N I E U W E
voor
c
uid-»Xollanó
Brieven uit de Belgische
Kempen.
No. 4391.
Zaterdag 20 Januari 1900
24ste Jaargang.
77,
FE Ü1LLETOJN.
7.
DB INDISCHE OOM.
l44ftlIHS(jll HOIIItAl
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het buitenland
Afzonderlijke nummers
Dit blad verschjjnt
iegelijk», behalve Zon- en Feestdagen.
BUBEAIJ: St. Janstraat Haarlem;
PRIJS DSR ADVERPStfriSW
Van 16 regels..50 Cent
Elke regel meer
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie h Contact
AG£TE MA HOU AGITATE.
Red a c t e ur-C i t g e v e r, W. KüPPERS.
17 Januari 1900.
tL'impiété est canailleheeft Napo
leon 1 eens gezegd, en daarmede had hij
groot geljjk.
Wjj zagen het hier Zondag weer.
Terwjjl onze brave Pastoor de Hoogmis
deed en het lieve kerkje stampvol geloo-
vigen was die daar eenige oogenblikken
van gelukzalig genot doorbrachten, hadden
eenige bengels van elders, waaronder een
drietal die sedert eenigen tijd in het ko-
lencentrum werkzaam en dus onder den on-
middellijken heilzamen invloed van het
socialisme waren, post gevat in het portaal
van Gods tempel, om te kunnen schuilen
voor het slechte weer.
In ons anders zoo kalm dorpje hebben
wjj geen «Suisse» noodigom orde te hou
den noch in noch buiten de kerk, en daar
van maakten zij misbruik om den geloovi-
gen in hun aandacht te storen, eerst door
luid gesprek later door gevl >ek en getier.
stoorden zich niet aan de bel van den
misdienaar, die het «Sanctus» aankondigde,
noch aan de klok die de afwezige paro
chianen het oogenblik der consecratie deed
kennen, om hen uit te noodigen onzen Za- 1
ligmaker te aanbidden, nu Hij door het
woord des priesters op het Altaar ver
scheen zij raasden en tierden maar door.
Toen zjj den pastoor het «Ite Missa est»
hoorden zingen, wat zij nog zeer goed ken
den uit den tjjd hunner le Communie
schuifelden zjj het kerkhof over naar het
hek en bleven daar staan oin eiken kerk
ganger een voor een, van top tot teen op
te nemen en hunne op- en bemerkingen
ten beste te geven, en wel als volgt:
«Ze moesten al die pilaarbijters jou morgen
maar meegeven naar de "Woal// G) dan kunt
ge ze aan de "hulle" zetten Jafke I// zei een
der deugnieten, een lange door veel jenever
vermagerde lummel, terwjjl hjj zoo grappig
vond hjj zjjne opmerking het uitschaterde
van 't lachen en daarbjj zjjn grooten mond zoo
ver opende, dat er wel een camion (3) in koD.
Allen lachen mee, zoo hard zjj kunnen, vooral
toen Jef tegen den geestigen opmerker zei
//goed dat jjj meer van den iiboass (4) dan van
1. Walenland.
2. H u 11 e van 't Fransclie houille i« steenkool.
3. Kar.
4. Kroegbaas.
Vervolg)
"Ik voor mjj, zou in elk geval wachten tot
hjj mjj een brief zond.»
Bedroefd aloot Dora haren brief wederom in
den ouden groenen koffer.
Toen Dora het vertrek had verlaten, riep
Eugenie uit//hoe kunt gjj toch zoo boosaardig
en valsch zjjn, Julie.//
//Dat is niets dan slimheid. Begrjjpt ge dan
niet, dat ik plannen beb gevormd, die ik door
dien zotten brief niet in duigen wil zien valleu
Ik heb er niets tegen, dat oom Rudolf zjjn ver
mogen tusschen ons en Dora verdeelt hjj is
echter een onverzetteljjke stijfkop en als hjj eene
voorliefde voor tante Fanny's dochter opvat, dan
is het gedaan met onze vooruitzichten. Thans
zal de oude mjj voor een model van een meisje
houden, en heb ik eens mjjn doel bereikt, dun
zal Dora niets te kort komen is dat nu niet
slim aangelegd
Eugenie kon die vraag niet toestemmet d be
antwoorden, zij besefte echter, dat het nergens toe
zou dienen, om hare zuster tegen te spreken,
dus zweeg zjj. Maar van dit oogenblik af be
handelde zjj Dora met hartelijkheid en stond
haar ojj den huiseljjken arbeid ter zjjde opdat
het kind gelegenheid zou hebben, om geregeld
naar school te gaan.
Op Nieuwjaarsdag kwam er een brief van
den zwartrok houdt, jong, want als jjj ook mee
naar de W'oal moest zou je gauw ja kop kwijt
zjjn, 't is daar beneden niet erg boog vaa ver
diep we kunnen van die lange magere «os- j
waars// l) niet gebruiken. «Je vader is een os-
waar// toept de alcoholist. «Kom maar eens af.//
//Kom,// zegt er een uit de hoop, //'t is nog
te vroeg om te vechten, we gaan er eerst wat
pakken.''
Dat voorstel vindt bijval, en voortgaat
het al schuifelende, naar een klein kroegje
aan den anderen kant van 't dorp.
Nauwelijks hebben zij elk een drietal dik
koppen, glazen van 7 3 liter, naar bin
nen eu dat duurt geen kwartier of
men hoort buiten op den weg het geklin
gel van een klein schelletje.
«Ons Heer,» zegt het dochtertje van den
kastelein, een lief blond krullebolletje en
dadeljjk loopt zij naar buiten en knielt eer
biedig neervouwt de handjes samen en
prevelt haar gebedje, zooals de nonnekes
haar dat op school hebben geleerd want
het was werkelijk de pastoor die, vooraf
gegaan door den koster, het Allerheiligste
droeg naar een stervende om bij te staan in den
uitersten nood en te verlichten en te troosten.
Een oogenblik is alles stil, zij kunnen
den indruk, dien zij ondervinden niet weer
staan de boosaards de dnivel siddert als
hjj God ontwaart doch, maar één oogen
blik.
De «boas» maakt een kruis en dat is
reden genoeg om hem te bespotten, en het
duurt even kort om den kastelein te doen
meelachen en er zich af te maken met
een «'t zit er nog zoo'n beetje in van
vroeger, 't slijt anders tegenwoordig erg,
sinds de jenever is opgeslagen.»
«Ha, ha, ha, halachen de helden,
«leve de boas, alia, wij pakken ernog eentje
En J e f de mijnwerker brult den pries
ter na, die nauwelijks een vijftiental schre
den voorbij is«alla, jij in je witte hemd,
komt eens hier.»
Nu neemt het gejoel geen einde, allen
vliegen naar de deur en schreeuwen aller
lei scheldwoorden, doch de goede pastoor
stapt kalm door met zjjn kostbare vracht,
hij weet dat hij in goed gezelschap is en
dat noch die dronkaards noch hun meester,
den Satan, iets tegen hem vermag.
En 't kleine krullebolletje zit nog altijd
te bidden, zij kan het nog niet zoo vlug
l. vA t Fransclie ossuaire, zouden zeggen, knekel
huis,
oom Rudolf, zegevierend hield Julie den wisssl,
die deze inhield in de hoogte, terwgl zij de
weinige woorden die den brief inhield las
"Harteljjken dank voor het vriendelijk schre
ven van Julie, dat ik later zal beantwoorden."
//Hebt gj dan aan onzen oom geschreven,
Julie vroeg Dora die onopgemerkt achter de
kachel was gezeten.
„Natuurlek, ik heb hem over u en ons allen
gesohreven,// voerde zij het kind een weinig
onthntst tegen, //en gjj hebt zen antwoord kun
nen hooren."
//Maar het andere papier dan?// drong Dora
verder aan, //staat daar niats op
Wat maakte het uit, als ze wist, dat de oom
geld had gezonden, daar op den voorgrond stond,
dat ze met het doel daarvan onbekend was
"Dat ig een wissel. De oude heer deelt ons
grootmoedig van zenen overvloed mede, en dat
hebben wjj hoog noodig.//
Dora bezat geen greintje zelfzucht. „Hoe blij
ben ik,// nep ze verheugd uit, //au zal tante
Emma zich den sjaal kunnen koopen, dien ze
zoozeer verlangde, en Eugenie kan zich een
nieuw thibetkleed nat schaffen."
Ze begreep niet, waarom Julie de oogen schuw
naar den grond wendde, en waarom de hand
van tante Emma liefdevol op haar hoofdje werd
gelegd; ze raadde niet waarom Eugenie zicb.
i snel naar het raam begaf en naar buiten keek.
Toen ze echter eenige dagen een fraai nieuw
kleed tot geschenk kreeg, was er in gansch
Dmwood geen gelukkiger kiud dan zij.
Volgens gewoonte knielde zjj om haar avond
gebed te verrichten voor den groenen koffer
als de groote menschen. Toch voelt zij reeds
de beleediging Hem, die daar voerbijge-
dragen werd, aangedaan. Zij begint te hui
len, kijkt den mijnwerker aan en snikt: «'t
was ons Heer.»
«Hier, niet huilen», zegt de booswicht,
«neem aan, hier heb je een cent, koop
maar wat koekjes.»
«Dank je», zegt de kleine, «'k wil van
jou geen cent», en weg vliegt ze den tuin in.
Jef kan 't evenwel nog niet laten voort
te gaan met spotten, de ongemeene bijval
dien hij van zijne kornuiten heeft genoten
bij zijn eerste optreden spoort hem aan.
«Nou maak je 't al te erg, J e f,» zegt
de kastelein, «'t is toch ons Heer, zooals
wij geleerd heb'oeD.»
De Eerwaarde Pastoor wordt intnsschen
reeds met smart verwacht door den zieke
die in stervensgevaar verkeert. Nu hij bui
ten het dorp is doet hij er een stapje bij
om des te eerder zijn plicht als Priester te
kunnen vervullen.
Hij had de godslasteringen van den dronk
aard wel gehoord en diep hadden hem die
aanvallen des duivels tegen Wat hem het
dierbaarste was, gekrenkt. Hij bad in stilte
tot zijn goeden Heer en Meester, Wien hij
zijn leven had toegewijd, om den boosaard
het kwaad te vergeven, zooals Hij het zelf
op Golgotha voor Zijne beulen had ge
vraagd. «Gijo zoete Jezushebt ons
immers zelf geleerd te zegenen die ons ver
vloeken, te bidden voor die ons geweld aan
doen reken dezen mensch zijne zonden
niet aan.»
In de herberg gaat het gejoel en het ver
slinden van de jenever maar altijd door,
en het duurt niet lang of er ontstaat groote
ruzie.
De lange jongen is nog niet vergeten
dat J e 1 hem een «oswaar» heeft genoemd
en deze neemt de partij op voor zijn vader.
De kastelein vraagt kalmte, doch ook
hij krijgt als «verkapte paap» zijn deel
mede, eu geen half uur is er voorbijge
gaan of de messen worden getrokken. De
garde wordt gewaarschuwd doch durlt er
niet tusschen te komen en voor men 't weet
stroomt het bloed over den grond.
J e f is doodelijk gewondde lange al
coholist niet ernstig maar ligt toch bui
ten westen, nog meer door schrik over zjjn
euveldaad dan door de jenever.
neder, en smeekte den goeden God, dat Hjj
aan hare tante en hare nichtjes alles zou ver
gelden, wat zjj in hare goedheid aan haar ten
koste legden.
En God verhoorde het gebed der wees.
Op geringen afstand van het dorp, op eene
hoogte, stond een prachtig gebouw, dat om de
menigte rozen, die in den tuia bloeiden, Ro -
zen villa werd genoemd.
Vroeger was die villa in het bezit van een
Franschman geweestmaar kort geleden had
Herbert Hastings, een rjjk Amerikaan, die
j gekocht, om er met zijne gade in te komen
wonen. Het huis werd verbouwd, smaakvol ge
meubileerd, eu om da nieuwsgierigheid van
de bewoners van Dunwood te bevredigen, werd
de villa ter bezichtiging open gesteld.
Mistress Laak, die in het huis van de bruid
huishoudster was geweest, en den heer Hastings
sedert lang keade, was tameijjk mededeelzaam.
"Hij is een uitmuntend menscb,// zeide zjj,
//maar heeft toch wonderljjke invallen. En dat
is inderdaad niet te verwonderen voor hen dia
zjjne moeder kennen. Ondanks haren rijkdom,
moest hare dochter de huiselijke bezigheden
leeren verrichten. //Daardoor zal mjjne dochter
eene des te betere huisvrouw wotden," beweerde
zij, en daar Ella liever op de kanapé ligt en
goedgeschreven romans leest, dan in de keuken
meidenwerk. te verrichten en over dingen te
spreken waarvan zjj niets weet, is mjjnheer Hos-
I tings knorrigea houdt lange redevoeringen
over de plichten van de vrouw. Sedert eenigen
tjjd verbeeldt hij zich, dat laat uitbljjven na
De dokter wordt gehaald, doch hij kan
slechts onstateecen dat er bij Jef niets
meer aan te doen is, de Pastoor moet ge
waarschuwd worden, er is haast bij.
«Daar komt ons Heer,» roept 't krulle
bolletje, die het belletje van den koster ge
hoord heeft en al weer op haar knietjes
ligt, en werkelijk kwam de pastoor van den
zieke reeds terug, bigde dat hij den lijder
die heerlijke troost had kunnen geven die
elk berouwhebbend zondaar zonder vrees
den dood tegemoet doet gaan.
Als verlamd staan de kameraden van de
vechters elkander aan te zien. Zij willen
vluchten, doch de garde behoefde het hun
niet te verbieden, zij kunnen niet van de
plaats weg. De lange jongen die op den grond
ligt met zijn jas onder 't hoofd en weer
bijgekomen is, kermt «ons Heer» «ons Heer!»
Doch Jet kan niet meer, nog éénmaal
zucht hij diep een kort gerochel
en 't leven is weg.
De dokter was intusschen naar buiten
gegaan en had eerbiedig den geestelgke ver
wittigd wat er gaande was.
Eene huivering voer door de leden van
den ZeerEerw. grijsaard. Zwijgend ging hg
naar binnen, doch voor hg iets had kun
nen zien, zei de dokter, die hem was voor
gegaan te laat Eerwaarde, de eene is
dood en de andere zullen wij eerst ver
voeren naar het Klooster, de Eerwaarde
Moeder zal nog wel een plaatsje op de
ziekenzaal voor liem hebben, als u dan over
een half uurtje zoudt willen komen, er is
wel geen groot gevaar, doch voor alle ze
kerheid is 't beter.»
De priester kon geen woord uitbrengen
Dood God had dus zijn almacht boven
Satan opnieuw getoond. Hg had over
wonnen, doch de straf was zwaar, voor
eeuwig bg hem dien hij zoo trouw als slaaf
had gediend, geen hoop op redding voor
dien doode
En allen, ook de lachers van zooeven,
zelfs de gewonde, ondanks zijn pijnen, lig
gen geknield.
Ook bij hen had Satan het onderspit
gedolven.
Thuis gekomen verzoekt de goede pries
ter zjjn onderpastoor, zich gereed te maken
om naar het klooster te gaan, hg zelf knielt
voor 't kruisbeeld neer en smeekt zijnen
Zaligmaker opnieuw om vergiffenis voor
de nog levenden als de doode niet meer
deelig voor hare gezondheid is, haar zwak ge
stel laat niet toe, dat zij Sals en concerten
bjjwoont, daarom doemt hjj haar, om in een
afgelegen dorp een eenzaam leven te leiden,
waar zij zich doodelijk moet vervelenwant
bier kan zjj voorwaar geen geschikt gezelschap
voor zich vinden."
//Dat is afschuwelijk riep Julie, die met
de anderen dat gebabbel had saugehoord; of nu
die uitroep d>n afschuwoljjkau echtgenoot of
mistress Laak gold, kunnen wjj niet zeggen.
//Is mevrouw mooi vroeg Julie na eene korte
poos, »en is hare gezondheid niet goed
//In geenen deele. Als zij de tering nog niet
heeft, zal zjj die toch spoedig krjjgen. Haar ge
laat is zoo wit als een lelie, en het is wel trenrig
om te moeten aanzien, dat haar man niet alles
in hat wert stelt, om haar kortstondig bestaan
zoo veel mogeljjk te veraangenamen
Mistress Leak wischte met den tip van haar
voorschoot hare oogen af die by de gedachte
aan het oorecht, dat men hare jonge meesteres
aandeed, vochtig waren geworden. Zjj herstelde
zich echter spoedig van hare aandoening, en
ging met spreken voort, zeggendewGjj' vraagt
mjj oi zij mooi is? Stel u een gelaat voor zoo
zacht als een sneeuwvlok, met helder blauwe
oogen en golvende lokken, gekleed in een blauw
zjjden met wit atlas gevoerde ochtendjapon, die
door een gouden koord om het middel wordt
saamgebonden. Zulk een teer schepseltje zon
goed in de keuken voldoen, niet waar wat
weet zjj van bakken, braden ea stoven het
is beapotteljjk."
{Wordt vervolgd.)