Het 5e internationale
perscongres.
Cintra
Yan den Nederlandschen gedelegeerde
op het Journalisten-Congres te Lissabon
dd. 3 October
Wat ik van deze reis vergeten zal
Cintra niet.
Als ik verteld heb dat Cintra een groot
half uur sporens van Lissabon ligt en dat
men het bereikt langs kleine maïsvelden en
dorre heuvelperspectieven, dan heb ik van
de reis gezegd, wat ik kan. En als ik van
Cintra zelf dan heb verteld, dat iet ligt
aan de landzijde van een berg waa p twee
kasteelen, nl. de ruïne van een .Moorsch
slot en eeu oud Portugeesch kasteel dat
tegenwoordig af en toe koninklijk verblijf
is en dat men van daar uit zoowel langs
de westkust als langs de zuidkust van Por
tugal en een eind den Taag op kan zien
dan heb ik van Cintra beschreven wat er
eigenlijk van te beschrijven valt. De rest
moet maar mijmering blijven en droom
Over den harden weg klotsen de hoeven
der ezels die wij berijden. De drijver met
zijn phrygische muts en zijn lorrige plunje
draaft er achter en spoort de dieren aan:
Oecehburro Aprö che Hij
babbelt onophoudelijk wat Portugeesch, dat
wij niet verstaan. De vogels zingen in de
takken. Cvpressen en olijven en allerlei
andere boomen schieten op achter den muur
links en overschaduwen den weg waarop
de zon door de doodstille blaren wat plek
ken en strooken schiet. Rechts valt het
landschap weg tot een diepte van enkele
daken en bosschen en blauwe heuvelen.
Een bron klatert uit den koelen steen.
Bruinen mannen en vrouwen met kruiken
en lange stokken staan of zitten er bjj.
Langs steile paden klimmen onze ezels
op, altijd aangespoord door het klaaglijk
geroep van den drijver Oeceh—burro
Aprö che!
Op de hoogste rotspunt ligt het kasteel
van Peuha. Lieflijk is de tuin die het om
geeft, vol klare vij vers waar visschen spar
telen en eenden baden vol wonder
lijke bloemen en hooge zuidelijke boomen.
Romantisch is de ingang door een Moorsch-
Portugeesche poort en een Gothischen,
halfdonberen opgang, naar de binnenplaats.
Door bogen van ouden steen schemert de
blauwe lucht over de bosschige bergen.
Maar hoog op den toren eerst is de
heerschappij. De groene bergen vlak bij, de
wazige heuvelen in de verte, de blauwe
Oceaan met de scheepjes er op, de weg-
zoomehde Taag met de witte schemering
van Lissabon dat is een plaats als die
waarheen Satan den Christus moet hebben
gevoerd om hem in verleiding te brengen
voor de wereldheerschappij.
De klotsende hoeven der goedige dieren
brengen ons weer naar een ander toover-
slot, het moderne paleis in volmaakt
Moorschen trant dat de eigenaar, de En-
gelsche millionnair, Hou Sir Francis Cook
deed bouwen en waaromheen hij in 35
jaar tijds een Arabische tui* met de zeld
zaamste boomen en bloemen deed oprij
zen. Want zoo groeizaam is hier de grond
en zoo weelderig de lucht dat hier een
versch gesneden stek die in den grond
werd gestoken tot steun van een struik,
in vijfendertig jaren werd tot een reuzen
plataan.
Indische, Chineesche en allerlei andere
rjjkdommen zijn in de Moorsche gangen en
zalen van het paleis bijeengebracht. Niets
is er of het getuigt van ontzaglijke rijk
dom en verfijnden smaak.
En als wij terug rijden langs de diepte
der bergpanorama's, waarover de onder
gaande zon in goud en purper speelt, dan
doemt geducht bij elke kromming van den
weg de oude Moorsche sterkte op. Heel
hoog op de woeste, kale, afgebrokkelde
reuzenklompen, die dreigend zich over-
buigen en bits opschieten, daar troont nog,
in de gekanteelde bruine muren en torens,
de herinnering aan het Sarraceensche
gezag.
Opeens trekt de zon zich van die hoogte
terug. Plotseling verbleekt voor de korte
schemering de Sarraceensche ruïne. En
daar heel uit de hoogte lijken nu schaduwen
en schimmen te gljjden en grijnzende Moor
sche tronies zich tusschen de kanteelen te
fcoonen om te loeren naar den Christen
vijand als weleer.
Lissabon,
LISSABON, dd. 4 Oct.
Ten slotte kan ik nu nog een belofte
vervullen, die ik reeds in mijn eersten
brief deed en wat vertellen over deze stad,
die voor ons zoo gastvrij is geweest.
Ik heb nu het voordeel, dat ik er beter
over kan oordeelen dan in de eerste dagen.
Dat Lissabon op heuvelen gebouwd is,
heb ik al eens gezegd, maar hetzelfde is
het geval met vele andere meer bekende
steden zooals Brussel en Parijs terwijl die
toch niet met Lissabon zijn te vergelijken.
De heuvelen zijn hier namelijk hooger en
de hellingen veel steiler, zoodat groote
stadsbrokken op elkaar gestapeld lijken
en vele straten voor voertuigen ontoegan
kelijk zijn en als een trap zijn gebouwd
evenals in Constautinopel. Zoo'n trapstraat
begrensd door gevels die vaak geheel met
kleurige porseleinen tegels zijn bekleed,
kan een prachtig zuidelijk uitzien hebben
vooral als er enkele kinderen met kleurige
hoofddoekjes op spelen of wanneer er een
paar vrouwen met zware roode waterkruiken
afkomen.
In de lagere gedeelten van de stad vlak
aan de rivier, iu 't gezicht van de heerlijk
blauwe baai, die de Taag voor Lissabon
maakt tegen de eindelooze variatie van
het Portugeesche heuvelperspectief, zijn
het weer andere typen. Mannen die ossen-
karren begeleiden, gewapend met een lan
gen stok en gekleed in een donkergroene
phrygische muts met rooden rand, een vaal
jasje, dito broek en een breeden gekleur-
den band om het middel. Of visschers-
vrouwen op bloote voeten het volk
loopt hier veel op bloote voeten en toch
zijn de schoenen goedkoop en goed die
op het hoofd groote manden met visch
dragen welke uitstekend en in groote ver
scheidenheid te krijgen is. Over 't algemeen
zijn de mannen hier niet mooi, klein en
van profiel banaal of zonder veel lijn, maar
de vrouwen zijn bepaald leelijk. Doch deze
visschersvrouwen uit de kleine dorpjes van
Estramadura (de provincie, waarin Lissabon
ligt) hebben in de krachtiger hoewel grove
profiellijn van haar donkere gezichten wel
iets klassieks. Zij brengen haar visch aan
uit een van de kleine schuiten met sterk
hellenden mast, die met de groote stooin-
booten en oorlogsschepen de baai bevolken
of wel uit het kleine spoorwegstation van
deljja naar Cascaes, dat aan de kade ligt.
Evenals visch zijn de meeste andere
zaken van levensonderhoud hier goedkoop
en goed. Alleen vleesch en boter zijn zeer
inferieur aan hetgeen wij daarvan gewoon
zijn. Het volk is met weinig tevreden zoo
als trouwens over 't geheel genomen zuide
lijke volken minder levensbehoeften heb
ben dan Noordelijke. En zuideljjk is het
karakter hier van alles, de palmen, acca-
cia's en aloe's in de parkjes en op de plein
tjes, getuigen er al dadelijk van.
Ik heb van het Portugeesche volk den
indruk gekregen voor zoover men kan
oordeelen na een kort verblijf alleen in de
hoofdstad dat het goedig, kinderlijk en
niet onpoëtisch is. trotsch op zijn verleden
maar vrij traag en zonder veel energie
voor het heden, gedwee en gemakkelijk te
regeeren al te gemakkelijk, daar het
zich lijdzaam laat verarmen door een dom
me, Fransch-administratieve regeering, waar
voor het dan ook niet veel hart heeft.
De Koning wordt op straat maar door een
enkele even gegroet. Een republikeinsch
blad, de SecuUheeft de grootste oplaag
van alle couranten, 50.000 exemplaren per
dag. Overigens staat de pers niet hoog en
zijn de bladen zeer inferieur, zoowel wat
inrichting als wat informatie betreft. Het
geen niet verwonderlijk is in een land, dat
70 a 80 pCt. analphabeten heeft en waar
slechts twintig of dertig jaar geleden het
middeneeuwsche denkbeeld heerschte dat
iemand, die van adel was, niets van lezen
of schrijven behoorde te kennen.
Het uiterlijk van de stad is, hoewel ge
heel zuidelijk, tevens modern. De straten
zijn weliswaar niet mooi geplaveid maar
zindelijk zooals trouwens over het alge
meen zeer overdreven begrippen heerschen
omtrent Portugeesche onzindelijkheid. Ik
heb hier een groot gesticht bezocht waar
in een Hollandsche huismoeder geen smetje
had kunnen vinden en mijn hotel, het
«Grand Hotel Central» dat heerlijk aan de
Taag is gelegen, is in weerwil van zijn
weinig modern uiterlijk, zoo netjes en zoo
goed als men het maar kan verlangen
zonder in de nieuwerwetsche kazerne-ho
tels te vervallen. De politie lijkt bedaard
en beleefd, de bedelaars zijn vrij talrijk
maar niet onbeschoft, de huurrijtuigen zijn
behoorlijk, rijden heel vlug met hun twee
paarden (voor den vreemdeling wel wat te
wild) en hoewel ik geen Portugeesch spreek
heeft nog geen enkele koetsier onaange
naamheden gemaakt of gepoogd mij af te
zetten. De trams bespannen met muildie
ren zijn tweeërlei. De wagens van de Car-
ris de Ferro de Lisboa zijn zuidelijk en
niet zoo verveloos als die van de andere,
kleinere Maatschappij, de Lusitana, die van
iets minder allooi zjjn. Men rijdt voor 60
reis, d. i. ongeveer een dubbeltje een uur
ver (b.v. van Rocio naar Beiem). Deze
Maatschappijen schijnen het medegebruik
van elkanders rails te hebben en de wagens
loopen op tweeërlei spoor, een breed en een
veel smaller. De inrichting van de rails en
(voor de Lusitana althans) van de wielen
der wagens is zoodanig dat de wagen wil
keurig uit de rails kan worden gestuurd
en dan een eindweegs als gewone omni
bus rijdt. Yooral wanneei er een opstop
ping van tramwagens is, bewjjst dit systeem
uitstekende diensten.
Electriciteit kent men hier haast nog
niet. Ik heb maar één electrische tram zien
rijden en de talrijke funiculaires en lifts, die
de lagere met de hoogere stadsdeelen ver
binden worden hydraulisch bewogen. De
stad wordt met gas verlicht (vrjj slecht)
alleen op de breede Avenida da Liberdade,
de Champs Elysées van Lissabon, staan
electrische booglampen, die gevoed worden
door het electrische station, dat hier even
als te Madrid bjjtjjds in exploitatie is ge
nomen door de gasfabriek.
Andere punten, die den vreemdeling tref
fen zijnde vele huizen in marmer en de mas
sa's marmeren voorwerpen van huisraad
de ongezellige gesloten café's waarvoor de
bezoekers meestal staan te praten in plaats
van binnen te zitten de groote, open
apothekerswinkels waar men een glas li
monade of een anderen verfrisschenden
drank komt drinken en waar men met zijn
vrienden een kletspraatje komt zitten hou
den de waterbronnen en de afdaken
welke de vereeniging voor dierenbescher
ming op verschillende plaatsen heeft doen
inrichten voor de trekdieren.
Groote gebouwen, meestal in wit mar
mer, heeft Lissabon in menigte, maar daar
onder zjjn zeer weinige de moeite van een
bezichtiging waard. De kerken zijn van bin
nen smakeloos volgepropt met allerlei
pronkerij, de museums zijn arm aan kunst.
Yan buiten valt aan eenige groote gebou
wen wel stijl op te merken en een enkel
gebouw, zooals het Klooster der Yerony-
mo's, is van een karakteristieke architec
tuur, de z. g. Don Manuel-stijl, die
een combinatie is van Moorsche en van
Gothische motieven, maar het is alles zeer
log, niet «uit den steen» zou ik villen
zeggen, zooals men van een schilder zegt
dat het niet uit de verf is.
Het mooiste dat Lissabon heeft is zijn
ligging. Als men s'avonds op de Passeio
de Don Pedro d'Alcantara staat, dan flon
keren aan de overzjjde, over het lagere
gedeelte van Rocio, op de donkere heuve
len van den ouden Citadel en van de om
geving, duizenden lichtjes als diamanten
op zwartfiuweelen reuzenkussens even
helder als de diamanten van den nacht
daarboven.
En als men over dag door de bovenstad
rijdt, dan breekt telfcens door de zjjstraten
en de pleinen, nu smaller dan breeder, de
heerljjke verfrissching van de blauwe baai
met de honderden lichte en donkere sche
pen, met de wazige heuvelen en de haast
altjjd heldere, nauwbewolkte lucht.
Want in dit heerlijke klimaat is het
altijd zomer of lente.