N
HDagBlaó voor ezfliooró- on Suuiè-óCollanb.
Onslland tegenover
het buitenland.
No. 4093
Dinsdag 24 Januari 1899.
23ste Jaargang.
Het Pleegkind,
y
ij
Per 3 maanden voor Haarlem s ƒ1,10
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,40
Voor het buitenland i2,80
Af.onderljjke nummersI 0.03
Dit blad verschijnt
dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
Van 16 regels50 Cern
Elke regel meer7'/i
Grooto letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Gents per advertentie a Contant
Redacteur-Uitgever, W. KüPPERS.
^lln de jongste maanden is veel geschre
ven over de maatregelen der Duitsche Re
geering om de vreemdelingen uit het Rijk
te weren. Voorde omringende Staten waren
die maatregelen alles behalve aangenaam,
daar vele personen werden uitgewezen, die
reeds langen tjjd in Duitschland woonden,
er hun middel van bestaan hadden gevon
den en nu plotseling broodeloos zijn ge
worden.
Hoe men dien maatregel ook heeft afge
keurd, het recht der Duitsche Regeering
daartoe is door niemand betwist, en even
min zal iemand kunnen ontkennendat
deze wjjze van bescherming doeltreffend
mag heeten. Want bescherming van de
Duitsche onderdanen is het eenig motief
voor de verwijdering der vreemdelingen.
Alzoo is opnieuw gebleken, dat het woord
bescherming bij andere natiën niet zulk
een slechten klank heeft als bij onze lei
dende Staatslieden. Niet alleen (och be
schermt de Duitsche Regeering haar on
derdanen door de producten van hun nij
verheid en landbouw in voordeeliger con
ditie te stellen dan die uit den vreemde,
maar ook wordt de vaderlijke zorg uitge
strekt tot den arbeid zelf en tracht de Re
geering daar te lande op de arbeidsmarkt
zooveel mogelijk evenwicht te brengen tus-
■chen vraag en aanbod.
Wjj kunnen dit betreuren, omdat daar
door in enkele opzichten aan ons land
schade wordt veroorzaakt, aan den ande
ren kant moeten wij de Duitschers toch
geljjk geven. Zjj doen niet anders dan het
spreekwoord toepassen «charité bien or-
donnée, commence par soi-même.» Nu de
Duitsche nijverheid in zeer korten tjjd een
kolossale vlucht heeft genomen en daar
door gansche streken tot groote welvaart
zijn gebracht, nu meent men daar te lande
zeer juist, dat de vruchten van dien voor
uitgang in de eerste plaats fen goede moe
ten komen aan het land zelf. Men wil trach
ten te verhoeden, dat vreemdelingen gaan
strijken met hetgeen allereerst aan het
Duitsche volk toekomt en daarom wenscht
men al die vreemdelingen, van welken lan
daard ook, te loozen.
Daartegen kunnen wjj niets uitrichten.
De Oostelijke grenzen zjjn gesloten voor
FEUILLETON.
7-)
Vervolg
„Ik geloof toch wel», ging de dok'er einde
lijk ongeduldig wordende voort, //dat ge mjj een
mededeeling te doen hebt 1 Ik hoor daar, dat
ge tot kapitein bevorderd zjjt
//Ik ben het nog niet 1//
//Maar het ia zoo goed als zeker, uw com
mandant heeft het u medegedeeld. Waarom
houdt ge zoo iets voor ons geheim, mijn zoon?//
//De officier sidderde bjj deze laatste woor
den.//
„Omdat ik ben het nog niet", stiet bjj
met veel moeite uit„en eer het officieel
„Maar dat is immers slechts voor den vorm.
Waarom kondt ge ons de vreugde niet wat
vroeger gunnen. Ik wensch je van ganscher
harte geluk!//
Hij stak Wuifingen de beide handen toe die
deze zuchtend in de zjjne drukte.
//Nu ge kapitein zijt zullen wij spoedig brui
loft vieren, dat is zoo afgesproken Maar daar
over kunnen wjj altjjd nog gaan praten, dat
moet ge maar met mjjne vrouw en met Adèle
regelen, daarvoor ben ik niet gekomen. Ik heb
u een zeer belangrijke mededeeling te doen, iets
wat reeds lang had moeten geschieden. lederen
dag nam ik mjj voor het u te zeggen, maar ge
weet, zoo iets wordt telkens weer op de lange
ons vee, moeilijk te overschrijden door onze
industrie en thans ook verboden terrein
voor onze arbeidskrachten. Zoo is er als
't ware een hechte muur om het Duitsche
Rijk gemaakt, die van onzen kant onover
komelijk is, maar van de Duitsche zjjde er
niet zoo verschrikkelijk uitziet. Waut al
worden wjj geweerd, de Duitschers vinden
in ons vaderland een vruchtbaar arbeids
veld voor hunne bemoeiingen en een ruim
débouché voor de producten van hun nij
verheid.
Zij kunnen onbeperkt, door niets gehin
derd, hun industrieele artikelen in ons va
derland aan den man brengen en boven
dien van onze havens gebruik maken om
ook andere landen over zee te bereiken.
«Vrij iD, vrjj uit,» is nog altjjd onze han
delsleus. Wij betalen onnoemelijke schat
ten om onze havens en sporen in den bes
ten toestand te breng» n en laten er dan den
vreemdeling naar hartelust gebruik van
maken. Het zal niet lang meer duren of
wij staan hem zelfs toe ons van onze eigen
markten te laten verdringen, alleen maar
uit getrouwheid aan ons noodlottig devies:
«Leve de vrijhandel.» Het eenige, dat wij
voor ons zei ven verlangen zjja de voor
deeltjes van het transito-vervoer. Dat af-
vallertje gunnen wij ons zeiven en zijn er
mede tevreden. Maar het overige hebben
wij niet noodig, omdat het niet liberaal
zou heeten, iets te verlangen van onze eigen
njjverheid en landbouw.
Men ziet, dat in andere landen ook an
dere begrippen heerschen omtrent hetgeen
tot bevordering van den bloei en de wel
vaart van het volk noodig is. Men denkt
er ook anders over de belastingen. Waar
ons belastingstelsel er op aangelegd schijnt
om de groote vermogens zoo te treffen, dat
de eigenaars het land verlaten en dus ten
slotte niets betalen, ontvangt men in an
dere Staten (wij denken aan België) onze
rjjke landgenooten met open armen en geelt
hun alle mogeljjke taciliteiten. Wij jagen
onze flinke belastingbetalers weg en per
sen de minder vermogende burgers door
allerlei drukkende heffingen uit, terwjjl het
buitenland zijn financieele draagkracht poogt
te vermeerderen ten koste van de onze,
Mr. P i e r s o n, de fiscale idealist, vindt dat
natuur'jjk niet erg. Misschien meent hp
wel, dat wjj juist thans op den goeden weg
zjjn. Zjja radicale en socialistische vrienden
hebben hem immers altjjd voorgepraat, dat
baan geschoven. Nu echter moet ik spreken.
Luister, het betreft Adèle.#
Wuifingen veranderde in zenuwachtige opge
wondenheid van plaats. Zoo de dokter zelf niet
zoo zichtbaar ontroerd geweest wrb, had hij het
eigenaardige voorkomen van den jongen man
moeten opmerken, wiens ocrnst telkens steeg,
en die blijkbaar den ouden heer iets zeggen
wilde, wat hjj telkens weer terugdrong.
De dokter schoof zijn stoel dicht bjj dien van
den jongen officier en keek hem vast in de oogen.
//Wat ik u nu ga mededeelen is een geheim
dat slechts mijne vrouw en ik kennen. Adéle is
niet onze dochter, doch sen aangenomen kind.//
Wuifingen keek hem verbaasd aan.
//Niemand heeft er zelfs een vermoeden van,
zjj zelve het allerminst. Zij is een wees, de
dochtsr van eene verre bloedverwante van mij,
die zeer jong stierf. Het kind was toen nog
geen twee jaar oud. Haar moeder was g trouwd
met een fabrikant, die kort na het huweljjk zjjn
vermogen verloor, en met haar naar Amerika
trok. Daar zocht hjj zoo goed en zoo kwaad het
ging aan den kost te komen. Toen Adèle nog
geen jaar oud was, stierf bij plotseling, en liet
die jonge vrouw zoo goed als niets na. Deze
besloot met haar beide kinderen, Adéle en een
ouder knaapje, naar Europa terug te keertn,
Cp de zeereis stierf ook het jongetje, en de
jonge weduwe, wier ouders reeds laDg dood waren,
stond nu met haar dochter eenzaam en hulpbe
hoevend op de wereld. Het spreekt van zelf,
dat ik mjj in dezen uitersten nood over haar
ontfermde. Zij kwam hij ons in, doch uitgeput
door zorg en verdriet overviel haar een ernstige
dit groote kapitalen ons land niet anders
dan ongeluk aanbrengen. Het moet hem
dus verheugen te bemerken dat tal van
aanzienlijke landgenooten wegens de druk
kende belastingen de wijk naar het buiten
land nemen. Wjj komen alzoo langzamer
hand tot de vervulling van het socialistisch
ideaal.
Dat ideaal bestaat hierin dat alle te
genstellingen moeten worden bestreden. Er
mogen geen rijke en arme menschen meer
wezen. Wie zich een kapitaaltje heeft kun
nen verwerven door vlijt en volharding,
behoort geplukt te worden tot hij niet meer
bezit dan een ander, die zijn gansche leven
heeft geluierd. En verkiest hjj zich niet
te laten plukken, welnu, hij kieze een an
der vaderland en keere het onze den rug toe.
Waar zulk een handelspolitiek en be
lastingwetgeving ons voeren moeten, is met
een enkel woord te zeggen het Staats
bankroet. Men heeft dit een groot woord
genoemd en verzekerd, dat het zoover niet
komen zalmaar men moet ziende blind
zijn om niet te willen erkennen dat wij
dien weg opgaan en dat het reeds heel
veel moeite zal kosten om op het thans
ingeslagen pad terug te keeren.
Er zijn gansche streken in ons vaderland,
waar permanente werkloosheid heerscht,
zoowel /.omer als winter, streken die in
vroeger tijden tot de welvarendste in ons
geheele werelddeel behoorden en thans geen
droog brood meer aan de bewoners op
leveren. In de groote steden loopt een aan
zienlijk deel der arbeidersbevolking leeg en
vindt geen gelegenheid zich een bestaan te
verzekeren, terwjjl de middenstand in toe
nemende mate den terugslag van het ge
brek aan werk bjj de arbeidende klasse
ondervin :t. Voegt men hierbjj het weg
trekken naar het buitenland van de ver
mogende standen, waarop wjj zooeven de
aandacht vestigdeu, dan is ér niet veel ver
beeldingskracht toe noodig om de econo
mische toekomst van ons volk donker in
te zien.
En waar alzoo de financieele draagkracht
voortdurend afneemt, daar verliezen wjj na
tuurlijk allengs ons weerstandsvermogen,
tot wjj ten laatste ten buit vallen aan de
een of andere groote Mogendheid, die ons
tot een wingewest verklaart. Wjj mogen
dan nog zooveel geld hebben uitgegeven
aan onze doode en levende weermiddelen,
wjj mogen zelfs de nieuwste typen oorlogs
ziekte. Mjjn kunst bleef machteloos, ik kon
haar niet redden. N&tuurljjk namen wij de kleine
bij ons, en voedden baar als ons eigen kind op.
En om haar later alle verdriet te sparen vooral
ook, opdat zjj zich nooit achtergezet zoude'voe
len bg onze eigen kiuderen, lieten wjj haar
opgroeien in de stellige meening dat wjj liaar
eigen ouders waren. Daar ik kort daarop van
woonplaats veranderde, eu ik haar later wette
lijk als kind aannam, heeft niemand haar deze
gelukkige gedachte kunnen ontrooven, want na
tuurlijk hebben ook mijn kinderen niet het
minste vermoeden, dat Adèle niet hun zuster
zou zjju. Mijn oudste dochter was, to6n zjj de
kleine speelgenoote kreeg, nog geen drie jaar
oud. Het is mjjn plicht u dit mede te deelen,
doch zoowel mjjn vrouw als ik hopen dat Adèle
er nooit iets van vernemen zal. Gjj weet hoe
fijngevoelig zij is.//
Wulfisgen staarde zonder zich te verroeren
met neergeslagen oogen op den grond. Toen de
dokter geen antwoord ontving, zeide hjj eindeljjk
//Ik behoef u zeker niet te zeggen, dat haar
ouders brave lieden waren, waarover zich de
dochter in geen enkel opzicht zou behoeven te
schamen.
//De vader verloor weliswaar zjjn vermogen,
doch had zich daaromtrent niets te verwjjten,
aan tegenslag in zaken doet men niet veel. Ook
van vaderskant had geen enkel bloedverwant
eenig recht op het kind.//
Weder werd het stil in de kamer. Gespatnen
blikie de dokter den bruidegom zijner dochter
aan, die inwendig een zwaren kamp scheen te
strjjden, en zwijgend heen en weer liep.
schepen bezitten, het helpt ons niet, om
dat wjj het recht op ons zelfstandig volks
bestaan hebben verbeurd, en omdat wjj
geen gebruik hebben gemaakt van de na
tuurlijke hulpmiddelen tot verhooging van
de volkswelvaart.
Een vorig maal wezen wij op de werke
loosheid der Regeering ten opzichte van
onze wetgeving, ook uit het oogpunt van
bevordering der materieele belangen van
ons volk heerscht bjj haar volslagen rust.
Had men zich bij de toezegging dat het
Tarief van Invoerrechten door haar zou
worden herzien, reeds gevleid met eenige
verbetering in den toestanddeze herzie
ning laat nog altjjd op zich wachten. Wel
worden de bestaande bepalingen eenigszins
strenger toegepast dan vroegerdoch er
bljjft nog veel te veel te wenschen over,
terwijl het niet te wachten is, dat hierin
door deze Regeering zal worden voorzien.
Alles te zamen genomen, hebben wjj dus
weinig reden om optimistisch te denken
over de economische en staatkundige toe
komst. Kon de Regeering besluiten eens
het oog af te wenden van haar eigen lie-
velingsdroomen en het te richten op het
buitenland, gedachtig aaD de waarheid:
«Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt
zich zacht» misschien zou het nog niet te
laat wezen. Zooals het nu gaat, kan het
niet lang meer duren. De Staatsuitgaven
nemen met den dag toe de inkomsten hou
den daarmede geen geljjken tred en het te
kort op de Begrooting van dit jaar zal ge
volgd worden door nog aanzienlijker tekor
ten in volgende jaren.
Aan de thans gevolgde gedragsljjn op
Staatkundig en Staathuishoudkundig gebied
dient dus een einde te komen, hoe eêr hoe
beter. Gaat deze Regeering er niet toe over,
dat zij dan plaats make voor een andere,
die practischer is en meer oog heeft voor
den zorgeischenden toestand van ons land.
En dan bevelen wjj ten zeerste aan dat
men niet steeds eigenwijs aan eigen plan
nen en eigen inzichten bljjft vasthouden
maar ook eens let op den nabuurwien
het wel gaat, oudauks men daar vaak nog
grooter moeiljjkheden heeft te overwinnen
dan bjj ons. Men zal dan zeker tot het in
zicht komen, dat de practjjk eischen stelt,
die bjj de beschouwing der theorie niet
waren te bemerken en dat het schoonste
stelsel van wetgeving slecht werkt, als het
niet gebaseerd is op den werkeljjken toestand.
„Ik hoop dat wat ik u verteld heb, geen ver
andering zal brengen in uw gevoelens of in uw
verhouding tot Adèle, begon de dokter weer.
Wuifingen bleef plotseling vlak voor hem
staan, //ik wilde het u schrijven. Maar nu u
toch hier is is het beter zoo Lees dit.//
Met sidderende hand reikte bjj den dokter
een brief over, dien deze verrast openvouwde.
Da brie! luidde als volgt
„Geachte heer Dokter.
Zooals u weet, bemin ik uw dochter Adèle
met een oprechte innige liefde. Niets ter wereid
was tot nu toe in stast mjj Tan Adèle te schei
den, doch thans zie ik mjj als man van eer
verplicht u de treurige mededeeling te doen,
dat ik niet meer in staat ben, mjjn aan u ge
geven woord te houden
Met een kreet van schrik liet de dokter,
wien de letters voor de oogen dansten, den
brief zakken en keek naar den officier, die ech
ter met het hoofd tegen het venster gedrukt,
met den rug naar hem toestond.
De dokter las verder
//Het vermogen, waarop ik onze toekomst
wilde vestigen, en dat mij de middelen ver
schafte tot het voeren van een eenvoudige, doch
met onzen stand overeenkomstige levenswjjze is
niet meer in mjjn bezit. Ik ben niet meer in
staat uw dochter eeu eenigszins passende toe
komst te bieden, daar ik nog voor jaren lang
verplichtingen op mij genomen heb, die mjj
nauwelijks zooveel overlaten, dat ik, als alleen-
loopend persoon den uiterljjken schjjn zal kun
nen bewaren.//
(Wordt vervolgd.)
HilRl
ill Kt IT.
ABONNEMENTSPRIJS
AGITE MA NON AGITATE
PRIJS DER ;ADVERTENTIEN.
is