Zaterdag 10 Nov. 1906. No. 6448.31ste Jaargang. Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland. BUITENLAND. BINNENLAND. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post. 1.65 Afzonderlijke nummers0.05 DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEIIALt^TZON- «É^ESTDAGEN. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Van 16 regels0.60, (contant) 0.50 Elke regel meer0.10 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. DIENSTA ANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE k CONTANT. BUREAUX: St. JANSSTRAAT 1, Interc. Tel. Np. 1426. - HAARLEM. Haarlemsche Krabbeltjes XV. Een uitgemergelde vrouw was ze, even in de dertig, maar verouderd vóór den tijd. Nijdige trekken leg den de zorg en de harde kamp om het bestaan haar om den mond; diepe plooien groefden zij in haar Voorhoofd. Zooals zij daar op de Zijlvest, achter den kinderwagen liep, onheil spellend krakend op zijn as en blijkbaar reeds tal van dienstjaren tellend, was zij eene der honderden vrouwen uit den minderen stand, die als dienstbode het leven onbe zorgd en met vroolijk hart tege moet zien, doch als gehuwde vrouw te spoedig ondervinden, dat het le ven o zoo arm is aan het gedroom de geluk dat „rozengeur en mane schijn" weelde-artikelen zijn van romanschrijvers en dichters. Twee kinderen sliepen in het ar melijk wagentje. Schapen van één, twee jaar. Een derde kind, een meisje van vier jaar hoogstens, dat zich aan moeders gelapte en ver schoten rok vastklampte, poogde in een sukkeldrafje bij te blijven. Moeilijk viel haar dat. De moeder toch stapte niet enkel voort in af gedragen mans-bottines, zij zette er bovendien een gangetje in, dat de kleine trippel voetjes maar zeer be zwaarlijk konden volgen. Een nijdige ruk en een snauw „Trek zoo niet, kreng! Kom voort, nestwaren de bemoedigende Woorden, die de kleine te hooren kreeg, afgewisseld met uitroepen en krachtwoorden, die in onze ach terbuurten de Nederlandsche taal zoo menigmaal met iets nieuws „verrijken" op dit gebied. Kranig, of liever, reeds gewoon aan dergelijke ruwe behandeling drong het kind een traan terug en verdween met de moeder in de Magdalenastraat. Dergelijke tooneelen doen zeer, pijnlijk zeer, vooral wanneer men zelf door God gezegend werd met eene gelukkige jeugd; wanneer men terugzien mag op kinderjaren, ver- vroolijkt door den zonneglans der warmste, trouwste moederliefde; een jeugd, tot een hemel gemaakt door de teedere ouderzorg. Dan immers gevoelt men beter, hoeveel zoo'n arm schaap ontbeert. Van nature is een kind de vroo- lijkheid zelf. Zóó overstelpt vol is zijn hart menigmaal van geluk, dat het wel jubelen en zingen moeten zich uitstorten. De zorgen des levens, de velerlei ellenden, waarmede wü, volwassenen, te kampen hebben, of waardoor wij, dwaas genoeg, anderen en ons eigen leven verbitteren, kinderen hebben er zelfs geen flauw begrip van. Niet verder strekt zich hun gezichteinder uit dan het heden en dat heden is een paradijs, in elk geval het schoon ste, het beste deel des levens. Plaats nu zoo'n schepseltje in eene naargeestige omgeving; te midden van knorrige, eeuwig brommende menschen, opstuivend bij en voor alles, altoos met eene bedreiging op de lippen. Ergerplaats het onder de hoe de van eene moeder als die, welke wij zooeven van Zijlvest tot Magda lenastraat volgden! De ware levensvreugde verdwijnt meer en meer en 't is, of ook het opkomend geslacht, of de jeugd in toenemende mate gaat lijden aan ontevredenheid, ruwheid, verbitte ring, aan geblaseerdheid soms. Wie brengt eigenlijk de vreugde in het gezin? Wie moet de hoofd bron wezen van het kinderlijk ge luk? De moeder! En als zij dat Is, werkelijk is, dan zullen hare kinderen haar daarvoor levenslang zegenen, levenslang dankbaar zijn. Hoeveel kinderen hebben zulk een moeder? Ga naar de achterbuur ten der groote steden niet alleen, maar van alle steden en gij zult erva ren,dat de jeugd daar te dikwerf enkel die verbasterde vreugde kent, welke zonde en bederf tot gezellen heeft. Even vreugdeloos als die achter buurten, waar geen zonnestraal doordringt, even vreugdeloos is veelal het bestaan dezer kinderen. Ouders, onderwijzers, en allen, die met kinderen omgaat, eerbie digt de blijdschap der kinderen! Wien men den zaligen tijd der jeugd vergalt of ontrooft, zullen ongetwijfeld met gevoelens van wrok en wraak opgroeien en zich nader hand tegen een maatschappij kee- ren, welke hun niet anders bracht dan leed en] ellenden. Die goede stemming in 't huis gezin sluit geenszins uit orde, tucht, een gepaste strengheid, den noo- digen ernst. Straf is menigmaal onontbeerlijk. De tranen echter daarbij geschreid zijn nog gauwer gedroogd door het zonnetje der liefde dan de drop pels eener regenbui door het stralen der zomerzon. Niet zij bederven en verwoesten de jeugd. Een kinderhand is zoo gauw ge vuld en eene kleinigheid maakt de kinderziel gelukkig. Een stukje speelgoed van 'n paar centen, een plaatje, een koekje, vergezeld van een vriendelijk woord, een warmen blik, een of ander, waaruit de liefde spreekt, wij allen weten het mis schien bij ondervinding, zijn vol doende om de kinderoogjes te doen stralen, dien lach van onbeschrijfe lijk geluk om kinderlippen te tooveren. Waar een opgeruimde geest heerscht, in dat huisgezin woont ook het geluk, men hebbe een pa leis of eene boerenstulp tot ver blijf. Maar juist dat is de vloek van onzen tijd, van onze maatschappij de klimmende ontevredenheid. Ver bittering woont er in de harten van duizenden, en tienduizenden kinde ren worden er het slachtoffer van. Na eene vreugdelooze jeugd gaan zij een nog vreugdeloozer leven te gemoet. Waardoor worden zij een vloek voor de samenleving? Te dikwerf, omdat zij de moeder misten. Voor sommige standen is het te ordinair, te burgerlijk, om zich met de kinderen te bemoeien, met de kinderen uit te gaan, zich te vermaken. Men laat ze opgroeien bij onverschillige, onverstandige, soms weinig vertrouwbare dienst boden In de lagere standen.Doch laat ik niet in herhaling vervallen, tenzij alleen om te eindigen met: „Eerbiedigt de blijdschap der kin derjaren, zooveel en overal, waar gij vermoogt! Lodewijk Sr. en bindt en knevelt haar intusschen op allerlei manierende priester schap krijgt dezelfde rechten als ieder gewoon burger, doch intus schen komen allerlei wetjes en be palingen die zoogenaamde vrijheid tot slavernij maken. Kortom, de gansche rede van Briand is niets anders dan eene huichelachtige poging, om degoedgeloovige menigte zand in de oogen te strooien. An dermaal 'poogt zij te bewijzen, dat Z. IJ. de Paus onverzoenlijk is Jen schuld van"het gansche conflict. Briand zeide verder dat hij vast besloten was, de scheidingswet op krachtige wijze ten uitvoer te leggen, een verklaring, die ook Clemenceau reeds aflegde. Intusschen, daaraan zijn de groot ste gevaren verbonden, en 't is lang niet onmogelijk, dat het on verzoenlijk sectarisme der Regee ring aanleiding geeft tot de treurig ste botsingen, o.a. in het Westen en Zuid-Westen des lands. Met 376 tegen 98 stemmen besloot de Kamer ook deze rede in alle Fransche gemeenten te doen aan plakken. De belastingplichtigen be talen toch de gedrukte weelde dezer ministerieele leugens FRANKRIJK. Achtereenvolgens krijgen we van de voornaamste ministers te hooren, wat zij omtrent de scheidingswet van plan zijn. Gisteren sprak Briand. Handig als een handig advocaat heeft hij zijne, dat wil zeggen, de anticleri- cale zaak verdedigd. De Staat wil de kerk volle vrijheid verleenen; hij is alleen in zooverre antieleri- caal, dat hij geen inmenging wil der kerk op politiek gebied. De scheidingswet was geen vijandige daad; 't was alleen vrijmaking van Kerk en Staat van elkander. In dien trant redeneerde de mi nister voort. Dit gansche betoog zou roerend van oprechtheid, eer lijkheid en godsdienstige verdraag zaamheid zijn, indien niet juist het tegenovergestelde bleek in de praktijk, door de daden. Men geeft de Kerk de vrijheid Uit Parijs vernemen wij nader, dat daar wel degelijk door depastoors gewerkt is voor de regeling der geldelijke kerkelijke inkomsten. Men waeht alleen op de beslissing der Regeering, II December aanstaan den. Zoodra het dan noodig blijkt den zoogenaamden „godsdienstpen ning", dat wil zeggen de vrijwillige bijdrage voor het onderhoud van priesters enz. in te zamelen, dan zal daartoe volgens een vastgesteld zeer practiscli plan gewelkt worden. Ook buiten Parijs is men daarmee bezig. ENGELAND. 't Is nu zoo ver gekomen, dat in het Britsclie Hoogerhuis de minis ters met onverschilligheid optreden. Zij bestrijden de amendementen, maar de gloed van voorheen is be grijpelijker wijze in hen uitge doofd. Gisteren schrapte het Hoogerhuis de bepaling, dat de kinderen alleen verplicht zijn het wereldlijk ondericht te volgen. Ook het godsdienst-on derwijs wil het Hoogerhuis ver plichtend zien. Dus een afwijking van liet gewone karakter der Staatsscholen. DUITSCHLAND. Drie opzienbarende geruchten want, ja, geruchten zijn het nog steeds maken bij onzen ooste lijken nabuur de voorname stof voor politieke gesprekken uit. „Von Bülow blijft," „Podbielski gaat" en„Moltke kanselier", ziedaar, waarover deze geruchten loopen. Wat er van waar is? IJet Berliner Tagéblatt antwoordt op het eerste gerucht: Von Bülow heeft niet om ont slag uit zijn functie verzocht, be vindt zich in de volmaaktste eens gezindheid met den Keizer, is vol komen goed gezond, en zal zich spoedig in den Rijksdag vertoonen. En Podbielski Wat er over het aftreden van dezen minister ge schreven wordt, wordt gewoonweg als zottepraat en lachwekkend ge brandmerkt. Eindelijk het gerucht over van Moltke's verheffing tot Rijkskanse lier. De Norddeutsclie Allg. Ztg. zegt gemachtigd te zijn tot de verkla- ring, dat dit gerucht eiken dege- lijken grondslag mist. Men begrijpt, dat men te Berlijn de bladen zoo wat voor den mal houdt. RUSLAND. De maatregelen in de laatste da gen in Rusland weer genomen tot beperking van het kiesrecht, wek ken algemeene ontstemming. De „Retsj" beschuldigt het mi nisterie stelselmatig ontevredenheid te zaaien. De regeering zelf dwingt het volk tot opstand immers het is gebleken, dat elk beetje recht moet worden gedwongen en dat de regeering van elk oogenblik, dat zij de handen eenigszins meer vrij krijgt, gebruik maakt onj terug te nemen wat zij schonk. De „Strana" is vooral vertoornd, dat aan het spoorwegpersoneel elk recht van meespreken wordt ont nomen; dit personeel immers be hoort tot het meest ontwikkelde deel der arbeiders. De Tovaretsjheeft uitgerekend dat door den jongsten maatregel aan 150.000 menschen het stem recht wordt ontnomen, dat hun eerst geschonken was en vreest, dat de regeerings-vijandige gezindheid bij de arbeidersgroep daardoor zeer zal worden aangewakkerd. De „Oko" spot, dat er weldra geen kiezer of candidaat voor de Doema meer over zal zijn, en zelfs de conservatieve „Swet" heeft geen vrede met deze kiesrechtbeperking en de „Novoje Wremija" weet zelfs blijkbaar geen woorden te vinden ter verdediging van dezen maat regel. Het blad gewaagt er met geen woord van. Generaal Kaulbars, die in Odessa woedt, vindt dat nog altijd te groote vrijheid wordt gegeven aan de kiezers. Een vijf en twintig cadetten waren in dezen dagen in de woning bijeen van een hunner, om een bespreking te houden over de aanstaande verkiezingen. De politie drong het huis binnen en ontbond de vergadering. De pre sident werd zonder eenigen vorm van proces veroordeeld tot een boete van 3000 roebel en moest terstond de stad verlaten. De andere heeren kwamen met een boete van 1000 roebel vrij. De officiëele kiesrechtcommissie heeft er bij de autoriteiten op aan gedrongen dat verlof zou worden gegeven tot het houden van kies- rechtvergadeiingen. Werd ditverlof geweigerd, dan zouden zij hun man daat nederleggen, daar het werk dan tot niets diende. Het eenig antwoord, dat zij van den gouvei- neur ontvingen was, dat hij geen vergadering, van welken aard ook, zou dulden. In dit opzicht is Kaulbars thans nog billijker dan de regeering zelve. Deze immers, die geen verlof wilde geven voor de bijeenkomst van het cadettencongres, heeft thans aan den Bond der ware Russische mannen, anders gezegd de Zwarte Honderd, verlof gegeven in den loop dezer maand te Kief te congresseeren. Hofberichten, Over het bezoek van H.M. de Ko ningin aan Amsterdam, waarvan we gisteren reeds zoo volledig mogelijk melding maakten, vernemen we thans nader: Hare Majesteit werd op het per ron voor het koninklijk paviljoen welkom geheeten door burgemeester van Leeuwen. Tevens waren ter begroeting aan wezig mevrouw van LoonEgidius, dame du palais, de heer Wester- woudt, lid van den raad van toezicht der H. IJ. S. M., baron Tindal, ka merheer in buitengewonen dienst, en kol. Boellaarü, adjudant in bui tengewonen dienst. Hare Majesteit droeg een lila-ja- pon met korten bruinmarterbonten mantel en witten hoed. Na zicheenige oogenblikken vrien delijk met elk der aanwezigen on derhouden te hebben, begaf de Ko ningin zich dadelijk naar het gereed staande gewone Hofrijtuig. Het voor den uitgang van het koninklijk paviljoen samengestroom de publiek juichte de Vorstin har telijk toe. Vervolgens werd in ge strekten draf naar het Stedelijk Mu seum gereden. Het hoofd der ge meente opende den kleinen stoet, daarachter volgden de heeren van het gevolg, t.w. baron van Harden- broek, opperkamerheer, baron Ben- tinck, opperstalmeester, en baron van Tuyll, adjudant. In het laatste rijtuig, dat van Hare Majesteit, na men mede plaats mevrouw van Loon Egidius, freule Rengers en freule Haarsma de With. Niettegenstaande het regenachti ge' weer, had de Koningin ouder gewoonte de kap van het rij tuig ni&t doen sluiten, zoodat het publiek Haar in het voorbijrijden goed kon zien. Uit Apeldoorn meldt men aan de „Avp." Dezer dagen zijn opmetingen ge daan voor eventueel te bouwen stallen voor rekening van H. M. de Koningin. Bij Kon. Besl. zijn benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nas- sau Jlir. A. W. G. van Riems dijk, voorzitter van het hoofdbe stuur der Bilderdijk-commissie, te Bloemendaal, en J. F. M. Sterck, voorzitter van de commissie voor de Bilder- dijk-tentoonstellingenvice-voorzitter van het hoofdbestuur der Bilderdijk- commissie, te Amsterdam. TWEEDE KAMER. Zitting van gisteren. Wij kunnen de gisteren voortge zette discussie over de Indische begrooting in het kort weêrgeven. De heer de Waal Malefijt pleitte met klem en nadruk voor een voor zichtig financiëel beleid. Zoo ook de heer van Deventer. Op eene vraag van den heer Jhr. de Savornin Lobman heeft de minis ter van oorlog het bericht beves tigd, dat de inspecteur der cavalerie, generaal Smeding, op grond van art. 41 der bevorderingswet zijn eervol ontslag met pensioen heeft gevraagd. De redenen daarvan komen over een met de berichten in de dag bladen. De minister verklaart niet de minste aanleiding te vinden, om te trachten den generaal op zijn besluit te doen terugkomen, Er wordt dezer dagen een algemeen plan betreffende de huisvesting van verschillende departementen met daaraan verbonden aanbouw en verbouwingen, ter inzage gelegd voor de leden van de Staten-Gene raai. Later volgt er eene aanvrage van de benoodigde gelden. Spoorweglijnen in de Haarlemmer- meer. Algemeen is, blijkens het Voorloopige Verslag, liet wetsont werp tot toekenning van een ren teloos voorschot uit 's Rijks kas, met voldoening ontvangen. Enkele leden betreurden het echter, dat de lijnen niet als spoor voor zwaar materiëel waren aange legd, daar alsdan eene nieuwe goede verbinding tusschen Amsterdam Leiden en HaarlemUtrecht zou zijn verkregen. Van meer dan ééne zijde werd er op gewezen, hoe voor de vrees, dat de nieuwe lijnen de spoorweglijn AmsterdamRotterdam concurren tie zouden aandoen, geen grond bestond. Verschillende leden uitten hunne verbazing over de bewering, dat de inundatie in oorlogstijd gevaar zou loopen door de voorgestelde spoor weglijnen. Eenigen meenden zelfs te moeten protesteeren tegen een behandeling „en detail" van defensie-zaken, als door den Minister van Oorlog was geschied. Naar zij betoogden, had het standpunt van dezen Minister zich gekenmerkt door bijzondere openhartigheid. Deze meening vond echter bij verschillenden tegenspraak. Velen opperden nog bezwaren, de de defensie rakendeeenigen waren echter van oordeel, dat de verantwoordelijkheid van dezen deskundigen Minister Kun een vol doende waarborg was, dat de voor gestelde lijnen geen nadeel voor onze defensie konden opleveren. De tien opcenten. Zijn de tien opcenten wel noodig? vraagt het „Handelsblad", nu er zoowel dit jaar als het volgende, zoo voor Nederland als voor Neder- landsch Indië op niet onaanzienlijke meevallers mag gerekend worden Deze meevallers zijn voor Neder land te wachten, en niet enkel bij de middelen, welke in den gewonen maandelijkschen staat worden op genomen. „Wij bedoelen het aandeel van den Staat in de winst der Neder landsche Bank. Tengevolge van den hoogen rentestand en de ruimere credietvraag heeft de winst dezer instelling in de zeven maanden van het loopende boekjaar reeds onge veer f 1.200,000 meer bedragen dan in de overeenkomstige maanden van het vorige jaar. De Staat ont vangt van die meerdere winst 2/3, zoodat veilig mag worden aange nomen, dat hij in 1907 minstens een millioen, misschien wel ander half millioen meer uit dit middel zal ontvangen. „Evenmin als met tin in Indië, mag men erop rekenen, dat deze bate van blij venden aard zal zijn om met het oog op de klimmende uitgaven de blijvende versterking onzer Rijksmiddelen tegen te hou den of te vertragen. Maar er valt op nog een anderen meevaller te wijzen de aanzienlijk lioogere di videnden, o.a. bij de Deli-tabak- maatschappijen, waardoor de op brengst der bedrijfsbelasting aan zienlijk zal stijgen. Ook op deze ruimere bron van inkomsten valt niet voortdurend te rekenen. Maar nu dergelijke meevallers zich voor doen, ligt de vraag voor de hand: is nu de tijdelijke belastingverhoo- ging fde 10 opcenten op bedrijfs- en vermogensbelasting) voor 1907 nog wel dringend noodig?" Faillissement. 9 Nov. Amsterdam, J. van Faas- sen, Cur. mr. J. G. B. J. Heuveldop. De nieuwe Staatscommissie. De Commissie voor toekenning van burgerlijke betrekkingen aan gewezen militairen, dezer dagen ge ïnstalleerd, is als volgt saamgesteld. Voorzitter raad-adviseur Door man, ran het Departement van ooi-- log; leden Van Ketwich Verschuur, referendaris, dep. buitenl. zaken; Aan Hamersfelt, id. justitie; Stoop van Strijen, id. binnenl. zaken; luit. ter zee le kl. Schreuders, werkzaam aan t dep. marine; Mirandolle, referenda ris aan het dep. van financiën, Rellin Couquerque, hoofdcommies aan het dep. van Waterstaat; Van Ginkel, id. aan landbouw enz.; Cremer, refe rendaris aan het dep. van koloniën, Gout, commies der posterijen, ge detacheerd bij het hoofdbestuur der posterijen en telegraphie. Secretaris der commissie is kapi tein Dufour, adjudant van den minis ter van oorlog. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT TSESmüf flGITE Mfl NON flGITfiTE. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 31bis Faubourg Montmartre. Onderscheidingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1906 | | pagina 1