Dinsdag 13 Nov. 1906. No. 6450.31ste Jaargang. Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland. BUITENLAND. BINNENLAND. De familie Fromentier. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden yoor Haarlem Voor de overige plaatsen in Nederland franco Afzonderlijke nummers 1-20 V 1.65 0.05 DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZÓN- EN FEESTDAGEN. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 1—6 regels0.60, (contant) 0.50 Elke regel meer0.10 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE k CONTANT. BUREAUX: St. JANSSTRAAT 1, Interc. Tel. No. 1426, - HAARLEM. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère:- G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 31bis Faubourg Montmartre. FRANKRIJK. Indien de Regeering op 11 De cember a.s. zoo vijandig mogelijk tegen de Kerk en de geestelijkheid optreedt, zal in het aartsbisdom Parijs althans alles zóó geregeld zijn, dat ook de armste parochies niet verstoken zijn van de noodige inkomsten. In genoemd aartsbisdom zijn 560 door den Staat bezoldigde geestelij- len. Alles te zamen ontvangen deze ruim 50.000 gulden. Met andere woordendeze geestelijken moeten nu reeds in hoofdzaak leven van het „Casuel", d. i. van de opbrengst der Missen, huwelijken, begrafenis sen, collecten enz. Deelen sommige rijke parochies met die der arme volkswijken, met de mingegoede van het platteland, dan zal de Regeering met haar on rechtvaardig uithongeringssysteem geen succes hebben. In andere bisdommen ziet het er vrij wat treuriger uit. 't Moeilijkst wordt de toestand door de dubbel zinnige houding der Regeering, zoodat zelfs de voornaamste onder de Katholieke rechtsgeleerden niet weten, hde zij in sommige gevallen iaden zullen. De Regeering kan volgens enkele bepalingen den wet even goed links als rechts. Neteli ger is de toestand, wat de pastorie- en betreft. Niet weinige dezer zijn als het ware met de kerk éénzij hebben gemeenschappelijke muren. Die pastorieën behooren aan het Rijk of de stad. Weigert een van deze beide aan den Pastoor te ver huren dan kan er desnoods in een gebouw, één met Gods huis als e ware, een tingeltangel gevestigd worden. Even goed kan men m de win kelhuisjes, welke gelijk bij de Sint Eustatiuskerk te Parijs, tot nu voor werpen van godsvrucht te koop aanbieden, als zij niet langer af hankelijk zijn van de Kerkfabriek, maar van Staat of Stad, een han del vestigen in zedelooze prenten, vieze briefkaarten en wat de zoo genaamde vuilhandel op hare vaalt te genieten geeft. Tegen dat alles vermag de Kerk niets, 't Is de tijd niet van recht en. rechtvaardigheid, maar van schaamtelooze rechts- en wetsschen- niswat de eene minister belooft, wordt door den anderen eenvoudig op zij geschoven en de Wet is zoo boosaardig sluw in elkaar gezet, dat een beroep op haar niets be- teekent. 't Is een majonnieke muizenval en de zoogenaamden 400 millioe- nen kerkelijke goederen strekten ten lokaas. Z. Heiligheid offerde liever het aardsch bezit dan de rech ten en de vrijheden der Kerk. BELGIE. Het woelige centrum eener reus achtige industrie, de stad Verviers, begint weder tot rust te komen. Zondag j.l. zijn weder 500 kin deren aan het station aldaar terug gekeerd, ditmaal uit Luik en Om streken en Brussel. In optocht trok men van het station de straten door, een lange, dichte stoet van 3 H duizend man, met roode vlaggen en banieren. De politie behoefde niet tusschen beide te komen. DUITSCHLAND. Teekenend wordt het genoemd, dat het heengaan van den Pruisi- schen minister Podbielskij alleen gepaard is gegaan met het verlee- nen van het grootkruis eener orde, die hij reeds bezat, dus de kleinst mogelijke onderscheiding. Volgens de „Vossische Zeitung" is deze kleine onderscheiding slechts toegekend om den schijn te redden, dat Podbielski niet volkomen in ongenade bij den Keizer is gevallen. De tijdelijke waarneming van het departement van landbouw door den minister van binnenlandsche zaken wijst op meerdere verande ringen in het ministerie, meent dit blad. Het aftreden van minister Studt wordt algemeen verwacht. Heden, dag der opening van den Duitschen Rijksdag, wordt er in Berlijn en omstreken zooals wij reeds gisteren meldden, door de socialisten gemanifesteerd, 't Geldt een protest tegen den vleesehnood. Wel deed men van Regeeringswege of liever, wel liet de Kanselier des Rijks een onderzoek instellen naar de oorzaken der vleeschduurte, maar de uitkomsten daarvan schijnen niet van dien aard te zijn, dat de me nigte daardoor tot kalmte kan ge bracht worden. Of de maatregelen, door de Regeering in uitzicht ge steld, bestaan zullen in verlaging van het tarief of vergemakkelijking van den invoer, is eene vraag, welke schier op aller lippen zweeft. ZUID-AFRIKA. De Pretoriasche correspondent van de Tribune heeft de 'generaals Botha en Smuts te Standertoo ge ïnterviewd, waarbij ook tegenwoor dig was de hoofdredacteur van de Volksstem, dr. Engelenburg. Eerstgenoemden spraken hun ver wondering uit, dat dergelijke inval len in de Kaapkolonie als d:e van Ferreira niet al meer zijn voorge komen, gelet op de aanwezigheid van zoovele tuchtlooze lieden in Damaraland. Maar beiden dreven^ den spot met de bewering, dat Transvalere zouden denken over een gelijktij- digen opstand. Dr. Engelenburg riep uit „Laten de Engelschen zich toch in Godsnaam niet inbeelden, dat de Transvalere er bij betrokken zijn De bewoners van het gebied van Gordonia behooren tot het laag ste soort blanken en Ferreira is vermoedelijk een vrijbuiter, die de Kaapkolonie binnenvalt om wagens en voedsel te krijgen." Botha en Smuts verklaarden, dat Ferreira niet in staat was Trans vaal door de Kalahari te [genaken. De invallers zullen vermoedelijk pogen noordwaarts Khama-land te bereiken, wantin zuidelijke richting moeten zij onvermijdelijk in handen der Kaapsche politie vallen. De correspondent voegt er bij, dat men te Pretoria algemeen Fer- reira's inval als van zuiver plaat selijken aard beschouwt. De Kaapstadsche correspondent van hetzelfde blad heeft Hofmeyer geïnterviewd. Deze verklaarde niet in staat te zijn den inval juist te beoordeeleu, want alle betrouwbare gegevens ontbreken. Hofmeyer vertrouwde intussclien, dat de zaak met een sisser zou afloopen. De Kaapsche regeering riep zijn medewerking in en achtte den inval ernstiger dan een eenvoudige vrij buiterij, hetgeen de correspondent van de Daily Telegraph te Kaap stad beaamt. Laatstgenoemde herinnert, dat een dergelijke inval al langen tijd besproken is als een gecombineer de beweging tusschen de Trans- vaalsche en de Damaralandsche Boeren, met oogluikende medewer king van Duitschen kant. Het is zoo duidelijk mogelijk, dat Ferreira niet in staat zou zijn honderd mijl op te rukken en politiestations te overmannen zonder tastbare mede werking van de bewoners der boe renplaatsen. De Kaapsche ministers verzeker den in een interview, dat zij Fer- reira's optreden en tijdelijk succes niet anders konden verklaren. Andere berichten uit de Kaap joel den, dat alle partijen in de Kolo nie het gebeurde ten zeerste be treuren en bejammeren. Ook de leden der Synode vair de Hollandsche kerk, die thans te Kaapstad zit, veroordeelden den in val. In alle kei'ken te Kaapstad werden gebeden opgezonden voor het behoud van den vrede in Zuid- Afrika. Lord Selborne wordt verwacht. Milner verklaarde, in een inter view, dat hij weinig gewicht hecht te aan den inval in de Kolonie. De anti-Duitschers exploiteeren Ferreira's inval in de Kaapkolonie reeds als een verraad van Duit schen kant jegens Engeland. Uit alle telegrammen blijkt, dat de inval onder den eersten indruk wel wat pessimistisch voorgesteld, geen ernstig karakter, hoegenaamd ge dragen heeft. Ook aan het Londensche departe ment van Koloniën wordt de inval niet als ernstig beschouwd. Wel is de minister, lord Elgin, Zaterdag avond nog zeer laat in de Downing Street gebleven en werden dien avond vele berichten ontvangen en verzondenmaar de onderminister Churchill, wiens ijver algemeen be kend is, vertrok naar zijn buiten. De verslaggevers der bladen wer den afgescheept met de verklaring, dat het departement geen mededee- ling had te doen. Een lezer van het „Hbld", die met do Afrikaansche toestanden zeer bekend is, schrijft over den inval van Ferreira. „Aan niemand kan deze inval meer gelegen komen dan aan de partij derRandmagnaten,aan de par tij, die een verantwoordelijk bestuur in de voormalige republieken met hand en tand tracht tegen te gaan. Aan niemand kan de daad van Fer reira ongelegener komen, dan aan de partij van „Het Volk", juist op dit oogenblik, nu de afkondiging der constitutie elk oogenblik te verwach ten was". Dit is de beste en meest afdoende weerlegging van de meening, dat deze inval in verband zou staan met een poging tot opstand van Bóeren- zijde. De zuiver logische opvatting van den schrijver dekt zich met de beschouwingen van Lord Milner en van generaal Smuts. Hofberichten. In het Dresdener dagblad van 6 November 11. komt het volgende bericht voor: H. M. de Koningin der Neder landen bezocht de kunstsalon van Emil Richter, in de Pragerstrasse, om de Hollandsche kunsttentoon stelling, de collectie der vereeniging „St.-Lucas", te bezichtigen. Naar de „Germania" verneemt wordt Prins Hendrik der Neder landen den 18 dezer te Rudolstadt verwacht, om er den verjaardag van prinses Mathilde, de moeder van den regeerenden vorst van Rudolstadt, te vieren. Zondagochtend om elf uur zijn koning Hakon VII en koningin Maud met gevolg per extra-trein te Vlissingen aangekomen. Op het perron waren ter ver welkoming aanwezigkolonel Henri Knollys, kapitein-ter-zee, S. Fortes- eue, baron Sirtema van Grovestins, adjudant van H. M. Koningin Wil- helmina, de heer Burger, consul- generaal van Noorwegen, de vice- consuls van Noorwegen te Rotter dam en te Vlissingen, de heer P. L. de Bruyne, vice-consul van En geland te Vlissingen en jhr. mr. A. A. var.Doorn van Koudekerke, burgemeester aldaar. Door de koninklijke wachtkamer gingen de vorstelijke personen met gevolg naar het aan de ponton ge reed liggend jacht. Zoodra de vor stelijke personen aan boord van het jacht kwamen, werd de Noor- sche standaard gehescliende kapel van het jacht speelde het Engel- sche volkslied. Ten half twaalf verliet de Victoria and Albert de haven met bestem ming naar Portsmouth. De Engel- sche kruisers Aboukir en Cressy, die ter reede geankerd lagen, wa ren Zaterdagmorgen reeds naar zee gegaan en wachtten daar het jacht op, om het verder te begeleiden. De terreinen rondom station en haven waren door rijks- en ge meentepolitie afgezet. De prinses van Bentheim en hare dochters zijn gisteravond te 6 u. 25 min. aan het station te Apeldoorn aangekomen, waar zij verwelkomd werden door H. M. de Koningin ne Z.K.H. den Prins. De Koningin kuste Haar familieleden. In een A la daumont bespannen rijtuig werd naar het Loo gereden. Faillissementen. 12 Nov. Amsterdam. H. Verkooy, bouwondernemer. Our. mr. J. A. von Hamel. Nalatenschap L. F. E. Hamet Cur. mr. Ch. J. F. Karsten. Tegen den vuilhandel. Onder het opschrift: „Een uit nemende actie" schrijft o. m, „De calvinistische Heraut" Aan de Roomschen in ons land dient een eervol getuigenis gege ven voor de krachtige actie, die zij op touw hebben gezet tegen den zoogenaamden „vuilhandel". Ónze volksaard is van huis uit reeds geneigd genoeg om al wat met het sexueele leven in verband staat, met bezondere openhartigheid, die niet zelden aan schaamteloos heid grenst, te bespreken. Geen land in Europa, waar men zoo geërgerd wordt door allerlei schaamtelooze woorden en afbeel dingen op muren en schuttingen door de straatjeugd geschreven, als ons land. Vooral in onze dagen is dat kwaad op schrikbarende wijze toe genomen. Heel de litteratuur schijnt geen ander doel te kennen, dan aller'ei zonden, die onder Christenen, 7 ,fs niet genoemd behooren te worden haarfijn uit te pluizen en te be schrijven. En alsof deze stroom nog niet genoeg was, rijzen thans de winkels als paddestoelen uit den grond, waar de meest schaamtelooze afbeeldin gen publiek worden uitgestaldom nog te zwijgen van hetgeen als toe gift bij sigaretten en sigaren in sommige winkels, zelfs aan baarde- looze knapen medegegeven wordt. In hoeverre de Overheid hier kan en moet ingrijpen, laten we in het midden. Zeker heeft de Overheid van Godswege de roeping om op het publieke terrein des levens alles te weren wat de eerbaarheid kwetst. En hoe moeilijk het ook zijn moge om in wettelijke voorschriften de juiste grens aan te wijzen tusschen het geoorloofde en ongeoorloofde, een Overheid die niets doet en het kwaad onbeteugeld laat voortgaan, verstaat haar roeping niet. Het Christelijk ministerie, dat in 1905 gedwongen werd af te treden, heeft die roeping gevoeld en maatregelen beraamd, om dit kwaad eeniger- mate te stuiten. Maar de Overheid kan met al here wettelijke bepa lingen niets uitvoeren, wanneer ze geen krachtigen steun vindt bij het volk. Hoe sterker de actie wordt bij het volk tegen al wat de zeden aantast en bederft, hoe gemakke lijker het de Overheid vallen zal ook harerzijds dit kwaad tegen te gaan. fcVoGr alle dingen moet er gezorgd worden, dat de opvoeding van de jeugd weer gebonden wordt aan de Christelijke religie. Daarin ligt^niet alleen een per soonlijk belang van de Christen ouders, maar ook een volksbelang. Want zonder Christelijke school is de moraliteit van het volk niet hoog te houden. Wie in haat tegen de christelijke kerk, het godsdienstig element van de school bant, heeft het aan zich zelf te danken, als straks een ont kerstende natie ook moreel weg zinkt tot al de ellende, waarin eens het heidendom verzonken lag. Maar naast die christelijke opvoe ding voegt ook een ernstig maar kloek protest tegen al, wat publiek de eerbaarheid kwetst. De actie, door onze christelijke mannen op touw gezet, heeft reeds vruchten gedra gen. De Roomschen hebben ons een goed voorbeeld gegeven. Publiek wordt door hen gewaar schuwd tegen alle winkels, die aan „vuilhandel" zich schuldig maken. Onderling verbinden zij zich in geen winkel meer te koopen, waar platen of werken worden tentoongesteld, die zedebedervendzijn.Ende Room- sche pers werkt krachtig mee om de actie te steunen,en schrijft uitnemen deartikelen, om de oogen voor dit ge ve ar openen.Het zou onze eer als Cal vin -ten te na komen, wanneer wij Rome in dezen strijd alleen lieten FEUILLETON. 62. Eindelijk stond men van tafel op. Na nog een paar alledaagsche af scheidswoorden verdwenen de buren, en kort daarna gingen ook de bloed verwanten weg. Ik moet u ook verlaten, zuchtte mevrouw Maloutre, zich niet zonder moeite aan Montaurels gezelschap ont trekkend, die nog tot den volgenden dag bij zijn vriend wilde blijven. Een oogenblik nog draaide zij om Luc heen in eene ontroering waar voor hij de moeite niet deed eene reden te vinden; dan eensklaps af ziende van eene manoeuvre, die haar toch niet hielp, zuchtte zij Tot zien, arme vrienden, ik zal spoedig nog eens terugkomen. Neen, blijf maar zitten, mijnheer Luc, daar is iémand die met ongeduld op het oogenblik schijnt te wachten, om u alleen te spreken. Zij ging met Aliette de deur uit en Luc zag tot zijne teleurstelling, dat hij nog niet aan het einde der vermoeie nis was van dezen verscbrikkehjken dag- In een stoel van het salon gezeten, blijkbaar vast besloten deze plaats niet zoo spoedig te verlaten, wachtte mijnheer Caillet, de notaris. De oude Fromentier had graag met hem te doen en maakte bij menige gelegenheid gebruik van zijne slim heid zonder daarvoor iets te betalen. Heel nederig jegens den vader meen de mijnheer Caillet het met den zoon niet zoo nauw te behoeven te nemen, en bij de enkele gelegenheden, dat Luc zaken met hem gedaan had in betrekking tot de erfenis zijner moe der, had hij hem aanmatigend, vijan dig, bijna onbeschaamd gevonden. Thans was zijne houding echter aanmerkelijk veranderd, en zoo be leefd als hij maar kon, begon hij met een vriendelijken glimlach: Het spijt mij, dat ik u vandaag nog storen moet, mijnheer, maar zaken gaan vóór allesen, er zijn boven dien zaken, die men gaarne en zoo spoedig mogelijk opheldert. Hij zweeg in de verwachting, dat Luc eene vraag zou doen. Maar deze stelde volstrekt geen be lang in dit gesprek. Hij verlangde enkel naar het einde. En een ander middel zoekend, om zijne nieuwsgierigheid op te wekken, hernam de notaris: Gij hebt u nog met niets bezig gehoudendat is gemakkelijk te be grijpen. J Luc maakte een ontkennend gebaar. -fan, hernam de notaris in het volle besef van zijne waardigheid, moet ik v voorloopig zeggen, dat mijnheer uw vader geen testament gemaakt heeft en dat ook niet van plan was te doen, zooals hij meermalen uit drukkelijk tegen mij gezegd heeft. „,°Teel te erger, zeide Luc. Wat, zooveel te ergerriep de notaris uit, terwijl hij groote oogen opzette als een professor, die verbaasd is ovei de domheid van een zijner leerlingen. Maar op deze manier wordt gij eenige erfgenaam, zonder verplicht te zijn een enkel legaat uit te keeren. Dat is toch vrij wat gemakkelijker. Luc had eerst aan Aliette gedacht, en het speet hem, dat zijn vader niets voor haar gedaan had. Dan meende hij, dat de erfenis misschien te klein zou zijn om te deelen en dat zijn vader alles voor hem bestemd had. Hij her haalde thans, wat mijnheer Caillet gezegd had: Ja, misschien is het zoo vrij wat gemakkelijker. Dat zou ik meenen, zeide de no taris, die al vriendelijker werd. Hfj boog zich over de leuning van zijn armstoel naar Luc toe, en hoewel zij alleen waren sprak hij op fluiste renden toon, alsof het een intiem on derwerp gold, te heilig, om op den gewonen toon behandeld te worden Ik ben het altijd met hem eens geweest, om geen testament te maken. Men weet nooit, welke denkbeelden er in iemands geest opkomen, als hij eene pen in handen heeft. Gij zijt eenige zoon, hij kon u de helft van het goed ontnemen En daar Luc niet de minste vrees liet blijken, evenmin als eenige dank baarheid voor den bewezen dienst, ver volgde mijnheer Caillet, die blijkbaar zijn best wilde doen om den zoon in de gunst te komen: Hoewel het niet zoo lijkt, heb ik u toch dikwijls voorgesproken. Luc froirste de wenkbrauwen. Ziende, dat zijne woorden niet in goede aarde vielen, stond de notaris op zeggende: Als gij het liever hebt, zal ik morgen of overmorgen terugkomen. Luc liet hem gaan, zonder verder antwoord te geven. Wat het geldelijke betreft, dan scheen de dood van mijnheer Fromen tier niet veel verandering gebracht te hebben. Het landgoed, dat, voor zoo ver Luc wist, eigendom van de familie was, bracht ongeveer vijf duizend gul den op. Maar het moest met een groote hypotheek bezwaard zijn, want hoewel Fromentier nauwelijks het derde deel van deze som uitgaf, scheen hij altijd in geldverlegenheid te zitten, en zoodra hij wat verkocht had, bracht hij aan stonds bijna de geheele ontvangen som naar den notaris. In de lade van het schrijfbureau, die Luc open had moeten maken, vond hij weinig geld, nauwelijks ge noeg om de gemaakte onkosten te bestrijden. Voor de toekomst maakte Luc zich echter niet bezorgd. Aliette zal rijk worden door haar huwelijk, dacht hij bij zich zelf. en wat mij zelf betreft, ik ben met weinig tevreden. Hij had nog geen enkel plan ge maakt. Door de eerste ontsteltenis van de ramp, die hem getroffen had, door de vlijmende smart en de ongewone drukte, die daarop volgde en van uur tot» uur wat anders bracht, had hij nog geene gelegenheid gehad, om aan zich zelf te denken. Eerstdaags na de begrafenis, toen de kalmte in huis teruggekeerd was, kon hij zich reken schap geven van de leegte, die in de woning ontstaan was. Mijnheer Fromentier was de spil ge weest, waarom alles draaide, de ziel van het huishouden. Nu hij weg was zou men gezegd hebbendat er niets overbleef. Nu het juk, waaronder men zoo lang gebogen had, eenmaal gebro ken was, voelde ieder zich vrij. (Wordt v(rvolgd). HAARL AQITE MA NON AGITATE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1906 | | pagina 1