Vrijdag 27 Juli 1906. Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland. No. 6357. 31ste Jaargang „Uitvaagsel." BUITENLAND. LIEFDE EN PLICHT. ABONNEMENTSPRIJS Per 8 maanden voor Haarlem 1.20 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post1.65 Afzonderlijke nummers0.05 DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN. BUREAUX: St. JANSSTRAAT 1, hoek Nieuwe Gracht - HAARLEM. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 16 regels0.60, (contant) 0.50 Elke regel meer,0.10 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE CONTANT. Hoofdagenten voor liet BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 31bis Faubourg Montmartre. De socialistische partij beschikt in Duitschland over eene groote nume rieke sterkte. Millioenen leden telt ze. Haar staatkundige invloed is echter geenszins geëvenredigd aan die getalsterkte, in het Koninkrijk Pruisen vooral. „Het Staatsgezag behandelt eene partij (de socialistische), die 8 millioen leden telt in Pruisen, als bestond zij enkel uit uitvaagsel." Zoo klaagt Dr. Bartli in de Nation (Berlijn) en hij zegt o. i. niets te veel. Eene partij, die het vierde gedeelte der bevolking omvat en desondanks zóó bitter weinig invloed" oefenen kan op den loop der staatszaken, in die mate behandeld wordt als „quantité négligeable", moet naar de schatting der Regeering minder dan onbeduidend zijn. Voor een regeeringspost kan in Pruisen een sociaal-democraat niet in aanmerking komenvoor eene gemeentebetrekking, tot welker aan vaarding de goedkeuring der Re geering vereischt wordt, al evenmin. Het allerlaagste postje b.v. dat van geringsten arbeider bij de nuttige stadsreiniging, kan het zijne niet worden. Een der jongste ministerieele be schikkingen zegt, dat een socialist in Pruisen zelfs niet kosteloos les in de gymnastiek mag geven. En als reden van dit draconische besluit wordt onomwonden aange geven „omdat een socialist de ze delijke geschiktheid mist voor onder wijs en opvoeding." Wij leven niet in Pruisen en onze wetten zijn over het algemeen op een anderen leest geschoeid dan die van het Koninkrijk aan onze Oos telijke grenzen. Gelukkigdurven wij er bijvoe gen, want wij hebben een afschuw van geregeerd te worden met den stok. Maar toch Hoe komt het b.v. dat ouders, die vrijwillig of wel door de droeve noodzakelijkheid gedwongen, hunne kinderen naar de openbare school zenden, wijl op de bijzondere, ka tholieke of protestantsche, plaats ruimte ontbreekt, hoe komt het, vragen wij, dat die ouders slechts ongaarne sommigen dier onderwij zers hunne kinderen toevertrouwen Is 't niet, omdat het hun bekend is, welk een geest enkele orga nen van de openbare school ade men, welke geest er spreekt uit de daden van menig openbaar onder wijzer? „Katholieken, weest niet onverschillig voor Uwe Pers, die de belangen van uw H. Geloof verdedigt 1" (Herderlijk schrijven der Zwitsersche Bisschoppen.) Onze wet noemt den socialisti- schen onderwijzer niet zedelijk on geschikt voor zijn taak zij behan delt hem -niet als „uitschot, uitvaag sel" en laat hem dezelfde rechten als u of ons, dezelfde vrijheid. Er is echter menig ouder, die, misschien onbewust, die zedelijke ongeschikt heid wel aanneemt; die, zoo hem de keus gelaten werd tusschen den niet-socialist en een „rooden" on middellijk eerstgenoemde kiezen zou. Komt zoo niet de geheele stand in opspraak? Te bejammeren is dat zeker om de goede elementen, die ontegen zeggelijk ook bij het openbaar on derwijspersoneel worden aangetrof fen vooral in de Zuidelijke provin cies. Is evenwel niet menig onderwij zer zelf schuld dat hij wel niet als „uitvaagsel" wordt beschouwd, maar toch als minderwaardige, min-ver- trouwbaar? Dat de ouders hem on willekeurig gemerkt zien met een teeken van zedelijke ongeschiktheid voor onderwijs, voor opvoeding voor al, al is het niet de Wet die hem met dit merk teekent? Gelukkig hebben wij, Katholie ken, schier overal in den lande een keurcorps van bijzondere onderwij zers. Bekwame, godsdienstige man nen, die het volle vertrouwen der ouders genieten, die zich dat vertrou wen waardig toonenmannen, wien wij gaarne de hulde brengen, waarop hun ijver en hunne toewijding recht hebben. Staatkundig Overzicht. Het vrome Engeland, dat, naar wij reeds mededeelden de beschaving meent te dienen, en vooral zijn eigen belang door een onbeschaafd volk met dum-dum-kogels te bestrijden, heeft ook in Indië enkele pekelzondetj es op 't geweten. Maar John Buil heeft een ruim gewetenhij redeneert als som mige zakenmenschen, die bedrog en diefstal de natuurlijkste dingen ter wereld noemen in den handel. Luis teren wij even naar het loflied van Bryan, die in „The New York Suit" den uitslag zijner onderzoekingen over den toestand en het bestuur in Engelsch- Indië wereldkundig maakte. Er was beweerd, dat Amerika nog heel wat overnemen kon van de koloniale wijsheid van Engeland. Politicus Bryan wilde met eigen oogen zien en schrijft nu „De heerschappij en het bestuur der Engelschen zijn barbaarscherti- rannieker dan die in Rusland ooit wa ren. Barbaarscher en tirannieker, om dat in Rusland de ambtenaren van het wanbestuur Russen zijn ten minste en geen vreemdelingen gelijk in Indië ook blijft het geld, het volk afgeperst in Rusland, terwijl de Engelschman het steelt en wegsleept. De Indiërs moeten jaarlijks nagenoeg 600 millioen gulden opbrengende helft ongeveer dezer ronde som wordt aan het leger ten koste gelegd, dat de bevolking in toom moet houden. Engeland snoeft, dat het Indië vrede en beschaving gebracht heeft. Wij dienen dat wèl te begrijpen. Aan millioenen inlanders heeft Engeland slechts den vrede van het graf gebracht. Door wettelijke uitplundering heeft Engeland deze rijke streken arm ge maakt. Geheel het stelsel draagt het merk der ongerechtigheid." Na deze verklaringen van een ver trouwbaar ooggetuige moet men zich een oogenblik onder de toehoorders scharen in het Lagerhuis. Minister Powler, vroeger minister van Indië, heeft het woord. In krasse termen verklaart hij, dat de toestand in Indië nooit zooveel redenen tot tevredenheid gaf als nu. Indië is volgens hem het schoonste monument, dat het Engelsche Bestuur zich oprichtte. Geen beter Bestuur voor Indië denkbaar dan het tegen woordige. En dat is ernstg gemeend door een ernstig man? Maar Engelsch-Indië ligt zooverre en John Bull is zoo diep doordrongen van zijne eigene voortreffelijkheid I Geen grooter, eerlijker, vromer en vroeder zakenman dan hij! Wel te verstaan in het genre van de zaken menschen, waarvan we hierboven spra ken, die, wanneer hnn geweten tegen een vat krenten in de schaal wordt gelegd, met genoegen de schaal aan den kant der krenten zien doorslaan. RUSLAND. Het gezegde van Roditsjef, een der Doema-leden, die uit Engeland weer naar Rusland terugkeerde dezer dagen schijnt waarheid te worden. „Niet terstond is eene omwenteling te wachten, maar later, denkelijk in October of November. Als de omwen teling er eenmaal was, zou het leger er zich stellig bij aansluiten. Reuter's correspondent te Petersburg meldt, dat daar de algemeene staking reeds Zaterdag zou beginnen. De minister van het verkeerswezen heeft van alle spoorwegen bericht ge kregen, dat er voorloopig geen teeke nen van een spoedige staking zijn. De Tribune verneemt uit St. Peters burg Op hun terugkeer van Wiborg hebben de Doemaleden aan de Finsche stations onderweg, waar honderden Finnen verzameld waren, manifesten uitgedeeld. Te Petersburg werden zij aan 't station slechts door journalis ten opgewacht. De politie dreef er de saamgestroomde menigte uiteen en nam velen in hechtenis, o. a. 70 sol daten uit Kroonstad. Naar de corres pondent vernam, zullen er ook eenige leden van de Doema gevangen geno men worden. Prins Dolgoroekof zeide hem, dat de eerste paar weken kalm voorbij zullen gaan. Daarna zal de al gemeene werkstaking eerst beginnen. Revolutionairen en socialisten berei den dien voor. De Moskousche correspondent van de Tribune seint hetzelfde. Ook meldt hij, dat het manifest van de Doema, ondanks de pogingen van de politie om het te beletten, op groote schaal wordt verspreid. Men berekent, dat er heden een half millioen in omloop zullen zijn. Toen Dinsdagmiddag om 3 uur een 150 leden van de Doema uit Wiborg te Petersburg terugkwamen stond een talrijke volksmenigto hen op te wach ten. Zij werden met geestdrift toege juicht. Geen hunner werd gevangen genomen, zegt een Reuter-telegram wel een bewijs, dat men in Peters burg de strengste maatregelen van de regeering verwacht. Wel hebben er huiszoekingen bij ettelijke leden der Doema plaats gehad. Naar 't heet, hebben de leden der Doema te Wiborg plannen beraamd om op groote schaal het leger te bewerken. De reden, waar om de Polen, hoewel met het mani fest instemmende, niet geteekend heb ben, is dat hun nationale positie an ders is dan die der Russische leden der Dooma. Zij hebben m. a. w. ook nog voor een nationale zaak te zorgen. Daarom wilden zij een eigen manifest uitvaardigen. Naar 't heet, ontbood de tsaar Zon dagochtend Moeromtsef, den voorzit ter der Doema, bij zich. Hij wilde hem tot minister van onderwijs ma ken, zegt men. Moeromtsef ging ech ter naar Wiborg. Toen hij daar giste ren vandaan kwam, liet de tsaar hem opnieuw uitnoodigen bij hem te ko men. Hij zou gaan. Uit Brest-Litvosk wordt geseind; Er is hier een soldatenoproer ge weest. Het officierscasino brandde er bij af. Het oproer is nu onderdrukt. Generaal Iwanof en een ander officier zijn gewond door soldaten van het Wladikaukas-regiment. 's Nachts zijn 240 van de muiters in hechtenis ge nomen. Te Warschau is Salamatof, het hoofd der gendarmerie, op straat met een dolk doorstoken. De dader is ont komen. Dinsdag is er beslag gelegd op alle Petersburgsche bladen, met uitzonde ring van het „Nowoje Wremja," de „Rossija" en de „Peterboeryskija Wje- domosli Van het Nowoje Wremja" lezen wij in een ander bericht, dat het nu toch de partij van de Doema trekt, al heeft het conservatieve blad er veel in af te keuren gehad. De laatste berichten van hedennacht en dezen morgen melden, dat van een oproer niets gebleken is en alles rus tig blijft. Het woord rustig te nemen in betrekkelijken zin, in aanmerking genomen de moeilijke tijden, die Rus land doorleeft. Op eene bespreking van leden der uiterste partijen werd besloten, om niet tot de algemeene staking over te gaan. In Moskou hebben talrijke inhech tenisnemingen plaats gehad. Het gerucht loopt, dat de revolu- tionnaire organisatie geheel en al ver ijdeld is. De leiders dier organisatie in het leger zijn gevangen genomen. Er zijn werkplaatsen voor de ver vaardiging van bommen ontdekt. De correspondent te St. Petersburg van de Vossische Zeituny" verneemt uit volkomen zekere bron, dat Tsaar Nikolaas den vorigen Vrijdag Goremy- kin, die niets van de ontbinding der Doema wilde weten, „hoogst genadig" als den redder van Rusland aansprak. Den volgenden dag, Zaterdag was de Tsaar van meening veranderd en ge lastte Goremykin zijn ontslag te ne men. Deze ommedraai wordt aan Trepof toegeschreven. Andere vertrouwelijke berichten uit St. Petersburg melden, dat Trepof ondersteund werd door geestelijken, grootvorsten, enz., die gedreven werden door de vrees, dat de door de Doema en de boeren verlangde onteigening van land, op overwegende wijze het geestelijke, keizerlijke en grootvorste lij ke grondbezit zou treffen. ITALIË. De Nuova Antologia vestigt de aan dacht op de verbetering in de betrek kingen, tusschen Oostenrijk en Italië. Dat het een tijd lang tusschen die twee landen spanning geweest is, wordt daarbij bedektelijk aan Duitsch land geweten. Toen Italië, zoo zegt de schrijver, indertijd toenadering tot Duitschland zocht, kreeg het ten ant woord, dat voor Italië de weg naar Berlijn over Weenen voert. Het drie voudig verbond ontstond, maar harte lijk werden de betrekkingen tusschen Weenen en Rome niet. Daarbij was de weg van Rome naar Weenen over Berlijn komen te liggen. Nu echter is het anders geworden. Italië is thans in de gelegenheid zonder eenige tus- schenkomst onmiddelijk met het Weensche kabinet te verkeeren, waar door het gevaar voor misverstand, dat bij gedachtenwisseling door tusschen- komst van een derde altijd bestaat, vermeden wordt. Geheel onafhankelijk van het verbond, dat Italië en Oosten rijk aan een gemeenschappelijken vriend verbindt, zijn de betrekkingen tusschen die twee landen nu voor 't eerst sedert lang weer volkomen vriend schappelijk. Het treffendst is dit uit gekomen door het bezoek van generaal Salletta, het hoofd van den Italiaan- schen generalen staf, te Weenen, waarin de Weensche pers het zinne beeld zag van de verbroedering der twee legers. Wat de Balkan betreft, beide landen weten nu van elkaar, dat zij daar geen veroveringen willen maken. De vriendschap tusschen Italië en Oostenrijk-Hongarije is verzekerd, en deze vriendschap kan buiten het gebied van het drievoudige verbond den algemeenen vrede in Europa slechts bevestigen. ENGELAND. Campbell-Bannerman heeft al heel wat moeten hooren over zijn „De Doema is dood! Leve de Doema!" Heel edelmoedig pogen zijne politie ke tegenstanders uit die „onvoorzich tige" woorden een slaatje te slaan. Alleen maar de mensch is zoo zwak die tegenstanders hebben den uitroep in de interparlementaire vre- des-conferentie verdraaid. Als volgt moet de zaak zich toege dragen hebben. Nadat C. Bannerman de leden der Doema wrelkom had geheeten, noemdb hij 't een gelukkig teeken, dat he' eerste besluit van de Doema ten op! zichte van het buitenland was, da zij afgevaardigden zond naar die con ferentie om mede te werken aan d< verwezenlijking „van die groote be ginselen van vrede en welbehagen die zoo onberekenbaar ver voorui zijn gebracht door het Russischi staatshoofd, die het eerste Haagscht congres in het leven heeft geroepen.' Na deze hulde aan den tsaar trou wens reeds in een vorig gedeelte var de redevoering om zijn groote ver dienste voor de zaak van den vredt gedankt, vervolgde de minister f- II houd geen beschouwing over he nieuws dat ons hedenochtend bereik heeft (nl. van de ontbinding); daar if J 't hier de plaats niet, noch nu he- oogenblik voor. Wij hebben niet vol doende kennis van de feiten om tt kunnen goed- of afkeuren. Maar di voor 't minst kunnen wij zeggen, wij die ons vertrouwen en onze hoop oj 'j het parlementaire stelsel vesten Nieuwe instellingen hebben dikwijb een bewogen, ja zelfs een stormachti ge jeugd. De Doema zal in een oi anderen vorm herleven. Wij kunner in allen ernst zeggenDe Doema it dood. Leve de Doema Dat is eene geheel andere lezing De stemming in Engeland is overi gens anti-Russisch, wat ons niet ver wonderen mag, daar de concurrentie in Azië, dezelfde is gebleven. De parlementaire conferentie heeft' gister een besluit aangenomen, waar in zij den wensch uitspreekt, dat het Haagsche congres het vraagstuk van beperking van bewapening ter hand zal nemen. Verder nam de conferentie het voor-, stel aan van Franck (België), waarin het aanstaande Haagsche congres ver zocht wordt, alleen wapenen, minutie. en ontplofbare stoffen tot oorlogscon trabande te verklarenin beginsel vast te stellen, dat geen schip, dat contrabande vervoert, noch de andere goederen, die het aan boord heeft, vernield mogen worden, en te bepa len dat ook tusschen de oorlogvoe rende partijen de particuliere eigen dom zoowel te land als ter zee on schendbaar is. Op voorstel van Beernaert besloot de conferentie daarna, dat de kwesties betreffende de rechten en plichten der onzijdigen, het gebruik van zekere oorlogswapens, alsook de beschieting van havens en open steden door vij andelijke vloten, naar de Haagsche. vredesconferentie worden verwezen. Alvorens te scheiden, verklaarde de conferentie met bijna algemeene stemmen zich er voor om het vol gend jaar weder bijeen te komen en niet in 1908, terwijl Berlijn waar schijnlijk de plaais van bijeenkomst' zal zijn, daar de voorzitter Weardale zeide, dat zulks de wensch van den Keizer is. Nadat de gebruikelijke moties van, dankbetuiging met veel geestdrift wa ren aangenomen, begaven de leden der conferentie zich in optocht naar West-' minster Hall. Nadat onderweg hunne' dames zich bij hen hadden aange sloten, had aldaar een schitterd feest-i FEUILLETON. 21. Dat was juist met mijn man het fleval, zeide de weduwe. Nu, zulke kleine bijzonderheden ?nthoudt men gemakkelijk, en gij hadt [let wel aan uw zoon kunnen verteld hebben. Be dame schudde het hoofd. Ik heb u reeds gezegd, dat ik het vermeed, met mijn zoon over zijn Vader te spreken, zeide zij eenigszins 01'geduldig, ik zelf dacht zoo min mo- |ehjk aan hem daar had ik mijn hh'gi'onde reden toe zoodat deze bij- f'ï'herheid mij geheel ontgaan was, jetdat uw opmerking er mij weer aan erinnerde; maar wat bedoelt u daar mee? Co Volstrekt niets, antwoordde de 'ernissaris, ons politiemannen ko- r' soms zulke zonderlinge vragen het hoofd op, dat moet gij mij niet kwalijk nemen, maar daar zijn wij reeds aan ons doel. Het rijtuig stond stil voor een muur van roode tegels, in welks midden een hek was, dat toegang verleende tot een ruime binnenplaats, ingeloten door een mooi gebouw. Dit was het lijkenhuis dat van bui ten zeker niets verried van zijn som bere bestemming. Een man met een uniformpet op, die juist op de binnenplaats stond, naderde het rijtuig. Gij hebt vergeefsche moeite ge daan, zeide hij, er is op het oogenblik geen lijk in de zaal tentoongesteld. De commissaris stapte uit, en drukte den man, die een kennis van hem was, de hand. Dat doet er niet toe, mijn waar de inspecteur, zeide hij op vriend schappelijke toon. Deze dame wenscht het lijk van Wilser te bezichtigen. De beambte keek de dame in het rijtuig verwonderd aan. Hm, dat is eigenlijk geen aan blik voor een dame, mompelde hij, de doode is in den lijkenkelder, en die is op het oogenblik dicht bezet. Ik ben sterk, antwoordde de oude vrouw, en verkeer op het oogen blik in een pijnlijke onzekerheid, wees dus zoo goed mij niet lang te laten wachten. Uw wensch is mij een bevel, mevrouw, antwoordde de inspecteur beleefd. Op de verantwoording van mijnheer den commissaris dan, ik zal u er heen brengen. Men ging de ijzeren deur, die tot den kelder toegang verleende, door en Wachtel, die achteraan liep mom pelde voor zich: Het is altijd goed, mijnheer de rechter van instructie, wanneer men zijn hersens gebruikt. Wees gij maar vast overtuigd, dat onze advocaat schuldig is, ik voor mij zou wel eens willen weten, hoe hij er achter was gekomen, dat de vermoorde links was; zooiets merkt men niet met één oog opslag, daartoe moet men langen tijd met iemand omgegaan hebben, en de moordenaar, die zijn maatregelen goed genomen heeft al te goed zelfs moet den ouden Wilser goed gekend en al zijn eigenaardigheden nauwkeu rig hebben bestudeerd. De inspecteur trachtte intusschen de pijnlijke ontroering die op het ge laat van mevrouw Wilser te lezen was, door een alledaagseh gesprek te verdrijven. Hij deelde haar, die slechts verstrooid naar hem luisterde, allerlei bijzonderheden omtrent het lijkenhuis mede, waarvan de inlichting voor een model van dat soort gebouwen kon doorgaan. Ja, zeide hij, terwijl hij een tweede deur voor haar opende, door deze deur treden allen binnen, de levenden en de dooden, zij die in ver twijfeling de hand aan zichzelf heb ben geslagen en zij, die door moor denaarshanden gevallen zijn, maar ook zij die eenzaam en verlaten door het leven gingen en op hunne kamer, voor allen onbekend, een natuurlijken dood zijn gestorven. Zij allen komen door dezen deur binnen. Zijn hun na men bekend, dan brengt men hen, na hen gewasschen en in het doods gewaad te hebben gehuld, terstond naar den lijkenkelder, onbekenden worden, eveneens als zij gereinigd zijn, in de publieke zaal tentoonge steld, opdat hun mogelijke verwanten, ouders, broeders, vrouwen of kinde ren, hen herkennen en hun indenti- teit vaststellen kunnen. Zij waren intusschen een steenen trap afgegaan en nu opende de in specteur nogmaals een ijzeren deur, die toegang tot den eigenlijken kelder verschafte. Dit was een ruim gewelf zeer zin delijk met witte muren en door elec- trisehe gloeilampen helder verlicht. Toch kan mevrouw Wilser bij het betreden van den lijkenkelder, hoewel die oogenschijnlijk niets afschuwwek kends had, een plotselinge huivering niet onderdrukken. De commissaris sprak haar op fluis terenden toon moed in, zij herstelde zich en ging nu met vasten tred naar binnen. Hier schreed men tusschen twee rijen vakken, elk door een ruit van het gangpand afgescheiden en in die vakken lagen de ongelukkigen, soms alleen, maar soms ook twee aan twee, die eenzaam en onbekend deze wereld hadden verlaten. Er heerscht hier een goede at mosfeer, zeide de onvermoeid pra tende beambte, men wordt er zelfs niets van gewaar, dat er ongeveer dertig dooden in dezen kelder liggen. Zie, in elke afdeeling is een rooster, waardoor voortdurend kalkluchtver- 5 ^fersching binnenstroomt, altijd vier' graden; dat belet de ontbinding, want dikwijls blijven de dooden een week of langer liggen, voordat zij van over- heidswege worden begraven. Ik heb nog verzuimd, u de kamer voor lijk-', schouwing te laten zien. Die isinder-i! daad belangwekkend; geheel ingerichti naar de voorschriften der moderne; wetenschap. Mevrouw Wilser luisterde slechts met een half oor naar hem, ofschoon het aanhoudend spreken van den be-; ambte haar een weldadige afleiding verschafte. Bij den afschuwwekkenden aan blik van al die lijken om haar heen, bemerkte zij toch, dat zij haar kracht wel wat overschat had. Nog nooit had mevrouw Auguste tegenover een lijk gestaan en thans verwachtte zij het stoffelijk overschot te aanschou wen van iemand, dien zij eenmaal, zij het dan ook lange jaren geleden, boven alles ter wereld had bemind. (Wordt vervolgd). NIEDWE HA11LIH EE COURANT l&jJLWjJi? AGITE MA HOH AGITATE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1906 | | pagina 1