Woensdag 14 Nov. 1906. No. 6451.31$te Jaargang. Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland. Raadseltjes. BUITENLAND. BINNENLAND. De familie Fromentier. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem Voor de ov.erige plaatsen in Nederland franco per f Afzonderlijke nummers DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BE f 1.20 1.65 0.05 ÉN FEESTDAGEN. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 16 regels0.60, (contant) 0.50 Elke regel meer0.10 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE a CONTANT. BUREAUX: St. JANSSTRAAT 1, Interc. T^l. No. 1426, - HAARLEM. Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère :- G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 31bis Faubourg Montmartre. 't Was gisteren aan de Nassau- laan een drukte als maar hoogst zelden gezien wordt bij den Schouwburg b. v. of „De Kroon" of in den omtrek van „deVereeni- ging", wanneer er heel, heel iets extra's te genieten valt voor Haar lem's „geacht publiek." 't Verkooplokaal van den heer Sarlet zag reeds vóór tien uur een dichten drom van kooplustigen binnenkomen, weldra binnendrin gen, het woordje dringen genomen in zijn alleronprettigsten zin. Menige huisvrouw, halve of heele dame, beeft ongetwijfeld eene minder aan gename herinnering bewaard aan de uren, die zij gisteren in het ven duhuis doorbracht. Onze lezers weten, wat er aan de hand wasDe Holl. IJz. Spoor wegmaatschappij zou in het publiek verkoopen, al wat door vergeetach tige lieden in station en treinen Was achtergelaten alle voorwerpen, later niet door de vergeetachti- gen opgeëischt. Een achtbaar- cijfer 1800 para plu's, 600 wandelstokken, om te zwijgen van allerlei andere dinge- tjes. Hoe is 't mogelijk, dacht ik on willekeurig, toen ik dien bezig voor me zagEn ik herinnerde mij den goeden vriend, die telkens zijn nieuwe paraplu verloor, en de oude nooit ergens liet staan, altoos zeer zorgvuldig met zich omdroeg. Gaf hij gehoor aan de verma ning zijner betere helft: „Man, schaf toch eens een fatsoenlijke pa raplu aan! Met dat ding kun je niet meer op straat komendan was hij geen twee dagen in t be zit van liet fonkelnieuwe regen scherm, of 't was op onverklaar bare wijze zoek geraakt. Er schijnen meer van die onge luksvogels te loopen. Hoe anders te verklaren, dat er 1800 paraplu's enz. als „vondelingen" kunnen aan gegeven en aan den meestbiedende verkocht? Maar behalve die voorwerpen, hoeveel andere lagen op een nieu we eigenaresse of eigenaar te wat h- ten! Reistasschen zeer natuurlijk Tooneelkijkers eveneens zeei natuurlijk Een broche, een oorbel, andere gouden of zilveren sieraden nogmaals zeer natuurlijk. Zoo licht worden die met mantel of ander kleedingstuk losgetrokken. Maar een hoed, of onbegrijpelij ker nog, een rok, hoe kan men die vergeten hoe kan men die in den trein achterlaten Zie dit zijn van die raadseltjes, welke men bijna niet achterhalen of oplossen kan, evenmin als dit andere, hoe het reizend publiek zooveel schoenen verweesd kan achterlaten Al die voorwerpen kwamen nu onder den hamer Om een dezer relieken der vergeetachtigheid te bemachtigen, gingen de kooplusti gen reeds vóór tienen naar de Nas- saulaan en bedreigden zij eikaars ek- steroogen en ribben. Wie heeft ook weer gezegd, dat onnoodige dingen, hoe goedkoop ook gekocht, altoos en in ieder geval te duur betaald worden? 't Doet er niet toe Maar van elf uur gistermorgen, tot de verkooping achter den rug was, kon men een gedeelte van Haarlem's goede bevolking zien loven en bie den met een ijver, betere zaak waardig; kon men prijzen hooren besteden, welke stellig en zeker de waarde van de geveilde dingen verre overtrof. 't Ging er menigmaal toe als op eene verkooping van antiquiteiten, waar de eene liefhebber tegen den ander opbiedt en fabelachtige prij zen besteed worden voor voorwer pen, die niet het derde deel er van waard zijn. „Wie heeft er nog geen vergeten paraplu? Schande over u, als gij straks gaat wandelen, zonder een wandelstok tot „derde been bij 't stappen", een wandelstok, die dooi de H. IJ. S. M. bij Sarlet in het openbaar verkocht werd Indien zoo iets en dergelijke aanmoedigingen telkens geklonken hadden en bij 't publiek in goede aai de gevallen waren, 'thad er niet koop lustigen kunnen toegaan op de Nassaulaan. En we vreezen maar, dat heden morgen niet weinigen wroeging zul len gevoelen over de bestede dub beltjes en nog een tijdje paraplu, stok, reistasch, broche, vrouwenzak, rok, hoed enz., bij Sarlet gisteren gekocht, als een soort van kwaad geweter met zich zullen omdra gen. Het berouw komt na Of er het volgend jaar de koop lust minder om zal zijn Misschien nog grooter. L. frankrijk. De heer Piou, de groote katho lieke spreker, beeft Dinsdag in de Kamer minister Briand van ant woord gediend, 't Is hier de plaats niet, om Piou op den voet te vol gen in zijn betoog, doch een paar hoofdpunten verdienen de aandacht van alle Katholieken. Telkens wil de Regeering het laten voorkomen, of zij o zoo 'n goede bedoelingen heeft; of zij niemendal wil doen, wat als een vijandige maatregel tegen de Kerk wordt opgevat. Dat had minister Briand ook meermalen durven beweren. Piou heeft dagheldeu laten zien, dat Z.H. de Paus daarom vooral de scheidingswet verworpen heeft, verwerpen moest, omdat zij de kerk niet hare bewonderenswaardige hië rarchie aantast. Volgens deze verraderlijke wet zou de Kerk de Kerk niet meer kunnen zijn. Niet de priesters, de bisschoppen, de Paus zouden in Kerkelijke aangelegenheden te be slissen hebben, of de eindbeslissing uitspreken,maar het leeken-element. Stel u voor, dat er hier een Kerk bestuur bestond, dat de bevoegd heid had, 0111 den pastoor te zeggen „Donderdagavond lof? 's Zondags is genoeg." Of wel„Wij willen niet hooren opDinsdag van een gezongen Mis ter eere van Sint Antonius". Anders nog: „De Bisschop heeft in zijn Vastenbrief hier en daar zoo'n Koningsgezind woordje ingevoegd, of eene hatelijkheid tegen de vrij metselarij Wij willen dus niet, dat die Vastenbrief voorgelezen wordt in de Kerk." Terecht zal men zoo iets onbe staanbaar, onnatuurlijk noemen, en vooral in strijd met hetgeen de groote kracht is der Katholieke Kerk en wat alle dwalendeChristenen haar benijdenhare hiërarchie. En toch, de zoogenaamde vrij making der Kerk in Frankrijk vol gens de scheidingswet maakt het erger dan wij zooeven onderstel den. Zoo Pius X in zoo iets berust had, zou hij-zelf het doodvonnis over de Kerk in Frankrijk gctee- kend hebben. Ook dat toonde de heer Piou duidelijk aan. Z. Heiligheid stond ten slotte voor de keus: Verlies der Kerke lijke goederen of het Schisma. Kon hij anders dan liet eerste kiezen? Pio noemde deze wet bij haar waren naam eene oorlogsverkla ring aan de Kerk, eene nieuwe po ging der Vrijmetselarij, die al 25 jaar op allerlei wijze de katholie ke Kerk verdrukt en ten ondergang zoekt te brengen. Voor de eerlijke tegenstanders mocht, dat nog wel eens gezegd en ook onder dit op zicht deed de heer Piou een vrucht baar werk. Jaurès' bewering in de Kamer „De Paus is alleen tegen de wet wegens financiëele controle door leeken" werd gisteren door niemand minder dan Briand gelogenstraft. „Neen, niet daarom verwerpt ze de Paus, hij verwerpt ze, omdat hij ze met de leer van de Kerk in strijd acht." Briand richtte zich vervolgens tot de Rechterzijde. „De Paus wil, dat gij u rustig houdt; doet ge dit, kan kunt ge uwe godsdienstplichten vervullen doet ge het niet, dan zult ge de wet in hare volle kracht gevoelen". Mooie woorden, maar die immers van de zijde der Regeering voor eene practische toepassing niet vatbaar zul len zijn. DUITSCHLAND. De „vleeschnood" in[den Rijksdag. Hetgeen hierover door vrijzinni gen en socialisten gezegd is, kun nen we samenvatten in de vraag: Wil de Regeering, met behoud van doeltreffende maatregelen tegen overbrenging van veeziekten, de grenzen openstellen, en door ver laging of opheffing der invoerrech ten op vee en door afschaffing van de invoerrechten op veevoeder aan den nood een einde maken? Deze interpellaties worden behan deld na benoeming van den nieu wen Minister van Landbouw. Van de zijde der Regeering wordt ver wacht Vergemakkelijking van den toe voer van buitenlandsch vleesch door oprichting van slachthuizen vooral aan de Nederlandsche grens. 't Is de Koln. Zeit. die dat schrijft. In tegenwoordigheid van den Keizer en de Keizerin en het Beier- sche Hof is gisteren te Munchen de eerste steen gelegd van het Duitsche Museum voor meester werken der techniek. Hofberichten. H. M. de Koningin-Moeder kwam gisterenmiddag per Staatsspoor van 1 uur 30 min. in de residentie om een bezoek te brengen aan de ten toonstelling van'schilderijen, studies en teekeningen, nagelaten door den kunstschilder P. de Josselin de Jong in de kunstzaal van „Pulchri stu dio." Met den trein van 3 uur vertrok H. M. naar het Loo voor het bezoek aan de Koningin. Het staldepartement van H. M. de Koningin-Moeder vertrekt Vrij dag van Soestdijk naar Den Haag. TWEEDE KAMER. Na beëediging van den nieuwen Leidschen afgevaardigde volgde gisteren de voortzetting van de In dische Begrooting. De Minister was slecht te spreken over den twijfel van Jhr. de Stu- ers aan de waarheid der ambtelijke verslagen. ZExc. opperde ^daartegen eon vormelijk maar tevens krach tig protest. Met den heer Boogaart, die voor buitengewone uitgaven eene leening had aanbevolen, verklaarde de heer Fock niet te kunnen meegaan. De minister trachtte met cijfers aan te toonen, dat er geen reden tot on gerustheid is. De socialist van Kol, die over de Bali-expeditie een zoo duister taf- reel had opgehangen, moest daar tegen een krachtig protest verne men. „Neen, Nederland speelt den dwingeland niet. Is niet de vriend schappelijke houding der Balische bevolking een bewijs, dat zij blij is van hare vorsten af te zijn?" De slachtoffers der expeditie ver klaarde ZExc. te beklagen. Natuur lijk. Ieder die gevoel en hart heeft, moet deernis hebben met onge- lukkigen. Vrijdag a.s. wordt de nominatie opgemaakt voor een Raadsheer in den Hoogen Raad. Sfaatsbegrooting. Regeeringsantwoorden. Wij ontleenen aan de Memorie van Antwoord (Hoofdstuk I) de volgende belangrijke zinsneden De Regeering meent de verzekering te kunnen geven, dat zoolang zij het bewind voert, het der Kamer op het gebied der sociale wetgeving aan werk niet zal ontbreken. Gaarne erkent zij, dat daarbij in menig op zicht wordt voortgewerkt op door het vorig Kabinet gelegde grondslagen. Hetgeen naar haar inzichten van de wetsontwerpen van het vorig minis terie kon behouden blijven, is gehand haafd het overige wordt herzien, voor zoover zulks noodig geacht wordt. Het klinkt volgens den minister vvel eenigszins vreemd, dat van de zijde der geestverwanten van het afgetreden Kabinet thans op min of meer afkeurenden toon wordt gespro ken over de houding der Regeering ten aanzien der Lager-Onderwijs-novelle. Met instemming nam de Minister kennis van hetgeen hieromtrent van andere zijde is aangevoerd, t.w. dat het tot dusver niet het streven ge weest is van optredende ministers, af te breken wat door hun onmiddellijke voorgangers was opgebouwd, en hij wenscht daaraan toe te voegen, dat ook het ministerie Kuyper zulks niet heeft gedaan, doch integendeel oa.de Leerplichtwet onveranderd heeft ge kten. Ten opzichte van de mede in het Voorloopig Verslag genoemde Speetwet wordt de weg van geleidelijke be perking gevolgd. Te eenenmale onaannemelijk komt het den Minister voor, dat aan de voorstanders van een tarief van invoerrechten, als onder het afgetreden Kabinet is voorgesteld, waarvan een meerdere opbrengst van pl.m. f9 millioen werd verwacht, het principiëele verschil zou Ontgaan tusschen dat voorstel en de nu aangekondigde technische her ziening van het tarief, waarvan de meerdere opbrengst op f 1/2 millioen is geraamd. Met beslistheid wordt opgekomen tegen de beschuldiging van partijdigheid bij benoemingen in meer dan een geval is op voor dracht van een der tegenwoordige mi nisters, een politieke tegenstander be noemd. Bij voordrachten tot benoe mingen let het Kabinet uitsluitend op de belangen van den dienst en op de bekwaamheid en geschiktheid der candidaten. De Regeering is ook van gevoelen, dat ter bevordering van publieke eerbaarheid en zedelijkheid de strafwet haar roeping heeft te ver vullen en acht zich geen enkele daad of uitlating bewust, met die opvatting in strijd. De Regeering spreekt den wensch uit, dat de voorstellen tot strenge berechting van strafzaken bij de kantongerechten, die spoedig het Dep. v. Justitie kunnen verlaten, bin nenkort tijdsverloop tot wet worden verheven. Overleg wordt gepleegd over een regeling van de Zondagsrust. De voorbereiding eener herziening der Armenwet is nog in gang. Voorstellen tot wettelijke regeling van het vak onderwijs kunnen eerlang worden te gemoet gezien. De daartoe benoemde coinm ssie heeft in opdracht op de meest eenvoudige wijze een regeling te ontwerpen, welke de aansluiting van de vooroefening der jeugd aan het onderwijs in zijn verschillende trappen verzekert. De Regeering is in beginsel voor eene enquête omtrent het middenstandsvraagstuk. De voorgenomen wijziging van de Landweerwet heeft ten doel, eenige veranderingen te brengen in de samenstellingen en in de hoogere aanvoering van de landweer, waardoor deze beter in staat gesteld zal worden aan haar bestem ming te voldoen. Dit ontwerp heeft reeds sedert eenigen tijd het departe ment van Oorlog verlaten. De voorgenomen wijziging in de Militiewet beoogt in hoofdzaak de mogelijkheid te verschaffen tot versterking van het contingent, gepaard met beperking deels onder zekere voorwaarden van den dienst onder de wapenen, en een betere regeling van het tijdstip van indienststelling der verschillende categorieën en dienstplichtingen. De opcenten. Dat ook den Minister de heffing van tien opcenten op de vermogens belasting en de bedrijfsbelasting over het belastingjaar 19061907 in het licht der werkelijke ontvangstcijfers over de eerste 9 maanden van het loopend dienstjaar minder noodzake lijk voorkomt dan hij die te vorigen jare achtte, behoeft wel niet te wor den gezegd. Een accros van f4.700.000 in negen maanden, hetgeen eenig recht geeft om een accres van f6.300.000 over het geheele jaar tegemoet te zien, is door hem allerminst verwacht, en kon bezwaarlijk door iemand ver wacht worden. Nu het geraamde tekort niet minder dan f4.35 millioen bedraagt en op een eenigszins beteekenend bedrag uit nieuwe of verhoogde belastingen voor 1907 niet schijnt te mogen worden gerekend, daar geen der ingediende belasting-ontwerpen nog in de afdee- lingen is onderzocht, schijnt het inder daad alleszins geraden de over het loopende belastingjaar geheven wor dende opcenten ook over het eerst volgende belastingjaar te heffen. FEUILLETON. 63. Het werk op het land, tot nu toe de dagelij ksehe bezigheid, bleef liggen, en het huis, waar niemand meer het bevel voerde, of bromde, scheen uit gestorven. Op de gewone uren ver raste Luc zich zelf, dat hij terugkwam, en somtijds meende hij den zwaren stap van den grijsaard op de steenen in de gang te hooren, zoowel als zijne gebiedende stem, die door het heele huis klonk. Deze waan ging echter spoedig voor bij en dan voelde hij zijn hart ineen krimpen van smart. Niets gaf hem afleiding voor de diepe treurigheid, die op al de bewoners van de boerderij scheen te liggen. Aliette was niet opgeruimd meer, Florine brommiger dan ooit. De dood van mijnheer Fromentier scheen zelfs den wrok niet verdreven te hebben, die zij na hun twist tegen Luc be houden had. Alleen wanneer het hoog noodig was sprak zij hem aan, het overige van den tijd bleef zij op een afstand brommend en scheldend: In haar hoofd scheen zij bijzondere ge dachten te koesteren, die hare oogen nu eens onheilspellend deden flikke ren en dan weer schitteren van een geheimen triomf. Tot zelfs Montaurel scheen zijn gewone opgeruimdheid ver loren te hebben en ten pgooi te zijn aan een denkbeeld, dat hij niet durfde uitspreken. Op den morgen van het vertrek van den kommandant verscheen de no taris, die gemeend had. 'dat een uit stel van acht en veertig uren vol doende was, om de smart van eiken erfgenaam te doen bedaren, opnieuw op de boerderij Ronceray. En daar Luc nog aarzelde, om hem te ontvangen, zeide Montaurel: Maar gij kunt de zaken toch zoo niet langer laten loopen. Boven dien zal het u ook eenige afleiding bezorgen. Kom dan met mij mee, zeide Luc, voor wien een tête-J-tête met mijnheer Caillet eene nieuwe beproe ving scheen. Als het niet al te onbeschei den is? Neen, voor u heb ik geen ge heim. Weet gij dat zeker? Heel zeker. Zonder de oogen neer te slaan hield Luc den doordringenden blik van Montaurel uit. Zij gingen samen naar beneden, waar de notaris hen wachtte, en toen Luc zag, dat deze aarzelde met zijne uiteenzetting, sprak hij Voor mijn vriend heb ik niets te verbergen. De notaris maakte eene buiging. Zijn wantrouwen scheen nog niet ge weken en hij vroeg: Kpnnen wij niet in de kamer van mijnheer uw vader gaan, waar wij rustiger zullen zitten dan hier? Zonder te antwoorden opende Luc de deur. Nadat de kist van mijnheer Fro mentier hier uitgedragen was, had Luc den moed nog niet gehad dit vertrek weer binnen te gaan. Een stroom van herinneringen overwel digde hem en deed dit elke andere gedachte verdwijnen. Men had in der haast de oude sprei over het bed gelegd. Op den grond lagen nog takjes groen en verwelkte bloemen. In de kamer was eene be nauwde lucht en overal zag het er verlaten uit en greep een gevoel van eenzaamheid den bezoeker aan als in plaatsen, waar in dagen en weken geen mensch den voet zet. De notaris nam plaats op een van de drie stoelen met biezen matten, die met het oude schrijfbureau, dat vroeger zwart geweest was, maar nu tal van vlekken en olmgaatjes ver toonde, het eenige meubilair vormde. Luc herinnerde zich als in een droom zijn vader hier te hebben zien zitten op die plaats, voor deze groote regis ters, waarin hij eiken avond schreef met den bril op den neus, bij het licht van een eindje kaars, waarvan de vlam in trillende beweging was door den tocht van het raam. Het eindje kaars stond daar nog in den koperen kandelaar en het oude vloeipapier, vol vlekken en de penne- houder, die twintig jaar geleden een stuiver gek ost had, en de kleine inkt pot, die bijna altijd ledig was en dan met water aangevuld werd. Daar naast lag een stapel oude pa pieren, geel geworden en aan de hoe ken, die de grijsaard altijd bij zich hield, een dagboek, een jaarboek, een dictionnaire en, een zonderlinge tegen stelling hiermede vormend de „Medi tations" van Lamartine. Het stof, dit graf kleed van alle voor werpen, bedekte reeds met eene dikke laag deze voorwerpen, die Luc met vromen blik beschouwde, en hij voelde zoo'n diepe ontroering, toen hij den ouden pennehouder in de vuile handen van mijnneer Caillet zag, dat hij nauwelijks meer aan de mededeeling dacht, waaraan de notaris op dit 'oogenblik zwijgend bezig was. Montaurel had dit armoedig vertrek rondgezien en de indruk, dien hij bij zijne komst op de boerderij verkregen had, was er nog door versterkt. Deze brave man zal ons zeker zeggen, dat de erfenis gelijk nul is, sprak hij bij zichzelf, terwijl hij innig medelijden met zijn vriend gevoelde bij deze nieuwe teleurstelling Eindelijk begon mijnheer Caillet zijne mededeeling Ik weet niet, of mijnheer uw vader u met den stand van zaken op de hoogte gebracht heeft. Instinctmatig boog mijnheer Mon taurel het hoofd, als iemand, die eene dakpan ziet neervallen, welke reeds lang dreigde. Luc zelf geraakte in verlegenheid, als hij antwoordde: Neen, in het ge heel niet. Ik denk, dat ik u dan eene ver rassing bereiden zal Mijnheer Caillet, die slechts weinig vertrouwde klanten bezat, verheugde er zich heimelijk over nu eens wat meer er van te weten dan de anderen in dit opzicht hun meerdere te zijn. Hij verlengde daarom zooveel mogelijk dit genot. Wordt vervolgd). NIEUWE IN TIEND flGITE Mfl NON fiGITATE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1906 | | pagina 1