N IÏÏÏW E
agBlaó voor
en uió-cfCollanó.
Het vergaan van de „Holland.''
Een dappere kapitein.
flo. 4706,
Zaterdag 2 Februari 1901,
25ste Jaargang
De pleegzoon.
BUITEN LAND.
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,40
Voor het buitenland 2,80
Aizonderlgke nummers«0.03
Dit blad verschgnt
dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen;
BUREAU: St. Janstraat Haarlem;
PRIJS D8R AOVBRTBsmBBr.
Van 1—6 regels I 2 1 60 Gott
Elke regel meer71/,
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte^
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie k Contant
Redacteur-Uitgever, W. KflPPIRS.
Een der medewerkers van de N. Rott. Gt
heeft een onderhoud gehad met den heer
Van der Poll, gezagvoerder van het
in den storm verongelukte schip en deelt
het volgende mede
Hij ontmoette hem in den kring zjjner
familieterwijl zijn jeugdige echtgenoote
met innige liefde hun kindje verzorgde, dat
opahet kussen met de rose armpjes en beentjes
te Bpartelen lag.
De kapitein ziet er weer flink uit, maar
het loopen valt hem nog zeer moeieljjk,
en de vingert tppen zjjn nog steeds dood.
Zjjn jjzersterk zenuwgestel is echter door
de geweldige aandoeningen van dien wree-
den stormdag niet geschokt. En ook ge
durende de ramp heelt hjj volkomen zjjn
kalmte bewaard, want al wat er gebeurd is
staat hem nog voorde kleinste details
zoowel als de vreeseljjkste omstandigheden.
Wat de heer VanderPoll ons ver
telde, komt in hoofdzaak hier op neer
Omdat de zee dien nacht bij het gewel
dig stormweer zoo verbazend hoog stond,
was hjj van plan met de Holland niet bin
nen te loopen. Maar toen er een luik was
weggeslagen durfde hjj niet op zee te bljj-
ven, ook met het oog op de vrjj gevaar-
ljjke ladingachter op dek stonden een
vjjftigtal vaten benzineen eenige vaten
carbol overwrikbaar vastgesjord. Zoo kwam
de Holland dan ook midden voor het gat,
toen zjj door een zee uit het roer om de
Noord werd geslagen. Bjj het terugdraaien
luisterde het roer niet meer, de stuurreep
was klaarbljjkeljjk aan den anderen kant
gebroken. En nu wierpen zee en stroom
en wind de dwars liggende boot dadeljjk
op het noorderhoofd. De gasboei was nit,
maar de kapitein had hem duideljjk zien
liggen en hooren brommen. Het schip ging
over het waarschnwingstonnetje heen. Op
het hoofd maakte de Holland drie vervaar
lijke stooten. De seinvuren waren reeds uit
geslagen door het water, het toplicht kwam
nu ook neer. En daar bjj den eersten stoot
schotten en de deuren van rookkamer en
kajuit waren losgesprongen, was de toe
gang tot de vuurpjjlen en andere noodsig
nalen, hoe dicht ze ook bjj de hand lagen,
afgesneden, zoodat er geen middelen waren
om het onheil kenbaar te maken. Bjj den
tweeden stoot bonkte de boot tegen den
jjzeren vuurtoren aan, dien zjj in drie stuk-
FEÜ1LLBTON.
Een bittere plicht vervuld, antwoordde
hjj ernstig.
Uw broeder heeft mjj geene keus gelaten. Hjj
was gewaarschuwd door u hjj had tevreden
moeten sjjn, met hetgeen hjj bereikt had. Msjt
mocht niet opgeofferd worden 1 Ik heb h?ren
vader de oogen geopend.
En Oskar? Hjj is vertrokken, zegt gjj,
waar naar toe?
Dat weet voor het oogenblik niemand. U
zal hjj wel bericht zenden. Maar de liefde van
uw schoonvader verliest gjj niet- Hjj weet, dat
u niet het minste verwjjt treft.
Handelt het hier dan om mjj riep de
jonge vrouw heftig nit. Denkt gjj, dat ik hier
rustig in Odensberg leven kan, als mjjn broe
der daar buiten in de wereld, ronddoolt, en
weder den sirjjd moet aanbinden met al die
onzalige machten, die hem zoo ver gebraoht
hebben
Gjj hebt uw plicht gedaan ja wel 1 Wat
vraagt eene jjzeren natuur als de uwe er naar, j
wat dsarbjj ten gronde gaat 1
Cecilia 1 riep Runeck uit, en in zjjn toon
ag allo kwelling, die hjj bjj dit verwjjt uit- J
tond. Maar Cecilia lette daar niet op, sjj ver-
olgde met toenemende bitterheid Me ja's hand
n liefde zouden Oskar gered hebben, ik weet I
keu brak. Ea juist waren vijf man in dien
toren geklommen om zich te redden de
eerste stuurman Gorlach, de matrozen
Van der Steen,Noordzij en Van
B u u r e n en de stoker Bezooijen. Vier
hunner vielen met de ijzeren stellage in
zee en verdronken, vanBuaren sprong
nog aan boord. Het schip werd nog 2 a
3 meter voorbij den toren voortgestuwd
bij den derden stoot brak bet achterschip
at, waar de uitnemende reddingbooten eu
een vlet stonden. Twee dier booten zjjn
reeds aangedreven. De gezagvoerder stond
toen met zes personen op den bak, in de
boop dat dit hooge deel van het schip het
nog wat houden zou. Daar waren toen met
hem de loods, dien hij met zijn gebroken
beenen op een bank gezet bad, de tweede
stuurman, die wel gewond scheen, de hof
meesteres, en de drie eerste klasse passa
giers Malaches met zijn vrouw en
bun jongetje op zjjn arm, Duitsche variété-
artisten, die als muzikale equilibristen in
hetHippodrome te Londen waren opgetreden,
en met 1 Februari nieuw engagement had
den, waarschijnlijk te Elberfeld. De gezag-
voerden bleef zeer kalm en stelde allen zoo
veel mogelijk gerust. Deu passagiers ried
hij aan in bet want te klimmen, maar van
dm t ak af was dat een greep van één
meter, over water heen, en dat durfden
zij niet. En de loods kon zich niet bewe
gen. Toen achtte de kapitein zich verplicht
mèt hen op den bak te blijven, en hg
troostte hen nog «We zijn aan de kust,
ze zullen ons wel gauw komen redden».
Doch de vrees van den heer van der
Poll was, dat na weldra ook het voorschip
langs hbt hoofd in het diepe water zou
wegzink en en dat allen om zouden komen,
het bleef echter hangen op de steenen.
Op dtn bak was ook een reddingboei, maar
allen waren te ellendig om die vast te grjj-
pen. Datr kwam op eens één enorme zee
over, die allen zeven menschen tegelgk over
boord vaagde den kapitein en de hofmees
teres aan bakboordde gezagvoerder zag
den loods nog verdwgnen onder de anker
spil de echtelieden met hun kindje en de
2e stuurman waren waarschgnlgk vooruit
weggeslagen. En de bak kwam nu ook on
der water, en is niet weer boven gekomen.
Te voren had de kapitein den hofmees
ter nog half gekleed op dek zien komen,
en weer teruggaanom zich verder te
kleeden waarschgnlgk. De tweede-klasse-
het, want er lag eene sterke macht in hem voor
het goede, zoowol als voor het kwade. Nu wordt
hjj weer teruggeslingerd in het oude leven, nu
is hjj verloren.
Door mjj I wilt gjj zeker zeggen?
Zjj antwoordde niet, maar hare oogen zagen
met een blik vol vertwjjfeliog den man aan,
die daar somber en met opgerichten hoofde
voor haar stond.
Gjj hebt geljjk, sprak hjj op scherpen toon.
Hut noodlot heeft mjj nu eenmaal veroordeeld,
allen, die mjj lief en dierbaar zjjn, pjjn en smart
te veroorzaken.
Den man, die voor mjj meer dan een vader ge
weest is, moest ik lot in het diepst zijner ziel
krenken, het hart der arme Meja moest ik doo-
deljjk verwonden.
Maar het zwaarste was toch wat ik u aan
doen moest, Cecilia, en waarvoor gjj mij nu bit
ter verwjjt 1
Hjj.wachtte vergeefs op een antwoord Cecilia
bleef zwjjgen. Om beiden ruischte en suisde het
als toen, toen zjj aan den voet van den Alben-
itein stondengeheimzinnig, als heel uit de
verte kwam dit geruisch naderbjj, steeds krach
tiger wordend en dan langzaam wegstervend op
den adem des winds. Maar nu raasde de heifst-
storm door de halt ontbladerde boomen, de eerste
grauwe schaduwen der schemering begonnen op
te komen en wat zich in het ruischen en brui
sen mengde, dat ware geene vreedzame klok-
kentonen, als toen, maar vreemde, angstwekken
de geluiden. Het was een verwjjderd geraas, te
onbepaald, om het goed te kunnen onderschei-
d<n, want de storm overstemde het telkens en
passagier, op wiens billet de naam S c h u 1 z
stond, was even bovengekomen en had, op
het gezicht van het water, dadeljjk de deur
weer gesloten. Nader blgkt hij te heeten
Pezzarro; zijn familie, die te Amster
dam op de Nieuwe Prinsengracht woont,
is van het onheil in kennis gesteld. De lui
ken waren onmiddellgk opengeslagen, en
de lading weggedreven.
Zooals wg nader gemeld hebben, waren
er zwemgordels ia overvloed aan boord.
Zij lagen in de kooieD, uitgevouwen, om
ze te dadelijk te kunnen aandoen. Maar
zooals dat gewoonlijk gaat bij zoo'n plot
seling onheiliedereen git naar boven,
laat alles in den steek, en eenmaal op dek,
durft niemand weer naar beneden te gaan.
Hoe de kapiteio zelf geworsteld heeft
om in zee boven te big ven, hebben wg
reeds verhaaldeerst op een waterketel,
die al maar rolde, wat uiterst vermoeiend
was. En in die ketel was een gat, waar-
do ir hij vol liep en zonk. Vervolgens greep
de heer Van der Poll een deur, en
eindelgk een ladingbord. Twee maal is hg
gezonken dan dacht hij een oogenblik in
uitputting zich maar te laten gaan, doch
zoodra hij water binnen kreeg begon hg
opnieuw de worsteling met de golven. Bjj
het passeeren van de uitgaande Harwich-
boot, had hij zjjn das losgetrokken en daar
mee gewuifd, doch te vergeefs. Eindelgk
zeg hjj de steenen van de pierzjjn laat
ste gedachte was«Nu sla ik daartegen
te pletter.» Daarna kreeg bjj zijn bewust-
zjjn weer terug onder de liefderijke behan
deling in het hotel Hoek van Holland.
Een passagier van het stoomschip Olaf
Kyrreschrgft aan het Handelsbladdat
dit stoomschip op de terugreis van Ber
gen naar Rotterdam op de Noordzee door
een hevigen storm werd overvallen. Terwjjl
Zaterdag bjj het afgaan van Stavanger het
weer zich nogal goed deed aanzien, brak
de storm met hevigheid door in den nacht
van Zondag op Maandag. Oorverdoovend
was het geraa3 aan het dekalle hens
waren in de weer. Beneden in de kajuit
vlogen de koffers van de ééne zjj naar de
andere der hutslechts met de grootste
moeite gelukte het ons niet uit de kooi
geslingerd te worden.
Op ééns een geweldig geraas aan dek
telkens weer. Maar nu scheen de wind voor
eecige minuten bedaard, daar klonk het luider
en duidelijker. Cecilia richtte zich getroffen op.
Wat was dat? Kwam dat van hnis
Neen, het schjjnt van de werken te komen
vesklaarde Runeck. Ik hoorde het reeds van te
vo en.
Beiden lnisterden nu met gespannen aan
dacht en plotseling sprong Egbert op. Dat zjjn
menschenstemmen. Dat is het gehuil van een
woedende menigte.
Ginds op de werken gebeurd wat ik moet
er heen.
Gjj, mjjnheer Runeck, wat wilt gjj daar
doen
Den heer van Odensberg beschermen voor
zjjne arbeiders.
Ik weet het best, hoe de mannen tegen hem
opgezet en aangehitst zjjn. Als hjj zich nn ver
toont, is hjj niet meer veilig onder zjjne
eigene arbeiders.
Om Godswilriep do jonge vronw ont
zet nit.
Maak n maar niet angstig, sprak Runeck.
Zoo lang tl aan zjjne zjjde ben, nadert hem
niemand.
Wee dengene, die net wagen durft.
Cecilia was opgesprongen nog voor weinige
minuten had zjj gemeend den aanklager van
haar broeder niet te knnnen vergeven, en nu
verdween alle gemeende heat voor den angst
om ham, om zjjn leven. Zjj snelde op hem toe
en greep met beide handen zjjn arm vast.
Egbert 1
Hjj was op het punt weg te snellen en bleef
één der zeilen kwam met donderend ge
weld naar beneden; 't was een spiksplin
ternieuw achterzeil en 't was verloren «zon
der retour» zooals de kapitein zei.
Ter hoogte van Terschelling lag esn
vaartuig aan lager wal met signalen op,
maar niet te ontcjjferen, want de signalen
waren met de rest over boord gegaan.
Vele schepen waren reeds gepasseerd, maar
onze kapitein ging er op af; het bleek
een geheel ontredderd jjzeren visschers-
vaartuig, geheel nieuw, thuis behoorenda
in Pernis. Alles was weggeslagen; de zee
had het geheele vaartuig onderstboven ge
keerd, maar als door een wonder was da
geheele bemanning met de boot weer bo
vengekomen. Ze hadden aan lager wel hnn
anker uitgeworpen en juist toen de Olaf
Kyrre voorbjj stoomde, brak hun anker
touw en waren ze reddeloos verloren.
Niettegenstaande de vertraging en de
bemoeielgking om met zoo hooge zee een
zwaar vaartuig mee te sleepen, aarzelde
onze wakkere kapitein geen oogenblik het
te ondernemen.
Een tros werd uitgeworpen en aan de
boot bevestigd, doch na een korten tjjd
zeilens brak de armrdikke tros af, als was
het een draad. Na vele pogingen (we
stoomden om het schip heen) gelukte het
eindelgk het wegdrgvende schip weer aan
een tros te bevestigenditmaal werd het
touw dobbel zoo lang uitgelegd om de
draagkracht te verminderen. Een zeil werd
ook op den visscherman uitgezet en lang
zaam stoomden we weer voorait. Met wat
angst zullen de verkleumde visschers den
tros hebben gadegeslagen. Toen de stuur
man 's ochtends toen de wind zich gelegd
had, het schip bezocht, vond hg er o. a
vier kinderen aan boord, verkleumd en door
nat en zonder levensmiddelen. Doch het
gelukte den kapitein, den heer L e f f e r t,
het vaartuig met de 10 k 12 opvarenden
behouden te Pernis binnen te brengen,
waarvoor hem een woord van warmen lof
toekomt.
Eenige uren later stoomde de Olaf Kyrre
de haven te Rotterdam binnen*
Frankrijk.
In het Fransche Staatsblad staat een
besluit van den President der Republiek;
waarbjj hg de benoeming van Z. D. H.
du als verlamd staan. Cecilia, gy noemt
mjj zoo?
Gjj wilt de woedende menigte ginds
keereo
O, gjj zoekt den dood I riep de jonge vrouw
buiten zich zelve nit. Egbert, denk aan mjj en
den doodsangst, dien ik om u uitsta.
Met een jubelkreet van geluk wilde Egbert
Cecilia de hand drukken, daar viel zjjn blik
op haar rouwgewaad, op het graf van den vriend
zjjner jeugd, en zwjjgend bleef hjj eenige oogen-
blikken staan, maar een glans van geluk lag
over zijn gelaat verspreid, toen hjj fluisterend
zeide
Ik zal deze woorden niet vergeten,
vaarwel Cecilia 1 en nu snelde hjj weg
De Odensberger werken waien dien avond eeio
schouwplaats van wilde en woeste tooneelen
geworden.
De kalme beradenheid, waarmede de beamb
ten beproefd hadden, de gisting onder de ar
beiders tot bedaren te brengen, en bjj ontslag
rost en orde te bewaren, was vergeefseh geweest;
alles stuitte af op de uitdagende houding van
de partjj, die Landsfeld in het geheim leidde
en aan wier hoofd hier op de werken de ar
beider Fallner stond. Heden had de aanvoerder
der Arbeidspartjjen het voor noodig gehouden
zelfs naar Odensberg te komen, wat hjj anders
vermeed, want hjj wist, wat dezen keer op het
spel stond.
EiiRiïMSCHKJOURAIT.
ABOHNBMEJVTSPRIJS
Per S maanden voor Haarlem /1,10
AGITB MA SOW AGITATE.
90
(Virvjlg.)
(WsrtU