Dinsdag 27 Aug. 1906. No. 6384. 31s,e Jaargang, Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland. Peddel voort, oude Jongen BUITENLAND. LIEFDE EN PLICHT. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem 1.20 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post1.65 Afzonderlijke nummers0.05 DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN. BUREAUX: St. JANSSTRAAT 1, Telefoon No. 1426. - HAARLEM. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 16 regels0.60, (contant) 0.50 Elke regel meer0.10 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE A CONTANT. Hoofdagenten voor liet Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE <fc Co., JOHN F. JONES, Suoc., Paris, 31bis Faubourg Montmartre. Het pastoortje boog zicli over de stuurstang, om den mijlpaal te kun nen raadplegen. „Etichy-sur-Ourcq tien kilo meter, twee hectometer." En dat bij een opgaanden weg Hij slaakte een zucht, bracht zijn blauwgeruiten zakdoek te voorschijn en droogde zich het voorhoofd af, andermaal zuchtend„Ik haal 't nooit!" 't Was om dood te gaan bij die warmte Niet die heldere, vroolijke warmte was't, die over het koren haar goudgloed legt en de huid roos tert, maar die zware, klamme hitte, welke hem de beenen ver lamde en ze belette krachtig de pedalen te drukken van 't erbar melijk rijwiel van nog geen veer tig gulden. Hoe moeilijk viel hem 't leven, zoo moeilijk als het fietsen nu. Gisteren las hij twee Missen Heden vier Morgen zal hij er tien moeten opdragen Er is geen pastoor meer te Gui- vry geen te Vertpré geen pas toor meer te Montaigu Trap, peddel voort, oude jongen, in uw zware lakensche toog, op uw verroest rijwiel Peddel om twee uur 's middags, als iedereen een uiltje knapt trap, om op 12 kilometer van uwe parochie een zieke te bezoeken die U misschien niet eens ontvangen zal Peddel, en neem in 't voorbij gaan het „kwaak, kwaak!" in ont vangst van dien landlooper den spotlach van dien slagersknecht, welke zoo lekker tusschen de coteletten zit in zijn tweewielig kar retje „Heerlijk Peddel er lustig op los! Gegroet, brave jongen! Je hebt de ruimte nu En de pastoor spoedt verder over den langen weg, waar het scherpe licht verblindend terugstraalt Hij gaat verder, niet als de brieven gaarder of de boer of de burger Hij vervolgt zijn weg, begluurd, opgemerkt door iedereen be mind, verachtgegroet, belee- digd aan niemand onverschil lig. „Katholieken, plaatst uwe adverten ties in de Katholieke bladentracht lezers te vinden voor die bladen in uwe omgeving." (Herderlijk schrijven der Zwitsersche Bisschoppen.; Over de stuurstang van zijn rij wiel gebogen, denkt hij „Welk zonderling lot, dat van den priesterHoe verheven moet zijn ambt wezen, dat hij nergens onopgemerkt blijft Toch is hij niets, naar de gewone menschelijke opvatting. Zijne ouders bewerkten den akker.Zijn spaarpotje op de pastorie bevat geen honderd francs Als hij van avond thuis komt, zal zijn maal dat van den armsten boer gelijken wat soep, een stukje spek, door zijne zuster gebraden Morgen zal hij nog minder zijn. hij zal de ongelukkige 900 francs niet meer krijgen, waarover de Regeering hem zoo hard viel.... Zijn kerk zal misschien gesloten zijn. De slungel van het openbaar on derwijs zal nog een beetje meer van uit de hoogte neerzien op hem, die toch het diploma van bachelier-ès- lettres behaalde. Waarvan zal hij bestaan Waarheen zijne schreden rich ten Zal hij zelfs het recht hebben om te werken? En toch, over dien armen drom mel van een Pastoor spreken alle kranten. Zijn versleten toog wordt in alle zaken gemengd de ministers worden om harentwille geïnter viewd, en nooit wellicht in onze vaderlandsche geschiedenis heeft men 't zoo druk gehad over „de pastoors" als in den tegenwoordigen tijd, nu men voorgeeft, dat men niet weet of de Paus bestaat, de Pastoor dei- Pastoors Onverklaarbaar dat alles, uitgenomen voor hen, die het geloof bezitten. En op dien verlaten weg, te mid den der akkers, waar alles sluimert, bezwijkend onder licht en hitte, vervolgt de Pastoor zijn onderzoek. Ja men verfoeit en bemint mij, omdat over mijn armelijk kleed straalt de geduchte waardigheid van het priesterschap, nachtmerrie dereenen, vertroostingder anderen!... Ik ben de gezant Gods niet van een onzekeren God, maar van Jesus Christus, Die eerbied oplegt voor de Tien Geboden, waaronder er enkele worden gevonden, die soms zeer moeilijk na te komen zijn Niet mij dus beleedigt men, mtj, mijnheer Durant of Dubois! Neen, 't is de Priester. Want de priester verdedigt het vólk tegen zich zelf... tegen zijne driften tegen alle slechte herders, die zijne rechten schenden, het zijne plichten niet voorhouden. Want de priester, hij moge zelf een zondaar wezen, heeft de opdracht gekregen om de wereld toe te roe pen het „Non licet!" van God En die twee woorden deden vroe ger de Engelen uit den hemel val len Mag ik dan verstoord wezen op den slagersknecht, die spotlachend van zijn karretje op mij neerzag? Ziedaar waarom men nooit den dominee der naburige stad beleedigt, zelfs niet in de herberg, als hij zijn pale-ale komt drinken. Wien zit hij in den weg? Over welk onaantastbaar „Credo" heeft hij te waken Neen, hij vertegenwoordigt niets meer hij drijft af en mee op den stroom der gewone samenleving vergeten burger, buiten het boven natuurlijke gebannen dorre tak, van den stam afgesneden... Vervolgt de razende wieling het drijfhout, dat zij meesleurt? Nog maar zeven kilometer meer De zon priemt nijdig neer op den wegAchter den priester aan volgt een ijle, purpergrauwe scha duw... In de stiklucht wemelt het van donderwolkjes Peddel voort, oude jongen En het pastoortje, badend in zijn zweet op het rijwiel, denkt aan de geduchte zending der toekomst... aan de taak om Frankrijk tot een nieuw leven te brengen. Vivent ne ossa ista! Zullen die puinhoopenooit weder opgebouwd kunnen worden Gij alleen, priester van den ver rezen God, gij alleen kunt hierop antwoorden Neen, niet de oude Sarrien, niet de oude Combeszelfs niet de oude Clemenceau, hoe sluw ze we zen mogenDe groote dingen wor den niet door de sluwheid totstand gebracht Of wel de priester zal den moed opgeven, gelijk een arbeider, die voor een onbewerkbaren akker staat En het laatste woord onzer ge schiedenis zal gesproken zijn Het onherstelbaar verval komt over ons. Na de heerlijke bladzijden, ge schreven door een Germanus, een Lode wijk IX, een Bernardus, een Richelieu, een Bossuet, een Vineen- tius a Paulo, een Lacordairezal het failliet, het bankroet volgen dei- priesterschap, die zich onttrekt aan hare zending Of wel de priester zal zich pries ter voelen meer dan ooit.... En begrijpende op dit allerern stigste tijdstip, waarom God hem de handen ontbond, zal hij den akker betreden, waar zoovelen hem zijn voorgegaan En den honger voor niets tellend en den dorst, verachtend alle menschelijke bekommernis, zal hij arbeiden uit alle krachten, volhar dend en onvermoeid, als die gerin ge schepselen, welke de grondves ten der aarde vormden en nog opbouwen Dan, maar ook dan alleen zal de Fransehe priesterschap van 1907 de priesterschap van alle landen vrij in het gelaat kunnen zien zelfs die van den Kuituurkamp. Want erger dan deze zal zij door leefd hehben. Zij zal hare heerlij ke bladzijden geschreven hebben de bladzijden der separatie, der scheiding, maar ook die dei- reparatie, van het herstel. Zij zal de sterke schakel geweest zijn van dezen ketting, de on ver breekbare schakel En spijt de bovenmeiisclielijke inspanning der Loge, zal het niet dit geslacht van priesters zijn, 't welk het vaandel des Satans op de verlaten kerk van Frankrijk zal laten planten. Peddel voort, oude jongen En plotseling bemerkte het pas toortje, dat zijn voet zóó krachtig trapte, dat "liet huis, 'twelk hij nooit meende te zullen bereiken, reeds twee kilometers achter hem lag (Naar 't Fransch van „Peter de Kluizenaar") Staatkundig Overzicht. FRANKRIJK. De magonnieke en aan de Regee ring verkochte bladen juichen, nu zij Zijne Heiligheid overtuigd meenen te hebben van sofisterij. Het woord leugen durven sommige, zooals de def tige 'Temps, nog niet gebruiken, doch daarop komt het eigenlijk neer. Gelukkig ontbreekt bij dit treurig bedrijf het comische niet. Wat toch heeft de Temps aangevoerd, om hare stoute beweringen met bewijzen te staven? En wat dc SiècleDe repu tatie van beide bladen is nu juist niet van dien aard, dat wij ze op hun woord gelooven zouden, ingeval ooit het dwaze denkbeeld in ons opkwam hunne geloofwaardigheid tegen die van ons aller Opperhoofd in de schaal te leggen. Een ongenoemde zou een en ander meegedeeld hebben; die mededeeling is door de buis van Temps en Siècle ter algemeene kennis gebracht. Met zulk systeem kan men alles zeggen en schrijven en Z. Heiligheid allerlei verzuchtingen doen slaken. De methode vindt andere beoefenaars. Immers de Par. corresp. van dc N. R. Ct. heeft ook al eenige Pastoors gesproken vooral een „oude" onder dezen laat hij heel wat vertellen. En hij zelf ver telt ook niet weinig er bij. Volgens hem zitten zelfs de goede Katholieken leelijk in de klem, de clericale bladen spreken de '1 emps wel tegen, maar dat telt natuurlijk niet mee. Alleen de Temps weet het en is voor die niet-geloovers op gezag onfeilbaar. Zoo schrijft men de geschiedenis. Doch laten we die bakersprookjes rusten. Gabriel Latouche, een Parijsch schrij ver, die voortdurend uitmuntend op de hoogte bleek van het verloop der ker kelijke gebeurtenissen in Frankrijk schreef gisteren „De Temps en de Matin hebben dezer dagen verschillende artikelen gepubli ceerd, waarin zij een trouw verslag heeten te geven van hetgeen er voor gevallen is op de vergadering der Bisschoppen den 30 en 31 Mei en 1 Juni, en den Schrijver van de Ency cliek in tegenspraak pogen te brengen met de Bisschoppen. De heer de Mun heeft de Temps reeds formeel tegengesproken. Wij kunnen met volstrekte zeker heid mededeelen, dat de verhalen, waarop de magonnieke pers een gansch stelsel van lasterlijke aanvallen bouwt, onjuist zijn. Onjuist het verslag der zittingen, wat de stemmingen betreft; onjuist, om het niet anders te betitelen, het verzonnen commentaar, den H. Vader in den mond gelegd, over zekere stem ming betreffende de godsdienstige ver- eenigingen. Wij kunnen luide verklaren, daar wij 't uit de beste bron te weten kwa men, dat de publieke meening niet de minste echte waarde aan de stuk ken mag hechten, aan de stukken, die men haar te lezen gaf. Er is ons een valsch verslag gegeven, en die om standigheid rooft alle crediet aan al dien rompslomp. Men zal begrijpen, dat wij bij zoo'n teere aangelegenheid er niet meer van kunnen zeggen maar wij hebben de volmacht, ja, zijn zelfs uitgenoo- digd om te spreken, gelijk wij hier deden." RUSLAND. Nadere berichten over den aanslag op Stolypine brengen de volgende af schuwelijke bijzonderheden: De mannen, die den aanslag pleeg den, poogden met geweld toegang te krijgen. Onder de worsteling liet een der vier, die als gendarmerie-officier gekleed was, zijn pet vallen. Daarop volgde eene geweldige ont ploffing, alles kraakte en werd uit elkaar gerukt. De anti-cliambre, het belendend vertrek, de ontvangstzaal, de hoofdingang, de stoep, het balkon der tweede verdieping werden tot puin geslagen. De minister was in zijne werkka mer en bleef ongedeerd evenals zijne echtgenoote zijn zoontje echter en zijn dochtertje, die zich op het balkon be vonden, werden omlaag geslingerd. De laatste verloor beide beenen, de eerste had eene gapende wonde aan het hoofd. De dood van het meisje, gister gemeld, wordt niet nader beves tigd. 't Is echter onmogelijk, dat zij zulk eene verminking overleven kan. 't Zoontje is een kind van drie jaar. Stolypine is met zijne vrouw naar zijn winterverblijf te Sint Petersburg teruggekeerd. De uitwerking der ontploff ing was verschrikkelijk. Links en rechts lag de grond bezaaid met ledematen van gedooden of gekwetsten. Enkele lijken zijn totaal onkenbaar. Woronin, den ceremoniemeester, werd het hoofd van den romp gesla- gen. Voor minister Stolypine is 't eene beproeving, schier erger dan de dood. Toch hield hij zich kalm, doch hel koortsig flikkeren zijner oogen verried, wat er in zijn binnenste omging. De Keizer heeft onmiddellijk aan Stolypine het volgende telegram ver zonden „lk vind geen woorden om mijr verontwaardiging uit te spreken. Ik dank God, dat Hij u beschermde en ik hoop van ganscher harte, dat uw zoon en dochter spoedig hersteld zul ieti zijn evenals de andere gewonden. Nikolaas." Stolypine kreeg ook telegrammen van de grootvorsten Wladimir, Con- stanlijn en Alexander, benevens van de grootvorstinnen Elizabeth en Euge nie en van graaf Witte. De geneesheeren vonden gisteren den toestand van Stolypine's dochter zeer bedenkelijk. Over de ontploffing wordt nog nader gemeld Het bediendenpersoneel wilde: ofschoon het ontvangdag was, de daders niet doorlaten, omdat de inschrijvings- lijst voor bezoekers gesloten was. Bij, het handgemeen, dat ontstond tusschen de bedienden en de indringers, liet een van deze laatsten een bom vallen. Er werden 27 personen op slag gedood; van de daders werden drie gedood en een vierde in hechtenis genomen. Ge dood zijn nog, behalve generaal Sam- jatinen den ceremoniemeester Woronin' en het lid van den ministerraad Ko- wostof, prins Nakasjidseeen kapitein der gendarmeriewachten, bedienden, en boden. Verwond zijn 25 personen, waaronder twee ambtenaren van mi nisteries en een generaal der artillerie. Het gebouw is vreeselijk toegetakeld. Terstond na de ramp legden de minister van financiën, de minister van marine, de minister van oorlog grootvorsten en het diplomatieke korp bezoeken bij Stolypine af. De hoofddader, wiens lijk door' militairen wordt bewaakt, is een jong man van 25 jaar. Al voor een paar dagen wilde eer' gepensioneerd officier, een zekere Bo- borykin, den minister-president voor een" aanslag waarschuwen, maar men liet hem niet toe. Heden is Borbory-' kin in verhoor genomen. Stolypine bevrijdde zelf zijn zwaar- gekwetste kinderen uit de puinhoopen In het hospitaal St. Peter en Paul zijn binnengedragen 24 lijken en 22 gekwetsten, allen slachtoffers van de ontploffing. Van de gewonden over leden er drie onder het verbinden bovendien nog drie in den laten avond, zoodat het geheele aantal dooden derJ tig bedraagt. Vier gewonden, die me verdenkt van medeplichtigheid aan de misdaad, zijn naar het gevangenishos: pitaal overgebracht. Nog weer een nieuwe moordaanslag wordt vermeld: De bevelhebber van het Semenofsky regiment, generaal Minn, is Zondag avond op Peterhof vermoord. Nadere berichten zeggen, dat gene raal Minn zich aan het station ti" Peterhof bevond met zijn familie, toen' FEUILLETON. 48. (Slot.) Hij zweeg, door aandoening over mand. Hilda echter sloeg de armen om zijn hals en kuste hem dankbaar op de wangen. Gij zijt toch mijn goede vader, seide zij zacht. Wij zullen het u ruim schoots vergelden, aeh, als God nu 'naar een wonder verricht en Arthur doet genezen. Daarmee zag het er echter voorloo- pig nog treurig genoeg uit. Weken en weken verliepen, zonder dat er een verandering ten goede viel Waar te nemen. Mevrouw Augusta en Hilda weken "ijna niet van het ziekbed; zij duldden det ternauwernood dat de verpleegster )'an het ziekenhuis hem haar hulp ver eende, wanneer hij in brandende koorts ter neder lag. Eindelijk week de doodsengel van et ziekbed van Arthur. De lijder had de crisis gelukkig door staan en nu trad de genezing in, maar deze vorderde uiterst langzaam. Eindelijk, toen men reeds midden in den winter was, kon Arthur als licha- melijk genezen beschouwd worden; maar het lijden dat zijn ziel ondervond, was nog niets verminderd. Tusschen moeder en zoon was het tot een smartelijke verklaring gekomen. Met eindelooze liefde had de oude dame de armen om haar zoon geslagen en hem aan het hart gedrukt, terwijl zij hem warme dankbetuigingen in het oor fluisterde. Arthur had haar met een glimlach van diepen weemoed geantwoord: Gij meent het goed, moeder, en gij draagt als een heldin de schande, die deze ellendeling over u en mij gebracht heeft, maar zie, mijn leven is nu toch verwoest, ik kan het niet weg cijferen, dat ik zulk een vader heb gehad. Angstvallig ontweek Arthur elke toespeling op zijn verloving. Hij was op dat punt ten hoogste prik kelbaar en verklaarde zijn bekommerde moeder, dat hij Hilda nimmer wilde weerzien. Ja, hij bezat zooveel wils kracht, dat hij weigerde haar te ont vangen, toen zij hem met haar vader kwam bezoeken. Vruchteloos betoogde zijn moeder dat hij het arme meisje door deze hard nekkigheid een doodelijke smart be rokkende. Ik weet wat ik aan haar verschul digd ben, zei Arthur met droeven ernst. God is mijn getuige, moeder, dat ik haar meer dan mijn leven bemin, maar juist daarom moet ik elke gedachte aan een verbintenis met haar verre van mij zetten. Ik ben de zoon mijns vaders, gesmaad, onteerd, voor mij kan geen geluk meer bestaan. Sedert hij met zijn genezing het volle bewustzijn over zijn toestand terugge kregen had, was hij zooveel als een menschenschuwe zonderling geworden. Hij had zich van de lijst der advo caten doen schrappen en op zekeren dag kwam hij bij zijn moeder om haar zijn besluit mee te deelen, de stad voor goed te verlaten. Ik kan niet langer dezelfde lucht met Hilda inademen, zeide hij dof. Alles hier herinnert mij aan haar schande. Arthur verklaarde reeds den volgen den dag een reis om de wereld te zullen aanvangen, die hem langer dan een jaar afwezig zou houden dan wilde hij, öf naar lichaam en ziel genezen, öf in het geheel niet terugkeeren. In haar wanhoop snelde mevrouw Augusta, die geen invloed meer op het somber geworden karakter van haar zoon bezat, naar den vader van Hilda en deelde hem alles mede. Met Warnstorf had een geheele ver andering plaats gegrepen. Door de houding van Arthur na zijn herstel, had deze meer dan ooit de geheele onbegrensde hoogachting van den millionnair voor zich gewonnen. Met trots en vreugde herkende de han- delsraad zijn eigen karakter in dat van den jongen advocaat. Tot groote verwondering van Arthur, liet zijn moeder hem kort daarop ge makkelijker vertrekken, dan hij had durven hopen. Met het hart vol weemoed verliet hij de stad, waarin hij zooveel jammer had doorleefd. Thans voort! Voort tot eiken prijs! Hij gevoelde, dat alleen de wijde, wijde wereld hem leniging brengen kon. Reeds in de residentie had Arthur voor zich een plaats besproken aan boord van een der trotsche zeebooten van den Noord-Duitschen Lloyd naar Zuid-Amerika. Daar zou hij het eerst heentrekken en dan verder, onverschillig waarheen, totdat hij vrede en vergetelheid had gevonden. De avond vóór zijn vertrek brak aan. Den volgenden middag zou het stoomschip de haven van Hamburg verlaten. Arthur zat, door droeve ge dachten beziggehouden, in den winter tuin waar hij was afgestapt.. Eerst toen twee zachte, ronde armen zich om zijn hals strengelden, toen twee liefdevolle, heldere oogen in de zijne staarden, ontwaakte hij uit zijn gepeins en sprong met een kreet overeind. Hilda! Gij! Gij! riep hij uit, niet in staat te begrijpen door welk wonder de geliefde, aan wie al zijn gedachten gewijd waren en die hij op dit oogen- blik verre van zich gewaand had, zoo plotseling in zijn naaste omgeving was getooverd. Mijn God, wat moet dat beteekenen Niets anders, dan dat ik met u de wereld in wil trekken, zeide het lief tallige meisje met een glimlach om den mond en tranen in de oogen. Ogij booze, lieve man, dacht gij dan werke lijk, dat uw Hilda u zou laten heen gaan. Ik ben de uwe en eeuwig wi ik het als mijn hoogste geluk beschou wen, de uwe te zijn. Hilda, Hilda, welk een smart ver oorzaakt ge mij, stamelde Arthur al; in een droom. Gij maakt mij het schei den onnoodig zwaar. Het noodlot zei scheidt ons en Neen, slechts uw booze hoofd if het dat ons scheidt, vleide het meisje' maar ik zie niet van u af. Uw moedei en mijn vader zijn eveneens hier, ir alle stilte heeft mijn vader alles tol ons huwelijk in gereedheid gebracht hij heeft de volledige papieren in zij r zak en morgen zult gij, of ge wilt o niet, uw bruid naar het stadhuis voerer en dan maken wij gezamenlijk de we reldreis. God zal mij wel de krach verleenen, u gelukkig te maken. Een jubelende kreet kwam ove: de lippen van Arthur, zijnweerstands vermogen was gebroken. Hij drukte he bevallige meisje aan zijn hart en than: eerst besefte hij, dat niets in staat zou zijn, hen te scheiden. EINDE. NIEUWE lAARLBHSCHICOURANT MAIN TIEN AGUE MA NON AGITATE. ij-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1906 | | pagina 1