N 1 b U W
Êagêlaó voor cföooró- en oLuió-óCollanè.
Koninklijke woorden.
No. 3082
Dinsdag 13 September J 898.
23ste Jaargang.
Bedrogen geluk.
b UITKN LA Na
Per 3 maanden voor Haarlem ƒ1,10
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,40
Voor het buitenland2,80
Afzonderlpke nummers0.03
Dit blad verschjjnt
dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
Van 16 regels50 Cent
Elke regel meer7'/s
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie k Contant
Redacteur-Uitgever, W. KüPPERS.
Schoone, heerlijke woorden zijn bjj de
Inhuldiging van onze geliefde Koningin
door Haar tot het volk, vertegenwoordigd
door de Staten-Generaal, gesproken.
Zjj zullen bjj hen, die het voorrecht heb
ben genoten, ze persoonlijk te mogen aan-
hooren, niet licht uit het geheugen worden
gewischt, zoowel om den inhoud er van
als om de wjjze, waarop onze achttienjarige
Vorstin ze uitsprak. Met Hare heldere, dui
delijke stem heeft Zjj de beloften van trouw
aan het Nederlandsche volk vertolkt door
woorden, die uit het hart kwamen en die
verrieden, hoe innig Zjj overtuigd is van de
plichten, welke Zjj tegenover de Natie heeft
te vervullen.
Eigenaardig mag het zeker heeten, dat
de Koningin in haar toespraak tot de Sta
ten-Generaal duideljjk heeft doen uitkomen
geheel doordrongen te zjjn van de zware
taak, die op Haar schouders is gelegd en
dat zj) bjj de herhaling der woorden van
Haar beminden Vader: <0ranj9 kan nooit,
ja nooit genoeg voor Nederland doen,» ge
toond heeft zich geheel te willen wjjden
aan Haar volkdoch dat Zjj daarte
genover slechts zeer matig, ja bjjna in het
geheel niet gesproken heeft van de rechten,
die de Koningin door de aanvaarding der
Regeeriug van ons laud heeft verkregen.
Alleen in de Dotalinea der koninkljjke
toespraak wordt verzocht om de hulp en
de medewerking der Staten-Generaal, doch
daar weder onmiddelljjk aan toegevoegd,
dat H. M. de overtuiging bezit die in ruime
mate te zullen ontvangen.
Wij noemden dit eigenaardig, maar zeg
gen liever, dat dit een bewjjs is van het
hooggestemd gevoel van plicht, dat aan
Hare Majesteit reeds vroeg door haar Ko
ninkljjke Moeder is ingeboezemd. Het le
vert een waarborg op voor de toekomst,
dat onze geëerbiedigde Koningin bjj alle
quaestiën van gewicht, die aan Haar oor
deel zullen worden onderworpen, in de eerste
FEUILLETON.
Vervolg.)
Onder dit vertrouwelijk gekeuvel begonnen zjj
koe langer zoo meer met elkander te sympaihi-
seeren. Leo moest bljjven soupeeren. De wjjn
maakte het gesprek levendiger. Het werd laat.
Maar in een wondersehoonen Javaantchen nacht
bemerkt men zulks niet. Het eene woord volgde
op het andere en nadat men overeengekomen
was, over den aard der betrekking, welke Leo
zou vervullen, vervolgde de gastheer nadenkend:
„Ge moet u niet al te zeer over mjja aanbod
verwonderen, jonge vriend, want afgezien van
de sympathie, welke landslieden in den vreemde
voor elkander gevoelen, en waardoor ze op we-
dertijdsche hulp eenig recht hebben, heeft nog
een andere omstandigheid mjj tot u aangetrok
ken. De avonturen, welke gij bij uwe landing
hebt beleefd, hebben namelijk veel overeenkomst
met de mijne. Toen ik u voor de eerste maal
heb gezien, en firuggenaar mjj de bijzonderhe
den uwer landing had gemaald, traden mijne
avonturen mjj weer levendig voor den geest.
Zoo onbekend en zonder middelen »1» gij
landde ik in mjjne jeugd in Bombay. Weliswaar
sleepte geen schipbreuk mjj erheen, maar ik was
evenals gij, door v&lsche voorspiegelingen naar
eea vreemd land gelokt, dat me, ondanks zijne
schoonheid, een woestijn geleek, want ik was
niet gezond en met jeugdige kracht begaafd als
plaats zal vragen, wat Haar plicht is te
genover de Natie.
Zulk een voornemen van het Hoofd van
den Staat, afgelegd tegenover de Verte
genwoordiging des volks, moet wel tot
groote dankbaarheid stemmen- Hare Ma
jesteit is Koningin bjj de Gratie Gods, ver
geten wjj dit niet. En daarom behoefde Zij
volstrekt niet zoo duideljjk op den voor
grond te plaatsen de plichten, die het Ko
ningschap Haar oplegt. Zjj zou evengoed
onze Koningin wezen, al had Zjj niet de
heilige voornemens, welke wjj uit Haren
mond hebben mogen vernemen.
Maar koningin Wilhelmina is zicb
van Haar roeping bewust. Zjj heeft niet
willen optreden als eene heerscheres, die het
volk aan Haar voeten ziet, genadig wach
tende op een bewjjs van Haar gunst. Zjj
heeft zich aan de Natie vertoond als de
eerste dienaresse van den Staat, als eene
Vorstin, die door de liefde zich een plaats
heeft veroverd in de harten Harer onder
danen en die door daden van wjjsheid en
beleid de dierbaarste rechten en vrjjheden
van het Nederlandsche volk wil handhaven.
Juist daarom noemden wij het schoone,
heerljjke woorden, die de Koningin bjj
Haar Inhuldiging heeft gesproken, even ver-
trouwen-wekkend als de proclamatie, waar-
bjj Zij na de vervulling van Haar achttiende
levensjaar de Regeering heeft aanvaard.
Terecht mocht de Koningin dan ook
zoggeD, dat zjj bjj Haar Inhuldiging den
hechten band, die tnsschen Haar en Haar
volk bestaat, en het aloude verbond tus-
schen Nederland en Oranje opnieuw heeft
bezegeld.
Dit zjjn geen groote woorden, geen al-
gemeene termen geweest, die onnadenkend
werden uitgesproken, maar het was de
uitdrukking van hetgeen in het hart der
Koningin omging en in het hart der Natie
weerklank heeft gevonden. Wij behoeven
hiervoor geen bewjjzen uit de geschie
denis aan te halen; de jongste dagen
hebben voldoende getoond, dat de Natie
gjj. O God, ik wss ziek naar ziel en lichaam,
moede en afgemat was mjjn wilskracht, verslapt
mjjn moed gebroken, ik was te gronde gegaan,
had niet een mensch zich mjjner erbarmd.»
De herinneringen schenen den spreker te
machtig. Leo zweeg. Rondom hem was bet stil.
„Api" sprak dan Steinert, terwjjl bjj zijne ont
roering trachtte te vermeesteren, en nadat de Ma-
leier toegajjld was, en de sigaar weder brandde,
ging Steinert zoo rustig en kalm mogeljjk verder:
'Schoon nog zeer jong, lsgen bittere ervarin
gen van diep zielaljjden reeds achter mij, licha
melijk verzwakt en geestelijk g folterd werd ik
ziek onbeschrijfelijk ellendig gevoelde ik mij
op het schip doch daar vond ik mjjn barm-
hartigen Samaritaan.
//Hjj was Katholiek missionaris, een schoone,
slanke man, met ongemeen voornaam uiterlijk,
hetwelk hij ve:borg onder zijn ordekleed.
H|j nam me liefderijk tot zich. Ik was tus-
schendekspassagier, doch daalde tot mjj af en
nam me, toen ik ellendiger en kranker werd dan
ooit, mee naar zjjn kooi.
Daar kwam ik mjjne ziekte te boven, doch
een nieuw onheil wachtte mjj. Ik had de be
lofte, door een kennis te worden afgehaald
niemand echter liet zich zien; verlaten stond ik
op den wildvreemden bodem en staarde in het
onbekende land. Op het schip was ik tameljjk
onopgemerkt gebleven, ieder had genoeg mst
zich zei ven te doen. Wie ook zon bjj het joe
lende gewoel der landing denken aan een armen
knaap als ik. Dan éen vergat me niet. We
der was het de missionaris, hjj zag mjjn wan-
hopigen toestand, mjjne geheele verlatenheid en
zich innig verbonden gevoelt aan het Huis
van Oranje en thans al haar Heide heeft
overgedragen op de jeugdige Koningin, de
laatste van Haar Stamhuis, maar die de
verwachting openbaart alle goede eigen
schappen der Oranjes in Zich te vereenigen.
Hare Majesteit heeft zich gelukkig ge
noemd te mogen regeeren over het Volk
van Nederland, een volk klein in zielental,
doch groot in deugden en krachtig door
aard en karakter. Die lof voor ons volk
moge niet altijd even verdiend zjjn, de
Koningin bewees door het uitspreken er van,
dat Zjj de vele kleine gebreken, nationale
gebreken zouden wjj haast zeggen, niet
wilde gedenken, maar alleen het oog had
op de deugden, die ons volk onmiskenbaar
bezit, en dat Zjj hoopte in de toekomst
die deugden zich rijk te zien ontplooien.
Onder de schoonste voorteekenen alzoo
aanvaardt Hare Majesteit Koningin Wil
helmina Haar regeering. Zjj ziet zich
omringd door een veelgeliefd volk, dat
Haar den verschuldigden eerbied gaarne
toebrengt en is met den grootsten lust be
zield om Haar «schoone roeping en zware
taak» zoo t) volbrengen als onze Natie dit
van een Oranje mag verwachten.
Wij verheugen ons daarom ten zeerste,
want de geschiedenis is daar om ons aan te
toonen, dat Nederland onder het bestuur
der Oranje's altjjd gelukkig is geweest,
zoodat ook ons de toekomst niet duister
toeschijnt.
Toch schjjnt het ons toe, dat ons volk
in ie toekomst zich wel goed mag door
dringen van de heerljjke woorden, door
koningin Wilhelmina gesprokenen
daardoor blijft medewerken om het Ko-
ninkljjk gezag zooveel mogeljjk te steunen.
Er zullen ook moeielijke dagen komen
voor de Koningin. Als de feestvreugde zal
voorbjj zijnkomt de tijd voor den arbeid.
En deze arbeid zal voor de Koningin niet
altjjd even aangenaam wezen. Reeds nu
wees het orgaan der Liberale Unie, het
Vaderlander op, dat de meest democra-
nam me tot zich. Ik behoorde Diet tot zjjn ge
loof, dat veranderde zjjne zorgen niet. Ik was
arm, hulpbehoevend en verlaten dat was
voor hem genoeg. Met hem werd ik welkom
ontvangen in het klooster, doch weldra verviel
ik in een zware ziekte. Weken lang lag ik in
Ijlende koortsenmjjn vriend verzorgde mjj,
genas mjj,genas mij naar lichaam en ziel
Aan zjjne opoffering dankte ik zonder twjjfel
mjjne genezing en het ontwaken van mjjn
beter ik. Zjjne zorgen hielpen mjj aan brood en
werk, en, schoon ik later door betere aanwjj-
zinetn uit het vaderland in betere omstandig
heden kwam, ware ik zoDder hem reeds lang
ten gronde gegaan. Hem alleen dankte ik mjjne
redding. Hjj heeft oneindig veel voor mij ge
daan. Maar meer dan dat dank ik hem voor de
wjjze, waarop hjj mjj hielp, dank ik hem dat
hjj mjj gemaakt heeft tot een anderen, een be
teren menscb, die met nieuwen moed een nieuw
leven begon
Steinert had zich bljjkbaar door zijne herin
neringen verder laten voortsleepen dan hjj aan
vankelijk van plan was. Diep ademhalend ging
hjj op geheel anderen toon verder
»Ge ziet, ik heb het tot iets gebracht. Maar
mijn verleden kan ik zoomin vergeten als mjjn
redder. Zóó toch moet ik den edelmoedigen
man noemen. God weet welk een genot het voor
me zou geweest zijn, zoo ik hem later door
mijne schatten had kunnen vergelden, wat hjj
voor mjj had gedaan, maar hjj behoort tot ben,
die aardsche schatten versmaden en slechts zulke
zoeken, welke de mot of de roest niet kan ver
eren. Misschien heeft de groothartige thans
tisch aangeleiden het bij het aanhooren
der rede van de Koningin gevoelden dat
het Koningschap, dus begrepen, den voor-
uitgang niet in den weg staat, maar dient.
Zeker, dat is ook zoo, doch ons volk moet
er zorg voor dragen, dat het Koningschap
niet dienstbaar wordt gemaakt aan de de
mocratie. De democratie, gelijk ze van li
berale zjjde wordt aangepreekt, heelt ons
volk nog geen enkelen dienst bewezen. In
tegendeel is de democratie er steeds op uit
geweest bet Koningschap te verzwakken.
De vrijzinnige Staatsregeling, welke zich
«het sterkst en hechtst voelt onder Ko
ninkljjke schuts,» kan ons volk geen geluk
aanbrengen, omdat zij de vrjjheid, welke
het Koninkljjk gezag veroorlooft, mis
bruikt om datzelfde gezag te verzwakken.
Daarom waarschuwen wij ons volk om
te luisteren naar de vrijzinnige theorieën op
staatkundig gebied. Zjj moeten in deprac-
tjjk leiden tot ondermjjning van het een
hoofdig Staatsbestuur en dus tot het
afbreken van het gezag onzer Koningin
en tot verijdeling van de heerlijke voor
nemens, die Zjj in de Nieuwe Kerk te
Amsterdam heeft uitgesproken.
Hopen wij, dat de nagalm der feesten
nog lang in de ooren van ons volk moge
klinken en het ook daardoor opgewekt
worde om den troon onzer Koningin te schra
gen. Maar vooral wenschen wjj, dat de
afgeloopen feesten de Natie hebben door
drongen van het besef, dat het niet de
zoogenaamde vrjjzinnige regeeringsvorm is,
die ons land gelukkig kan maken, doch
alleen de overtuiging, dat alle macht en
wjjsheid komt van den Almachtigen God,
van Wien wjj voor onze geliefde Vorstin
eene wijze en langdurige regeering af-
s meeken.
Spanje.
De geruchten die betreffende de Spaan-
sche leening in omloop waren, zjjn naar men
verzekert ongegrond. De groote leening die
reeds zjjn opofferend en zegenrijk leven geëin
digd en verheugt hjj zich in de hemelsche be
looning. Ik heb tenminste sedert lang van hem
niets meer gehoord, want toen ik voor scht
jaren in Bombay voor handelszaken was en
natuurlijk het klooster bezocht om te vragen
naar den pater Von Reichenau bevond fan
zich in de binnenlanden
»En thans bevindt hjj zich in China,// verklaar
de thans Leo, zich dwingend tot de meest mo
gelijke kalmte. //Het is de wensch mjjns harten
hem, zoodra mgu middelen het toelaten, daar
op te zoeken.' Zjjn gastheer beschouwde hem
geheel verbaasd. Getroffen vroeg h|j„Kent ge
pater Von Reichenau?'
«Zeker, hjj is mjjn oom, de broeder mjjner
moeder,» antwoordde Leo, de verrassing lezende
op het gelaat van zjjn gastheer.
Deze was opgesprongen.
»Ha, dat was het dus,// riep hjj levendig, en
de jonge man bjj beide schouderen aangrjjpènd
onderzocht hjj opgewonden zjjne gelaatstrekken.
#Ja, dat was het, wat zoo levendig mjjn verleden
terugriep in mjjn geest en haast onweerstaan
baar mjjn belangstelling voor u wekte van het
eerste oogenblik af, dat ik u zag. Ge geljjkt
mjjnen edelmoedigen redder, ge hebt dezelfde
slanke gestalte, ge bezit denzelfden oogopslag,
vooral wanneer ge iemand vast aanblikt ja,
ja, ook in uwe trekken is de gelijkenis niet te
looohenen. Daarom kwaamt ge mjj zoo bekend
voor, zonder dat ik heb kunnen begrjjpen waar
om Maar nu verheng ik mjj dubbel
nu kan ik vergelden. Ik heb er het rechttoe.»
Wordt vervolgd.)
HiiRLEHStlHE C0GB4IT.
ABONNEMENTSPRIJS
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
64.