wel verhief Zij met fiere
trots het hoofd op bij de gedachte, dat Zij,
achttienjarige Koningin zoude zijn, maar
op den vooravond van dat nieuwe tijdstip
Haars levens boog Zij het hoofd, als drukte
Haar reeds al de zwaarte van dat koning-
schap, én rustte het aan het hart der trouwe
Moeder, die bij de liefdevolle zorgen voor
de opvoeding voor Haar Kind de zware
lasten -Van dat koningschap zoo roemvol
voor Haar had gedragen.
O O
«Wees kalm, mijn Kind,» zeide de Moe
der, en «wees moedig. Gij gaat regeeren
over een goed en trouw volk, dat U ver
eert als de draagster van het hoogste we
reldlijk gezagdat U lief heeft als de
afstammeling der Oranje's. Heb dat volk
ook lief; bedenk steeds, dat de volken
niet zijn voor de vorsten, maar de vorsten
voor het volk. Wees rechtvaardig en edel-
moedig; wees steeds daar, waar Uw plicht
U roept en handel naar de inspraken van
Uw geweten.»
Lang nog sprak de moeder tot Haar
Kind.
Toen klonken twaalf slagen door het
paleis.
Zij stonden op en de Moeder nam het
hoofd Haars Kinds tusschen Hare handen.
Zij kuste haar voorhoofd en sprak:
«God zegene U, mijn Kind, mijn acht
tienjarige, mijn Koninginne
Ja, God zegene U, Wilhelmina, koningin
der Nederlanden! Geheel het Nederlandsche
volk brengt IJ zijne hulde en zijn liefde
op Uw achttienden verjaardagAllen
scharen zich rondom den troon hunner
jeugdige en fiere Koningin en wijden Haar
hun trouw, hun liefde en hun kracht. Nie
mand wage het roekeloos eene schendende
hand uit te strekken naar Uw kroon, naar
Uw troon En terwijl wij met diepen
eerbied de edele Vrouwe danken, die U
heeft opgevoed en U ten voorbeeld strek
te, klinkt het daverend uit ons aller hart
«Leve lang, gelukkig en roemrijk, Wil
helmina van Oranje Koningin der Neder
landen
haar, deels aan hare moeder en zouden dus
alle bij hare meerderjarigheid aan haar toebe-
hooren.
Else onderbrak hem met de verzekering, dat
zijne dochter met vervulling van hare bede geen
schade zoude lijden zij wenschte slechts een
accoord, door hetwelk de zaak aan openbaar
heid zou worden onttrokken. Zij had warm en
met al de innigheid van haar moederlijk ge
voel voor hare kinderen gepleit en in hare op
gewondenheid uitgeroepen //Geef ons onzen
goeden naam terug, ga in grootmoedig zwij-
gen over de oorzaak onzer verplichtingen heen
en neem daarvoor Reichenau en alles wat
we bezitten.//
Hij ving met hebzuchtigen blik het woord
Reichenau op. De mogelijkheid, een lang ge-
koesterden wensch eindelijk te zien ver.uld,
ontlokte hem het volgende onoverwogen ant
woord
//Ge biedt me Reichenau aan Bij deze uwe
goede gezindheid kunnen we misschien tot
overeenstemming geraken, maar dan moet het
ten spoedigste plaats vinden.
Zoodva mijn zoon morgen terugkeertzal
hij zich ter vereffening dezer zaak naar u b •-
geven. Maar dan geeft gij uw woord voorals
nog- geen stappen te doen in deze zaak
//tk geef u mijn eerewoord.//
lilse stond op, bepaalde een uur, waarop Leo
den Duron in de stad zou kunnen treffen en
ging, elke begeleiding afwijzende, heen.
A neen en onopgemerkt keerde ze naar baar
buis terug-,'' dat pas opnieuw haar woonplaats,
door deze netelige gebeurtenis haar weer zou
EIDENS VEST.
Vorstinne op uw bearscherstroon,
Aan u, 't hoogheerlijk eerbetoon
Van Petrus fiere stede
Hoor! 's Graven vest, die op heur schild
De sleut'len zelfs der heemlen tilt,
Biedt God voor u heur bede.
Geef smeekt zij aan dit Maagdlijn, Heer,
Dat 't Staatsschip moet doen varen,
Al vallen stormen daarop neer
Met bulderende baren,
Geef haar, o God van Nederland
Sint Pieters vaste stuurmanshand.
O Gij, Die me een Roomsch-Koning 1) gaaft,
Met Rembrandt, vorst der kunsten, 2)
Die elk door mij met wijsheid laaft.,
Beschikker aller gunsten,
O, geef dat Neerland's maagdelijn
Mag grooter dan mijn grootheên zijn.
P. M.
Leiden.
Bots,
lt. priester.
1. Willem II Roomscli Koning is te Leiden geboren en
in do Sint-Pieterskerk gedoopt.
2. Rembrandt is in de Wsddeste^g te Leiden geboren.
O o
worden ontrukt. De tijding hiervan werkte bij
na verpletterend op Leo's gemoed. Het nieuwe
beeld van zijns vaders verleden, dat thans weer
voor zijne oogen opdook, deed zijn bloed ver
stijven. De ontluikende vroolijkheid die bij het
succes van zijn arbeid terugkeerde, werd thans
volkomen geknakt. Alles, wat hij in den laat
sten tijd had gehoopt, gewonnen, verkregen en be
mind het verdween onder het bereik zijner
handen, het scheen hem een ijdele droom. Rustte
er dan nog steeds een vloek op het overblijf
sel van zijns va Iers erfgoed? Kon er geen zaad
opschieten op den door leugen en bedrog ge-
drenkten bodem
Maar aan den jongen fabrikant bleef geen
tijd tot dergelijke overpeinzingen, al zijn energie,
al zijn geestkracht werd gevorderd om helder
en moedig de nieuwe ramp onder de oogen
te zien Het scheurde zijn eerlijk gemoed, doch
hij kon het niet verhelendat zijn vader zeer
slechte praktijken had uitgeoefend.
Hij was de erfgenaam van zijns vaders naam
en zou het tevens van zijne schande worden,
zoo hij er niet de voorkeur aan gaf, schulde
naar te worden van baron Von Osten. Hij be
sloot hiertoe, schoon hij wist niet een harden
schuldeischer te doen te hebben.
De Baron liet aanstonds doorschemeren, dat
hem het geven van het eerewoord reeds be
rouwde, en hij zeide, slechts dan gebonden
te achten, als het afstaan van .icnau tot
grondslag der onderhandeling zoude dienen.
Leo's voorstel om het goed te verhypotheken
nam de Baron niet aan, want hij wilde even
min de Edelheims als zijn naaste buren be-
Dc Heer moge uw opperste Raadgever zijn,
en geve U steeds het Eeuwige meer te achten
dan het tijdelijke,//
Juliana ran Stolberg, moeder ran
Willem den Zwijger.
//Het is beier het tijdelijke te verliezen dan
het Eeuwige.//
Dezelfde
haar levensspreuk,
//Ik ben besloten mij in de hand des Al-
machtigen over te geven, opdat Hij mij geleide,
werwaarts Hij wil.//
Willem de Zwijgerin het be'
narde jaar 1569.
"Nooit heb ik de aanhangers van onze reli
gie gehaat. Van mijne wieg af was ik er in
opgevoed. Mijn vader had er in geleefd, en
was er in gestorven. En wie zou zich dan ver
wonderen, dat ik ze alzoo diep in mijn hart
had gegrift, dat zij op hun tijd hare vruchten
zou geven
Dezelfde in 1581.
//Veniat Regnnm Tuum.//
Uw koninkrijk kome!
Devies ran Louise de Colligmj, 4 e
ec.htgenoote van Willem den Zwijger
randschrift boven hare portretten.
//Ik prijs den Heer daarom, dat ik, door
zijne genade geleerd geene Protestante ben,
omdat ik in die leer ben opgevoed, maar om
dat ik door eigen oordeel overtuigd ben, dat
ik zoodoende op den rechten weg ben.//
Prinses Maria, gemalin ran stad
houder Willem 111. Koning ran
Fngeland.
//God zij geloofd! Hij roept mij en zal mij
ondersteunen mijne vrienden zullen mij hel
pen door hunnen raad, en alle eerlijke lieden
door hun gebed.//
Stadhouder Willem IV 1747.
//Er is ook voor mij geen rust dan voordat
ik dit aardsche zal hebben afgelegd.//
Koning Willem 11 in zijn sterf
jaar 1849.
//Oranje en Nederland, Nederland en Oran'e
is onverbreekbaar één,//
Koning Willem lil September 1853.
Zooals in vroeger dagen Zoj zal het altijd
blijven. Wij allen uit het Huis van Oranje, wij
kunnen nooit genoeg doen voor Nederland.
Dezelfde
17 November 1863
medegedeeld door
O. L. Laan.
houden als de gelegenheid laten ontglippen,
na lange jaren van hebzuchtig verlangen, het
goed in zijn bezit tc krijgen.
Het landhuis met zijne landerijen stond 1 ag
in urijs en overtrof slechts weinig de waarde
der juweelen. Wat het meer waard was kon
precies dc laste -, die het huis bezwaarden, af
lossen.
De Baron liet zich slechts bewegen tot de
overname van alle sch ilden en verplichtingen
van het huis Reichenau. Daarbij verlangde hij
een snel besluit, doch beloofde, Dorner het
zwijgen op te leggen en zelf immer het geheim
te bewaren.
Leo kwam spoedig tot een besluit, zijn jong
gemoed vloeide over van bitterheid, welke hem
de liefgekr gen zaken deed verwenschen hij
meende eerst thans al het pijnlijke te onder
vinden, wat de verandering in zijn bestaan h-ul
teweeggebracht. De grond brandde hem onder
de voeten Hevig verlangen ontwaak e in hein
naar den vreemde Misschien begunstigde
hem daar het geluk, dut hem hier hardnekkig
scheen te bestrijden. En toch weerhield hem
een sterke band de liefde voor zijne moe
der
Naast haar stond hij in het halfdonkere vj
trek. Het was weinige dagen na de hiej^j
<i'i]Q,,J le gebeurtenissen Er was ee.'i
acte op-, maakt, Else had met hare,
ning atst n.i
bleet Leo sled
tenrode af te