Zaterdag 13 Oct. 1906. No. 6425. 31s,e Jaargang Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland. BUITENLAND. De familie Fromentier. BINNENLAND. Week abonnementen a 10 cent per week. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Haarlem J 1.20 Voor de overige plaatsen in Nederland franco peprjapb^e 1.65 Afzonderlijke nummerst 'atfjL 0-05 DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZONDEN FEESTDAGEN. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regels0.60, (contant) 0.50 Elke regel meer0.10 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE a CONTANT. BUREAUX: St. JANSSTRAAT 1, Interc. Tel, No. 1426. - HAARLEM. Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 31bis Faubourg Montmarter Ter kennismaking zenden wij aan niet-geabonneerden nog eenigen tijd GRATIS onze Courant, hopende op die manier in al de Katholieke gezinnen van Haarlem en omliggende Gemeenten weldra eene blijvende plaatste veroveren. De „Nieuwe Haarlemsche Courant" is het eenige plaatselijk KATHOLIEK Dagblad, het eenige dus, dat veilig in ieder Katholiek huisgezin gelezen kart worden. Naast Hoofdartikelen over allerlei actueele onderwerpen, boeiende Feuil letons, plaatselijke, binnen- en buiten- landsche en speciaal Katholieke Nieuws tijdingen uit alle landen en wereldstre ken, brengt het zijnen Lezers op ZATER DAGAVOND de OFFICIEELE KERK- LIJST voor Haarlem en omliggende Gemeenten, die GEEN ander plaatselijk blad geven kan. Agenda voor Zondag. Bondsgebouw St. Bavo (Smedestraat) Bijeenkomst Oud-Zouaven. R. K. Volksb. afd. Beverwijk 71/2 uur. Algemeene ledenvergadering. R. K. Volksb. afd. Velsen, Maan- delijksche vergadering. Schouwburg Jansweg, Operette. Sociëteit „Vereeniging,' Bioscoop, Passiespelen. Concertzaal „De Kroon" Bioscoop. Café-zaal „De Kroon" Weener Da mesorkest. Haarlemsche Krabbeltjes. XII. "Wie geregeld de rubriek „Stads nieuws" bijhoudt, zal zich nog al eens verbazen niet alleen, maar ook ergeren over de herhaal de voorvalletjes, die een alleron- prettigst licht werpen op de Haar lemsche straatjeugd, op de veilig heid in Haarlem's straten. Naar 't schijnt heeft die veelbe lovende straatjeugd het rijk geheel aan zich. Lees b.v. een berichtje als dit, 'twelk wij uit „Haarlems Dagblad" knipten: Wreed. Een jongen van een jaar of tien gooide Woensdagmiddag op de Groote Markt met een grooten keisteen naar een klein hondje, dat bij twee dames hoorde. De worp kwam zoo aan, dat 't beest dadelijk dood was. Een politieagent nam het beest mede naar het Politiebureau. Op klaarlichten dag, op de Groote Markt, smijt een kwajongen met een grooten keisteen een hondje mors dood, waarmee twee dames uit wan delen zijn. Het slot der geschiedenis luidt, als de natuurlijkste zaak ter wereld: „Een politieagent nam het dier mede naar het politie-bureau" want met „het beest" wordt toch zeker niet de deugniet bedoeld, die deze beestachtigheid uithaalde. Hadden we niet behooren te ver nemen: „de politieagent greep den deugniet bij den kraag en bracht hem naar 't politie-bureau. De ver diende straf zal dus niet uitblijven Zoo diende het te wezen. Maar neen, met het beestje in den arm wandelt de man der openbare vei ligheid naar het bureau. Daarmee schijnt zijn taak afgedaan, zijn plicht volbracht. Nemen we het andere geval van Woensdagavond. Juffrouw Karis, op weg om hare avonduren aan een Katholiek liefdewerk te wijden,wordt op de Voldersgracht schier gestee- nigd, verliest bijna een oog door de baldadigheid eener bandelooze straat jeugd. Waar was de politie? Die vraag wordt telkens gedaan, en blijft on beantwoord. Als de Karabiniers in Offenbach's bekende klucht, vertoo- nen zich de dienaren der H. Her mandad meestal eerst dan, wanneer alles afgeloopen is. Misschien zegt deze of gene „En ze hebben nóg gelijk Eerlijk opgebiecht en onder ons gezegd en gehoudendat zinnetje is mij ook wel eens ontsnapt. De agent draagt een uniform, een sabeliets martiaals poogt men hem te geven, maar de man is als de geschilderde soldatendreigen kan hij, toeslaan niet. De kwajongens weten beter dan iemand of zijn ze niet het meest betrokken in de zaak dat ze rustig dien „bandhond aan dpn ket ting" kunnen tergen. Men duide me de vergelijking niet euvelzij is hier de eenig juiste. De bengel, die, met inachtneming van den behoorlijken afstand, op zijn hoofd rond het hok van den band hond wandelt, smaakt een uit gelezen genot, wanneer het beest schuimbekt van machtelooze woede. In den politie-agent ziet dezelfde hengel zijn gezworen vijand. En hij zou geen plezier hebben in het „pesten" van dien vijand, dien bre- kespel Wie dat beweert, kent niet liet revolutionaire duiveltje, dat wij allen in ons omdragen, een duiveltje, dat bij den echten straat slijper een legioen andere booze geesten schijnt aan te lokken. Machteloos en weerloos staat de agent in den regel tegenover die vlegels. Menschelijk is het daarom, dat hij een oogje sluittot op ze kere hoogte vergeeflijk zelfs, dat hij, zijne zwakheid kennend, het gevaar de hielen keert en zeer krijgshaftig denkt„Er is een relletje, een op stootje, laat ik gauw verderop wan delen, in tegenovergestelde richting! Ik beweer niet, dat onze agenten aldus hun consigne opvatten. De Hemel beware meToevallig is het echter zeker, dat op de tien keeren, waarbij de hulp van een agent noodig is, minstens negen keer vruchteloos naar hem uitge zien en gezocht wordt. Dat is een feit, een hoogst be treurenswaardig feit. In geheel an deren zin dan in liet bekende kin derversje „Zou ik voor den klepper vreezen schijnt onze straatjeugd te neuriën: "Zou ik de politie vreezen Neen, die kloeke mannenschaar Laat gerust de beest me spelen Hier in Haarlem 't gansche jaar." Die toestanden zijn in ieder ge val weinig geruststellend voor de burgerij en ik begrijp nu, waarom sómmige bewoners onzer goede stad wel eens zeggen: „Wij houden maar liefst de hoofdstraten, vooral als 't begint te schemeren." En is er heusch geen genees middel tegen deze kwaal, die u als mij, die ons allen kan doen lijden? Staat de Overheid machteloos te genover de aangroeiende bande loosheid der straatjeugd? Vermag zij niets tegen dit ergerlijk euvel LODEWÏJK Sr. DUITSCHLAND. De gedenkschriften van prins Von Iiohenlohe, waarvan tot nu slechts uittreksels gepubliceerd wer den in de dagbladen, zijn in twee deelen van 1000 bladz. ongeveer verschenen. Door de zonen van den overle dene zijn ze in 't licht gegeven. Zij zullen heel wat opspraak ver wekken, daar de periode van 20 jaren levens van den prins niet be handeld kon worden, zonder dat nu nog levende personen, zeer hooggeplaatste, daarbij ter sprake komen. Een paar uittreksels om eenig denkbeeld te geven van het geheel. Over Kroonprins Wilhelm, den te- genwoordigen Keizer, luidt het ,,'t Is een onnadenkende jonkman, van wien zijne moeder bang is. Hij heeft geschillen met zijn vader. Naar men zegt, oefent zijne vrouw een kalmeerenden invloed op hem." Over de beide Bismarcken, vader en zoon, wordt een zeer ongunstig oordeeld geveld. „De prins van Wa les (de tegenwoordige Eduard VIII van Engeland) zeide te walgen van de onbeschoftheid der Bismarcken, vader en zoon." Ook tegenover de weduwe van Keizer Frederik III gedroeg zich Bismarck als een slecht opgevoed landjonker uit Lommeren. FEUILLETON. 40. Waar wilde deze kleine mier wel naar toe? Aflette schepte er behagen in ze te plagen door telkens nieuwe plooien in haar japon te maken, die voor dit kleine diertje gelijk moesten staan met verschrikkelijke ravijnen en hooge bergenwaar zij met dezelfde heldhaftigheid door- en overkwam. Eindelijk, na vele vergeefsche pogin gen, was de mier tot Aliette's cein tuur gekomen en het jonge meisje was bijna hare zorgen vergeten, toen /.ij, het hoofd opheffend, Frangois Li- vron op het boschpad zag aankomen. Bijna op deze zelfde plaats had hij haar bij hunne beide vorige ontmoe tingen gezien. Eens had zij hem niet aangezien, den anderen keer was zij op den loop gegaan. Thans, nu zij hem zoo goed kende, bleef zij rustig zitten, wel wat verle gen want hij boezemde haar nog altijd ontzag in en nog nooit was zij met hem alleen geweest. Weet gij ook, juffrouw Aflette, waar mijnheer Fromentier is? vroeg hij op heel natuurlijken toon. Vandaag is men met den oogst begonnen, antwoordde Aflette. Hij moet in het veld zijn aan den kant van Firetour of bij Thomas. Zij wees de twee tegenovergestelde punten van den horizon aan. Dat is heel ver, sprak de jonge man met een zucht. Hij, die gewoon lijk zoo onvermoeid was, scheen nu uitgeput te zijn; hij veegde zich het zweet van het voorhoofd, keek met treurigen blik naar zijne schoenen, die door de lange wandeling onder het stof zaten, en dan met begeerige oogen naar het schaduwrijke plekje, waar Aflette zat, en deze verwonderde er zich volstrekt niet over, dat hij naast haar plaats nam. Een oogenblikje rust, sprak hij, en dan ga ik mijnheer Fromentier spreken. Voor van avond moet ik bem nog spreken, want mijn huur eindigt morgen, dat is mij daar straks inge vallen, en ik heb nog juist den tijd. om de noodige maatregelen te nemen. Zoo, gaat gij weg vroeg Aflette. - Moet ik dan niet heengaan? Waarom deed hij deze vraag? Hij wist immers zelf beter, wat hij doen moest, dan zij. Ja, als uwe zaken het vereischen. Zie ik er dan uit als eeu man, die zaken doet? Neen, dat voorkomen had hij niet. Mannen van zaken waren gewone kooplui, die hooi, stroo of hout kwa men koopen bij oom Fromentier, en de notaris, die zoo leelijk was met zijn gelapte overjas aan en zijn pruik op, en de deurwaarder van Doublons, een kleine man, met gluiperige oogen, die u noodzaken te vertrekken. De kunst is bijna mijn eenige bezigheid, mijn eenig genoegen en mijn eenige vriend, antwoordde Francois Livron, en ik moet er bijvoegen, dat wij samen nooit een verblijf gevon den hebben, dat ons beter aanstond dan hier. Maar dan moet gij nog wat blijven. Frangois Livron keek haar vlak in het gelaat. Zij zag er bekoorlijk uit Na zijn ongenade moest hij echter hij dezelfde beleedigde vorstin op audiëntie gaan en zich vernederen. Een hoogst interessant boek voor allen, die belang stellen in de Duit- scbe staatkundige geschiedenis der laatste twintig, dertig jaar. Dat de Keizer de publicatie sterk afgekeurd en scherp veroordeeld heeft, behoeven we niet te zeggen. Eu de enkele regels, die wij aanhaal den, als. betrekking hebbend op Wilhelm II, geven duidelijk genoeg het waarom. ITALIË. Niet weinig opspraak is te Rome en in geheel Italië verwekt door een rede, welke generaal Pedotti enkele dagen geleden uitsprak. Deze oud- minister van oorlog, thans opperbe velhebber van een legercorps, ver klaarde onder meer, dat de goede bewapening van Italië ook dit voor deel oplevert, „dat liet sjioedig zijne grenzen zou kunnen uitzetten tot aan de golf van Trente." Deze rechtstreeksclie bedreiging tegen Oostenrijk wordt door de offi cieuze „Agenzia Italiana" tegenge sproken. Onlangs vermeldden wij liet spoor wegongeluk bij Piacenza. Onder de reizigers bevond zicli ook een per soon, die het zoogenaamd diploma tieke valies van het Vaticaan over bracht. Hij bekwam geen letsel, maar tot nu toe is het valies met de diplomatieke stukken, spijt alle na sporingen nog niet terecht gekomen. Gelukkig wordt er bijgevoegd, dat het diplomatieke papieren van weinig beteekenis waren. ENGELAND. In de Pall Mall Gazette schrijft do heer Montgomery, dat hij geen deel wenscht uit te maken verder van de Doema-Com missie. Reeds vóór hem schreef de heer Strachey, hoofdredacteur van de Spectator in denzelfden geest. Dat is twee. Het schijnt den heeren nu dui delijk geworden, dat zij een ver keerden weg insloegen. Laten we er van zeggenBeter ten halve ge keerd dan geheel gedwaald. In ieder geval komt van de groote demonstratie niets meer in. M isschien zelfs blijft het heele kleintje achter wege. BELGIE. Vermeldden wij gisteren, hoe 500 kinderen uit Verviers, slachtoffers der groote staking, te Antwerpen bij „pleegouders" een onderkomen vonden, thans verluidt, dat men plan heeft, om ook de volwassenen naar elders over te brengen. Er heeft zich met dat doel een comité gevormd, waar zich de va ders en moeders kunnen komen inschrijven. Ongeveer 1000 perso nen hoopt men eerlang te laten vertrekken. Verschillende dames uit Luik zijn naar Verviers gegaan, om andere kinderen tot zich te ne men. Op het oogenblik is de verzoe- nings-commissie nog altoos bezig en zij hoopt te slagen. Ploe dat be richt te rijmen valt met dien op handen zijnden uittocht van 1000 volwassenen, begrijpen wij niet it»cht. Of hebben 't die duizend zóó bont gemaakt, dat ze in geen ge val meer aangenomen zullen of kunnen worden RUSLAND. De partij der „Russische Man nen", die door de constitutioneele partij „de zwarte bende" wordt genoemd, heeft besloten, dat hare leden voortaan een zichtbaar her- kenningsteeken zullen dragen en bijstand verleenen zullen aan ieder, die door de revolutionairen wordt lastig gevallen. Te Odessa heeft graaf Kanovit- syne, die daar het hoofd is der „Russische Mannen" eene kennis geving laten aanplakken, waarbij den terroristen wordt aangezegd „Wij zullen geen enkelen revolutie man meer uitleveren aan de politie, die eerst de terroristen schijnbaar ge vangen houdt, maar ze spoedig weer vrijlaat, en hun de gelegen heid geeft om nieuwe diefstallen en moorden te plegen." De Russische mannen vormen een eigen legertje met eigen vaan dels en eigen wapens. Hun wapenspreuk luidt: „Voor den Tsaar, den orthodoxen gods dienst en het Russische volk." Hare leden zijn vooral mannen uit het volk. Er word gezegd, dat zij tePe- tersburg 45.000. te Moskou 11.000, te Kiew 25.000 man sterk zijn. Te Wilna heeft de politie al de leden van het Comité in hechtenis genomen, dat revolutionaire propa ganda maakte in liet leger. Onder de 23 gearresteerden zijn één offi cier, 20 soldaten en een jood en een jodin. TWEEDE KAMER. Gisteren heeft de Kamer liet debat voortgezet over eene wijziging van art. 75, waarbij wordt voorgesteld, om, behoudens noodzakelijke uitzondering, ons Europeesch Burgerlijk Handels- en Strafrecht ook op de Indische be volking toe te passen. Het amendement van Idsinga op het wetsontwerp betrekkelijk art. 75 van liet Indisch regeeringsreglement is door de regeering overgenomen. Dit amendement heeft tot strekking op de inlanders het Europeesche recht slechts toe te passen voor zoover hunne maatschappelij ke behoeften dit eischen. De hr. Idsinga verklaarde, onder instemming van den minister, dat de door dezen reeds ontworpen wetboe ken in dit stelsel passen. Het. amendement-Pierson is inge trokken het wetsontwerp is aange nomen met 58 tegen 15 stemmen. Het wetsontwerp tot goedkeuring van eene overeenkomst tot regeling van het verkeer met gedistilleerd aan de Duitsch-Nederlandsche grens heeft bij het afdeelingsonderzoek tot geen bedenkingen aanleiding gegeven. Tegen de Panjeshuizen. Men schrijft uit 's Gravenhage aan de N. Rott. Ort. Bij de aanbieding aan den minister van binnenlandsche zaken van de motie, aangenomen in de openbare vergadering van 17 September j.l., zegt het comité in zake bestrijding der particuliere pandjeshuizen, met groote ingenomenheid uit de Troon rede te hebben vernomen, dat Hr. Ms. regeering zich inmiddels deze zaak opnieuw heeft aangetrokken, en dat een wettelijke regeling ten aanzien der banken van leening in voorberei ding is. Doordrongen van de groote urgentie van voorziening in deze, verzocht, het comité den minister met aandrang, het daarheen te willen leiden, dat de toegezegde regeling spoedig tot stand kome en dan het ergerlijke bedrijf der tegenwoordige pandjeshuizen, waardoor gansche scharen onder ons volk te gronde gaan, paal en perk worde gesteld. Ongevallenwet. De St.-Ct. No. 238 bevat een Kon. besluit van 3 October j. 1. inhoudende eene wijziging van het Kon. besluit van 7 Juli 1902 (Stbl. No. 152) tot vaststelling van een algemeenen maatregel van Bestuur, als bedoeld in artikel 82 der Onge vallenwet- 1901. Voor het toezicht, in dat artikel vermeld, wordt het Rijk verdeeld in de volgende 38 agentschappen Groningen, Winschoten, Assen, Schoterland, Leeuwarden, Harlin- gen, Zwolle, Deventer, Enschede, Zutphen, Winterswijk, Arnhem, Nijmegen, Amersfoort, Utrecht, Am sterdam, Haarlem, Zaandam, Alk maar, Leiden, 's-Gravenhage, Delft, Schiedam, Rotterdam, Gouda, Dord recht, Gorinchem, Middelburg, Goes Bergen-op-Zoom, Breda, Tilburg, 's-Hertogenbosch, Eindhoven, Hel mond, Roermond, Maastricht en Heerlen. Het bovengenoemde nummer der St.-Ct. bevat de namen van elke der tot die agentschappen behoo- rende gemeente. Kamerverkiezing Leiden. De Vrijz. Kies vereeniging te ^Leiden heeft gisterenavond voor het lidmaat schap der Tweede Kamer definitief op dit oogenblik, zooals zij daar tegen den zwaren boomstam geleund zat, waartegen hare fij ne gestalte zoo voor- deelig uitkwam, en haar blank gelaat door de zon als met een gouden stra lenkrans omhuld werd. Als hare trekken maar minder kalm waren, als in deze donkerblauwe oogen maar wat meer gloed lag, wat meer geheimzinnigs Is er dan iemand hier, die gaarne heeft, dat ik blijf? vroeg Frangois Livron heel zacht. Aliette verwonderde zich over zoo veel bescheidenheid voor zoo'n een voudige vraag, en uit beleefdheid, zoo wel als omdat zij het meende, riep zij uit Wel zeker, wij hebben het allen gaarne. Zij durfde er niets meer bijvoegen, want het denkbeeld kwam plotseling in haar op, dat Luc niet zoo vurig dit verlengde verblijf wenschte_ en zij schaamde zich over hem, dat zijn liart zoo verhard was. Zij stamelde: Mijnheer Fromentier,... mijnheer Fromentier en ik Frangois Livron vroeg niet verder. Hij was opgestaan met een zegevie renden glimlach om de lippen en zon der er iets bij te voegen ging hij heen,» zooals hij gekomen was, Aliette ver wonderd achterlatend over dit zonder linge onderhoud. Bah, besloot zij, terwijl zij haar hoofd niet langer met deze gedachten vermoeide, groote mannen hebben buitengewone denkbeelden en ma nieren om te handelen, zoodat men hen niet altijd begrijpen kan. Dikwijls ook heb ik mevrouw Maloutre niet eens begrepen en Luc begrijp ik bijna nooit. Het is dus niet te verwonderen, dat ik mijnheer Livron, die zooveel geleerder is en die ik veel minder ken, evenmin begrijp. Alleen Fromen tier drukt zich altijd even duidelijk uit. Hij wordt boos, als men hem om geld vraagt, hij is tevreden als men hem wat geeft. Ziedaar alles. Wanneer deze definitie van Aliette juist was. had mijnheer Fromentier zeker goede zaken gedaan, want heden avond vonden zijn zoon en Aliette hem in het beste humeur. Goed nieuws, mijne kinderen zeide hij. Wij houden onzen buurman nog. Hij heeft mij gevraagd zijn huur- ceel voor een maand te vernieuwen. Doet u dat geen pleizier? Luc zweeg ontsteld en Aliette vroeg zich verlegen af Ik heb gezegd, dat ik veel van muziek hield en hij heeft eene piano laten komen, ik heb hem ook gezegd, dat ik gaarne had, dat hij bleef. Zou hij daarom blijven? Neen, dat is niet mogelijk, die goedheid zou van zijn kant overdreven zijn Twee dagen later vertrok Luc. De militaire wet is onverbiddelijk. Den morgen van zijn vertrek was hij zoo bedroefd, dat Aliettie er door getroffen was. Gij spot gewoonlijk met mijne gevoeligheid, zeide zij, en nu moet ik u aanmoedigen. Is het dan zoo'n groot ongeluk de boerderij voor een veer- tieti dagen te verlaten? Hij poogde te glimlachen, maar met kwalijk; verborgen angst verzocht hij haar, toch voorzichtig te zijn in dien tijd. Zij moést het hem met een hand druk beloven. (Wordt vervolgd). uoJoh flQITE Mfi NOU AQITflTE. jf; jj4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1906 | | pagina 1