Vrijdag 27 Juli 1906.
Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland.
No. 6357. 31ste Jaargang
„Uitvaagsel."
BUITENLAND.
LIEFDE EN PLICHT.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 8 maanden voor Haarlem 1.20
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post1.65
Afzonderlijke nummers0.05
DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
BUREAUX: St. JANSSTRAAT 1, hoek Nieuwe Gracht - HAARLEM.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regels0.60, (contant) 0.50
Elke regel meer,0.10
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE CONTANT.
Hoofdagenten voor liet BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère
G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 31bis Faubourg Montmartre.
De socialistische partij beschikt in
Duitschland over eene groote nume
rieke sterkte. Millioenen leden telt
ze. Haar staatkundige invloed is
echter geenszins geëvenredigd aan
die getalsterkte, in het Koninkrijk
Pruisen vooral.
„Het Staatsgezag behandelt eene
partij (de socialistische), die 8 millioen
leden telt in Pruisen, als bestond zij
enkel uit uitvaagsel."
Zoo klaagt Dr. Bartli in de Nation
(Berlijn) en hij zegt o. i. niets te
veel.
Eene partij, die het vierde gedeelte
der bevolking omvat en desondanks
zóó bitter weinig invloed" oefenen
kan op den loop der staatszaken, in
die mate behandeld wordt als
„quantité négligeable", moet naar de
schatting der Regeering minder dan
onbeduidend zijn.
Voor een regeeringspost kan in
Pruisen een sociaal-democraat niet
in aanmerking komenvoor eene
gemeentebetrekking, tot welker aan
vaarding de goedkeuring der Re
geering vereischt wordt, al evenmin.
Het allerlaagste postje b.v. dat van
geringsten arbeider bij de nuttige
stadsreiniging, kan het zijne niet
worden.
Een der jongste ministerieele be
schikkingen zegt, dat een socialist in
Pruisen zelfs niet kosteloos les in
de gymnastiek mag geven.
En als reden van dit draconische
besluit wordt onomwonden aange
geven „omdat een socialist de ze
delijke geschiktheid mist voor onder
wijs en opvoeding."
Wij leven niet in Pruisen en onze
wetten zijn over het algemeen op
een anderen leest geschoeid dan die
van het Koninkrijk aan onze Oos
telijke grenzen.
Gelukkigdurven wij er bijvoe
gen, want wij hebben een afschuw
van geregeerd te worden met den
stok. Maar toch
Hoe komt het b.v. dat ouders,
die vrijwillig of wel door de droeve
noodzakelijkheid gedwongen, hunne
kinderen naar de openbare school
zenden, wijl op de bijzondere, ka
tholieke of protestantsche, plaats
ruimte ontbreekt, hoe komt het,
vragen wij, dat die ouders slechts
ongaarne sommigen dier onderwij
zers hunne kinderen toevertrouwen
Is 't niet, omdat het hun bekend
is, welk een geest enkele orga
nen van de openbare school ade
men, welke geest er spreekt uit de
daden van menig openbaar onder
wijzer?
„Katholieken, weest niet onverschillig
voor Uwe Pers, die de belangen van
uw H. Geloof verdedigt 1"
(Herderlijk schrijven der
Zwitsersche Bisschoppen.)
Onze wet noemt den socialisti-
schen onderwijzer niet zedelijk on
geschikt voor zijn taak zij behan
delt hem -niet als „uitschot, uitvaag
sel" en laat hem dezelfde rechten
als u of ons, dezelfde vrijheid. Er
is echter menig ouder, die, misschien
onbewust, die zedelijke ongeschikt
heid wel aanneemt; die, zoo hem
de keus gelaten werd tusschen den
niet-socialist en een „rooden" on
middellijk eerstgenoemde kiezen zou.
Komt zoo niet de geheele stand
in opspraak?
Te bejammeren is dat zeker om
de goede elementen, die ontegen
zeggelijk ook bij het openbaar on
derwijspersoneel worden aangetrof
fen vooral in de Zuidelijke provin
cies.
Is evenwel niet menig onderwij
zer zelf schuld dat hij wel niet als
„uitvaagsel" wordt beschouwd, maar
toch als minderwaardige, min-ver-
trouwbaar? Dat de ouders hem on
willekeurig gemerkt zien met een
teeken van zedelijke ongeschiktheid
voor onderwijs, voor opvoeding voor
al, al is het niet de Wet die hem
met dit merk teekent?
Gelukkig hebben wij, Katholie
ken, schier overal in den lande een
keurcorps van bijzondere onderwij
zers. Bekwame, godsdienstige man
nen, die het volle vertrouwen der
ouders genieten, die zich dat vertrou
wen waardig toonenmannen, wien
wij gaarne de hulde brengen, waarop
hun ijver en hunne toewijding recht
hebben.
Staatkundig Overzicht.
Het vrome Engeland, dat, naar wij
reeds mededeelden de beschaving
meent te dienen, en vooral zijn eigen
belang door een onbeschaafd volk met
dum-dum-kogels te bestrijden, heeft
ook in Indië enkele pekelzondetj es op
't geweten. Maar John Buil heeft een
ruim gewetenhij redeneert als som
mige zakenmenschen, die bedrog en
diefstal de natuurlijkste dingen ter
wereld noemen in den handel. Luis
teren wij even naar het loflied van
Bryan, die in „The New York Suit" den
uitslag zijner onderzoekingen over den
toestand en het bestuur in Engelsch-
Indië wereldkundig maakte. Er was
beweerd, dat Amerika nog heel wat
overnemen kon van de koloniale
wijsheid van Engeland.
Politicus Bryan wilde met eigen
oogen zien en schrijft nu
„De heerschappij en het bestuur
der Engelschen zijn barbaarscherti-
rannieker dan die in Rusland ooit wa
ren. Barbaarscher en tirannieker, om
dat in Rusland de ambtenaren van
het wanbestuur Russen zijn ten minste
en geen vreemdelingen gelijk in Indië
ook blijft het geld, het volk afgeperst
in Rusland, terwijl de Engelschman
het steelt en wegsleept.
De Indiërs moeten jaarlijks nagenoeg
600 millioen gulden opbrengende
helft ongeveer dezer ronde som wordt
aan het leger ten koste gelegd, dat
de bevolking in toom moet houden.
Engeland snoeft, dat het Indië vrede
en beschaving gebracht heeft. Wij
dienen dat wèl te begrijpen. Aan
millioenen inlanders heeft Engeland
slechts den vrede van het graf
gebracht.
Door wettelijke uitplundering heeft
Engeland deze rijke streken arm ge
maakt. Geheel het stelsel draagt het
merk der ongerechtigheid."
Na deze verklaringen van een ver
trouwbaar ooggetuige moet men zich
een oogenblik onder de toehoorders
scharen in het Lagerhuis. Minister
Powler, vroeger minister van Indië,
heeft het woord.
In krasse termen verklaart hij, dat
de toestand in Indië nooit zooveel
redenen tot tevredenheid gaf als nu.
Indië is volgens hem het schoonste
monument, dat het Engelsche Bestuur
zich oprichtte. Geen beter Bestuur
voor Indië denkbaar dan het tegen
woordige.
En dat is ernstg gemeend door een
ernstig man?
Maar Engelsch-Indië ligt zooverre en
John Bull is zoo diep doordrongen
van zijne eigene voortreffelijkheid I
Geen grooter, eerlijker, vromer en
vroeder zakenman dan hij! Wel te
verstaan in het genre van de zaken
menschen, waarvan we hierboven spra
ken, die, wanneer hnn geweten tegen
een vat krenten in de schaal wordt
gelegd, met genoegen de schaal aan
den kant der krenten zien doorslaan.
RUSLAND.
Het gezegde van Roditsjef, een der
Doema-leden, die uit Engeland weer
naar Rusland terugkeerde dezer dagen
schijnt waarheid te worden.
„Niet terstond is eene omwenteling
te wachten, maar later, denkelijk in
October of November. Als de omwen
teling er eenmaal was, zou het leger
er zich stellig bij aansluiten.
Reuter's correspondent te Petersburg
meldt, dat daar de algemeene staking
reeds Zaterdag zou beginnen.
De minister van het verkeerswezen
heeft van alle spoorwegen bericht ge
kregen, dat er voorloopig geen teeke
nen van een spoedige staking zijn.
De Tribune verneemt uit St. Peters
burg Op hun terugkeer van Wiborg
hebben de Doemaleden aan de Finsche
stations onderweg, waar honderden
Finnen verzameld waren, manifesten
uitgedeeld. Te Petersburg werden zij
aan 't station slechts door journalis
ten opgewacht. De politie dreef er de
saamgestroomde menigte uiteen en
nam velen in hechtenis, o. a. 70 sol
daten uit Kroonstad. Naar de corres
pondent vernam, zullen er ook eenige
leden van de Doema gevangen geno
men worden. Prins Dolgoroekof zeide
hem, dat de eerste paar weken kalm
voorbij zullen gaan. Daarna zal de al
gemeene werkstaking eerst beginnen.
Revolutionairen en socialisten berei
den dien voor.
De Moskousche correspondent van
de Tribune seint hetzelfde. Ook meldt
hij, dat het manifest van de Doema,
ondanks de pogingen van de politie
om het te beletten, op groote schaal
wordt verspreid. Men berekent, dat er
heden een half millioen in omloop
zullen zijn.
Toen Dinsdagmiddag om 3 uur een
150 leden van de Doema uit Wiborg
te Petersburg terugkwamen stond een
talrijke volksmenigto hen op te wach
ten. Zij werden met geestdrift toege
juicht. Geen hunner werd gevangen
genomen, zegt een Reuter-telegram
wel een bewijs, dat men in Peters
burg de strengste maatregelen van de
regeering verwacht. Wel hebben er
huiszoekingen bij ettelijke leden der
Doema plaats gehad. Naar 't heet,
hebben de leden der Doema te Wiborg
plannen beraamd om op groote schaal
het leger te bewerken. De reden, waar
om de Polen, hoewel met het mani
fest instemmende, niet geteekend heb
ben, is dat hun nationale positie an
ders is dan die der Russische leden
der Dooma. Zij hebben m. a. w. ook
nog voor een nationale zaak te zorgen.
Daarom wilden zij een eigen manifest
uitvaardigen.
Naar 't heet, ontbood de tsaar Zon
dagochtend Moeromtsef, den voorzit
ter der Doema, bij zich. Hij wilde
hem tot minister van onderwijs ma
ken, zegt men. Moeromtsef ging ech
ter naar Wiborg. Toen hij daar giste
ren vandaan kwam, liet de tsaar hem
opnieuw uitnoodigen bij hem te ko
men. Hij zou gaan.
Uit Brest-Litvosk wordt geseind;
Er is hier een soldatenoproer ge
weest. Het officierscasino brandde er
bij af. Het oproer is nu onderdrukt.
Generaal Iwanof en een ander officier
zijn gewond door soldaten van het
Wladikaukas-regiment. 's Nachts zijn
240 van de muiters in hechtenis ge
nomen.
Te Warschau is Salamatof, het hoofd
der gendarmerie, op straat met
een dolk doorstoken. De dader is ont
komen.
Dinsdag is er beslag gelegd op alle
Petersburgsche bladen, met uitzonde
ring van het „Nowoje Wremja," de
„Rossija" en de „Peterboeryskija Wje-
domosli
Van het Nowoje Wremja" lezen wij
in een ander bericht, dat het nu toch
de partij van de Doema trekt, al heeft
het conservatieve blad er veel in af
te keuren gehad.
De laatste berichten van hedennacht
en dezen morgen melden, dat van een
oproer niets gebleken is en alles rus
tig blijft. Het woord rustig te nemen
in betrekkelijken zin, in aanmerking
genomen de moeilijke tijden, die Rus
land doorleeft.
Op eene bespreking van leden der
uiterste partijen werd besloten, om
niet tot de algemeene staking over te
gaan.
In Moskou hebben talrijke inhech
tenisnemingen plaats gehad.
Het gerucht loopt, dat de revolu-
tionnaire organisatie geheel en al ver
ijdeld is. De leiders dier organisatie
in het leger zijn gevangen genomen.
Er zijn werkplaatsen voor de ver
vaardiging van bommen ontdekt.
De correspondent te St. Petersburg
van de Vossische Zeituny" verneemt
uit volkomen zekere bron, dat Tsaar
Nikolaas den vorigen Vrijdag Goremy-
kin, die niets van de ontbinding der
Doema wilde weten, „hoogst genadig"
als den redder van Rusland aansprak.
Den volgenden dag, Zaterdag was de
Tsaar van meening veranderd en ge
lastte Goremykin zijn ontslag te ne
men. Deze ommedraai wordt aan
Trepof toegeschreven.
Andere vertrouwelijke berichten uit
St. Petersburg melden, dat Trepof
ondersteund werd door geestelijken,
grootvorsten, enz., die gedreven werden
door de vrees, dat de door de Doema
en de boeren verlangde onteigening
van land, op overwegende wijze het
geestelijke, keizerlijke en grootvorste
lij ke grondbezit zou treffen.
ITALIË.
De Nuova Antologia vestigt de aan
dacht op de verbetering in de betrek
kingen, tusschen Oostenrijk en Italië.
Dat het een tijd lang tusschen die
twee landen spanning geweest is,
wordt daarbij bedektelijk aan Duitsch
land geweten. Toen Italië, zoo zegt
de schrijver, indertijd toenadering tot
Duitschland zocht, kreeg het ten ant
woord, dat voor Italië de weg naar
Berlijn over Weenen voert. Het drie
voudig verbond ontstond, maar harte
lijk werden de betrekkingen tusschen
Weenen en Rome niet. Daarbij was
de weg van Rome naar Weenen over
Berlijn komen te liggen. Nu echter
is het anders geworden. Italië is thans
in de gelegenheid zonder eenige tus-
schenkomst onmiddelijk met het
Weensche kabinet te verkeeren, waar
door het gevaar voor misverstand, dat
bij gedachtenwisseling door tusschen-
komst van een derde altijd bestaat,
vermeden wordt. Geheel onafhankelijk
van het verbond, dat Italië en Oosten
rijk aan een gemeenschappelijken
vriend verbindt, zijn de betrekkingen
tusschen die twee landen nu voor 't eerst
sedert lang weer volkomen vriend
schappelijk. Het treffendst is dit uit
gekomen door het bezoek van generaal
Salletta, het hoofd van den Italiaan-
schen generalen staf, te Weenen,
waarin de Weensche pers het zinne
beeld zag van de verbroedering der
twee legers. Wat de Balkan betreft,
beide landen weten nu van elkaar,
dat zij daar geen veroveringen willen
maken. De vriendschap tusschen Italië
en Oostenrijk-Hongarije is verzekerd,
en deze vriendschap kan buiten het
gebied van het drievoudige verbond
den algemeenen vrede in Europa
slechts bevestigen.
ENGELAND.
Campbell-Bannerman heeft al heel
wat moeten hooren over zijn „De
Doema is dood! Leve de Doema!"
Heel edelmoedig pogen zijne politie
ke tegenstanders uit die „onvoorzich
tige" woorden een slaatje te slaan.
Alleen maar de mensch is zoo
zwak die tegenstanders hebben den
uitroep in de interparlementaire vre-
des-conferentie verdraaid.
Als volgt moet de zaak zich toege
dragen hebben.
Nadat C. Bannerman de leden der
Doema wrelkom had geheeten, noemdb
hij 't een gelukkig teeken, dat he'
eerste besluit van de Doema ten op!
zichte van het buitenland was, da
zij afgevaardigden zond naar die con
ferentie om mede te werken aan d<
verwezenlijking „van die groote be
ginselen van vrede en welbehagen
die zoo onberekenbaar ver voorui
zijn gebracht door het Russischi
staatshoofd, die het eerste Haagscht
congres in het leven heeft geroepen.'
Na deze hulde aan den tsaar trou
wens reeds in een vorig gedeelte var
de redevoering om zijn groote ver
dienste voor de zaak van den vredt
gedankt, vervolgde de minister f- II
houd geen beschouwing over he
nieuws dat ons hedenochtend bereik
heeft (nl. van de ontbinding); daar if J
't hier de plaats niet, noch nu he-
oogenblik voor. Wij hebben niet vol
doende kennis van de feiten om tt
kunnen goed- of afkeuren. Maar di
voor 't minst kunnen wij zeggen, wij
die ons vertrouwen en onze hoop oj 'j
het parlementaire stelsel vesten
Nieuwe instellingen hebben dikwijb
een bewogen, ja zelfs een stormachti
ge jeugd. De Doema zal in een oi
anderen vorm herleven. Wij kunner
in allen ernst zeggenDe Doema it
dood. Leve de Doema
Dat is eene geheel andere lezing
De stemming in Engeland is overi
gens anti-Russisch, wat ons niet ver
wonderen mag, daar de concurrentie
in Azië, dezelfde is gebleven.
De parlementaire conferentie heeft'
gister een besluit aangenomen, waar
in zij den wensch uitspreekt, dat het
Haagsche congres het vraagstuk van
beperking van bewapening ter hand
zal nemen.
Verder nam de conferentie het voor-,
stel aan van Franck (België), waarin
het aanstaande Haagsche congres ver
zocht wordt, alleen wapenen, minutie.
en ontplofbare stoffen tot oorlogscon
trabande te verklarenin beginsel
vast te stellen, dat geen schip, dat
contrabande vervoert, noch de andere
goederen, die het aan boord heeft,
vernield mogen worden, en te bepa
len dat ook tusschen de oorlogvoe
rende partijen de particuliere eigen
dom zoowel te land als ter zee on
schendbaar is.
Op voorstel van Beernaert besloot
de conferentie daarna, dat de kwesties
betreffende de rechten en plichten
der onzijdigen, het gebruik van zekere
oorlogswapens, alsook de beschieting
van havens en open steden door vij
andelijke vloten, naar de Haagsche.
vredesconferentie worden verwezen.
Alvorens te scheiden, verklaarde
de conferentie met bijna algemeene
stemmen zich er voor om het vol
gend jaar weder bijeen te komen en
niet in 1908, terwijl Berlijn waar
schijnlijk de plaais van bijeenkomst'
zal zijn, daar de voorzitter Weardale
zeide, dat zulks de wensch van den
Keizer is.
Nadat de gebruikelijke moties van,
dankbetuiging met veel geestdrift wa
ren aangenomen, begaven de leden der
conferentie zich in optocht naar West-'
minster Hall. Nadat onderweg hunne'
dames zich bij hen hadden aange
sloten, had aldaar een schitterd feest-i
FEUILLETON.
21.
Dat was juist met mijn man het
fleval, zeide de weduwe.
Nu, zulke kleine bijzonderheden
?nthoudt men gemakkelijk, en gij hadt
[let wel aan uw zoon kunnen verteld
hebben.
Be dame schudde het hoofd.
Ik heb u reeds gezegd, dat ik
het vermeed, met mijn zoon over zijn
Vader te spreken, zeide zij eenigszins
01'geduldig, ik zelf dacht zoo min mo-
|ehjk aan hem daar had ik mijn
hh'gi'onde reden toe zoodat deze bij-
f'ï'herheid mij geheel ontgaan was,
jetdat uw opmerking er mij weer aan
erinnerde; maar wat bedoelt u daar
mee?
Co Volstrekt niets, antwoordde de
'ernissaris, ons politiemannen ko-
r' soms zulke zonderlinge vragen
het hoofd op, dat moet gij mij
niet kwalijk nemen, maar daar zijn
wij reeds aan ons doel.
Het rijtuig stond stil voor een muur
van roode tegels, in welks midden een
hek was, dat toegang verleende tot
een ruime binnenplaats, ingeloten door
een mooi gebouw.
Dit was het lijkenhuis dat van bui
ten zeker niets verried van zijn som
bere bestemming.
Een man met een uniformpet op,
die juist op de binnenplaats stond,
naderde het rijtuig.
Gij hebt vergeefsche moeite ge
daan, zeide hij, er is op het oogenblik
geen lijk in de zaal tentoongesteld.
De commissaris stapte uit, en
drukte den man, die een kennis van
hem was, de hand.
Dat doet er niet toe, mijn waar
de inspecteur, zeide hij op vriend
schappelijke toon. Deze dame wenscht
het lijk van Wilser te bezichtigen.
De beambte keek de dame in het
rijtuig verwonderd aan.
Hm, dat is eigenlijk geen aan
blik voor een dame, mompelde hij, de
doode is in den lijkenkelder, en die
is op het oogenblik dicht bezet.
Ik ben sterk, antwoordde de
oude vrouw, en verkeer op het oogen
blik in een pijnlijke onzekerheid,
wees dus zoo goed mij niet lang te
laten wachten.
Uw wensch is mij een bevel,
mevrouw, antwoordde de inspecteur
beleefd. Op de verantwoording van
mijnheer den commissaris dan, ik zal
u er heen brengen.
Men ging de ijzeren deur, die tot
den kelder toegang verleende, door
en Wachtel, die achteraan liep mom
pelde voor zich:
Het is altijd goed, mijnheer de
rechter van instructie, wanneer men
zijn hersens gebruikt. Wees gij maar
vast overtuigd, dat onze advocaat
schuldig is, ik voor mij zou wel eens
willen weten, hoe hij er achter was
gekomen, dat de vermoorde links was;
zooiets merkt men niet met één oog
opslag, daartoe moet men langen tijd
met iemand omgegaan hebben, en de
moordenaar, die zijn maatregelen goed
genomen heeft al te goed zelfs
moet den ouden Wilser goed gekend
en al zijn eigenaardigheden nauwkeu
rig hebben bestudeerd.
De inspecteur trachtte intusschen
de pijnlijke ontroering die op het ge
laat van mevrouw Wilser te lezen
was, door een alledaagseh gesprek te
verdrijven. Hij deelde haar, die slechts
verstrooid naar hem luisterde, allerlei
bijzonderheden omtrent het lijkenhuis
mede, waarvan de inlichting voor een
model van dat soort gebouwen kon
doorgaan.
Ja, zeide hij, terwijl hij een
tweede deur voor haar opende, door
deze deur treden allen binnen, de
levenden en de dooden, zij die in ver
twijfeling de hand aan zichzelf heb
ben geslagen en zij, die door moor
denaarshanden gevallen zijn, maar ook
zij die eenzaam en verlaten door het
leven gingen en op hunne kamer,
voor allen onbekend, een natuurlijken
dood zijn gestorven. Zij allen komen
door dezen deur binnen. Zijn hun na
men bekend, dan brengt men hen,
na hen gewasschen en in het doods
gewaad te hebben gehuld, terstond
naar den lijkenkelder, onbekenden
worden, eveneens als zij gereinigd
zijn, in de publieke zaal tentoonge
steld, opdat hun mogelijke verwanten,
ouders, broeders, vrouwen of kinde
ren, hen herkennen en hun indenti-
teit vaststellen kunnen.
Zij waren intusschen een steenen
trap afgegaan en nu opende de in
specteur nogmaals een ijzeren deur,
die toegang tot den eigenlijken kelder
verschafte.
Dit was een ruim gewelf zeer zin
delijk met witte muren en door elec-
trisehe gloeilampen helder verlicht.
Toch kan mevrouw Wilser bij het
betreden van den lijkenkelder, hoewel
die oogenschijnlijk niets afschuwwek
kends had, een plotselinge huivering
niet onderdrukken.
De commissaris sprak haar op fluis
terenden toon moed in, zij herstelde
zich en ging nu met vasten tred naar
binnen.
Hier schreed men tusschen twee
rijen vakken, elk door een ruit van
het gangpand afgescheiden en in die
vakken lagen de ongelukkigen, soms
alleen, maar soms ook twee aan twee,
die eenzaam en onbekend deze wereld
hadden verlaten.
Er heerscht hier een goede at
mosfeer, zeide de onvermoeid pra
tende beambte, men wordt er zelfs
niets van gewaar, dat er ongeveer
dertig dooden in dezen kelder liggen.
Zie, in elke afdeeling is een rooster,
waardoor voortdurend kalkluchtver- 5
^fersching binnenstroomt, altijd vier'
graden; dat belet de ontbinding, want
dikwijls blijven de dooden een week
of langer liggen, voordat zij van over-
heidswege worden begraven. Ik heb
nog verzuimd, u de kamer voor lijk-',
schouwing te laten zien. Die isinder-i!
daad belangwekkend; geheel ingerichti
naar de voorschriften der moderne;
wetenschap.
Mevrouw Wilser luisterde slechts
met een half oor naar hem, ofschoon
het aanhoudend spreken van den be-;
ambte haar een weldadige afleiding
verschafte.
Bij den afschuwwekkenden aan
blik van al die lijken om haar heen,
bemerkte zij toch, dat zij haar kracht
wel wat overschat had. Nog nooit
had mevrouw Auguste tegenover een
lijk gestaan en thans verwachtte zij
het stoffelijk overschot te aanschou
wen van iemand, dien zij eenmaal,
zij het dan ook lange jaren geleden,
boven alles ter wereld had bemind.
(Wordt vervolgd).
NIEDWE
HA11LIH
EE COURANT
l&jJLWjJi?
AGITE MA HOH AGITATE.