N I E U W E
HDagBlad voor
- @n M/uió-éCol
Voltaire en Rousseau.
b uitüjNland,
No. 4306.
Zaterdag 7 October i 809
24ste Jaargang.
Lompenkoopman.
Engeland.
itmiMsciicomiT.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem 5 1,10
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,40
Voor het buitenland 2,80
Afzonderljjke nummers0.03
Dit blad verschjjnt
dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen.
BUBÜAÏÏSt. Janstraat Haarlem.
PBIJS DES, AD VESTE ÏÏTIEtï.
Van 16 regels 50 Cent
Elke regel meer71/.
G-roote letters worden berekend naar plaatsruimtes
D i e us t a a n b iedingen 25 Cents per advertentie a Contant
«a*
AGITE MA NOW AGITATE.
Red a c t e ar-CJ i t g e v er, W. KüPPERS.
Deze twee mannen en hun volgelingen
hebben het ongelukkige Frankrijk diep
rampzalig gemaakt en hun verderfelijke leer
is doorgedrongen in alle standen en rangen
der samenleving ook buiten het land waar
in z|j als apostelen des ongeloofs den scep
ter hebben gezwaaid.
Toen de ongelukkige koning L o d e w ij k
XVI van Frankrijk onttroond en gevangen
in zjjn kerker de portretten zag van Vol
taire en Rousseau, sprak hij met wee
moed maar tevens met edelen toorn «deze
beide mannen zijn het die Frankrijk ten
gronde gericht hebben.»
Met diezelfde overtuiging bezield, zeide
Napoleon I «dat hij zich niet sterk ge
noeg gevoelde om een volk te regeeren
hetwelk de geschriften van Voltaire en
Rousseau las.»
Wie zal ontkennen dat deze twee vaders
van het ongeloof niet soms groote en schoone
invallen hebben gehad maar dan schoot
de bliksem uit de zwarte wolkenmassa en
spreidde zijn licht. De waarheden, welke
Rousseau soms heeft gezegd, strekken
om het ongerijmde en schandeljjke van a!
zjjne woorden sterker te doen uitkomen.
Omstreeks 1756 schreef Rousseau zijne
Institutions Politiqueswaaruit hij later
zjjn Contrat Social samenstelde hetwelk
Voltaire het Contrat insocial de l'in-
sociable Jean Jacques noemde. In
1762 werd in Holland R o u s s e a u 's ze-
delooze «Roman moralEmile» gedrukt,
welke voornameljjk de goddelooze opvoe
ding behandelde en Voltaire was zjjn
vriend tot steun.
Wie nu meent, dat het tegenwoordig ge
slacht en zjj die daartoe de macht bezitten
zich deze geschiedkundige feiten ten nutte
maken vergist zich. Wij leven in eentjjii
waarin men zich noch aan lessen, noch aan
voorbeelden stoortalom wordt het mate
rialisme al stouter en stoutersteeds hoo-
ger stijgt het altaar van het gouden kalf
FEUILLETON.
VADER BAMBRIQÜFT
OF DE
83 Vervolg.)
Sal viae zag hem met vochtige oogen aan, waar
uit diep medelijden sprak.
„Die laaghartige hooghartigheid, uit dom
vooroordeel geboren als ge wilt, moet u afkeer
inboezemen,// vervolgde de prins, na eecige oogen-
blihkeu gezwegen te hebben, //maar wat vermo
gen vurige wenschen tegen de gebeurtenissen
Zij zal hier, in deze omgeving, blijven leven,
om ongelukkig te zjjn, bewonderd te worden,
terwijl mjj mjj niets overblijft dan te po
gen elders, ver van hier, vergeten en trachtend
te vergeten, de m|j nog toebedeelde levensjaren
dcor te brengen.//
U ziet de zaken te donker in, prins. Voor
eerst wat dit huwel|jk betreft; niets toont aan,
dat onoverkomelijke bezwaren
//Bezwaren ja, ja, er is een bezwaar I Je, er
is nog die lompe domme wreede vader, die m|j
telkens in de herinnering komt, wanneer zijne
dochter me in den slaap verschijnt. Totnogtoe
is h|j hetdie m|j gered heeft, de gedachte
aan hem schudde mjjn indommelenden trots
wakker, vervulde m|j weder met nieuwen moed
wanneer ik mjj reeds verloren waarde Doch
m|jn afkeer voor hem kan mij niet lang meer
staande houden I De zonderlinge omkeer, die
koude berekening heeft de christelijke liefde
uit de samenleving verdrongen eigenbaat
en genotzucht zijn de twee beginselen, die
als de voornaamste gehuldigd worden.
Niet alleen in boeken, tijdschriften enz.,
wordt de goddeloosheid verspreid en aan
bevolen maar van af de leerstoelen van
hooger en middelbaar onderwjjs wordt de
geopenbaarde godsdienst bestookt en syste
matisch ondermijndhet verderf van het
mensehdom op godsdienstig en zedeljjk ter
rein toont ons, hoever de goddeloozen het
reeds gebracht hebben.
Dit is vooral bewezen op bet jongste Vrij
denkers-Congres te Louvière in Frankrijk-
Daar trad burger So s s et, anarchist en re
dacteur van het blad La Batailleals een
der voornaamste sprekers op. Hij richtte en
kele dagen na dat Congres een artikel aan
de «bourgeoisie» onder de godloochenaars
en vrjjdenkers. In dat artikel schrijft de
man letterlijk het volgende
„Vroeger, m|jne heeren, hebt g|j verkondigd
dat men niets moet verwachten van de hemelsche
heerlijkheden, en uw positivisme deed u enkel
belangstellen in de goederen dezer aarde. Hebt
g|j nu bjj geval gehoopt, dat uw godloochenarjj
zou zijn beperkt gebleven tot uw salons, tot uw
boudoirs, waar ongodsdienstigheid en blaaska-
kerij van de boulevards en flauwe praatjes door
gaan voor verstandige redeneering?
Neen, mijne heeren, uw leerstellingen zjjn door
gedrongen van uw deftige huizingen en verspreid
in de woningen der arbeiders, in de huizen der
armeD, in de stulpen op de dorpen, in de
zalen, waar men meetings hondt.
Gij hebt geroepen „Geen God meer 1//
En uit de fabrieken heeft men u geantwoord
„Geen God en gesn meesters meer
Nog kort geleden, eerbiedwaardige heeren,
hebt g|j den donder uwer welsprekendheid laten
rollen over de bezittingen der kloosters.
Maar de arbeiders die u hoorden, zjjn begon
nen hun misnoegen te kennen te geven over het
bezit van allen die genieten kunnen.
Zoudt g|j willen, dat zjj een uitzondering maak
ten voor de kapitalen der godloochenende bour
geoisie
Uw Pers, m|jne heeren, bestrijdt met min of
in dezen man heeft plaats gegrepen, die uit zjjn
aard eu door de menschen slecht was, doch
die doir het deugdzaam voorbeeld zjjner dochter
goed is geworden, heeft mjjn hart geroerd. Toen
ik hem gisteren met zooveel zelfverloochening,
zooveel vadcrl|jke liefde hoorde spreken, verdwe
nen langzamerhand m|jn haat en afkeer voor
hem. Het kost m|j nu reeds moeite, hem m|j
voor den geest te roepen even terugstootend als
h|j vroeger was, ik zou bjjna in staat zjjn
Maar laat ik denken aan het duel, waarin ik
tegen wil en dank heb moeten toestemmen, al
leen omdat die anders voortreffelijks oude edel
man nog steeds die dwaze ouderwetsche ideeën
betreffende eerherstel koestert. Ik zal er wel in
slagen de geheele zaak een onschuldig verloop te
doen hebben ik kon graaf De Montreville niet
overtuigen
//Graaf De Montreville herhaalde Salviac,
//wat zegt u daar, prins? Moet u vandaag werke
lijk een duel met den heer De Montreville aan
gaan
//Wist g|j dat dan niet? Ja, 't is waar, ik
had u den naam van m|jn tegenstander nog niet
genoemd.//
„Ik had eerst een flauw vermoeden van de
waarheid, doch toen ik eens goed nadacht,
meende ik m|j vergist te hebbenHoe
kon ik veronderstellen, dat prins De Z
een tweegevecht zou willen houden met een ouden
vriend van z|jn geslacht, met een grjjsasrd van
zeventig jaar
„Wat zal ik eraan doen, Salviac, ik heb al
les in het werk gesteld om niet tot zulk een
uiterste te geraken, ik heb den st|jfhoofdigen
meer geestige aardigheien de leer van een toe
komstig leven.
Weet, dat de arbeiders, toen z|j uw proza
lazen, zooals vanzelf spreekt, gedacht hebben
evenals g|j aan de genietingen van het tegen
woordig leven.
Laten w|j nog verder redeneeren, mijne heeren.
Uw voorouders hebben Koningen naar de
guillotine gezonden, de bastilles omvergehaald,
de macht gesteld in dienst van het recht.
Zy hadden geljjk, en uw zedenleer zegt u
dat het succes de daden der overwinnaars recht
vaardigt.
Welnu,de opstandelingen van heden z|jn nieuwe
bestormers van bastilles. G|j hebt hun een uit
stekende school geschonken. Zij stellen thans op
hun beurt de vraag, of de hoofden der bour
geois meer recht hebben op onschendbaarheid
dan die welke een eeuw geleden onder het mes
vielen.
In één woord, mjjne heeren, uw vrqdenkerjj
heeft geleid tot anarchisme, de verwerping van
het toekomstig leven tot de noodzakelijkheid
om onze aardsche woning wat te veranderen,
zóó dat allen er profjjt van hebben, onder elk
opzicht en aanstonds
De anarchist S o s s e t heeft hier harde
waarheden gezegd. Zal men er zich iets
van aantrekken? Verzonken in wellusten
genot, geest en verstand afgestompt in het
vroeten naar het vet dezer aarde, gevoel
loos voor ieder hooger ideaal ziet men niet
het nakende gevaar.
Oneindig meer dan vroeger wordt de leer
van Voltaire en Rousseau door de
dagbladpers en in geschriften verspreid en
gehuldigd, dan ten tijde van Lodewjk
XVI of Napoleon I. Dat begrijpt Z.H.
Leo XIII beter dan de zwakke mannen
die overal den scepter voeren. De Paus
doorziet den droevigen toestand waarin de
wereld gezonken is, en Hij zou van eiken
Priester wel ent journalist willen maken
om door geschriften want anders gaat
het nu eenmaal niet het ongeloof flink
en afdoende te bestrijden.
De anarchisten steken driest het hoofd
op, zij vallen reeds in Frankrijk de kerken
aan en bestelen ze, zij winnen in kracht
man zelfs gesmeekt, zijn p'an te laten varen,
doch hq bleef onverbiddelijk. Ik had te minder
reden om m|j voor hem te vernederen, daar
de oorzaak van den twist onbeduidend is. Zoo
als gij weet, is de graaf nog e»en teergevoelig
en prikkelbaar als de edellieden uit vroeger
dagen; overtuigd, dat eene denkbeeldige belee-
diging,zjjner familie aangedaaD, slechts door bloed
kon worden uitgewischt, heeft hjj, op bevelendeu
toon eene schitterende voldoening van m|j ge-
ëitcht, met de wapenen in de hand. Had ik
hem dit geweigerd, dan zou ik hem wanho
pend gemaakt hebben, dus stemde ik toe, hoe
zeer men m|j ook zal veroordeelen, daar de par
tijen niet gelijk staan, ik kon dit offer aan den
vriend mjjns vaders niet weigeren
„En om aan de grillen van .een armen verblin
den grqsaard te voldoen, wilt u de kansloopen
hem te dooden of zelf door hem gedood te
worden
//Kom toch, Salviac//, zeide Alfred verwijtend,
„ge weet toch wel, dat ik graaf De Montreville
niet zal dooden en hem de kans niet zal geven
het mq te doen. Ik ben zijn meerdere en zal
wel voor een onschuldigen afloop zorgen.//
Het totnogtoe levendige gesprek maakte plaats
voor langdurig zwijgen.
XLVII.
Intusschen was men in het bosch gekomen.
In dit morgenuur, en met zulk een somber
regenachtig weder bevonden zich slechts wei
nig rjjtuigen iu de statige lanen van het woud.
Eensklaps kreeg het rijtuig een schok, terwijl
en wie weet boe kort de tijd is, waarop
hun wenschen in vervulling gaan.
De Engelsche Regeering zal, om te be
ginnen, aan het Parlement 250 millioen
lranks vragen voor den oorlog met Trans
vaal.
Het is bespottelijk hoe de Timeshet
blad van de Engelsche geld-iords, zich
I aanstelt. Hst geheele Engelsche volk
zegt het blad op de meest brutale en leu
genachtige manier, staat achter de Regee
ring bij een oorlog met Transvaal. Niets
is minder waar dan dat, en het City-blad
poogt in zijn woede met scheldwoorden en
i insinuaties Chamberlain's tegenstan
ders te overbluffen.
Maar Sir William Har court, een
Engelschman van den echten stempel, laat
president Kruger van Transvaal niet be-
leedigen. Hij zegt dat Kruger billijk en
redeljjk heeft gehandeld, doch Engeland
verwierp zijn aanbod en weigerde een grond
slag voor eene regeling die volkomen met
Engeland's eerste wenschen overeenkwam.
Doch het was Engelands doel niet een re
geling te verkrijgen. Het volk moest in den
waan worden gebracht, dat president Kru
ger weigerde de grieven te herstellen, om
des te beter de gelegenheid te vinden, het
goudland te annexeeren.
Sir William Harcourt, zal, zoodra
het Parlement bijeenkomt,de zaak ter sprake
brengen. De limes poogt de Regeering te
verdedigen en steekt de oorlogstrompet,
waardoor de indruk .gewekt wordt, dat de
oorlog onvermijdelijk is.
De Westminster Gazettegeeft de hoop
om den vrede te handhaven nog niet op,
nu Hofmeijer als bemiddelaar naar Pre
toria is vertrokken. De Manch. Guardian
en de Daily Chronicle trachten op harte-
lijken en gematigden toon de opwinding
te doen bedaren en de gemoederen tot
rust te brengen.
De minister Chamberlain meent
zelfs dat nu meer dan één Mogendheid aan
dringt op een scheidsrechterlijke uitspraak
en graat Moerawjef, Rusland'seerste
Minister, zich aangeboden heeft als arbiter,
men met de Republieken in Zuid-Afrika
niet zoo'n omslag behoeft te maken. Het
zweepgeklap en verwensehingen weerklonken.
De beeldhouwer stak het hoofd uit het por
tier, om naar de oorzaak van het ongeval te
vernemen, doch nauwelijks had hjj zich vertoond
of een kreet van uit den wagen, waarvan de
beschonken bestuurder de oorzaak van het ge
beurde was, trok zjjn aandacht. Achter in het
karretje bevond zich een vrouw in morgenge
waad, met doodsbleek ontsteld gelaat, het was
vrouw Frichard de portiersier van Bambriquet.
Salviac kon zich niet verklaren, hoe, de plaats
van deze vrouw, die juffrouw Lapiquette had
ingenomen, zich in haar jak en met hare nacht
muts zoover van de rue de la Santé bevond,
zoodat hq aanvankelijk meende, niet goed ge
zien te hebbendoch de krqschende, welbe
kende stem van vrouw Frichard die boven het
geschreeuw der koetsiers uitklonk, sloot twjj-
iel uit.
„Ahmijnheer De Salviac,// zeide op haren
eigenaardig slependeu toon, „God heeft u op
m|jn weg geplaatst Heer in den Hemel!
u helpt mjj uit eene groote verlegenheid
Al sprekende was zjj met moeite uit het kar
retje gekomen en het rijtuig genaderd, waarin
Eduard en de prins zich bevonden. Nu kon
men bemerken, dat de brave portierster slechts
in een onderrok was, hetgeen, gevoegd bij de
overige deelen van haar toilet, juist geen ge
heel vormde, waarmede men voegzaam een rq-
toer door het Bosch van Boulogne kon maken.
Daarenboven zon men haar met haar verward
uiterljjk voor waanzinnig gehouden hebben.
(Wordt vervolgd.)