Donderdag 18 Oct. 1906. No. 6429.31ste Jaargang. Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland, De Poort der Vogeezen. BUITENLAND. BINNENLAND De familie Fromentier. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Haarlem 0*^*^-20 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post. 1.65 Afzonderlijke nummers«ft 0.05 DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZO^tS&*%EESTDAGEN. ans PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 16 regels0.60, (contant) 0.50 Elke regel meer0.10 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE a CONTANT. BUREAUX: St. JANSSTRAAT 1, Interc. Tel. No. 1426, - HAARLEM. Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère :- G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 31bis Faubourg Montmarter. Agenda voor Vrijdag. R. K. Volksbond (Bondsgebouw St. Bavo) 's avonds 8i/2 uur. Vergadering hoofdbestuurPropagandaclub Rederij kerskamer. R. K. Volksbond (afd. Lisse) oefe ning Sparta. V Schouwburg Jansweg Het Moortje, blijspel. BrongebouwBioscoop. VereenigingBioscoop. De Kroon (café-zaal) Weener Da meskapel. Onder dezen titel geeft de Van Dag-tot-Dag schrijver in „het Han delsblad" van Dinsdagavond een fraai artikel over Frankrijk. Een gedeelte er van laten we vol- gen Niet ver van Toul ligt het plaatsje Domremy, waar het meisje geboren werd, dat haar vaderland bevrijd heeft van vreemde overheer- sching. Eén der regimenten, die aan de manoeuvres deelnamen, passeer de, van Toul komende, het kerkje, waar dat eenvoudige kind-meisje, Jeanne d'Arc, knielde, toen zij haar roeping ging volgen, en het huisje, dat haar geboren zag worden daar klonken de signalen: „Geef- acht"! „Halt"! „Linksfront"! „Pre senteert de geweren"Eere- marsch Want het beeld van de Jonkvrouw, die haar Vaderland bevrijd heeft, leeft in het gemoed van eiken vader- landslievenden burger en militair van Frankrijk. En daar in het Oosten van hun va derland, bij de gescheurde grens van de Vogeezen, denken zij aan het verleden. Eensklaps trilde uit het midden van het dommelende bivak een lang aangehouden stoot op de signaal hoorns de eerste noot van de tap tóe, die weldra breed, mannelijk en forsch in de stilte van den avond weerklonk. In haar eenvoudige reeks lang aangehouden noten ligt iets aangrijpends, sombers en plechtigs, die tonen zingen een lied van beko ring, ernstige werkelijkheid, een grootsche poëzie. Zij klonken over de vlakte, daalden naar de valleien en stierven weg in den lichten nevel der zwijgende stoppelvelden. „Couvre-Feu"! Maar er gloeien in Frankrijk vuren van herinnering, die niet bluschbaar zijn. Niet ver van Langres ligt het oude stadje Gray aan de traag- vlietende Saöne. Verleden jaar nog heeft het zijn gedenkteeken onthuld voor hen, die in den noodlottigen oorlog vielen. Hoog op zijn voetstuk staat in brons het beeld van den doodelijk-verwonden waggelenden strijder, het geweer ontglipt zijn verslapte vingers maar het wordt gegrepen door de hand van zijn jongen zoon. De laatste noot van het Couvre- feu was weggestorven; de bivak vuren verminderden en de troepen op de vlakte troffen de laatste schikkingen om te gaan slapen. Maar de kleine roodbroekige sol daat is nog wakker en ligt op zijn rug zacht te neuriën. Zijn hoofd steunt op den ransel en zoo tuurt hij maar over de pun ten van zijn bespijkerde marsch- schoencn in oostelijke richting. Luistert, daar heeft onze kleine, heetgebakerde patriot een nieuw liedje. Maar hij neuriet met inge houden adem, want dicht om hem liggen duizenden te slapen. Het is „Veillez, Sentinellesvan Frage- rolles „Sentinelle au pantalon rouge, A l'Est, que vois-tu? Je vois un nuage qui bouge, Vapeur de sang que est perdu. L'éclair y trace, en formes nettes. De grands zigzags de baïo- nettes. Sentinelles, Veillez!" De zanglustige fantassin weet, dat het Fransche leger Yan heden goed gewapend, goed uitgerust en goed georganiseerd en geoefend is. Zijn officieren nu, zijn dikwijls mannen van groote militaire kunde. Hij weet, dat de roode broeken van elke nieuwe lichting niet alleen langer gemaakt moeten worden, maar dat het lichamelijk uithou dingsvermogen mede stijgt, dat het moreel zeer verbeterd is en dat, nu in het leger het nationalistisch ge vaar bezworen is, de Republiek hechter gegrondvest is dan ooit te voren." Tot hier Boissevain. Wie taal en stijl genieten kan en eene journa listiek, die niet daarheen kruipt, maar zich vaak herinnert, dat ook zij vleugels aanschieten mag en zich verheffen boven het platte, het al- ledaagsche, zal ongetwijfeld met ons dit stukje keurig kranteproza met genot lezen. Alleen de slotregels van het door ons aangehaalde zijn in strijd met de waarheid. Of de heer Bois sevain het niet weet, of niet weten wilde geest in het Fransche leger wordt met den dag slechter. Geen tucht, geen eerbied voor de overheid, geen liefde voor het vak. Een doffe moedeloosheid bij de officieren, op geofferd aan sectarisme en macon- nieke veeten; bij de minderen een geest van oproer en verzet, waar tegen de regeering, die nu oogst, wat zij zaaide, tevergeefs alle mid delen aanwendt. De Dreyfus-zaak moest een storm ram zijn tegen het laatste bolwerk in Frankrijk, tegen het leger. De ruïnen in het leger duiden aan met hoeveel succes die rammei gewerkt heeft. Het „Sentinelle en pantalon rou ge," is echt Fransch,is heerlijk, het electriseert en verheft. Bij den Fran- schen soldaat doet het de polsen snel ler kloppen, het hart jagen. Dat moet, dat kan niet anders. Helaas, bij den Franschen soldaat van vroege,r. Die van heden spuwen al te veel op het vaandel. „Auro- re" en „Humanité" en dergelijke, den misdadigen onzin van den antimilitarist Hervé lazen ze. En wat vroeger als een kla roenstoot in de ooren klonk, en het bloed voortdreef in de aderen van de roodgebroekte soldaatjes, van de Fransche krijgers van alle wapens, het vindt bij te velen geen echo meer in de ziel. Met een grijns zullen ze ook dat „une sale blague" noemen. Voor hen geldt niet de klacht: „Das Herz ist gestorben," maar wel is dood bij hen, dat groote, dat machtige gevoel, levend in ons al len, in den Franschman vooral dat heerlijke, hooge gevoel van va derlandsliefde. Dat gevoel is vermoord, op slu we, verraderlijke wijze vermoord ook en vooral door mannen, welke aan „Het Handelsblad" wel eens te veel gevierd en geëerd werden. En ieder Fransch officier, „ca- lottin" of niet, maar officier, krijgs man in zijn hart, zal over de stoute bewering van den Van-Dag-tot-Dag schrijver de schouders ophalen en zeggen: ,,'t Ware te wenschen, dat het nog zoo wezen mocht. Maar 't is uit, voor lang, voor immer mis schien I" En de nuchtere feiten, waartegen de lyriek en de fraaiste journali stiek niets vermogen, bevestigen ten volle die meening. Daarom een fraai stukje proza, maar onwaar en eene valsche voor stelling gevend van hen huidigen toestand in het Fransche leger. ITALIË. Staan wij aan den vooravond van een ernstig conflict tussclien Oos tenrijk en Italië? De berichten, welke daaromtrent inkomen, zijn verre van geruststellend. Naar verzekerd wordt, heeft Oos tenrijk al de noodige maatregelen genomen tegen zijn gevaarlijken buurman. Al de verdedigingswer ken zijn gereed;de troepen, aan de Italiaansche grenzen saamgetiokken moeten veel talrijker zijn dan de officiëele gegevens deden vermoe. den. Ongemerkt heeft Oostenrijk eene zeer aanzienlijke krijgsmacht saamgetrokken. In één woord het is gereed. Bovendien is het zeker van Duitschlands welwillende on zijdigheid. Laten we liever zeggen Duitschland wrokt nog over Alge- siras, toen Italië in de Marokkaan- sche quaestie Frankrijk's partij koos. Er wordt verwacht, dat Oostenrijk binnenkort Italië kortaf sommeeren zal het samentrekken van dejtroepen aan de grenzen te staken. Wordt aan dat verzoek, 't welk veel van een bevel hebben zal, niet onmid dellijk voldaan,dan zouden de vijan delijkheden direct uitbreken. Zoo althans stelt de over het al gemeen welingelichte Romeinsche correspondent van een der groote Parijsche bladen de zaak voor. RUSLAND. Door den krijgsraad te Kroonstad is vonnis gewezen over 195 matro zen, bemanning van den kruiser „Alexander III", die zich aan mui terij schuldig maakten. Vijf en veertig hunner werden vrijgesproken, enkele tot zes jaren dwangarbeid en de overige tot gevangenisstraffen veroordeeld. De heer Moeremzef, voorzitter der ontbonden Rijksdoema, is ge schorst als lid van de Moskousche zemstwo en van de stedelijke Doema aldaar, omdat een aanklacht tegen hem is ingediend wegens het onder teekenen van den Wiborgschen op roep. Dinsdag werd te Mitau de ver gadering van de, uit 20 boeren, 20 landeigenaren, ambtenaren, verte genwoordigers van den adel en de steden bestaande Koerlandsche com missie voor plaatselijke hervormin gen, door den gouverneur geopend. In de redevoering, die hij daarbij hield, wees hij op de quaesties be treffende de landverdeeling, het zemstwo-bestuur, de school en de kerk en voegde daaraan toe, dat het van de politieke rijpheid en bezadigdheid van de commissie zou afhangen, in hoeverre de regeering zou kunnen steunen op haar arbeid. Op voorstel van den adelsmaar- schalk, prins Lieven, zond de com missie een telegram aan den Tsaar, om dezen dank te betuigen, dat hij haar gelegenheid had gegeven over verbetering der plaatselijke toestan den te beraadslagen. De Petersburgsche overheid heeft geweigerd de partij van de vreed zame hervorming te erkennen, daar zij gevaarlijk is voor de openbare orde wegens haren eisch, dat het agrarische vraagstuk geregeld moet worden door gedwongen onteige ning van particuliere bezittingen. AMERIKA. Volgens een bericht in de Chronicle zullen door de regeering der Vereenig- de Staten krachtige maatregelen ge nomen worden ter bescherming der Amerikaansche belangen in het Verre Oosten, vooral in China. De pantserkruisers „West Virginia," „Colorado", „Pennsylvania" en „Ma ryland hebben bevel ontvangen zich onverwijld naar de Aziatische wateren te begeven. DUITSCHLAND. De Brunswijksche Landdag, die morgen bijeenkomt, zal een wetsont werp in behandeling nemen, waaruit blijkt, dat de regentschapsraad en het ministerie eenstemmig besloten heb ben,de verkiezing van een nieuwen regent voor te bereiden. In de vergadering, gisteren door de vertegenwoordigers der vereeniging van mijnbouw te Berlijn gehouden, is besloten, over het voorstel tot loons- verhooging niet te onderhandelen met de arbeiders-organisaties, als zijnde ■niet de bevoegde vertegenwoordigers van het mijnpersoneel. Uit een zeer nauwkeurig onderzoek is gebleken, dat de loonen der mijnwerkers, ten gevolge van de belangrijke loonsver- hooging op alle plaatsen in het laatste jaar, ook bij de tegenwoordige prijzen der levensmiddelen, voldoende zijn. FRANKRIJK. Het groote nieuws is de moge lijke aftreding van Sarrien als pre sident van den ministerraad. Daar mee heeft minister Clemenceau zijn doel bereikt. Sinds maanden schre ven sommige Parijsche bladen Clemenceau zal president zijn of niet-zijn. En alles wees er op, dat de gewetenlooze politicus zijn ambt genoot spoedig het voetje lichten zou. Wie Clemenceau kennen, zul len zich niet verwonderen over dezen „slimmen streek", 's Mans heele politieke loopbaan is een weefsel van bedrog en slinksche streken geweestmen behoeft het personage maar te zien en men verbaast zich niet langer over zijne practijken de onoprechte sluwheid en gluiperigheid „liggen er een duimdik op", zooals de volksmond Dit is gevaarlijk voor Frankrijk. In deze omstandigheden vooral. Van Clemenceau is voorde binnenlandsche politiek weinig goeds te verwachten. Ook staat hij bekend als een over tuigd voorstander aangenomen, dat zulk soort van menschen er. eene overtuiging op nahoudenvan een verbond met Engeland tegen Duitschland. Een hoogst gevaarlijk verbond. Eerstens omdat het sa mengaan met het onoprechte En geland altoos hoogst gevaarlijk is en tweedens omdat Frankrijk in dit bijzonder geval wis en zeker voor Engeland de kastanjes uit het vuur zal moeten halen. Frankrijk de las ten, Engeland de lusten. Dat zal het einde zijn, valt met alle recht te vreezen. Als aanleiding van Sarrien's af treden wordt genoemd zijn onguns tige gezondheid. Op verzoek van president Falli- ères en van 's mininsters vrienden zou door dezen op het oogenblik het besluit om af te treden nog niet als definitief worden beschouwd mocht hij echter erbij blijven vol harden, dan zou Vrijdag aan den ministerraad daarvan officieel ken nis worden gegeven. In staatkundige kringen is men van oordeel, dat er een ministeri- eele crisis zal ontstaa n. TWEEDE KAMER. (Zitting van Woensdag). Landerijen op Java. Bij het gisteren voortgezette debat over het ontwerp betrekkelijk terug koop van particuliere landerijen op Java, betoogde de Heer De Waal Malefijt, dat zoolang het voor hem niet vaststaat, dat de toestanden op alle particuliere landerijen slecht is, hij niet kan medewerken tot het nemen van een besluit om alle par ticulier landbezit weg te nemen. Daarbij rijst bovendien nog de vraag, of ontneming van landbezit het eenige middel is om betere toestan den op particuliere landerijen in het leven te roepen. Afgewacht dient te worden het rap port der Commissie voor herziening van het reglement op particuliere landerijen. Een andere vraag is: terugkoop of onteigening Dit laatste werd door het Kamerlid Fock in 1904 in een brochure voor gestaan. Spreker meende bovendien, dat het landgoed Nauggoeng, waarvoor de Regeering f 260,000 wil betalen, op zijn hoogst 1 ton waard is. Spreker zal dus tegen het ontwerp stemmen. De Heer IJzerman betoogde, dat het gewenscht is, zoo spoedig mogelijk tot onteigening over te gaan, want de waarde der landerijen zal bij verbete ring van den landbouw stijgen. In afwachting van onteigening als generale maatregel, kon hij met het voorstel tot terugkoop medegaan, uit ervaring wetende, dat, moge bij terug koop te veel worden betaald, bij ont eigening veel te veel wordt betaald. Als zakeman achtte spreker het ge wenscht het landgoed Nauggoeng aan te koopen. De Heer Troelstra, toejuichende de strekking van het ontwerp, achtte het middel verkeerd en in elk geval noo- dig het plan van aankoop van Naug goeng los te maken van het ont werp. Hij betwijfelde, of op teruggekochte landerijen, welke de Regeering bij opbod in exploitatie wil uitgeven, wel betere toestanden in het leven worden geroepen. Spr. wilde aan de Regeering geen crediet van 5 ton toestaan, omdat de Kamer controle mist. FEUILLETON. 43. Zij herhaalde bij zich zelve de woor den van hare oude vriendin: En als gij hem nu eens ontmoettet, wat zou dat beteekenen? En evenmin als den vorigen dag kon zij er eenig kwaad in ontdekken. Kom toch binnen, herhaalde Francois Livron. Hij had eene manier van spreken, die wel zacht, maar toch gebiedend klonk, en waaraan men moeilijk weer stand kon bieden. Door eene handige beweging had hij Aliette een paar schreden nader doen komen. Zij had nog geen vast besluit ge nomen toen zij reeds in het paviljoen was en de deur achter zich gesloten werd. Toen hield zij zich eensklaps ferm, behoudens eene kleine aarzeling bij den ingang van het atelier. Schrikt mijn afgod u nog altijd af? vroeg Livron glimlachend. Ja, moest zij eenigsïins beschaamd erkennen. Wacht dan even! Hij ging een paar pas voor haar uit en na verloop van eene minuut terug komend, zeide hij, ter zijde gaande om haar voorbij te laten: Nu is er niets meer te vreezen. Het monster was verdwenen onder een zijden sluier met gouden ster retjes bezaaid en niets verstoorde voor Aliette de bekoorlijkheid meer van deze tooverachtige plaats, waarvan zij zoo dikwijls gedroomd had, sedert haar eerste bezoek. Dezen keer scheen haar alles zelfs veel schooner, hetzij Francois Livron zijne woning nog meer versierd had, of de versieringen anders aangebracht. In het getemperde licht, dat door de gesloten zonneblinden viel, was de kleur der stoffen veel zaghter, de vorm der voorwerpen veel schooner, de schittering der wapenen en andere sieraden, die voor Aliette's oogen ten toongesteld waren, veel fraaier. En Frangois Livron zelf behandelde haar met de meeste onderscheiding, heel anders dan gewoonlijk, zooals hij eene voorname dame ontvangen zou heb ben, en zij kon niet nalaten er trotsch op te zijn. O, als mevrouw Maloutre dat eens had kunnen zien! Geheel gerustgesteld drentelde zij een oogenblik in het vertrek rond en voor eene tafel boeken blijvende staan, vroeg zij nieuwsgierig Werkt gij nog? Ik heb den heelen nacht en den heelen morgen gewerkt, zeide Fran gois Livron, de verschillende bladen bij elkander leggend. Mag ik vragen waaraan? Aan mijn boek. Zal ik u eens voorlezen wat ik geschreven heb? Zij was van plan geweest dadelijk weer weg te gaan en deze vraag bracht haar in verlegenheid. Het zou echter onbeleefd geweest zijn, een ontken nend antwoord te geven. Zij was dus wel genoodzaakt, op den divan plaats te nemen, waar de schrijver haar heen leidde en een oogenblik te luisteren, voornemens het eerste het beste voor wendsel aan te grijpen, om heen te gaan. Weldra vergat zij, dit voorwendsel te zoeken. Zij dacht er niet meer aan, dat zij in het atelier was, zij zag nau welijks den jongen man, die tegen over haar zat. Bij zijne lectuur kwa men haar visioenen voor den geest, waarbij de werkelijkheid verdween. Aliettte bevond zich ver van de boerderij Ronceray in een huis, dat er op geleek, want het was oud en afgelegen, ver in het veld, waar de moderne beschouwing nog niet was doorgedrongen. Daar leefde een jong meisje, Aliette zag haar duidelijk voor zich. Dit jonge meisje was achttien jaar oud; zij was schoon, met blond haar, net als zij zelve; dit jonge meisje sprak en han delde als zij. Zij ving gedachten van haar op, die zij ook zelve gehad had. Met verbazing en schrik zag zij dit wezen, dat in alles haar beeld droeg voor hare oogen verrijzen. Deze ver dubbeling van hare persoonlijkheid had eene eigenaardige uitwerking, hierdoor maakte het verhaal een die pen indruk op haar en met ingehou den adem bleef zij zitten luisteren, of het hare eigen geschiedenis was. Dit jonge meisje was gelukkig! en Aliette glimlachte om de vreugde, die het smaakte, alsof zij die zelve ge voeld had, Dan dacht, hoopte, ver langde het jonge meisje iets, en dit geheimzinnige iets bracht Aliette's ziel in beroering. Zou de verwachting van dit jonge meisje, die ook de hare was, vervuld worden? Met wijd geopende oogenen kloppend hart luisterde Aliette naar hetgeen het boek verder zou zeggen, waarin hare toekomst ook opgesloten lag. Plotseling hield de lezing op. Het jonge meisje was verdwenen en Aliette zag slechts Frangois Livron voor zich, die de laatste half beschreven blad zijde in de hand hield. Is het verhaal mooi geweest vroeg hij. Alsof zij plotseling uit een droom ontwaakte, stamelde zijMaar. maar. Zij zweeg, daar zij de treffende ge lijkenis niet kon en wilde uitspreken, waarvan zij eensklaps al het onge rijmde gevoelde, maar die haar toch zoo diep getroffen had. Zonder op dit stilzwijgen te letten, borg Frangois Livron zijn manuscript in de tafellade op en naar Aliette terugkomend zeide hij Nu wil ik u de schilderij laten zien. Zij stond op en volgde hem. Hij had de blinden open gemaakt en het volle lioht viel nu op het doek. Aliette kon een uitroep van bewon dering niet weerhouden. Levend, evenals de groote boomen, was deze nauwelijks voltooide vrou wenfiguur. Men zou gezegd hebben, dat zij over de schilderij heen wan delde onder de hooge eiken, het gras óp het pad onder den voet plattrap pend. Het jeugdig gelaat, met de blonde haren en blauwe oogen straalde van levenslust en ook dit gelaat was voor Aliette niets nieuws. Herkent gij het? vroeg Frangois Livron fluisterend. Bijna onwillekeurig kwam het ant woord haar op de lippenDat ben ik. Wordt vervolgd AGITE MA HOM AGITATE. jJ»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1906 | | pagina 1