NIEUWE Wagèlaó voor cffiooró- en 2/uió-eXolïand. De Sociale Quaestie en het Christendom. N* 4317. Vrijdag 20 October 1890 24ste Jaargang. Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het buitenland Afzonderlijke nummers Dit blad verschjjnt dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen. BUBEAU: St. Janstraat Haarlem. /1,10 «1,40 «2,80 0.03 pbijs Dsa advebtewtien. Van 16 regels50 Cent Elke regel meer71/l Groote letters worden berekend naar plaatsruimte! Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Redacteur-Uitgever, W. KüPPERS. VI. Wij eindigden ons vorig artikel over de Sociale Quaestie en het Christendom met eene bespreking over den terugkeer van den adel in de 10e en 11e eeuw, tot de leer der Kerk, daarmede was de slavernij verdwe nen, de adel tot zijn plicht gebracht. Het Christendom,steunende op godsdienst, recht vaardigheid en naastenliefde, had èn gees telijkheid, èn adel èn volk van zijne leer doordrongen de gansche maatschappij zou de heilzame gevolgen er van ondervinden. Daar zijn ongetwijfeld nog heel wat na sporingen, nog heel wat onderzoekingen te verrichten in dit deel der historie. Wjj we ten wel, welke oorlogen in die tijden ge voerd werden, welke vorsten in de verschil lende rijken heerschten.Over den maatschap- pelijken toestand, over de ontwikkeling en de welvaart van het volk in zijn ganschen omvang hangt nog steeds een sluierdie slechts ten deele is opgelicht. Nochtans zjjn uit alles, wat die tijden hebben voort gebracht gemakkelijk conclusiën te trek ken, die niet gewaagd mogen heeten. Wan neer wij gadeslaan de talrijke scholen, de bloeiende universiteiten met hunne duizen den studenten, met hunne bekwame hoog leeraren, wier namen en werken zich, niet tegenstaande eeuwen zijn verloopenaan de vergetelheid hebben weten te ontruk ken wanneer wij letten op de groote, zoo degelijk bewerkte wetenschappelijke wer ken, op gebied van godgeleerdheid van wijsbegeerte, staatkunde, van geschiedenis, vaak in de stille kloostercel neergeschre ven wanneer wjj gadeslaan de trotsche werken van bouwkunst, die nog steeds onze eerbiedige bewondering afdwingen, wanneer wjj een blik werpen op de voortbrengselen van beeldhouw- en schilderkunst, wanneer wjj ons den tijd gunnen eens na te lezen de producten van dicht- en letterkunde uit die dagen, niet slechts de werken der groote meesters, maar ook de zoo eenvoudige, zoo oprechte, en daardoor juist zoo schoone volksliederen en volksgezangen, dan gevoelt men, dat niet alleen godsdienst, wetenschap en kunst bloeiden in die tjjden, maar dat zjj ook door allen werden genoten, dat zjj gemeengoed van allen waren. Aanstonds ontwaart men den frisschen, gezonden, op- FEUILLETON. YADER EN ZOON 9 Vervolg.) Gottfried had deze harde woorden van zjjn vader niet vernomen. Het amen van de meesters die zulk een vroom woord voor zulk eene slech te zaak bezigden, had hem geheel bedwelmd en hjj zonk in de armen van den haastig toeschie- teDden Jonathan Allerdick die, na deze uit- boezeming van den ouden heer 8 levers in he vige gemoedsbeweging uitriep //Gij vertoont u geheel zoo als gjj zjjt, Ehrenfried Sievers, en geeft bewjjz van uw versteend hart dat zelfs zjjn eigen vleesch en bloed kan verloochenen. Is de jongen dan ook b1 zoo ongelukkig om zjjn tjjd onnuttig verkwist te hebben, dan is het nog de plicht eens vaders om hem wel ernstig, maar toch liefderjjk bjj de hand te ne men en te trachten hem weder op den rechten weg te helpen. Daar gjj echter versmaadt dit werk der barmhartigheid te doen, zoo keer dan naar uwe eenzame woning terug en bljjf daar met uw geweten alleen. Dat zal u trouw tot gezelschap strekken. Gij echter, gjj overvloedige en waanwjjze heeren, die een jongmensch zoo onbarmhartig in het ongeluk storten wilt, gjj zult uwen zin niet krjjgen. Voor het vervolg is Gottrieds zaak de mijne. Ik zal zorg dragen dat het schip in den stroom komt en wanneer het dan de gezegende vlag van onze vaderstad naar verre landen draagt en beladen met de gewektenbljjden en oprechten geest van geheel een volk, dat in zjjn ganschen om vang een gevoel heeft voor het schoone ware en goede, gelijk dat in eene menschen- maatschappjj betaamt. En hoe was het nu gesteld met de so ciale toestanden, hoe met de arbeidersaan gelegenheden, in dien tjjd En ziet Als antwoord op die vraag rijst op voor onze oogen met al de majesteit, waarmede alleen een werk door eeuwen gezocht, zich aan ons voor kan doen de grootsche, machtige, heilzamede maat schappij in haren ganschen omvang beheer- schende instelling van het gildewezen. Al konden de Middeleeuwen op niets anders bogen dan op dit, dan nog zouden zjj met rechtmatigen trots kunnen toeroe pen aan onzen tjjd «Zietwij hebben u een voorbeeld ge- «gevengij behoeft slechts na te volgen; «en gjjdie zoo bevoorrecht zjjt met de «overvloedige middelen, die kunst, weten- «schap en beschaving U in zoo ruime mate «hebben gebracht, gjj zult Uw maatschap- spel jjk gebouw kunnen optrekken gemak- «keljjker en schooner en beter dan wjj dat «konden, in de vaste overtuiging, dat gjj «U immer bevindt op den vasten hechten «grondslag, dien wjj hebben gelegd, en die «bewezen is goed te zjjn.» Wat was dan eene ambachtsgilde der Middeleeuwen Het was eene vereeniging, samengesteld uit mannen van hetzelfde vak, welke zich, door een gevoel van broederlijke liefde ge dreven aaneensloten om hun ambacht eerljjk uit te oefeneu, om over de belan gen der leden Ie waken en de klanten be- hoorljjk te bedienen. De gilden; droegen steeds een godsdienstig karakter. Uit den godsdienst voortgesproten bewaarden de gilden der werklieden het kenmerk harer afkomst. Elke gilde stond onder bescher ming van een bjjzonderen Heilige, wiens feest met grooten luister gevierd werd, en aan wien, volgens vermogen, een kapel of ten minste een altaar in de parochiekerk was toegewijd. Allen stelden er een eer in aan al de groote godsdienstige feesten gezamenljjk deel te nemen, bjjzonder aan de processies, waarbjj de banieren vrooljjk wapperden, en zjj altijd dezelfde, van ouds hun aangewezen plaats innamen. Het pa troonfeest eindigde gewoonljjk met een vreugdemaal. rijke voortbrengselen van over de zeeën terug keert, dau zal het aan ons zijn om u te bespot ten en gelooft dan maar, dat u aan boetedoe ning en vernedering niets zal geschonken worden.// Over dit gezegde werden de meesters zeer verstoord en gaven dit luide te kennen. Zij on derdrukten echter spoedig hun toornwant de heer Jonathan Allerdick was een zeer geacht man en niemand wilde gaarne ia onmin met hem zjjnmen wist algemeen dat zijne haml ver reikte. Een der meestere echter, die zijne drift niet zoo goed scheen te kunnen be<ieerscher. als de anderen, begon luidkeels te lachen en zeide met eene heesche stem Doe alzoo en stel u aan als een zot bjj de zotten. Het is voor uwe verantwoording en voor uwe rekening. Maar indien gjj dat schip werkelijk van stapel wilt laten lojpen, zoo zal het als een duivelsch en een heidenswerk in de E be komen, want geene christeljjke jonkvrouw zal over kiel of roer eene zegenspreuk willen geven.// Johanna had in den beginne weinig geluis terd nsar den strijd die gevoerd werd, zij had zich slechts met haren geliefden Gottfried bezig gehouden, die langzamerhand bijkwam uit zijne bewusteloosheid en zich, ODder zijDe diepe smart gedrukt, nog nauwelijks staande kon houden. Deze laatste wootden haddeu eehter haar oor getroffen en op eens alle schroomvalligheid ter zijde stellende, die een jong meisje zou kunnen weerhouden om zoo openlijk aller blikken tot zich te trekken, trad zjj den man tegen di» haar vader op zoo onwaardige wjjze had toege sproken en zeide//Hoe is het mogelijk dat In al de plechtige omstandigheden zjjns levens vond de werkman zijne werkbroe- ders rondom zich zoowel om deel te ne men aan zijne vreugde op den dag zjjns huwelijks, aan den bruiloftsdisch als om hem bij te staan in zjjne ziekte, en hem de laatste eer te bewjjzen op den dag zij ner begrafenis. Vreugde en smart werden gedeeld; men bad voor elkander; de gods dienst adelde de vreugde en troostte den rouw. De gilden werden bestuurd door vrjj ge kozen Gtldebroeders. Men was verplicht aan de verkiezing deel te nemenen tot een ambt gekozen, mocht men zulks niet wei geren, tenzjj om zeer gewichtige redenen. Het bestuur bestond uit twee of vier de kens bijgestaan door een griffier en een penningmeester. Hunne bevoegdheden wa ren talrijk. Zjj riepen het ambacht te sa men, zaten de zittingen voor, waakten voor de toepassing der voorschriften beurden den inleg en de boeten, beheerden het gel- deljjk vermogenvertegenwoordigden de Giide, en verdedigden hare rechten tegen eiken aanval. In gewichtige omstandigheden werd eene algemeene vergadering beroepen, waaraan alle leden verplicht waren deel te nemen. Ook op politiek gebied konden de gilden haren invloed doen gelden zjj namen deel aan het bestuur der Gemeente. In bjj na geene gemeente der Middeleeuwen was de werkman verwjjderd van de stembus of be roofd van 't recht zich in gemeentezaken te mengen. De eenvoudigste werkman had daar ook zjjne belangenzoowel als de fierste patriciër, en hjj, die van het werk zjjner handen leefde, wan van 't politiek leven niet uitgesloten. In sommige steden hadden de gildeu zelfs de overhand in ande e gold een regeeriugs- stelsel, hetwelk de kiezers in verschillende klassen verdeelde, zoodat elke klasse op de verkiezing een invloed uitoetende, in even redigheid met bare belangrjjkheid. Zoodanig was het o. a. in de Belgische stad Dinant, waar de kiezers iu drie klassen verdeeld waren, de eigenljjbe burgers de kopersla gers, welke de belangrjjkste Gilde der stad vormden, en dan de leden der overige am bachten. De twee eerste groepen benoemden ieder negen raadsleden, de deide twaalf: de raad bestond alzoo uit dertig leden, vor mende, wat men thans zou noemen de even redige vertegenwoordiging van belangeu. gjj over heidens en duivelswerk kunt spreken, daar gjj zeil alle christeljjke zachtmoedigheid uit het oog verliezende, zulk eene hevige ver- vloekiug uitspreekt over een man, dien gjj slechis daarom veroordeelt, omdat gjj 't geen er in hem steekt niet begrjjpen kunt. Maar God is recht vaardig en bjj zal u ter Zijner tjjd uwe onbe dachte woorden wel in rekening brengen. .Uwe voorzegging zal echter door een eenvoudig meisje tot schande gemaakt worden, want onder Gods bjjstand zal ik, wannee' mijn vader het mij toe staat het plechtige doopwerk volbrengen en de beschermvrouw van het schip worden, opdat het onder 's hemels zegen vare waarheen het ook immer zjjn boeg wendt.// «Daaraan herken ik mjjne dochter!// riep de beer Jonathan Allerdick met opgewondenheid uit en drukte bet meisje aan zjjn hart, dat nu over de vrijmoedige woorden, waartoe zjj zich zoo onwillekeurig had laten verlokken schaam rood was geworden. «Ja, gjj zult de bescherm vrouw van het schip worden en ik zal het be vrachten, in spijt vaD deze mannen en der gan sche reederjj die zich door hen laat blinddoeken. Komt kinder nWjj zullen ons werk tot stand brengen en nu deze heeren, die zoo zeer voor hunne eer bezorgd zjju, verzoeken, deze plaats te verlaten waar hunne bezigheden voor ditmaal en naar wjj hopen voor immer afgedaan zjjn.// Hjj ging met zjjne kinderen aan de hand naar huis toe, zonder zich verder om de meesters te bekommeren. Deze spoedden zich naar hunne booten en keerden zwijgend maar met hevi- gen wrok in 't hart naar de stad Hamburg terug. Was dit iu algemeene trekken het wezen en de inrichting der gilden, welke waren de rangen in de arbeidende klas Ze waren drieleerling, gezel en meester. Al wie ambachtsman wilde worden, moest zich wenden tot een meester om dat ambacht te leeren. Eene overeenkomst werd alsdan aangegaaD, een leerlingscontract gesloten, en met eene zekere plechtigheid omgeven tot teeken van de belangrjjkheid der zaak. Het contract tot opleiding van den leerjon gen werd soms aangegaan in de vergade ring van 't ambacht, soms op het raadhuis in tegenwoordigheid der schepenen, altijd in het bijzjjn der getuigen, door de twee partijen gekozen. De wederzjjdsche verplich tingen werden beschreven en gewaarborgd door de Gilde, zoowel als door het openbaar gezag. Uit dit contract ontsproot eene ver houding tusschen meester en leerling als tusschen vader en zoon. De meester ver plichtte zich den leerjongen bij zich te ne men, hem te onderhonden, en als zjjn eigen zoon op te voeden, met de grooiste zorg over zjjn zedeljjk en godsdienstig gedrag te waken, en in het bjjzonder hem het am bacht goed te leeren. De leerling van zijn kant ruoest den meester als zjju vader be handelen, hem eerbiedigen en gehoorzamen, de voorwaarden van het contract stipt vol brengen, en hem niet vóór den gestelden tijd verlaten. De leertjjd was zeer verschil lend, naar gelang der moeieljjkheid van de vakken hij duurde vier, vjjf, ja soms tien jaren. Een andere rede om dit langdurig verbljjf bjj den meester te wettigen was deze, dat de leerling meestal niets, zelfs geen kostgeld betaalde, ea derhalve in den eersten tjjd den meester tot last was en eene oor zaak van groote uitgaven de billjjkheid eischte derhalve, eene zekere schadeloosstel ling, welke gevonden werd in 't werk van den leerÜDg na zjjne eerste vorming. Na den leertjjd trok de volleerde knaap, voorzien van zjjn leerbrief, een getuigschrift van vljjt, kunde en goed gedrag, de wereld in, ondernam gewoonljjk gedurende een of twee jaren eene reis, ten einde zjjn kennis in 't ambacht te volmaken, vond overal, waar hjj kwam, een goed onthaal in de ran gen zjjner makkers, en keerde eindelijk naar zjjn land terug om als gezel in dienst te treden bjj een meester, en zijne plaats in te nemen in de rangen van het ambacht. Velen stelden zich gedurende geheel hun leven tevreden met het kalme en vreedzame Vit De dreigende voorspelling van zjjn vriend kwam bjj Ehrenfried Sievers maar al te spoedig in vervulling. Hjj betrad zjjne werf en wanneer hjj die weder verliet, was het slechts om in de eenzaamheid van zjjn huis terug te keereB. Zjjne eigene zaken gaven hem geen genot meer en wanneer de meesterknecht, of een zjjner onderhoorigen, hem in een of ander om zjjne maening vroeg, was zjju kort antwoord meestal: «wat kwelt gjj mjj toch met zulke nietigheden? Gjj weet dat zelf wel.// Daarna betrad hjj dan wedrr het stille werk-vertrek, de eenige kamer in huis die hjj nu bewoonde en waar hjj in vroegere dagen zoo gaarne met zjjne teekeningen druk bezig washjj wierp zich geheel ontstemd in een stoel en het zorgvolle hoofd in de hand gestut, zuchtte hjj dan: //Zjj noemen mjj koud en gevoelloos. Maar God in den Hemel alleen weet wat in mjjn hart omgaat. Dat ik den zoon verstooten moest, heelt mij een zwaar ljjden berokkend, maar ik kon niet anders handelen. Mjjne eer was ge krenkt en zou ten spot van het gepeupel zjjn geworden, wanneer ik had toegegeven. Laat Gottfried nu gaan waarheen bjj wil, hjj zal in vreemde landen wel geea gebrek ljjden. Hier mag hjj echter niet meer komen hoe zeer ook mjj ti vaderhart san hem hangt. Niemand zal echter ervaren wat ik ljjd. De eer moet boven alles gaan.* Wordt vervolgd.) HiiRLEHSCHEI COtlRilï. ABONNEMENTSPBIJS Per 3 maanden voor Haarlem AGITE MA NOW AGITATE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1899 | | pagina 1