NIEUWE Ïï)ag6laó voor cföooró- en Affisterdamsche Brieven. No. 4806, Dinsdag 4 Juni 1801, 26ste Jaargang. De Bruid. BUITEJS' LAJS D. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden toot Haarlem /1,10 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,40 Voor het buitenland 2,80 Afzonderlijke nummer»<0,03 Dit blad yerschjjnt dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen; BÏÏBSAIJ: St. Janstraat Haarlems PRIJS DBR ADVBRTBWTIStr AGJTE MA HOW AGITATE. Van 1—6 regels J J J s 50 Cent Elke regel meer71^ Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie k Contant Redacteur-Uitgever, W. KAPPERS. 1 Juni 1901. Iemand, die enkele jaren Amsterdam niet bezocht heeft, staat verwonderd over de enorme uitbreiding der stad, over de nieuwe wjjken, die er voortdurend bjjkc- men, over de nieuwe gebouwen, die er alom verrjjzen. In den laatsten tijd zijn bet vooral twee straten, die zoo zachtjes aan een geheele metamorphose ondergaaD. In de Kalverstraat, die eenige straat, zoo als men er nergens een tweede vindt, kan men in de laatste maanden niet loopen, zonder hier of daar, soms op twee, drie plaatsen te geljjk, te stooten op groote bouten schuttingen, omgevende de in aan bouw zijnde nieuwe winkels of koffiehui zen,zonder te struikelen over de handkar ren, balken, steenen en ander materiaal. Prachtige winkels zjjn er verrezen, die met hunne enorme spiegelruiten en hun schit terende verlichting des avonds aller oogen tot zich trekken en als medelijdend neer- blikken op de welhaast eenzame, kleine, ouderwetsche winkeltjes, die 0, zoo beschei den schuil gaan tusschen al die nieuwer- wetsche bierpaleizen en mode-magazjjnen. En het Damrak Het nieuwe beursgebouw nadert zjjn vol tooiing en naarmate de werkzaamheden daar vorderen, schjjnt het Damrak zich in een steeds nieuwer kleedij te steken. Oude gebouwen en gebouwtjes verdwjjnen, bran den af, worden neergeworpen en nieuwe verrijzen als paddestoelen uit den grond, modern, vol elegantie en vol licht, als Wilden zjj een contrast leveren met de Zware, middeneeuwsche steenmassa van de beurs, die nog maar zeer weinigen mooi kunnen vinden, of beter, als wilden zij hun best doen, om zooveel in hun vermo gen is, aan de hoofdstad des Rjjks een entree te schenken, harer waardig. Zij, die dagelijks door de straten loopen, bemerken van de verandering, welke de stad ondergaat, wel stap voor stap, maar FE GILLET ON. 47. {Vervolg.) De kluizenaar Deiertus dronk den beker leeg.... en het duurde niet lang, of bjj lag in een die pen ilaap verzonken. Heer Heinrich wilde naar buiten gaan. Daar l»g bjj Gitli in de keuken bezig. Er scheen ®ene gedachte bjj hem op ta komen, doch hjj schudde het hoofd, maar telkens keerden zjjne blikken weer naar het meisje terug. Gitli 1 Zjj veegde de handen aan haar schort af en kwam naar hem toe. Ja, heer Vertel mjj eens, of gjj u den heelen lan gen nacht goed met den kluizenaar verdragen hebt? Heel goed, meende Gitli. De kluizenaar heeft gewaakt en ik heb ge- •lapen En alsof rij zich moest verontschuldi- gen, voegde zjj er bjjIk ben ook zoo moe ge- Veest. Altjjd ge.lapen Den heelsn nacht door Een paar maal ben ik opgestaan. Nu En toen hebt gjj zeker met den klui tenaar wat gepraat? Maar manheer, sprak zij verschrikt. Hoe zou lkop de gedachte gekomen zjjn,om met dezen heer #®U gesprek aan te knoopen. Ik heb mjj heel tvil gehouden en den mond niet open gedaan, toch vrij vlug, dikwgls niet veel. Wanneer echter, zooals met de Pinksterdagen ge beurt, vreemdelingen hen vergezellen op hun omdwalingen, dan maken die hen op merkzaam en dan staan zij eindelijk zeiven verstomd te kijken over het resultaat van hetgeen langzamerhand als onder hunne oogen gebeurd is. En zóó gaat het vaak. Wat wjj dage- ljjks zien gebeuren, zich langzamerhand zien ontwikkelen, treft ons niet meer, schjjnt ons onverschillig en koud te laten. Want niet alleen de gebouwen veranderen en nemen een geheel nieuw voorkomen aan, ook de tnenschen en helaas, vaak niet tot hun voordeel. Hoe menige jonge man, die vol goede gezindheden, godsdienstig, ouderwetsch braaf, naar Amsterdam kwam, ondergaat van lieverlede een verandering, geljjk die oude gebouwen, die zich moder- niseeren, gelijk die oude straten, die na eenigen tijd, bjjna zonder dat men het bemerkt heeft, zich tot geheel nieuwe heb ben vervormd. En zjj, die hem zoo gewoon dagelijks zien en ontmoeten, zien bjjna niets van die verandering in dien jongen man, merken bijna niet, dat hg zoo zacht jes aan, in plaats van naar de kerk, naar den schouwburg en naar de kroeg is ge gaan, ctet op zjjne kamer, in plaats van de H. Maagd en godsdienstige tafereelen, platen aan den wand hangen, waarvoor zjjne godsdienstige moeder, zjjne brave zuster beschaamd de oogen zouden neer slaan, dat zgn kerkboek, zjjn Thomas a Kempis, al lang heeft moeten verdwjjnen voor romannetjes met sprekende omslagen en dat zgn rozekrans, al God weet hoe lang zoek ii. Nog eens, op menschen, die dageljjks met dien jongen man omgaan, maakt die verandering weinig indruk, maar zjj, die hem na een paar jaren plotseling weder ontmoeten en hem dan aandachtig gadeslaan, staan pijnljjk getroffen over de moderniseering van den jongeling, die me- degesleept wordt in den maalstroom van het steedsche leven en niet tot nieuwen Maar hjj zal toch wel tegen u gesproken hebben I Geen enkel woord. Ik geloof, dat bjj mjj niet eens gezien heeft. Hjj is stil bljjven zitten met de oogen half gesloten of hjj in gedachten verdiept was In gedachten verdiept herbaalde heer Heinrich en knikte veel beteekenend, alsof hjj zeggen wildeIk had dat verwacht. Maar z g mjj eens, hebt gjj hem al meer gezien Tweemaal, heer! Den eersten keer daar beneden aan het meer zjj zweeg, want zjj kon heer Heinrich toch niet zeggen, hoe zij toen voor hem geschrikt was voor een man, die zjjn leven aan God wilde wjjden 1 Fluisterend vervolgde zjjEn den tweeden keer op Paaschdag. Da.r kwamen haar de tranen weder in de oogen. Wat scheelt er aan, Gitli, waarom weent gij O, mjjn God, heer, hjj is gekomen, toen ons kind gestorven was, ons lief, goed kind. Kom, Gitli, kom, ga zitten I Hjj leidde haar naar eeiie bank. Zoo, en zeg mjj nu eens, wat het kind geschetld heeft. Onder tranen vertelde zjj op eenvoudige, roe rende wjjze, de kleine, treurige geschiedenis van Mimmidatzi's kortstondig leven Kjjk heer, het kind is een zonnestraaltje geweest in onze kommervolle woning als eens bloem in dsn winter, en in al onzen nood als een stuk brood, waarvan men steeds nemen ksn, zonder dat het verminderde. Eu nu heeft het moeten sterven. Waarom toe waarom luister is ontwaakt als de oude afgebro ken gebouwen, maar die reddeloos ten gronde gaat naar hart en ziel, indien niet Gods genade hen op bjjzondere wjjze treft, een waar vriend hem grjjpt met krachtige hand en hem terugvoert op het oude pad Maar hoe velen zgn er in de groote stad, wien dit geluk niet ten deele valtOuders, die uwe kinderen, braaf en goed, zendt naar de groote stad, ziet toch toe en neemt uwe voorzorgen, eer het te laat is Duitschland. Koningin W i 1 h e 1 m i n a heeft een deputatie ontvangen van de Hollandsche Vereeniging «Nederland en Oranje» te Ber- ljju. Hare Majesteit bedankte de beeren voor de attenties welke de Hollanders in den vreemde Haar bjj elke gelegenheid bewijzen. Bovenal was het Haar een ge noegen te bemerken, dat de Hollanders in het buitenland zoo trouw aaneengesloten blgven. Vervolgens onderhield de Koningin zich met elk der vjjf aanwezige bestuursleden over de Hollanders in Berlijn, over hunne werkzaamheid, en informeerde belangstel lend naar de wjjze waarop de behoeftige Nederlanders te Berljjn worden onder steund. Ook de Prins-gemaal richtte tot ieder der heeren het woord en gaf daarbjj het bewjjs, dat hjj met het Hollandsch geen moeite meer heeft. Bjj de parade, die Zaterdag-voormiddag te Potsdam gehouden werd, reden keizer W i 1 h e 1 m, prins Hendrik der Neder landen en de Groothertog van Mecklen burg langs het front. In hun gevolg be vonden zich, behalve de vreemde officie ren van het gevolg der Koningin, ook de generaal B 0 n n a 1 en de overste Gallet. De Keizerin en koniDgin Wilhelmina woonden de parade op het balkon van het slot bjj. Tweemalen defileerden de troepen. De Keizer commandeerde daarbjj het eerste garderegiment der Gardes du corps. Prins Hendrik voerde bjj het defileeren het gardejager-bataljon aan. Na de parade had in het slot een maal tijd plaats. Jego rammelde aan den haard met zjjne pan nen, zjjne handen begonnen te beveD, ook acheen hem ieta in de oogen gevlogen te zjjn, want hjj wiachte en wiachte maar het acheeo nie! te helpen. Hetr Heinrich zag vol ontroering in Gitli's gelaat, waarlangs de tranen neerrolden en dat hem aars asrde, of zjj een troostend antwoord verwachtte. Had het vuur niet geknapt, de ragen niet op het houten dak gekletterd en mjjnheer Schlutta- man niet op den zolder gesnorkt, dan zou het doodstil geweest zjjn in de keuken. Waarom? Ja, waarom? Heer Heinrich ging naast Gitli zitten en sprak Dat vraagt gjj Dat weet gjj niet Zoo'n verstandig meisje als gjj? Kom toch, Gitli, hoe kunt gjj zoo iets vra gen Zjj werd verlegen en zocht naar woorden. Omdat, omdat ik het niet weet, mjjnheer Maar gjj weet htt wel Gjj weet toch welk een schoon, zoet kind uwe lieveling was? Ja, mjjnheer, ja En denk nu eens aanals het kindje had bljjven leven en pijn moeten ljjden en ziek zjjn, en booze menschen hadden het gestootsn, gestompt, geslagen, en het had het eene onge luk na het andere gekr geo, het eene leed na het andere en gjj en de moeder van het kindje had dat alles mee moeten aanzien, zonder het te kunnen helpen zou het hart u dan niet veel meer pjjn gedaan hebben, dan nu wjjl het gestorven is? Keizer Wilhelm verleende aan Ko ningin Wilhelmina der Nederlanden de Louisa-orde, met het jaartal 1813/14, en aan prins Hendrik der Nederlanden de orde van den Zwarten Adelaarde Prins droeg bjj de parade deze hooge onder scheiding. Een aardig geval deed zich voor, toeD de groothertogin MarievanMec- k 1 e n b u r g als naar gewoonte, het Schwe- riner Augustagesticht, ditmaal in gezel schap van haar schoondochter Koningin W i 1 h e 1 m i n a der Nederlanden, bezocht. Sprekende met een oud vrouwtje zei deze: «lek heid mi ok to and to veel freut Fru Groszherzogin, datt Ehr Hein rich datt so good drapen hett». Het naïeve complimentje was waar- schgnlijk voor onze Koningin onverstaan baar, doch het zal haar wel vertaald zgn; het beteekende: «Ik heb me ook bgzonder verheugd, mevrouw de Groothertogin, dat uw Hendrik het zoo goed getroffen heeft.» Italië. Groote teleurstelling heerscht aan het Hof van den Italiaanschen Koning. De KoniDgin is voorspoedig bevallen van eene dochter. Hare Majesteit en de kleine Prinses zgn zeer wel. In Italiaansche diplomatieke kringen liep reeds het gerucht, dat bjj de aanstaande bevalling van koningin Helena het vorstendom Montenegro met toestemming van Rusland tot Koninkrjjk geprocla meerd zal worden. Nn echter geen Prins geboren is, loopt het koningworden van den Vorst van Montenegro, gevaar. Frankrijk. De Fransche bladen hechten geen poli tieke beteekenis aan den toost van Keizer Wilhelm, waarin hg vleiende woorden sprak tot generaal B o n n a 1 De Figaro noemt den Daitschen Keizer een uitnemend gastheer, zonder staat kundige beteekenis aan zgn woorden te hechteD. De Radical zegt: «Men mag in de woorden van den Keizer niet een poging zien om een toenadering teweeg te brengen tus schen Frankrjjk en Duitschland, maar noemt den toost toch ungeste cordial. De Gaulois noemt den toost een zeld zaam teeken des tjjds, zonder gevolgen. Ach God! «nikte Gitli, en strekte de han den uit, alsof zjj de gedachten dat haar Mimmi- datje zou hebben moeten ljjden, nit haar hart wilde weren. Ziet gjj Onze lieve Heer is ook in dit geval verstandiger geweest, dan wjj met ons allen. Die heeft gedacht, neen, zoo iets laat ik niet over het lieve goede kindje komen, dan neem ik het liever bjj mjj op in den hemel en maak het tot een engeltje, opdat het in gelukzali gen vrede wederzien «al op het ouderljjke huis en een goede genius worde voor allen, die het bewonen Ja, een beschermengel hadden wjj waarlijk wel noodig, zuchtte Gitli, en heer Heinrich aan ziende voegde zjj er bjj: Kjjk, mjjnheer, ik heb zoo iets zelf ook al gedacht, maar het niet goed kunnen zeggen 1 Ziet ge nn wel, dat ge het weet Ja> en het moet waar zjjn ook, want had ik dien goeden beschermengel niet gehad, ik zou Haymo nooit gevonden hebben, en na dat oogen- blik heb ik het kind dag en nacht bjj mjj zien zitten, en onophoudelijk beeft het tegen mjj ge lachen. O, heer Heinrich Dit troost mjj 1 Dat geloof ik ook, en daarom Gitli, hond u kalm, en veeg uwe tranen af. Laat Jego n nu eene goede schotel vol soep geven, breng ze naar Haymo en zorg, dat hjj er behoorljjk van eet. Nn lachte Gitli tnaschen hare tranen door. Wees daar maar gerust op, heer Heinrich, ik zal er wel zooveel in krjjgen, dat het hem goed doet (Wordt vervolgd.) M1RLEMCHEC0DRA9T.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1901 | | pagina 1