NIEUWE
WagBlaè voor êftooró- on Suió-eXollanó.
De Sociale Quaestie en
het Ghristendom.
No> 4309.
Woensdag 11 October J 899
24ste Jaargang.
tt 1 T Jfi JNLAN
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem 1,10
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,40
Voor het buitenland 2,80
Afzonderljjke nummers0.03
Dit blad verschjjnt
dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
AGITE DIA WOW AGITATE.
PBIJS DSa ADVERTENTIE!?.
Van 16 regels2.1. ..50 Cent
Elke regel meer71/»
Groote letters worden berekend naar plaatsruimtel
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Red a c t e nr-CTi t ge v er, W. KüPPERS.
11.
Gewei lig was de strijd, die eeuwen duur
de, en die voorzeker in de allereerste plaats
was een zuivere strjjd om en voor het Ge
loof, maar die tevens, al geschiedde het
bijna onbewustwas een strijd van eene
op rein egoisme, op naastenliefde en heb
zucht steunende, tegen eene op naastenliefde
zich opbouwende maatschappij een strjjd
derhalve ook op maatschappelijk gebied.
Daar vallen vele slachtoffers in den strijd,
doch steeds staan nieuwe strijdbaren op.
Nochtans ontwikkelt zich het Christendom
langzaam. Men wil het soms doen voorko
men, alsof met tooverslag de wereld zich om
keerde, door te wijzen op de velen, die den
heldendood stierven. Eene onjuistheid noch
tans
Het egoïsme, de eigenliefde had te diep
wortel geschoten slechts eeuwen zouden
zulks kunnen uitroeien. De arbeid, vroeger
veracht, thans tot plicht van eenieder ge
maakt de armoede vroeger verstooten
■thans tot eene deugd verheven de rijk
dom, vroeger het hoogste goed, thans ver
laagd tot goed van lager orde de rjjkdom,
vroeger slechts rechten gevende, thans met
zich brengende een aantal plichten ziet
dat waren begrippen, geheel vreemd, geheel
tegenovergesteld aan de bestaande maat
schappij.
Eenerzijds zien wjj, hoe de eene vervol
ging de andere verdringt, hoe de eene gru
weldaad zich op de andere stapelt, ander
zijds hooren wij de predikers van het Chris
tendom luide hun stem verheffen tegen de
in weelde en zinnelijkheid voortlevende Ro-
meinsche wereld, totdat keizer Constan
ten, de Groote naar recht en rede genoemd,
zegepralend Rome binnentrekt, en den Chris-
telijken Godsdienst maakt tot den Gods
dienst van den Staat.
FEUILLETON.
VADER EN ZOON
j Zal deze vorst het Romeinsche Rijk her
vormen
Neen, hij gevoelde, dat geen mensehe*
lijke macht, geen opvolger der imperatoien,
die de goddelijke en menschelijke wetten
met voeten hadden getreden, die het volk
hadden verdrukt en ten onder gehouden
de liefde van dat volk zou kunnen wen
nen noch de machtigen in zijn rijk tot
betere inzichten zou kunnen brengen en
bÜ die geroepen scheen om te heerschen
in het Rijk, dat men met geen beteren naam
wist aan te duiden, dan dien van het «Heel
al», ging heen, verlegde den zetel van zijn
Rijk, en schonk in dat heengaan Rome aau
den Paus, opdat Rome zoude blij ven, wat
het wasde stad der wereld, niet meer
der Heidensche, maar voortaan de stad der
Christelijke wereld, niet meer de stad van
het ruw geweldmaargelijk haar naam
zelve aanduidt, de stad van liefde en kracht
te saam.
De Keizer bad den Staat Christelijk ge
maakt, du3 ook de menschen waren het
geworden? Geenszins. Integendeel, een groot
gevaar dreigde. Velen werden Christen
doch slechts in naam. Ook bij hen bleven
weelde en genotzucht levensdoel. De sla
vernij bleef welig tieren. Er ontstond eene
breede schare van hglve Christenen die
meer kwaad dreigden te doen dan de ge
weldigste vervolging eene halfheid die
op de meest zichtbare wijze belichaamd werd
in de groote menigte van lieden die op
het einde van hun leven den heiligen Doop
wenschten te ontvangen, ten einde als hei
den te kunnen leren en als Christen te
sterven.
Intusschen rustte men niet. De Bisschop
pen, de Kerkleeraars, zij dalen of tot het
verdrukte volk om het op te beuren uit
zjjn zedelijke ellendezij trekken met de
meest mogelijke felheid te wapen tegen
de grooten en machtigen, die nog maar
steeds in een behaagljjk niets doen genot
scheppen en hunne onderhoorigen gekneld
houden in de zoo knellende banden der
1.
I.
Vele jaren zjjn verstreken, sedert de gebeur
tenis voorviel waarvan dit verhaal gewaagt. Veel,
wat toen als schoon en door den stevigen bouw
trant dier dagen als bjjna onvergankelijk werd
geacht, is sedert door de tand des tjjds gesloopt,
of door oorlogen en brand verwoest.
Aan de lage zjjde der stad Hamburg bevond
zieh te dier tjjde een statige werf en aan het
uiteinde van deze dicht naar de straatzijde op,
stond een welingericht, gemakkelijk woonhuis,
welks heldere vensterglazen als 't ware den voor
smaak gaven van het behageljjke, dat daar bin
nen door weelde in overvloed werd aangeboden.
Dit was de scheepswerf, //het Gouden Anker,//
en de eigenaar er van heette, Ehrenfried Sievers.
De heer Ehrenfried Sievers was een man,
die zoowel bij zijne stadgenooten als bjj geheel
de reederjj in groot aanzien stond. Op geen der
werven langs de oevers van de Elbe, werd een
beter barkschip gebouwd dan op de zijne en
een statiger kof dan van zijne hellingen liep, I
vertrouwde zich niemand op stapel te zetten.
Dit alles echter, met eer en roem, vermocht
niet de wolken van ontevredenheid te verdrij
ven die het gelaat van den heer 8iever ver
duisterden. De heeren uit de stad, die door de
kommervolle uitdrukking van 's menschenoog,
niet vermochten den grond van 't hart te peilen,
haalden de schouders op en schudden afkeurend
het gepoederd hoofd, daar zij den heer Ehren
fried Sievers hielden voor een hebzuchtig mensch,
die zich met zijne verworven welvaart niet ver
genoegde en wellicht nog nauwelijks tevreden
zou zijn, wanneer alle werkzaamheden op de
andere werven stilstonden, en hjj de eenige be
gunstigde scheepstimmerman ware. Wanneer ech
ter de eigenaar der werf en zjjn meesterknecht
soortgelijke toespelirgen vernamen, wisselden
zij beteekenisvolle blikken met elkander, daar
zjj wel beter wisten waar de schuen wrong, eD,
elkaar een geheimzinnigen wenk gevende, ging
dan elk zijnen weg.
De heer Sievers stond op zekeren morgen in
den helderen zonneschijn buiten en zag met een
onverschillig gelaat, xn den zacht kabbelenden
stroom van de Elbe neder. Op den weg van
de stad naderde een man, die bij allen in den
omtrek wel bekend was en door iedereen be
mind wegens zjjn goed hart en zjjne ongekunstel
de vrooljjkheid. Zjjne welgevormde gestalte was
gekleed in een jas van kastanjebruin laken, en,
onder het statige met bonte bloemen bedekte
vest uit, hing de wichtige gouden horlogeket
ting, met tal van cachetten en horlogesleutels
te rammelen. Zjjn kaar was smaakvol in krullen
gelegd en gepoederd, en den grooten, driehoe-
kigen steekhoed droeg hij meestal in de hand,
daar hjj zóó vele bekenden had, welker vriende
lijke groeten hij beantwoorden moest, dat hij
het gemakkelijker vond den hoed maar in 't
slavernij. Velen geven er gehoor aau en
trekken zich veelal terug in kloosters om
daar te leven naar de hun voorgehouden
leer. Andere», zij volharden in hunne le
venswijze om bij hun dood aan de slaven
de te lang onthouden vrijheid te schenken,
die dan ook meestal eene schuilplaats zoe-
keo in de kloosters, of zich als vrije man
nen daar rondom vestigen.
Schrede voor schrede gaat men voorwaarts.
Het Christendom en de sociale revolutie
gaan hand aan hand doch langzaam. Hel
den, wier namen onuitwisehbaar in de ge-
schiedboeken staan opgeteekend, gaan lee-
rend en reddend rond, en langzamerhand
ziet men overal de blijde resultaten van
het ontkiemend Christendom, de schijnbaar
niet meer te redden maatschappij staat op
uit haar diep verval, het morgenrood be
gint te gloren na den stikdonkeren nacht.
Wat op verschillende plaatsen door ver
schillende personen ondernomen werd. zoo
als hier te lande door een Bonifacins, een
Willebrordus, een Eoban, in andere landen
weer door anderen, het meest om tot een,
eenzelfde invloedrjjke en heilbrengende
macht te kunnen opgroeien, in een hand te
worden saamgevatdat grootsche werk, het
moest bezien, begrepen, bestuurd, gericht
kunnen worden door een menscbelijken geest,
wiens godsdienstzin, staatsmanswjjsheid,
menschenkennis, wilskracht en zelfbeheer-
sching zich verre boven het gewone men
schelijke peil verheffen zou, maar gelijk
steeds, waar de loop der dingen zoo iemand
vordert, zoo stond ook nu op aan het hoofd
van het zich Christenend Europa de recht
schapen mensch, de verstandige vorst, K a-
r e 1 de Groote. Bij aandachtige beschou
wing kan het ons niet ontgaan', dat aan
elke handeling van dezen machtigen vorst
deze gedachte ten grondslag ligt, dat, even
als in den mensch ziel en lichaam niet kun
nen worden gescheiden, zonder dat onmid
dellijk de dood intreedt, zoo ook in den
Staat noodwendig moet bestaan een geeste
lijk en een wereldlijk gezag, twee machten,
niet op te zetten, dan dien telkens te
moeten afnemen. Hjj knikte zjjne bekenden dan
slechts vriendeljjk met het hoofd toe. Deze ge
wichtige persoon nu was de heer Jonathan Al-
lerdick, een welgesteld man, die geen eigenlijk
beroep uitoefendemaar van de meeste am
bachten eene uitgestrekte kennis bezat en er zich
op verstond om in verschillende takken van njj-
vi rheid voor zich zelf goede zaken te doen. Hjj
ging met snelle schreden de ingangpoort der
weif door en riep den somber voor zich heen
zienden eigenaar een vroolijk//goeden morgen//toe.
Deze reikte den aangekomene zwjjgend de hand.
//Zjjt gij heden weder zoo somber gestemd,
buurman dan wed ik dat de zaken niet naar
wensch gaan, 't zjj op de werf of in huis.//
//In 't laatste, buurman, in 't laatste,// zeide
di heer Sievers, steeds voor zich ziende.
//Hmzeide de heer Allerdick, afkeurend
het hoofd schuddende. //Dan is er zeker weer
wat met uw zoon aan de hand, want de doove
huishoudster dankt den hemel dat zjj in hare
vroomheid rechtschapen weet te handelen en dat
zij het u altijd naar den zin kan maken. Het
geldt dus Gottfried weder?»
//Geen ander dan hem. De jongen is een nagel
aan mjjne doodkist.//
//Of veeleer zjjt gjj de slagboom, die hem den
weg tot uw eigen hart verspert. Het schreit ten
Hemel zooveel onrecht als gjj den jongen aan
doet en gjj zult het u zelf misschien eerst be
wust worden wanneer het te laat is. Wat is nu
weder tusschen u beidtn aan de hand?//
//Wat er aan de hand is? Het oude liedje.
Op zjjns vaders werf heelt hjj zjjn leertjjd door
die niet alleen niet tegenover elkander, maar
ook niet naast elkander bebooren te staan,
maar veeleer in elkaar behooren te grij
pen, innig steeds behooren saam te werken,
ten einde daar en in die samenwerking te
bereiken het geluk en de welvaart der col
lectiviteit, waarover zij het gezag uitoefenen.
Waar geen bisdommen zijn, helpt hjj ze
organiseeren. Hij neemt krachtdadig deel
aan de instelling der geestelijke hiërachie.
En hij zelf, hjj begeeft zich naar Rome, en
op den Kerstdag van het jaar 800 knielt
Karei de Groote neder voor den Paus,
die hem met eigen hand de keizerskroon
op het voorhoofd drukt, om zich dan neder
te buigen voor den gekroonden Keizer. Zou
het mogeljjk zijn in éene handeling een
grootscher, gewichtiger, heiliger idee te be
lichamen
Frankrijk.
De kerk vervolgers in de Fransche Re
publiek zjjn weer bezig met te tornen aan
het gezantschap bjj het Yaticaan. De be-
grootingscommissie heeft met 13 tegen 7
stemmen tegen de uitgetrokken gelden voor
het gezantschap gestemd.
Het is niet de eerste maal dat een der-
geljjk besluit genomen is, maar de Kamer
van Afgevaardigden, die te beslissen heeft,
denkt anders. Ook de Fiansche pers ver
dedigt het gezantschap.
De Temps zegt, dat het gezantschap voor
Frankrijk onmisbaar is. Het blad zou bo
vendien niet gaarne Z. H. Leo XIII zien
grieven, die zich steeds welwillend heeft
getoond tegenover de Republiek. Wjj zou
den, zegt het blad verder, onze buitenland-
sche mededingers in de kaart spelen die
reeds diplomaten aan het Yaticaan hebben
en gaarne te hunnen bate den invloed van
deu katholieken godsdienst zouden conffs-
queeren, terwjjl zij zelf een anderen 'gods
dienst blijven belijden?»
In de Figaro zegt C o r n e 1 y «Als het
gezantschap van Frankrjjk bjj het Yaticaan
niet bestond, zou het moeten uitgevonden
worden. Nu het bestaat, mag het dus in
geen geval opgeheven worden. Men moest
er veeleer nog een tweede bjj in het leven
roepen.»
gebracht en een jaar lang is hjj als gezel op de
Hollandsche werf in Sanct Paulis werkzaam ge
weest. Toen heb ik hem naar Amsterdam en
Londen gezonden, wat eene hand met geld ge
kost heeft, alleen maar omdat hjj in den vreem
de wat ordenteljjks zou leeren en nu hjj te huis
komt wat zoudt gjj denken Jonathan Al
lerdick
//Nu, wat is het dan vroeg deze.
„Eén jaar zou hjj wegbljjven, maar hjj ver
lengde dat eene jaar tot drie en verteerde ge
durende dien tjjd zjjn geld op eene heidensche
wijze. Den scheepsbouw zou hjj leeren, maar de
gereedschappen werden ter zjjde gelegd en hjj
oefende zich in de stuurmanskunst, iets waarvan
een scheepsbouwmeester niets behoeft te weten
op duizende onnutte zaken heeft hjj zich toegelegd
en juist van het eenige wat hem noodig was te we
ten verstaat hij niets. Is dit niet voor mjj om wan
hopig te worden
//Bljjf er liever nog een poosje in, buurman. Wan
neer iemand ziek neder ligt, moet men hem niet
hulpeloos laten versmachten, maar hjj moet zorg
zaam verpleegd worden, opdat de ziektestoffen het
lichaam verlaten en hjj weder vrooljjk en als tot een
nieuw leven herschapen van zjjne legerstede opstaat
Ik heb wel eens over den schouder van eenen
scheepsdokter in diens receptenboek gekeken en
ook in de apotheek wel eens de kolen onder dekroe
zen zien gloeien. Wie weet, of ik niet het rechte
middel weet te vinden,dat hem, als hjj 't gebruikte,
zou kunnen genezen. Hiertoe moet ik den zieke
den pols voelen. Waar kan ik hem vinden
WoriU vervolgd,)
HllRLEIKSIIHECODRilT.