N I E U W E imor zffiooró- en SCu De Sociale Quaestie en het Christendom. N«>. 4318. Zaterdag 21 October 1899 24ste Jaargang. B U i T ft Ai L A iN 1). De vrouw was niet van den arbeid uit gesloten, er waren zelfs gilden, zooals die der modisten, uitsluitend uit vrouwen be staande. De weduwe kon voor eigen reke ning het bedrjjf van haren man voortzet ten. Maar de vrouw werkte thuis aan een arbeid met hare kunne en hare krachten YADER EN ZOON Turkije. HAARUMSCHE COIIBAIT. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor liet buitenland Afzonderlijke nummers Dit blad verschijnt dagelijksbehalve Zon- en Feestdagen. BUREAUSt. Janstraat Haarlem. Zl,10 1,40 «2,80 0.03 AGITE MA WON AGITATE. PRIJS D3a ADVSRTENTIBN. Van l6 regels50 Cen* Elke regel meer7'/j Groote letters worden berekend naar plaatsruimtes Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Redacteur-Uitgever, W. KüPPERS. Y. lu de derde plaats is merkwaardig in de gilden de regeling van den arbeid. Men zag in, dat men niet alles aan de mededinging kon overlaten men begreep, dat, wanneer men het systeem van wed loop op het gebied van productie en ver- deeling huldigde, wanneer ieder zocht om het goedkoopst te kunnen leveren, om tot den meest geringen prijs te kunnen ver- koopen, men noodzakelijk het loon van den werkman moest verminderen of bedrog ple gen in de hoedanigheid der voortbrengselen. De kernen der gildeD bevatten dan ook eene uitvoerige arbeidsregeling, die grooten- deels door de stedelijke regeering moest worden gesanctionneerd. De groote afstand, welke tegenwoordig in talrjjke ambachten den meester van den werkman scheidt, was toen onbekend. Ge woonlijk immers was de meester eerst werf man geweestde werkman had alle voor uitzicht eens meester te worden. Meesters en werklieden arbeidden te samen in de zelfde werkplaats, in dezelfde broederlijke onderwerping aan de heilige wet van den arbeid; aten aan denzelfden disch, woon den dikwijls onder hetzelfde dak, en leid den onder vele opzichten hetzelfde leven. De godsdienst maakte, dat de werkman ge ëerbiedigd werd als mensch, en niet ge bruikt als machine of lastdier. Dit begrip lag ten grondslag aan alle verordeningen, zooals de bepalingen, betreffende het werk der vrouwen en kinderen, den duur van den arbeid, de Zondagsrust, het Iood enz. FEUILLETON. 10 {Vervolg.) Zoo hield de heer Ehrenftied Sievers zieh steeds met zjjue treurige gedachten bezig en had oogen noch ooren voor 't geen rondom hem heen voorvieldaardoor was hjj dan ook bui tenmate verbaasd, toen op zekeren dag zjjn getrouwe meesterknecht bjj hem kwam en zeide: «tot nu toe heb ik gezwegen zoo veel ik kon, dat gn toeliet wat toch in alle opzichten verkeerd was, alleen omdat ik dacht dat gij zeker uwe bijzondere redenen er voor hadt. Nu het kwaad echter ons er andere lieden boven het hooi. begint te waaien, zonder dat een woord over uwe lippen komt, moet ik gaan gelooven dat gij werkelijk niet weet wat er rondom u heen geschiedt. Daarom wil ik er u nu kennis van geven, opdat gij weet wat er aan de hand is, wannaer ook gü voor de slechte handelingen van anderen tot rekenschap geroepen wordt./' «Wat hebt gij dan te zeggen?" vroeg de heer Sievers barsch. «Maakt het kort, of laat mij geheel met rnst.« Zoo kort als de meester het wenschte kon echter de getrouwe dienaar zjjn verhaal niet geven en de heer Sievers moert dus geduldig toehooren. wHet zag er slecht uit op de werven, 't volk was overal zeer opgewonden, er was slechte eene gloeiende vonk noodig om de verschillende overeenstemmend. Kinderen werden slechts op een zekeren leeftijd aangenomen naar gelang van de moeielijkheid van het werk. Het getal werkuren werd door hst am bacht bepaald. In de meeste gevallen was het nachtwerk ten strengste verboden. Wat het dagwerk betreft, stegen en daalden de uren met het seizoeD. Des zomers werd somtjjds zestien uren gewerkt, verminderd met anderhalf uur voor het eten en een half uur tegen den avond. Echter hield men ook rekening met de moeielijkheid van het werk; zoo werkten de mijnwerkers in Duitschland acht, in het land van Luik slechts zes uren. Des Zaterdags en op den vooravond der feestdagen hield men 's middags met het werk op. De Zondagsrust werd streng ge handhaafd. Het dageljjksch werk vermoeit en verstompt den mensch, indien het niet onderbroken wordt. Het staat vast, dat de werkman de rust van den zevenden dag noodig heeft om zijne krachten geheel te herstellen, en de godsdienst leert hem, dat hem dien dag niet minder noodzake lijk is om zjjne plichten jegens God en jegens de zijnen te vervullen. De bepaling van het loon werd geens zins aan ieders vrijheid overgelaten. Veelal werd het vastgesteld door het ambacht of door de gemeenteof althans door zulke bepalingen beheerschtdat het geenszins uitsluitend van vraag en aanbod werd af hankelijk gesteld. Wat de werklieden in geldswaarde van onzen tjjd verdienden is moeieljjk te bepalen. Er zijn nochtans fei ten, waaruit men conclusiën kan trekken. De gezellen hadden gemeenlijk ook den kost bij den meester, en nu lezen wjj op ver schillende plaatsen, dat men als regel een goed stuk vleesch aan het middagmaal nam, ja, wjj hooren zelfs in de 15e eeuw de mees ters in Duitschland er over klagen, dat de werklieden meer dan één schotel vleesch bjj het avondeten vroegen. «Dat is niet re delijk,» zeiden de patroons. Deze eisch der werklieden was dan ook overdreven. brandstoffen die zich in hunne gemoederen op hoopten in lichte laaie vlam te zetten. «Op dien ongelukkigen dag toen aan het Reigerspad het vloek oordeel over man en schip werd uitgesproken, keerden tegen den avond1 do meesters op hunne werven terug, vol wrevel in 't hart, die te heftiger knaagde, naar mate zij hem meer verbergen moeiten. Er waren er slechts weinigen die het verzetten Konden dat zjj op zoo honende wijze waren weggezonden. De an dere gaven aan hunne kwade luim door woor den lucht en om van zich alle iciiuld af te wentelen, verheelden zjj de waarheid en ver draaiden de geheele toedracht van zaken. Deze snel en onnadenkend gesproken woorden, dron gen uit de huizen op de werven door en van daar in alle herbergen waar de scheepstimmer lieden gewoon waren te komen. Eerst werd er weinig acht op geslagen. Maar langzamerhand begonnen enkelen een spaantje aan te dragen, wat dooi antieren gevolgd werd, tot d«t afgunst en njjd spoedig een geheeleu brandstapel hadden opgehoopt. De vreemdelingen, die aan de overzjjde werk ten en de Hamburgers al lang een doorn ia 't oog waren geweest, omdat zij den geheelen win- tir door het volle loon hadden gehad, waren, nadat de bouw van het schip voltooid was, naar hunne haardsteden teruggekeerd en slechts weinigen der ervarenste en meest vertrouwde lieden wareu gebleven om de laatste hand aan 't werk te leggen. Deze hadden nu en dan Hamburg wel eens bezocht, maar zich dan wei nig geneigd betooud om met de slecht gestem de gezellen daar omgang te houden. Dit duidde Het loon was gewoonljjk zoodanig, dat de gezel bjj zuinig overleg genoegzaam over hield voor den ouden dagin het geval dat bij geen lid van het gilde geworden was. De gildeleden zeiven waren onderling verzekerd tegen ziekte en invaliditeit. Het was meestal aan het ambacht voorbehou den het loon vast te stellen wjjl vela! plaatselijke en tijdelijke omstandigheden de gemeente beletten algemeene regels voor het loon te geven. Het ambacht bestond uit meesters en werklieden. De werklieden kozen een zeker aantal gezworenen de keuze der overigen was den meesters voorbehouden. Het loon werd door meesters en werklieden te samen vastgesteld, een maatregeldie voorzeker aller goedkeuring verdiende. In geval van geschillen werd een bestuur van vier scheidsrechters aangesteldtwee door de Gilde twee door de werklieden gekozen. Wjj vinden o. a. eene dergeljjke interessante uitspraak in 1325 te Luik bij een geschil in 't ambacht der lakenmakers, en op verscheidene andere plaatsen. Heb ben wij bjj deze instelling van het Gilde- wezen wellicht wat al te lang stilgestaan, zoo is zulks hierdoor te verklaren, dat het zoo moeiljjk, zoo pjjnljjk is afscheid te ne men van het schoone en goede, vooral in dien men weet het vooreerst niet terug Ie zullen vinden. Hier toch zien wjj eene maat schappij, die menscheljjkerwjjze gesproken, en in aanmerking genomen de toenmalige ontwikkelingwas opgeklommen tot den hoogst mogeljjken bloei. Wjj zien hier de erkenning van het klas senverschil, zonder den klassenstrjjd noch tans wjj zien een levendigeu godsdienst, en een krachtig bloeiend vereenigingsleven, en in de vereeniging, in de vermenging van dien godsdienst met dat heerlijk-ont wikkeld ambachtaleven zien wij oprijzen voor onze oogen het schoone gebouw der middeleeuwsche christelijke maatschappij, waarmede in uvereenstemming, waarvan eene treffende afbeelding zjjn de zoo trot- deze hen zeer ten kwitde en een half beschon ken knaap zwoer, dat wanneer er zich weer een van die kerels in hunne omgeving liet zien bij hem dan zoo vriendelijk zou onthalen, dat deze het terugkomen wel vergeten zou. «Laten wij huu liever aan de overzjjde een bezoek geven en het werk daardoor voor altjjd afgedaan maken," riep hem een ander toe. Er werd nu eene afspraak gemaakt, om mor gen naoht over te steken nanr het Reigerspad en daar Gottfried met schip en gezellen geza menlijk te gronde te richten. Dasma gingen zjj rustig uiteen. Na weinige oogenblikken zag men nog slechts twee mannen in mantels gehuld op het einde der straat. Zjj bleven oog een oogenblik st-an praten. «Nu is het goed op gang,//zeide de een. «Wan neer denkt gjj dat het er op losgaat?" «Ik denk dat zjj morgen naeht zullen over steken. Zij behoeven nu niet meer aangespoord te worden. Zij gaan nu wel van zelf." //Integendeel. Wjj moeten nu nog een woord tot verzoening spreken. Dat help', toch niet en wij werpen op deze wijze allee schijn van om af. Nu, dat is goed. Di nieuwe wonderman zal geene verdere kunsten meer vertoonen. Ik wensch u eene aangename nachtrust,// De beide meesters, die in stilte het vuur hadden aangewakkerd om er zich bjj te warmen en anderen in 't verderf te storten, gingen nu recht vergenoegd elk naar zjjn eigen huis. VIII. Alles was nu zoo ver g reod aan het Reigers- j sche, majestueuze, de geest en hart verhef fende middeleeuwsche kathedralen, die èn in haar geheel èn in elk harer onderdee- len den mensch heenwjjzen ten hemel naar den oneindigen God, maar op welker al taren wij de naaien en zinspreuken der Gilden zien geschreven, op welker ramen wjj in schoone tafereelen het ambacht zien afgebeeld, waarin wij de beelden der Hei ligen zien met de symbolen van het hand werk, om steeds door dit alles den mensch er aan te herinneren, dat het tora et labor a het «bid en werk» niet zjjn twee afzonder- ljjke, maar een onafscheideljjk gebod, dat de arbeid wel vaak is eene zware, maar eene door God opgelegde en geheiligde en daardoor ook eervolle taak. om steeds den mensch er aan te herinneren, dat hjj èn als individu, èn als lid van het huisgezin, èn als lid der tnaatschappjj op zjjn en an- derer geesteljjk en stoffeljjk welzjjn te sa men bedacht moet zjjn, dat godsdienst en arbeid beide gezamenljjk dienen tot on derhoud van den geheelen mensch, van de gansche maatschappij, eene onveranderljjke waarheid, eene eeuwige wet, die steeds zal big ven gelden, zoolang de mensch uit ziel en lichaam zal bljjven saamgesteld. Het gratie-verleenen van gevangenisstraf aan den beruchten Panamaschurk Arton, verhoogt niet het prestige van den Pre sident der Fransche Republiek, den heer L o u b e t. Iu fatsoenlijke kringen te Parjjs trekt men eenvoudig de schouders op over zoo'n gebruikmaking van macht. Zoo is het ook voor niemand begrjjpeljjk dat de heer Taiuturier, de procureur der Republiek te Rjjssel, die broeder F 1 a m i d i e n gemarteld heeft, tot groote voldoening der vrjj metse laarspers, begiftigd is met het Ridderkruis van het Legioen van Eer. Z. D. H. Mgr. F a v a, commandeur in de orde der Advocaten van St. Pieter, aartsbisschop van Grenoble, is Dinsdag in den ouderdom van 74 jaren overleden. Mgr. F a v a heeft als missionnaris in Bourbon, pad en binnen weinige dagen zou hst schip van stapel loopen. Gottfried had zjjn vader doen uitnoodigen om deze feestelijke gebeurtenis bjj te wonen, waarbjj hjj dan zelf kon zien hoe schoon het schip op het water zou liggen en hoe onrecht vaardig het oordeel der scheepsbouwmeesters ge weest was. Hjj ontving echter geen antwoord. Eindelijk naderde de dag. De avond te voren was Jonathan Allerdiok met zg'ne dochter geko men. Hj; sprak lang en ernstig met den jeug digen scheepsbouwmeester en gewaagde er van hoe moeiljjk het zou zjju een kapitein te vin den, daar niemand zich aan den spot zijner ambt- genooten zou willen blootstellen, van gezagvoer der te zjja op zulk een licht rank vaartuig, dat bjj het minste koeltje zich niet op zee zou kun nen houden. «Dan zal ik het zelf voeren,// was Gottfrieds antwoord en hij richtte zich hierbij met glin sterende oogen op. «Nu dank ik God van gan se her harte dat ik in Engeland een goed deel van mijn tijd besteedde om de stuurmanskunst te leeren en mjjn examen zoo goed heb door staan.// «Dat is alles goed en wel mjjn jongen zeide de heer Jonathan Allerdick. Maar hebt gjj daar al wel eens over nagedacht Het bljjft altjj I eene moeielijke onderneming. Wie denkt gjj dat het wagen zal om u eene lading toe te vertrouwen, die wellicht binnen vier en twin tig uren met schip en al voor altjjd verloren gaat (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1899 | | pagina 1