Als het Kindje binnenkomt... Moeder en Kind. Qnze |Coningin. Bedrogen geluk, Korte levensschets van H. M, Koningin Wilhelmina, FEUILLETON. allen is zij de Poëzie van het Koningschap. Op haar rusten thans de oogen van heel de wereld, in Indië gaan onze dapperen met, haar naam op de lippen den dood in, de suzereine vorsten buigen hun bruine hoofden vol eerbied voorde jeugdige «Njonja Radja.» Straks verschijnt zij ons een visioen van schoonheid, in haar wit kleed van smet teloos satijn, lang slepend achter haar teere gestalte, rijksappel en scepter in de hand, de diadeem op het blonde, schoone hoofd. Naast haar door oude krijgers gedragen den standaard van het Koninkrijk, rondom haar wuivende hameren, schitterende uni formen, muziek en klokgelui, en de bazui nen der koningen van wapenen verkondi gen het luid: «De Koningin is ingehuldigd. Leve Koningin Wilhelmina!» een kreet door heel het volk jubelend herhaald, hier en ver over de zeeën nageëchood. Een nieuw leven is begonnen voor ons Koningshuis, voor ons volk, de sombere dagen van rouw en droefheid zijn voorbij, en een nieuwe dageraad is aangebroken met het Kindje dat binnenkwam. j 't Is avond, bijna nacht. In de liooge zalen van 't koninklijke lustverblijf zijn de lichten uitgedoofd. Het dienstpersoneel heeft zich ter ruste hegeven. Hier en daar dringt door de openingen der zware gor dijnen nog een enkele straal en toont, dat men daar nog waakt. Zoo ook in het slaap vertrek der edele Vrouwe, aan wie de moeielijke taak ten deele viel de landen aan de zee te besturen en voor de op voeding te zorgen van haar eenig Kind, die eens Ivoninginne der Nederlanden zoude zijn. Die taak is thans volbracht. Morgen zal haar Kind meerderjarig zijn. Zwaar was die taak en vol bekommernis, iederen dag in het jaar, ieder uur van den dag. Langzaam schrijdt Zij door haar slaap vertrek. Nu zit Zij neder en rust het moede hoofd op de hand. Voor Hare oogen ver schijnen de beelden uit Haar leven toen zij Koninginne was.Eene jeugdige, liefe lijke Maagd, nauwelijks twintig jaar oud, werd zij verbonden aan den grijzen Vorst, wiens levenszon ter kimme daalde. Dat kon geen liefde zijn, die haar de gade deed worden van den ouden Koning, dat was gehoorzaamheid en plichtbesef. En toch, met wat trouwe, voorbeeldige zorg Koningin Kind gevestigd, getuige de ongekunstelde geestdrift eener spontane opwelliug van enthousiasme, dat zich openbaarde op den 26sten Mei 1891 toen de beide Koningin nen een bezoek brachten aan Amsterdam. En niet minder was dit het geval toen later de Koninginnen de provinciën Fries land en Groningen en een aantal steden in ons vaderland bezochten. Waar Moeder en Kind zich vertoonden, zoowel in het Binnen- als Buitenland, ste gen uit trouwe Nederlandsche harten juich kreten op met de bede: Heer behoedt onze Vorstinnen. Het was zoo eenvoudig en zoo echt treffend toen een oud vrouwtje tijdens de wedrennen te Glingendaal het Koningin- netje was gaan zien en uitriep: «O lieve God, wat is ze toch mooi!» Maar met welk een moederzorg en oor deelkunde heeft de Koningin-Regentes ge werkt om het lieve en aanvallige Kind te doen opgroeien tot eene flinke en krachtige Jonkvrouw, tot onze Koningin Daarvoor onze huldeEn wij zeggen den dichter na«Weedie schennis pleegt aan 't voorwerp onzer min Toen in den avond van den 31 sten Au gustus 1880 het geschut donderde in de vorstelijke Residentie, was het Nederland sche volk eene Koningsdochter geboren. De vreugde onder dat volk was groot, want de laatste zoon des Konings prins Alexander was ziekelijk en de opvolging in het Huis van Oranje was nu weer ver zekerd. De doopplechtigheid had plaats op den 12en October 1880 in de Willemskerk te 's-Oravenhage door Ds. Koetsveld. Deze kerk is een geschenk van Z. M. Willem III, in 1853 aan de Ned. Herv. Gemeente der Residentie. De eerste verjaardag van prinses Wil helmina werd gevierd op 't lustslot 't Loo te Apeldoorn, en de liefde voor het Koningskind werd grooter toen den 21 sten Juni 1884 prins Alexander overleed, waardoor prinses Wilhelmina de toe komstige troonopvolgster werd. Het kinderhart der jeugdige Prinses werd al spoedig smartvol getroffen door den dood haars vaders Z. M. W illem III, op den 23sten November 1890. Toen deze zware slag de diepbedroefde weduwe had getroffen, konden wij wjjzen op het kleine W i 1 h c I m i e n t j e en uit roepen «Het eerste Kind des lands ook vaderloos.» Wij herinneren aan dit feit, ten bewijze, dat ook in de paleizen der Koningen bange en smartvolle uren worden gesleten. Maar het Nederlandsche volk strooide frissche bloemen op den verderen levens weg onzer geliefde Vorstinnen. Koningin E m m a, geboren prinses Van Waldeck-Pyrmontheeft van dat oogenblik af, haar taak als Regentes en Moeder opgevat op eene manier die ons aller sympathie heeft gewekt. Aan deze edele Vrouwe is het Nederlandsche volk grooten dank verschuldigd, omdat zjj ons eene waardige Opvolgster heeft geschonken van den laatsten manneljjken Oranjetelg. Na den dood van Z. M. Koning Wil lem III waren aller oogen op Moeder en Victor Hugo zong het eenmaal en bij hoevelen vonden zijn woorden weerklank: Als het kindje binnenkomt, juicht heel het huisgezin, Men haalt het met oen lachje en zoete woordjes in, Het schittren van zijn oog deelt aan elk oog zich mede, En 't rimpligst voorhoofd (ook 't bezoedelste wellicht) Klaart voor den aanblik op van't vroolijk Met iedereen in vrede. aangezicht. Als na een dnistre nacht van storm, wind en van regen, Een nacht, wen menigeen ter rust begeven, Haar 't woelig gieren hoort, dat 't kindje doorslaapt; als Ha zulk een nacht het rood des ochtends, dat de kimmen Van lieflijken waas en zachten gloed doet glimmen, En blijde zangen vergt van 't vooglen- heir des dals, Zoo zijt gij dierbaar kind! waar gij ver schijnt, daar vluchten En duisternis en nacht, en zwarte regen luchten. Gij zijt een heldre zon, een blijd' en vroolijk licht. Door d' adem van uw mond verwekt gij vreugd en leven, Als zuivere koeltjes, die langs 't knoppig bloembed zweven, En 't blosje sterken op der rozen aangezicht. Lief duifjein onze ark 1 Uw woordje bracht den vreed' Den vreugde en 't zoetst geluk in onze woning mede, Zoo vurig afgesmeekt, met zooveel angst verbeid Gij kijkt de wereld, waar Gij niets van wist in 't rond, blank lijfje zonder smet, blank zieltje zonder zond' ik eer uw duldde maagdlijkheid. 1) Ja het was duister in ons land, duister in ons Vorstenhuis. Zware stormen hadden gewoed, de Oranjeboomen lagen geknakt ter aarde. Telkens trokken droevige lijkstoeten naar het vorstelijk graf in Delftkonin gin Sophie, prins Hendrik, de Prins van Oranje, zij waien allen binnen eenige ja ren daarheen geleid. Nog restten de hoog bejaard rins Frederik en de zwakke, zieke! ik prins Alexander terwijl ook ko ning Willem III reeds de grenzen van den ouderdom had overschreden en de eerste aanvallen voelde van de pijnlijke ziekte, die zijn ijzeren lichaamsgestel en forsche gestalte langzamerhand zou sloopen. Ja 't zag er hopeloos somber uit met de toekomst onzer dynastie toen 't Kindje binnenkwam Den 31 Augustus 1880 werd koning Willem III en koningin Emma een dochter geboren, dat was het Kindje, «de heldre zon, het blijde, vroolijke licht» waarvan de Dichter zingt, het licht dat thans onze harten verheugt, het teere bloesempje, dat aan den ouden, afgeknakten stam ontloken, daaraan een nieuw tijdperk van bloei en van jeugd belooft. Toen alles verloren scheen, toen kwam het Kindje binnen, het lieve, blonde Prin sesje, ons aller vreugd, ons aller hoop, het Prinsesje, later het Koninginnetje, nu de KONINGIN. Koningin van achttien jaren, de lieveling de trots van een land Het Kindje heeft zich ontwikkeld onder de zorg eener ver standige moeder tot een bloeiende, lief tallige. Jonkvrouw. Europa benijdt ons onze Vorstin, voor 1. Vertaling van Nicolaas 13eets. 53. Vervol ff.) O O O' Koninklijke Maagd, die van Gods alvermogen De hoog-geboren, fiere Draagster zijt, Eerbiedig heeft zieh voor Uw Majesteit Van Rijks-Vorstinne 't Christenvolk gebogen. En als van hnlde en fronwe, U gewijd, Zijn heil'ge eed vol-krachtig stijgt ten hoogen Dragen de Engelen met vreugdestralende oogen Dien voor den Troon van Gods barmhartigheid Drie gaven offerden der vorsten Heer De Wijzen, die langs ongewisse banen Een wonderster naar Bethl'em had geleid. Haar 's Hoogepriesters herderlijk vermanen Leggen drie gaven we aan Uwvoeien neêr: Van lAefde, Eerbied en Gehoorzaamheid. M. V. Bijna verschrikt keek de toesnellende bediende haar aan. Deze was een grijze man en herkende baar. Ook zij herkende hem. Een lichte blos verfde bare blecke wangen, doch ze bedwong deze eerste opwelling van schaamte. Den eer biedigen groet "van den bediende minzaam be antwoordend. sprak ze: //Gaat het goed Mar tin? wilt gij mij bij mijnbeer den Baron aandienen Ik heb een dringende zaak met hem tefbchandelen.// De bediende ging voor. «Wil mevrouw bier een oogenldik vertoeven?// zeidc hij. de deur van een ontvang-salon ope nend, mijnbeer de Baron zal dadelijk Ilij kon den. zin niet eindigen, want mijn beer dc Baron st'nd midden in bet vertrek, ongeveer op dezelfde plaats, waar voor tien minuten Dorner hem had verlaten. De bediende had gemeend, dat bij reeds in zijn gewone stu deerkamer was teruggekeerd, waar bij den iueest.cn tijd, door rbeumatiscbe pijnen gekweld, doorbracht, liggend op een sola, lie tijding, welke bij echter daarjuist had ontvangen, had hem opgejaagd en tot onrustige wandelingen gevoerd door de kamers en suite. 11 ij maakte berekeningen voor morgen en overlegde, koe luj liet best, tie zaak zon aanpakken. In alle geval ingest hij "morgen naar de stad, de koele avondlucht hield hem voor dezen avond tegen. Bij deze kamerwandelingen hield hij plotse ling stil, toen bij de liaas ige stappen hoorde, en luist rde, midden in de kamer staande en leunende op zijnen stok, naar de naderende stemmen. Degene, die binnentrad, had hij echter in bet, geheel niet verwacht. Totaal verbluft staarde hij haar bet eerste oogenblik aan, dan bewoog een hatelijke trek zijn vaal gezicht Toch kwam de rolleerde cavalier bij hem boven. Met veel courtoisie leidde hij Klse binnen en bood haar een stoel. Een blik op zijn gelaat deed baar zien dat hij reeds alles wist. De woorden bleven eerst in haar saamgeschroefde keel steken, doch ze overwon zich en sprak toonloos //Dorner uit Parijs is hier geweest?// Hij bevestigde dit, alsmede zijne bekendheid met het bedrog. Hij gebruikte daarbij harde, woorden; gedurende eenige minuten scheen hij geheel tc vergeten, met wie hij sprak. Zijn weinig edelmoedig hart was door het onver wachte verlies met bitterheid vervuld, en een geheime wraakzucht zette hem aan tot wreede grofheden. Het deed hem oneindig goed, het streelde hem, haar, die hein eens had versmaad, vernederd voor zich te zien Zij verdroeg het met. waardigheid. Ilij achtte het niet beneden zieh, tegenover haar zijn plannen te ontdekken om de zaak ten spoedigste in de handen der justitie te stellen. Nu smeekte Flse om mede lijden te hebben met have kinderen. Dij echter antwoordde, dat bij 'eerst en vooral voor zijn eigen bedrogen dochter had te zorgen, /ij was de bedrogene, de. sieraden behoorden deels aan stond zij dag en nacht aan de lijdenssponde van Haar gemaal, den vader van Haar Kind. Haar Kind! Hoe heeft zij het gekoesterd, bemind en bewaakt.Regentesse en Moeder, maar Moeder vooral, die wist, dat Haar Kind eens Haar Koningin moest zijn «Mijn God,» fluistert zij zacht, «heb ik in alles mijn plicht volbracht? Heer, zegen mijn werk, zegen mijn Kind. Dat Uw kracht haar omgeve en beware!» «Moeder,» klinkt eensklaps een zachte stem en vóór Haar staat Heur Kind. Het blonde haar golft langs het witte nacht gewaad, dat de liefelijke, edele gestalte omgeeft. «Moeder, mag ik nog eenige oogenblikken bij U zijn?» En Zij vleide zich neder naast hare Moeder en liet het blonde hoofd rusten aan dat liefdevolle hart. Zij toch ook kon niet zoo gemakkelijk rusten dezen nacht. De ernst des levens was daar. Morgen achttien jaar, derjarig, morgen rechtens der Nederlanden! Al trachtte men Hare jeugd zoo zonnig te maken, als immer mogelijk was, toch was Haar ook het verdriet niet gespaard gebleven en reeds- vroeg had zij leeren ge voelen, dat zij zwaar zou wegen de schit terende kroon, door Hare dappere voor vaderen gewonnen en verdiend, reeds in Hare jeugd moeten ondervinden, dat Haar door het volk, waarover Zij zoude regeeren niet enkel liefde en hulde zoude worden geboden. Wel verhief Zij met fiere trots het hoofd op bij de gedachte, dat Zij, achttienjarige Koningin zoude zijn, maar op den vooravond van dat nieuwe tijdstip Haars levens boog Zij het hoofd, als drukte Haar reeds al de zwaarte van dat koning- schap, én rustte het aan het hart der trouwe Moeder, die bij de liefdevolle zorgen voor de opvoeding voor Haar Kind de zware lasten -Van dat koningschap zoo roemvol voor Haar had gedragen. O O «Wees kalm, mijn Kind,» zeide de Moe der, en «wees moedig. Gij gaat regeeren over een goed en trouw volk, dat U ver eert als de draagster van het hoogste we reldlijk gezagdat U lief heeft als de afstammeling der Oranje's. Heb dat volk ook lief; bedenk steeds, dat de volken niet zijn voor de vorsten, maar de vorsten voor het volk. Wees rechtvaardig en edel- moedig; wees steeds daar, waar Uw plicht U roept en handel naar de inspraken van Uw geweten.» Lang nog sprak de moeder tot Haar Kind. Toen klonken twaalf slagen door het paleis. Zij stonden op en de Moeder nam het hoofd Haars Kinds tusschen Hare handen. Zij kuste haar voorhoofd en sprak: «God zegene U, mijn Kind, mijn acht tienjarige, mijn Koninginne Ja, God zegene U, Wilhelmina, koningin der Nederlanden! Geheel het Nederlandsche volk brengt IJ zijne hulde en zijn liefde op Uw achttienden verjaardagAllen scharen zich rondom den troon hunner jeugdige en fiere Koningin en wijden Haar hun trouw, hun liefde en hun kracht. Nie mand wage het roekeloos eene schendende hand uit te strekken naar Uw kroon, naar Uw troon En terwijl wij met diepen eerbied de edele Vrouwe danken, die U heeft opgevoed en U ten voorbeeld strek te, klinkt het daverend uit ons aller hart «Leve lang, gelukkig en roemrijk, Wil helmina van Oranje Koningin der Neder landen haar, deels aan hare moeder en zouden dus alle bij hare meerderjarigheid aan haar toebe- hooren. Else onderbrak hem met de verzekering, dat zijne dochter met vervulling van hare bede geen schade zoude lijden zij wenschte slechts een accoord, door hetwelk de zaak aan openbaar heid zou worden onttrokken. Zij had warm en met al de innigheid van haar moederlijk ge voel voor hare kinderen gepleit en in hare op gewondenheid uitgeroepen //Geef ons onzen goeden naam terug, ga in grootmoedig zwij- gen over de oorzaak onzer verplichtingen heen en neem daarvoor Reichenau en alles wat we bezitten.// Hij ving met hebzuchtigen blik het woord Reichenau op. De mogelijkheid, een lang ge- koesterden wensch eindelijk te zien ver.uld, ontlokte hem het volgende onoverwogen ant woord //Ge biedt me Reichenau aan Bij deze uwe goede gezindheid kunnen we misschien tot overeenstemming geraken, maar dan moet het ten spoedigste plaats vinden. Zoodva mijn zoon morgen terugkeertzal hij zich ter vereffening dezer zaak naar u b •- geven. Maar dan geeft gij uw woord voorals nog- geen stappen te doen in deze zaak //tk geef u mijn eerewoord.// lilse stond op, bepaalde een uur, waarop Leo den Duron in de stad zou kunnen treffen en ging, elke begeleiding afwijzende, heen. A neen en onopgemerkt keerde ze naar baar buis terug-,'' dat pas opnieuw haar woonplaats, door deze netelige gebeurtenis haar weer zou EIDENS VEST. Vorstinne op uw bearscherstroon, Aan u, 't hoogheerlijk eerbetoon Van Petrus fiere stede Hoor! 's Graven vest, die op heur schild De sleut'len zelfs der heemlen tilt, Biedt God voor u heur bede. Geef smeekt zij aan dit Maagdlijn, Heer, Dat 't Staatsschip moet doen varen, Al vallen stormen daarop neer Met bulderende baren, Geef haar, o God van Nederland Sint Pieters vaste stuurmanshand. O Gij, Die me een Roomsch-Koning 1) gaaft, Met Rembrandt, vorst der kunsten, 2) Die elk door mij met wijsheid laaft., Beschikker aller gunsten, O, geef dat Neerland's maagdelijn Mag grooter dan mijn grootheên zijn. P. M. Leiden. Bots, lt. priester. 1. Willem II Roomscli Koning is te Leiden geboren en in do Sint-Pieterskerk gedoopt. 2. Rembrandt is in de Wsddeste^g te Leiden geboren. O o worden ontrukt. De tijding hiervan werkte bij na verpletterend op Leo's gemoed. Het nieuwe beeld van zijns vaders verleden, dat thans weer voor zijne oogen opdook, deed zijn bloed ver stijven. De ontluikende vroolijkheid die bij het succes van zijn arbeid terugkeerde, werd thans volkomen geknakt. Alles, wat hij in den laat sten tijd had gehoopt, gewonnen, verkregen en be mind het verdween onder het bereik zijner handen, het scheen hem een ijdele droom. Rustte er dan nog steeds een vloek op het overblijf sel van zijns va Iers erfgoed? Kon er geen zaad opschieten op den door leugen en bedrog ge- drenkten bodem Maar aan den jongen fabrikant bleef geen tijd tot dergelijke overpeinzingen, al zijn energie, al zijn geestkracht werd gevorderd om helder en moedig de nieuwe ramp onder de oogen te zien Het scheurde zijn eerlijk gemoed, doch hij kon het niet verhelendat zijn vader zeer slechte praktijken had uitgeoefend. Hij was de erfgenaam van zijns vaders naam en zou het tevens van zijne schande worden, zoo hij er niet de voorkeur aan gaf, schulde naar te worden van baron Von Osten. Hij be sloot hiertoe, schoon hij wist niet een harden schuldeischer te doen te hebben. De Baron liet aanstonds doorschemeren, dat hem het geven van het eerewoord reeds be rouwde, en hij zeide, slechts dan gebonden te achten, als het afstaan van .icnau tot grondslag der onderhandeling zoude dienen. Leo's voorstel om het goed te verhypotheken nam de Baron niet aan, want hij wilde even min de Edelheims als zijn naaste buren be- Dc Heer moge uw opperste Raadgever zijn, en geve U steeds het Eeuwige meer te achten dan het tijdelijke,// Juliana ran Stolberg, moeder ran Willem den Zwijger. //Het is beier het tijdelijke te verliezen dan het Eeuwige.// Dezelfde haar levensspreuk, //Ik ben besloten mij in de hand des Al- machtigen over te geven, opdat Hij mij geleide, werwaarts Hij wil.// Willem de Zwijgerin het be' narde jaar 1569. "Nooit heb ik de aanhangers van onze reli gie gehaat. Van mijne wieg af was ik er in opgevoed. Mijn vader had er in geleefd, en was er in gestorven. En wie zou zich dan ver wonderen, dat ik ze alzoo diep in mijn hart had gegrift, dat zij op hun tijd hare vruchten zou geven Dezelfde in 1581. //Veniat Regnnm Tuum.// Uw koninkrijk kome! Devies ran Louise de Colligmj, 4 e ec.htgenoote van Willem den Zwijger randschrift boven hare portretten. //Ik prijs den Heer daarom, dat ik, door zijne genade geleerd geene Protestante ben, omdat ik in die leer ben opgevoed, maar om dat ik door eigen oordeel overtuigd ben, dat ik zoodoende op den rechten weg ben.// Prinses Maria, gemalin ran stad houder Willem 111. Koning ran Fngeland. //God zij geloofd! Hij roept mij en zal mij ondersteunen mijne vrienden zullen mij hel pen door hunnen raad, en alle eerlijke lieden door hun gebed.// Stadhouder Willem IV 1747. //Er is ook voor mij geen rust dan voordat ik dit aardsche zal hebben afgelegd.// Koning Willem 11 in zijn sterf jaar 1849. //Oranje en Nederland, Nederland en Oran'e is onverbreekbaar één,// Koning Willem lil September 1853. Zooals in vroeger dagen Zoj zal het altijd blijven. Wij allen uit het Huis van Oranje, wij kunnen nooit genoeg doen voor Nederland. Dezelfde 17 November 1863 medegedeeld door O. L. Laan. houden als de gelegenheid laten ontglippen, na lange jaren van hebzuchtig verlangen, het goed in zijn bezit tc krijgen. Het landhuis met zijne landerijen stond 1 ag in urijs en overtrof slechts weinig de waarde der juweelen. Wat het meer waard was kon precies dc laste -, die het huis bezwaarden, af lossen. De Baron liet zich slechts bewegen tot de overname van alle sch ilden en verplichtingen van het huis Reichenau. Daarbij verlangde hij een snel besluit, doch beloofde, Dorner het zwijgen op te leggen en zelf immer het geheim te bewaren. Leo kwam spoedig tot een besluit, zijn jong gemoed vloeide over van bitterheid, welke hem de liefgekr gen zaken deed verwenschen hij meende eerst thans al het pijnlijke te onder vinden, wat de verandering in zijn bestaan h-ul teweeggebracht. De grond brandde hem onder de voeten Hevig verlangen ontwaak e in hein naar den vreemde Misschien begunstigde hem daar het geluk, dut hem hier hardnekkig scheen te bestrijden. En toch weerhield hem een sterke band de liefde voor zijne moe der Naast haar stond hij in het halfdonkere vj trek. Het was weinige dagen na de hiej^j <i'i]Q,,J le gebeurtenissen Er was ee.'i acte op-, maakt, Else had met hare, ning atst n.i bleet Leo sled tenrode af te

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1898 | | pagina 6