Woensdag 17 Oct. 1906.
No. 6428.31s,e Jaargang.
Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland.
BINNENLAND.
De familie Fromentier.
Twee Maten.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem&q 1.
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post. ^aiFvV
Afzonderlijke nummers
DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ^"FEESTDAGEN
1.20
1.65.
0.05*.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 16 regels0.G0, (contant) 0.50
Elke regel meer0.10
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE a CONTANT.
BUREAUX: St. JANSSTRAAT 1, Interc. T#l. No. 1426, - HAARLEM.
Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère
G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 31bis Faubourg Montmarter.
Agenda voor Donderdag,
R. K. Volksbond (Bondsgebouw St.
Bavo) 81/2 uur Bestuursvergadering
Metaalbewerkers.
Tooneelzaal „de Kroon" Brondgeest-
Ensemble.
„De Kroon" (café) Weener dames
kapel.
BrongebouwBioscoop.
VereenigingBioscoop.
Heemstede: Gemeenteraad; 's avonds
71/0 uur.
Als twee hetzelfde doen, is het
toch niet hetzelfde. Deze gelijk-
vloersche diepzinnigheid zien wij
telkens in het gewone leven bewaar
heid.
In het staatkundige niet minder.
Laten we liever zeggen Daar meer
nog dan elders.
Vergelijk b. v. de daden van het
Christelijk ministerie, het ministe-
rie-Kuyper, met die van het hui
dige Kabinet.
Wat het vorige ministerie als
eene wraakroepende zonde aange
rekend werd door de liberalen, is
voor het huidige schier eene ver
dienste.
Vijf opcenten wilde het ministe-
rie-Kuyper heffendit ministerie
verdubbelt het getal. De vijf wor
den tien. De vijf werden veroor
deeld en gebrandmerkt als de slecht
ste vorm van belastingheffing. Die
slechtste vorm is nu, bij dit Kabi
net allerslechtste geworden? Dat zou
men verwachten. Niets er van. Er
wordt in het geheel niet, of bijna
niet tegen geprotesteerd. De heeren
schijnen tegen het Kabinet-Kuy-
per zoo'n keel opgezet te hebben,
dat zij nu de stem nog niet terug
kregen.
De herziening der tariefwet, de
verhooging van den accijns, door
het vorig Kabinet beproefd, waren
al evenzeer nit den booze. Men her
innert zich nog wel de muziek met
de „dure" klompen, en den heksen
dans, dien men sommigen kleeding-
stukken van® den „kleinen" man
deed uitvoeren.
Bij zeker „neutraal" blad (te Rot
terdam) hing bij de verkiezingen
een werkmansplunje buiten aan het
bureau, plunje, dat volgeas de
„neutrale" heeren veel duurder zou
worden door de schuld van Kuy-
per's ministerie.
't Huidig ministerie doet erger.
Den accijns op den drank verhoogt
het veel meer dan minister Harte
van plan was.
En er zijn er maar enkele in de
liberale pers, die zich schijnen te
ergeren daaraan 't is welwillend
heid en hoffijkheid in plaats van
de vroegere scherpe critiek.
't Is waar, de Meester heeft Kuy-
per vervangenHarte geniet al
ruim een jaar de welverdiende mi-
nisterieele ruste. Van Christelijk
ministerie is geen sprake meer.
Is men daarom het onchristelijk
uitvallen en het „paganistisch" jok
ken en valsch voorstellen zoo plot
seling verleerd bij onze tegenstan
ders
Op de schoolbanken leerden wij
Heije nazeggen
Goed is goed, en slecht is slecht,
Of het vriend of vijand zegt."
Een versje, dat eene gezonde ka
raktervorming beoogt en eene eer
lijke, manlijke overtuiging aanprijst.
In onzen karakterloozen tijd, nu zoo-
velen dwepen met sociale rechtvaar
digheid en in de practijk de socia-
ale Onrechtvaardigheid helpen be
vorderen en beoefenen, is Heije's
citaat meer van kracht dan ooit.
Sommigen lezen het liefst
Goed is slecht en slecht is goed,
Naar het vriend of vijand doet."
En die variant schijnt ook bij de
liberale pers in eere, waar het geldt
dit Kabinet en het vorige. Hoe
anders te verklaren, dat het eene
niet mocht doen, wat het andere wel
mag
Dat dezelfde maatregelen en be
sluiten in gelijke omstandigheden
toen verkeerd waren en nu goed.
Twee maten, mijne heeren En
wij hebben alle recht om u naar
Heije's dubbelen versregel te verwij
zen.
BUITENLAND.
FRANKRIJK.
Clemenceau heeft het bijeenkomen
der Kamer, op 25 October be
paald niet afgewacht, om in eene
nieuwe politieke rede het een en
ander uit de school te klappen.
Een heel anderen toon als in de
Yendeé sloeg hij te Cogolin (in het
Yar-departement) aan.
Hij zeide, dat de Scheidingswet
van den dag aan, dat zij in werking
treedt, zal worden toegepast, niet
echter in den geest van geweld en
vervolging, maar in dien van vrij
heid en rechtvaardigheid. De vij
anden van Frankrijk, die trachten
de onrust gaande te houden, zijn,
volgens den minister, slechts agen
ten van het buitenland."
Dat is zeer juist gezegd. Maar
indien later de vierschaar gespan
nen wordt over Clemenceau en con
sorten, dat wil zeggen, over de ge-
wetenlooze politici, welke de rust
en de grootheid van het land voort
durend in gevaar brachten, dan zal
deze minister waarschijnlijk in de
eerste plaats den kogel krijgen.
DUITSCHLAND.
Aan een der berichtgevers van de
Temps" deelde prins Alexander
Zu Hohenlohe-Schillingsfürst te Col-
mar het volgende mede omtrent de
brandende quaestie, de gedenkschrif
ten zijns vaders.
„Ik heb niet onmiddellijk na het
telegram van den Duitschen keizer
mijn ontslag ingediend, omdat ik den
tekst daarvan slechts kende uit be
richten in de bladen en uit een kort
schrijven van mijn broeder. Ik meen
de zulk een ernstig besluit niet te
mogen nemen, alvorens ik mij ver
gewist had van de gevoelens des
Keizers jegens mij. Maar ik wilde
ook niet in onzekerheid blijven en
vroeg daarom mijn chef, den stad
houder, om raad, terwijl ik hem
tevens mijn ontslag aanbood. Hij
gaf mij den raad te wachten.
Daarop verzocht ik den kabinets
chef van den Keizer mij te willen
ontvangen, maar deze antwoordde
mij, dat de zaak aan het rollen was
en stappen mijnerzijds overbodig
waren. Zoo bleef ik in de onzeker
heid. Dien toestand kon ik niet
langer verdragen en daarom schreef
ik aan den Rijkskanselier. Hij ant
woordde, dat hij mij den volgen
den Zaterdag te Homburg zou ont
vangen. Bij mijn bezoek aldaar,
deelde ik prins v. Bulow mede, dat
ik van plan was naar Berlijn te
gaan en Geheimrat v. Lucanus te
verzoeken mijn ontslag bij den
Keizer aan te bieden, daar ik meen
de het vertrouwen van den Keizer
te hebben verloren.
Uit het onderhoud bleek mij, dat
dit werkelijk het geval was. Daar
op heb ik mijn ontslag ingediend,
maar zoolang ik het antwoord daar
op, dat overigens niet twijfelachtig-
kan zijn, niet ontvangen heb, ben
ik niet vrij. Ik ben ambtenaar en
zal daarom gepaste terughoudend
heid in acht nemen. Wat de pers
over me zegt, verontrust me niet.
Ik heb gedaan, wat ik meende dat
mijn plicht was. Als de tijd ervoor
is aangebroken, zal ik mijn beweeg
redenen ontvouwen. Op hetoogen
blik mag ik de pers verder niets
mededeelen".
ITALIË.
In de Giornale d'Italia komt een
interview voor met een der Kardina
len. Onder alle voorbehoud deelen
wij 't hier mede, voor zoover het
Frankrijk betreft.
DeKardinaal preesLeoXIII,wegens zijn
beleid jegens Frankrijk, dat alleen uit
eigen beweging van Leo en niet onder
den invloed vanKard.Rampolla gevolgd
was. Leo XIII had het na 1870 ver
zwakte Frankrijk voor vereenzaming
behoed en het Tweevoudig Verbond
mogelijk gemaakt, dat een wereldoor
log voorkomen heeft. Daarvoor moest
het ambtelijke Frankrijk dankbaar
zijn. De Paus was helaas door de
F ransche rnonarchistenslech t gesteund
die hem zijne erkenning van de re
publiek niet vergeven konden.
De tegenwoordige botsing veront
rustte de kerk niet. Het Vaticaan
moest handelen, zooals het deed, om
zijn aanzien te bewaren, zijne rechten
en het geloof te beschermen. Frank
rijk zou niet tot het uiterste gaan
het toonde reeds een begin van berouw.
Dat was te begrijpen, aangezien de
belangen van elke regeering en van
de kerk dezelfde zijn; beide toch be
strijden de aan het gezag vijandige
elementende kerk vormt goede
burgérs. Hij zag de toekomst niet zoo
zwaar in. De wereld was minder
slecht dan men wel geloofde.
RUSLAND.
Door de Heilige Synode is
een rondschrijven gezonden aan
de kerkhoofden voor de viering van
den 17den October, in de eerste
plaats den gedenkdag van 't spoor
wegongeluk bij Borki, waarbij de
keizerlijke familie (destijds was Ni-
kolaas II nog kroonprins,) op
wonderbare wijze gered werd, en
tegelijkertijd den gedenkdag van
het Doema-manifest. Aan het volk
moet voorgehouden worden dat het
den gedenkdag op waardige wijze in
vreedzame dankbaarheid dient te
vieren, om niet door bandelooze
vreugdebetoogingen partijtwisten op
te wekken, die tot broedermoord
aanleiding zouden kunnen geven.
In alle kerken zullen den 17den
October plechtige dankdiensten wor
den gehouden.
De lichting van de Russische
rekruten gaat in alle deelen van
het rijk, zelfs in de Oostzeeprovin-
cies en in andere brandpunten van
de omwenteling rustig voort.
Volgens een Petersburgsch blad,
zijn 15 adelborsten, die dezer dagen
hun aanstelling als officier zouden
ontvangen, van de vloot weggeloo-
pen, omdat zij in de tegenwoordige
omstandigheden geen zin in den
dienst hebben.
De staking te Lodz is geëindigd;
in de stad ziet het er weder uit
als gewoonlijk.
TWEEDE KAMER.
(Zitting van Dinsdag.)
Bij de behandeling (gisteren) van
het ontwerp tot regeling der rechts
positie van Inlandsche Christenen
lichtte de Minister eenige wijzigingen
toe.
Een inlandsche vrouw, gehuwd met
een Europeaan, valt onder Europeesch
recht; keert dusdanige vrouw echter,
na ontbinding van het huwelijk, we
der terug in de kampong en lost zij
zich zoodoende weder op in de in
landsche maatschappij, dan wordt zij
mede onderworpen aan het inlandsch
recht.
De Heer Bogaardt opperde eenige
bedenkingen tegen dit ontwerp, vooral
ten aanzien van de bepaling, dat
Christen geworden vreemde Ooster
lingen onderworpen zullen zijn aan
het Europeesch recht. Daarvan ver
wachtte hij schromelijke misbruiken.
Hij wilde ze, evenals Christen gewor
den inlanders, laten onder het be
stuur van .eigen hoofden, behoudens
voor zoover dit in strijd is met het
Christendom. In dien geest verdedig
den spreker een amendement.
Daarna lichte hij een tweede amen
dement toe om den Gouverneur-Ge
neraal bevoegdheid te laten, aan niet-
Europeanen gelijk-stelling met Euro
peanen te verleenendergelijke ge
lijkstelling en niet naturalisatie geeft
hoop, dat de Westersche beschaving
bij Chineezen en andere vreemde Ooster
lingen in Indië ingang zal vinden.
De Heer De Waal Malefijt bestreed
het eerste amendement. Voor schijn-
Christendom behoeft bij den Chinees,
die Christen wordt, geen vrees te be
staan, want om Christen te worden
moet hij zeer veel van zijne zeden en
gewoonten opofferen.
Hij bestreed eveneens het tweede
amendement-De Beaufort, -betoogde de
wenschelijkheid van wijziging van de
wet op het Nederlanderschap, want
op dit oogenblik zijn alle inlanders
feitelijk vreemdelingen.
De Heer Van Deventer verdedigde
het eerste amendement-Van Boogaardt,
omdat hij 't afkeurde, dat het onder
werpen van vreemde Oosterlingen aan
Europeesche bepalingen alleen ge
schiedt op grond van hun Christen
dom. De godsdienst moet niet de
verdeeling in bevolkingsgroepen be-
heerschen.
Het eerste amendement-Bogaardt
was gericht tegen schijnbekeeringen
onder de Chineezen het tweede
amendement-Boogaard, betrof de
gelijkstelling der Chineezen.
Het amendement-Bogaardt (onder
werping van de Christendom belij
dende vreemde Oosterlingen aan het
inlandsch recht) is, ondanks verzet
van den minister, door de Kamer
aangenomen met 3735 stemmen.
Raad van State,
De indiening van het wetsontwerp,
waarbij aan „de prinsen van het
Koninklijke Huis", die in den Raad
van State zitting hebben, gelijk
stemrecht wordt verleend als aan de
overigejleden, schijnt minder de aan
dacht te hebben getrokken, dan zij
verdient, schrijft „de groene Am
sterdammer".
Volgens art. 2 van de Wet van
21 Dec. 1861 heeft „de Prins van
Oranje, nadat zijn achttiende jaar
is vervuld, zitting in den Raad van
rechtswege en eene raadgevende
stem" terwijl „aan de overige Prin
sen van ons Huis, wanneer zij meer
derjarig zijn, zitting en raadgevende
stem kan worden verleend".
Welnu, deze zitting inden Raad
met een raadgevende stem, heeft
de Prins-Gemaal ontvangen. Waar
toe meer? De Raad van State is
samengesteld uit de bekwaamste
mannen van het land en werd voor
Prinsen opengesteld als een soort
van leerschool. Waartoe nu voor den
Prins der Nederlanden eene beslis
sende stem?
De „Amsterdammer" wijstop wat
„het Huisgezin" schreef
„Wordt de Prins-Staatsraad geheel
gelijkgesteld met de andere Staats
raden, dan is de gelegenheid ge
opend dat bij het optx-eden van
van den Regeeringsraad, de vice-
voorzitter van den Raad van State
als zoodanig aftreedt, en de Regee
ringsraad, waarnemend het Konink
lijk gezag, zijn mede-lid, den Prins
Staatsraad, tot vice-voorzitter van
den Raad van State en dus tot
voorzitter van den Regeeringsraad
benoemt. Een gevolg van de voor
geslagen wijziging, als die tot wet
wordt verheven, kan derhalve zijn,
dat bij het openvallen van den troon,
ingeval de troonopvolger niet aan
wezig of de troonopvolger onzeker
is, Prins Hendrik zal kunnen op
treden als voorzitter van den Re
geeringsraad.
Deze woorden van „het Huisge
zin" overnemende, wijst „de Amster
dammer" op de moeilijkheden, die
daaruit kunnen voortvloeien om
't ten slotte opmerkelijk te vinden,
dat dergelijk voorstel verschijnt op
een tijd, waarin Grondwetsherziening
wordt voorbereid.
De inhoud van dit wetsontwerp
behoorde veeleer opgenomen te zijn
in een Grondwets-ontwerp.
Waterschappen.
Bij Kon. besluit zijn benoemd
In de provincie Noord-Holland tot
dijkgraaf van den polder Heerhugo-
waard M. Kalis, te St. Pancras;
In de provincie Zuid-Holland tot
gezworene van den polder te Oost
plaat Flakkee J. D. de Graafif, te
Middelharnis.
Staatscommissie voor den Landbouw.
Deze commissie heeft thans vragen
lijsten rondgezonden betreffende de
land-arbeiders.
De vragen hebben betrekking op
le. de soort van landarbeiders en
den aard van hun werk
2e. de loonen
3e. de inkomsten, andere dan loo
nen
4e. den algemeenen economischen
toestand
5e. den trek en de vestiging der
arbeiders
6e. de bescherming van den land
arbeid
7e. zaken van algemeenen aard.
De lijsten worden gezonden aan
ieder die zijn wensch een lijst te ont
vangen te kennen geeft en verder
aan personen en vereenigingen, van
wie men eene juiste en onpartijdige
beantwoording meent te mogen ver
wachten.
Leidsche Kamerzetel.
Gisteren werden te Leiden officiëel
FEUILLETON.
42.
Wat moet het in de straten van
Nevers wel heet zijn als hier op de
boerderij de warmte reeds zoo on
draaglijk is!
's Morgens was de zon gloeiend heet
opgegaan; tegen den middag waren
donkere wolken komen opzetten, die
het zonlicht verduisterden, maar de
warmte werd er niet minder door, en
geen windje bracht in deze drukkende
hitte eenige verkoeling. Aanhoudend
dreven er donderbuien langs den
hemel, maar geen enkele ontlastte
zich boven deze streek; wel zag men
in de verte bliksemstralen en hoorde
men het gerommel van den donder
maar het was, of de lucht daardoor,
nog zwaarder en mensch en dier nog
loomer werden.
Mijnheer Fromentier was weer brom
mend naar het veld gegaan,
was van de hoofdpijn naar bed ge
moeten. De waakhond, die op het
terras lag, richtte zich telkens op, zoo
plaagden hem de vliegen, en Aliette
dwaalde door het huis en den tuin,
zonder ergens een koel plekje of eene
aangename bezigheid te kunnen vin-
den.
Sedert eenige weken verveelde zij
zich op eene wijze, die zij vroeger
nooit gekend had. Zij kon zich niet
meer uren lang bezighouden met haar
handwerkjes en kleine uitspanningen,
zoodat zij den tijd vergat.
Allerlei denkbeelden doorkruisten
haar hoofd, die haar er toe brachten
een half afgewerkte taak te laten lig
gen; zij was droomerig en verstrooid
en kreeg een tegenzin in alles, dat zij
anders zoo gaarne gedaan had.
Waartoe zou ik ook werken?
vroeg zij zich moedeloos af. Niets is
goed van alles wat ik doe; niemand
schept er behagen in! Wat geeft het,
om voor mij alleen bloemen te kwee
ken
Dezen morgen had zij nauwelijks
lust gevoeld, om in hare kamer het
«tof af te nemen. De meubelen, boe
ken en snuisterijen, die hier waren,
boezemden haar niet langer belang
stelling in, na al het moois, dat zij
bij Frangois Livron gezien had. Zonder
eenig genoegen er meer in te hebben,
bladerde zij hare boeken door, die zij
als prijzen gekregen had. Ja, deze ge
schiedenissen van „De Kleine Kajuits
jongen", „De Wees van het Zwarte
Woud" en „De Vondeling", waarmede
ZJJ ,zlch vroeger vermaakte, waren
slechts middelmatige vertellingen. Zag
")en dezen „Kleinen Kajuitsjongen",
die heel alleen twee vaartuigen redde
en een verlaten eiland ontdekte, deze
wees van twaalf jaar, die de bandie
ten van het zwarte woud tot bekee
ring bracht en clit ongelukkig gevon
den kind, dat eindelijk zijn grootvader
ontdekt op de_ zesde verdieping van
een huis, dat in brand staat Neen,
deze menschen hadden nooit bestaan,
met hunne onwaarschijnlijke deugd,
hunne deugd, hunne effectmakende
zinnen, die zij bijna in alle omstan
digheden ter beschikking hadden en
dezen ongelijken samenloop van om
standigheden, waardoor zij allerlei
avonturen beleefden en tal van onge
lukken hadden, maar ten slotte toch
in gelukkige levensomstandigheden
kwamen.
Het waren heele aardige marionet
ten, die uitgevonden waren om de
kinderen te vermaken en eene zedeles
te geven; het waren geene personen
zooals die uit de novelle van Frangois
Livron.
Ik zou hem nog wel eene andere
geschiedenis willen hooren lezen, sprak
Aliette bij zich zelf.
Zij was om het huis heengeloopen,
en op de binnenplaats teruggekomen
keek zij uit de verte naar het pavil
joen, waarvan de gesloten deur en
blinden er op wezen, dat de bewoner
afwezig was.
Dit kleine verblijf, dat zooveel won
deren bevatte, oefende op haar een
onweerstaanbare aantrekkingskracht
uit. Onwillekeurig richtte zij hare
schreden er heen in het geloof, dat de
bewoner afwezig was.
Zij liep langs de muren en meende
door de scheuren den luister te kun
nen zien, dien het bevatte. Dit gaf
haar ook eenige afleiding voor hare
verveling.
Naast de deur slingerde een haze-
winde zich tusschen den wilden win
gerd omhoog. Aliette begon de schoone
witte bloempjes te plukken, hoewel
zij wist, dat de schoone teere kelkjes
spoedig in hare hand zouden verwel
ken. Toch vond zij er pleizier in, ze
te plukken, eene minuut te bekijken
en ze dan weer weg te werpen, onna
denkend en onverschillig, zooals wij
vaak met het tengere schoon der na
tuur doen. Zij had er eene handvol
geplukt, toen de deur onhoorbaar zacht
geopend werd.
Frangois Livron was niet uitgegaan.
Hij had haar in den omtrek zien
dwalen; waarschijnlijk had hij haar
zeer onbescheiden gevonden, en nu
kwam hij zeker naar haar toe, om
haar beleefdheidshalve te vragen:
Wilt gij niet een oogenblik bin
nenkomen
Aliette was vuurrood geworden. Zij
stamelde verlegen eenige woorden,
daar zij evenmin een passende ver
ontschuldiging als verklaring kon vin
den. Zij gevoelde grooten lust om zoo
hard zij kon weg te loopen; maar
wel wetende, dat zij te groot was om
dit te doen en daardoor nog meer in
de achting van mijnheer Livron zou
dalen, die haar dan niet eens voor
een meisje van zestien, maar van veer
tien jaar zou aanzieix, bleef zij met
neergeslagen oogen staan.
Hij zag volstrekt niet met minach
ting op haar neer, integendeel, hij
drong er opnieuw op aan, dat zij bin
nen zou komen, zeggende:
Neen, gij stoort mij volstrekt niet.
Gij zult er mij genoegen mee doen en
ik zal u de schilderij laten zien, die
nu klaar is.
Zij wist niet, hoe zij zou weigeren
en bovendien had zij lust, om de
schilderij te zien. Haar vrouwelijk iu-
stinct zeide haar echter niet toe te
geven, maar zij wilde er niet naar
luisteren, omdat zij het voor die soort
van kinderachtige vrees hield, waar
over mevrouw Maloutre haar uitge
lachen had.
Wordt vervolgd),
HAARLEHSCHE COURANT
AOITE MA NON AGITATE.
TA