Maandag 15 April 1907.
No. 6561 32ste jaargang.
Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland.
Uit de Pers.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Editie 4 uur,
ABONNEMENTSPRIJS
Pm 3 maanden voor Haarlem1.20
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post1.65
Afzonderlijke nummers0.05
DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
Van 16 regels
Elke regel meer
BUREAUX: St. JANSSTRAAT 1, Interc. Tel. No. 1426, - HAARLEM,
PRIJS DER ADVERTENTIËN
0.60, (contant) f 0.50
,0.10
Groote letters worden berekend naar p aatsruimte.
DIENSTAANBIEDINGEN 25 GENT PER ADVERTENTIE a CONTANT.
Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère :-
G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, Slbis Faubourg Montmartre.
BINNENLAND.
Mgr. Dr. W. Nolens schrijft
°mtrent de jongste crisis
De crisis is dus opgelost.
Opgelost is misschien minder
Juist.
In ieder geval is ze beëindigd.
Ze is beëindigd in dezen zin, dat
net Ministerie, dat zijn ontslag had
Aangeboden, aanbleef, alleen de
Minister van oorlog werd vervan
gen.
Twee van de beste maanden voor
uen parlementairen arbeid zijn
verloren gegaan.
En dat alles om liet blijvend
gedeelte.
En nog niet eens om het blijvend
gedeelte.
Wie heeft er nu op slot van
zaken aan dat blijvend of niet blij
vend gedeelte zijn hart verpand
Dat alles eigenlijk veeleer, omdat
<Ie volksvertegenwoordiging, zoowel
Tweede als Eerste Kamer, van
oordeel was dat zonder voldoende
voorlichting, zonder voldoende
voorbereiding, overhaast, met een
meer gedurfde dan tactische geste
door den minister van oorlog in de
legerorganisatie werd ingegrepen.
Op het eerste oog zou men kun
nen vragen blijkt nu niet, dat die
ontslag-aanvrage van het Kabinet
achterwege had moeten blijven, of
wel dat het Kabinet bij zijn ont
slagaanvrage had moeten volhar
den
Zoo eenvoudig liggen de zaken
echter niet.
Yóór de ontslagaanvrage ligt. het
stellen van de Kabinetskwestie, en
tusschen die ontslagaanvrage en het
intrekken daarvan kan heel wat
gebeurd zijn.
Verder
De meest op den voorgrond staande
practische vraag is thanswa.t kan
nu nog afgedaan worden rebus
sic stantibus in de gegeven om
standigheden.
Het is eenigszins aanmatigend
raad te geven als die niet gevraagd
is.
Indien deze raad echter gevraagd
wordt, zou ik zeggen
lo. het defensievraagstuk worde
vooral met het oog op bezuiniging
en beperking van lasten binnen
de grenzen van het noodige, maar
ook met het oog op de weerkracht,
in zijn geheel door eene commissie,
waarvan zoo noodig de Minister
van Oorlog en Marine deel uitma
ken, onderzocht.
„De Nieuwe Courant" eischt licht
omtrent het verloop der Crisis en
schrijft onder meer:
Voor elke daad van staatsbestuur
een aan de Volksvertegenwoordi
ging verantwoordelij i persoon, en
deze persoon de betrokken (tnede-
onderteekende of wel uitvoerende)
Minister). Zoo is inderdaad de zui
vere constitutioneele theorie.
Toegepast op het feit van den
dag is de „daad van staatsbestuur"
deze de weigering van H. M. de
Koningin om het ontslag van acht
der negen ministers te aanvaarden
en Haar benoeming van een nieu
wen minister van Oorlog. De poli
tieke verantwoordelijkheid voor deze
daad berust bij het ministerie, daar
het de weigering van het ontslag
aanvaardt en met den nieuwen ambt
genoot het bewind voortzet.
Nu komt^ de Kamer bijeen en
vraagt het Kabinetwaarom vinden
wij u hier? Eu het Kabinet mag
daarop het antwoord niet sc Tuldig
blijven. Het moet de motieven me-
dedeelen, die bet bewogen tot aan
blijven. Het zal daarbij vermoede
lijk niet kunnen nalaten de hoofd
zaken, positieve, nog onbekende
feiten mede te deeïen die aan zijn
heroptreden zijn voorafgegaan en
daarop van onmiddellijken invloed
geweest zijn. In hoeverre hetdiar-
bij in bijzonderheden zal treden,
staat uitsluitend te zijner beslissing;
slechts weet het, dat indien het de
Kamer niet zoodanig inlicht, dat
deze tot oordeelen over de regee-
ringsdaad in staat zij, liet zich bloot
stelt aan de toepassing van het
uiterste parlementaire middelop
zegging van vertrouwen.
M. a. w. bet ministerie heeft de
regeeringsdaad voor zijn rekening
te nemen en zich deswege te ver
antwoorden. Er bestaat geen enkel
bepaald argument, geen enkele be
paalde openbaarmaking, welke de
Kamer daarbij kan eischenander
zijds is er geen enkel door het
landsbelang geoorloofd argument,
waarvan het ministerie geen gebruik
zou mogen maken, behalve een
beroep op den wensch of de daden
van de Koningin persoonlijk. Hier-
mor toch zou liet ministerie de
verantwoordelijkheid geheel of ten
deele overbrengen op Haar, die door
de Grondwet buiten het geding
wordt gesteld. De koning is on
schendbaar; de ministers zijn ver
antwoordelijk.
Uit dezen regel vloeit voort, dat
de beweegredenen, die de Koningin
tot het initiatief der regeeringsdaad
bewogen, de door Haar ontvangen
adviezen, de door Haar gemaakte
gevolgtrekkingen, de door Haar ge
pleegde overleggingen, niet aan de
openbaarheid mogen worden prijs
gegeven. Immers, voor deze bestaat
geen politieke verantwoordelijkheid;
zij zijn niet in overleg met een
minister geschied; zij zijn niet „re-
geeringsdaden". Zij zijn en blijven
onttrokken aan de beoordeeling van
het parlement en van de kiezers;
met de openbaarmaking zou een
ministerie niet slechts een daad van
grove onbescheidenheid begaan, die
het beraad der koningin tot onder
werp zou maken van publieken
praat, maar bovendien even incon
stitutioneel bandelen als wanneer
het zich bij de verdediging van
een wetsontwerp of van een be
stuurshandeling beriep op het aan
deel, dat de Koningin in de voor-
bereiding daarvan zou hebben se-
had.
Maar zouden dan de ministers
niet mogen verlangen, dat hun van
bedoelde adviesen mededeeling werd
gedaan? vraagt Land en Volk.
Wij doen opmerken dat dit een
andere vraag is dan die betreffende
openbaarmaking. Natuurlijk kunnen
de Ministers aan hun bereidverkla
ring om voor een regeeringsdaad,
welke ook, de verantwoordelijkheid
te aanvaarden, de voorwaarden ver
binden, welke hun goed dunken
aan de Koningin die te weigeren
en hen te laten gaan.
Maar wederom, dit behoort tot
het overleg tusschen vorst en mi
nisters, dat aan openbaarheid ont
trokken behoort te blijven juist ter
wille van de handhaving der on
schendbaarheid des eersten, en van
haar noodzakelijk complement, de
volle en uitsluitende politieke ver
ant woordelijkheid der laatsten voor
alle regeeringsdaden.
Roemenie.
In eene dagorde dankt de Koning
zijne troepen voor de flinke manier,
waarop zij de binnenlandsche on
lusten onderdrukt hebben.
Hoe dit in zijn werk gegaan is,
vernemen wij nader. Er werden
hier en daar vaste kampen gevormd,
van waaruit zoogenaamde vliegende
afdeelingen naar de meest bedreigde
punten gezonden werdenmenig
dorp is gebombardeerd en puinhoo-
pen zijn er in menigte op tal van
punten in het Roemeensche rijk.
De rust is er nu hersteld, maar
wat tot oproer leidde, en gewapend
verzet van de zijde der boeren-be-
volking, dat bleef bestaan. Ooglui
kend laat de regeering toe en
politieke personen, die omgekocht
heeten, werken er toe mede, om
woeker en uitbuiterij, door Israëlie-
lieten in Roemenië op groote schaal
toegepast, te bestendigen en te
beschermen. Zonderling is 't, dat wij
de groote buitenlandsche pers nie-
hooren jammeren over de vermoorde
boeren in Roemeniëwaren het
Russische boeren geweest, de groote
Pers zat gewis in zak en assche,
lamenteerende bitter.
Z. M. de Koning van Roemenië
deed misschien niet kwaad, als hij
zorg droeg, dat de gelukwenschen
aan het leger spoedig gevolgd wer
den door goede wetten, de zwakheid
beschermend tegen de overmacht
van den woeker enz.
MAROKKO.
De voornaamste personen uit Fez
hebben met den Sultan vergaderd
en boden hem een groot gedeelte
hunner bezittingen aan, indien hij
die noodig mocht hebben, om het
land tegen de Franschen te verde
digen.
Door den Sultan werd hun de
verzekering gegeven, dat de Fran
schen niet de verovering van Ma
rokko beoogen of een aanslag op de
heilige stad. Hij drukte hun vooral
op het hart, dat zij de bevolking tot
kalmte aansporen zouden, want zon
derdat was Marokko's ondergang
zeker.
Nader wordt gemeld, dat de Sul
tan nu gedaan heeft, wat nooit te
voren is gebeurd in het openbaar
heeft hij sommige personen doen
geeselen, die een Fransehman aan
gevallen hadden.
Dat voorspelt andere tegemoet
komingen iti zake de vergoedingen
en het eerherstel, door Frankrijk
geëischt.
ITALIË.
In het Consistorie van heden zal
Mgr. de Pelacot, bisschop van
Troyes tot aartsbisschap van Cham
ber}- verheven worden, en Mgr.
Ricard, bisschop van Angoulême
tot aartsbisschop van Auch.
Beide prelaten behooren tot de
verdienstelijkste leden van hetFran-
sehe episcopaat
FRANKRIJK.
Pastoor Jouin is tot 16 francs
boete veroordeeld. Eene kleinig
heid, wat de boete betreft, maar
;ene enormiteit, wanneer men let,
>p de gronden dezer vero^rdeeling.
vV ijl pastoor Jouin in een figuur
lijke uitdrukking tot verzet tegen
le uitvoering der scheidingswet
scheen aangespoord te hebben,
is hij veroordeeld.
In het vonnis verdient vooral
deze passage de aandacht: dat de
wet van 9 December 1905 eene
schreeuwende uitzonderingswet
schijnt op het gewone recht, waar
zij een buitengewoon misdrijf schept
voor de bedienaren van den god -
dienst, welke toch juist door die
wet onder de gewone burgeis ge
rekend worden.
Zoo wreekt zich de rechtbank
op de regeering, welke haar het
vonnis als het ware afdwong.
Den 13en dezer heeft Z. Heiligheid
de Paus de luiermand gezegend, door
hem als peter bestemd voor zijn pe
tekind, het verwachteSpaansche prinsje
of prinsesje, 't Moet een keurig ge
schenk wezen, kunstwerk met de naald
en versierd met kanten van groote
waarde.
Heden is graaf Onorati tot 's Pausen
edelwacht behoorend, naar Madrid
vertrokken, om het geschenk aan te
bieden.
Het stoffelijk overschot van wijlen
Leo XIII zal eerst dezen zomer naar
Sintjan van Lateranenovergebracht
worden.
Wederom meldt de „Giornale d'
Italia", dat Z. H. de Paus een Witboek
zal laten uitgeven, om de vele leugens
ei vervalschingen in de zoogenaamde
Montagnini-panieren te weerleggen.
Ook nu kunnen wij uit de beste bron
dit bericht tegenspreken.
Als een nieuw bewijs van toenade-
ring tusschen Vaticaan en Quirinaal
wordt genoemd, dat koning Victor
Emanuel bij zijn terugkomst uit Grie
kenland te Catana op zijn koninklijk
jacht met Kard. Nava een langdurig
onderhoud had.
SPANJE.
Uit Madrid wordt geseind, dat som
mige lieden nog maar altoos stoutweg
beweren, dat het Vaticaan zich met
hand en tand verzet zou hebben tegen
de reis van Koning Alfonso naar Pa
rijs. De papieren-Montagnini zouden
daartoe het bewijsm teriaal leveren.
De heer Garcia Alix, die zitting had
in het Kabinet Villaverde ten tijde
van 's Konings reis, heeft die bewe
ring reeds formeel tegengesproken.
Ook de heer Maura, verre van de
reis tegen te werken, heeft alles ge
daan om er den Koning toe te bewe
gen en wilde zelfs persoonlijk Z. Ma
jesteit vergezellen.
En voor het "uitbreken van de
ministerieeele-crisis zorgde Maura er
nog voor, dat de attaché's benoemd
werden, die den Koning vergezellen
wilden.
Zullen nu de praatjes uit zijn?
Korte Berichten.
De Koning en de Koningin van
Engeland zijn op Maltha aangekomen.
De heer Frisch, Staatssecretaris en
Voorzitter van den Russischen Rijks
raad is te Sint Petersburg overleden.
Door de Chineesche Rwgeering is aan
de Japansche hare tevredenheid be
tuigd over het terugtrekken der troe
pen uit Mantsjoerije.
De heer Ojeda, Spaansch gezant te
Rome, is met zijne familie door den
Paus in audiëntie ontvangeD.
Een Oostenrijksch eskader van vijf
pantserschepen heeft te Jaö'a het anker
laten vallen. Met een bijzonderen trein
is admiraal Ziegler daarop met 180
officieren en minderen naar Jerusalem
gegaan.
Koninklijk Bezoek aan Amsterdam.
Omtrent de feestelijke ontvangst
van het Kon. Echtpaar op 22 April
a.s. vanwege den Nationalen Oranje
Bond. Wat ook Vall, Trouw Staat
Pal", meldt men ons, dat reeds de
volgende vereenigingen zich met
banieren zullen vertegenwoordigen
Ëereteeke - voor belangrijke krijgs
verrichtingen, Oranje vereen iging
F. A. V. E. U., Bondsvereeniging
voor Oranje, Vereeniging „De Oran
jebloem", Bond van Israëlitische
militairen „Getrouw aan ons Vor
stenhuis en Vaderland", Bondsver
eeniging voor Oranje, afdeeling van
den Bond van oud- actief dienende
Israëlit che Militairen „Getrouw aan
ons Vorstenhuis en Vaderland",
Ons doel is Neêrlands Roem".
Verder hebben zich nog opgege
ven de jongens van het Ned.-Isr.
Jongens weeshuis, „Megadée Jetho-
men", en de Port.-Isr gehuwde oude
lieden.
Bij verschillende scholen bestaat
met het oog op het uur van aan
komst (G uur 's avonds) plan, om
zich in groepen aan te sluiten. Hier
voor wordt ten spoedigste bericht
ingewacht, met het oog op de ver
deeling der plaatsen,
De deelnemers behoeven niet aan
gesloten te zijn om de „Hulde" te
brengen; het doel is, spontane uiting
van endoor het Nederlandsche volk.
Aanvrage tot deelneming spoedig
in te zenden met opgaaf van aan
tal. Vereenigingen van buiten Am
sterdam gelieven te 4 uren present
te zijn. Alle inlichtingen worden
gaarne verstrekt door den voorzit
ter, den heer Albert v. d. Horst,
377 Heerengracht, Amsterdam.
Na de Crisis.
Naar „L. en V." verneemt, is er
nog geen interpellatie aangekondigd
bij den voorzitter der Tweede Ka
mer over de crisis.
Het voornemen bestaat, dat de
voorzitter van den Ministerraad, wan
neer de Tweede Kamer wederom
is vergaderd, waarschijnlijk a. s.
Woensdag, een zakelijke verklaring
afleggen omtrent hetgeen heeft plaats
gehad.
Spoorwegdienst.
Een ontwerp-zomerdieust van de
Nederlandsche Centraalspoor is door
den minister van Waterstaat goed
gekeurd.
Aftreden des heeren Passtoors.
Onze Haagsche Correspondent seint
ons zooeven:
Het bericht betreffende de aftreding
van den heer Passtoors als Kamerlid
is beslisjt onwaar. De heer Passtoors
is gezonder dan oöit en heeft aan af
treden zelfs niet gedacht.
Mr. Aalberse en „Het Volk".
Mr. P. J. M. Aalberse, lid van
de Tweede Kamer, schreef in het
„Katholiek Sociaal Weekblad", dat
tijdens de debatten over het Arbeids
contract, „een Katholiek Kamerlid
ongevraagd van een sociaal-demo
craat het materiaal ontving, om Tak
in de Kamer te beantwoorden."
„Het Volk" riep mr. Aalberse
toe „gij liegt" en sommeerde hem
den naam van dien sociaal-demo
craat te noemen.
Naar aanleiding daarvan schrijft
deze thans in het „K. S. W."
„Het Volk" meent het recht te
hebben te verklarengij liegt, zoo
lang wij niet bereid zijn den
naam van dezen sociaal-democraat
te noemen. Welnu, dan kan het
lang wachten. Zou „Het Volk" in
het omgekeerde geval wel bereid
zijn namen te noemen? Hoe 't zij
„Het Volk" moge 't gelooven of niet
gelooven, dat laat ons volkomen
koud, doch wat wij schreven was
de zuivere waarheid. Eu het toen
gezonden materiaal is nog in ons
hezit, zuinig bewaard als treffend
bewijs van de ontzaglijke woede
welke er onderling tusschen de so
ciaal-democratische partijgenooten
heerscht. Zouden wij dan zoo grif
gelooven, dat de „eenheid plotse
ling is hersteld?... Wij kunnen ech
ter „Het Volk alvast een verrassing
voor ons volgend nummer aankon-
cigen. Namelijk een antwoord op
zijn beschuldiging gij liegt, een
antwoord, dat den heeren vermoe
delijk nog lang heugen zal!"
Burgem.5estersvacature Tilburg.
Het „Dagbl. v. N.-Br." schrijft:
„In tegenspraak met verschillende
berichten over de a.s. benoeming
van een burgemeester te Tilburg
deelt men ons mee, dat j.l. Dinsdag
9 April bij den minister van Bin
nenlandsche Zaken nog geen voor
dracht was ingekomen van den
commissaris der Koningin in Noord-
Brabant."
Intusschen wordt als opvolger
van wijlen den heer Mutsaers met
de meeste beslistheid genoemd de
heer Carl Striiter.
„Die ellendige Drankwet."
Tegen een jeugdigen werkman, die
den eersten Maart 1.1. in de tapperij
zijner moeder in de Agatha Deken
straat te Amsterdam aan een agent
van politie in burgerkleeding, die op
Drankwet-controle uit was, twee maat
jes jenever tapte die, in een fleschje
gehaald, bestemd bleken voor gebruik
„elders dan ter plaatse van den ver
koop", werd door den Ambte
naar van het O. M. bij het Ille kan
tongerecht aldaar f8 boete subs. 2 dagen
hechtenis gerequireerd.
Mr. F. A. Kokosky, in deze zaak
als verdediger optredend, stelde daar
bij een eigenaardige tegenstrijdigheid
in het licht, welke zich bij de inter
pretatie van een Drankwet-artikel, t?
weten Art. 50 al. 1 blijkt voor te
doen in de meeningen en in de daar
op berustende vonnissen van de rech -
tersin verschillende kantons der hoofd
stede.
De rechter in het le kanton heeft
bij een vonnis van 7 Januari 1907
(„VV'eekbl. v. h. Recht" no 8496) van
rechtsvervolging ontslagen iemand,
die beklaagd was, als tapper, dus
hebbende alleen een vergunning tot
verkoop van sterken drank in 't klein
voor gebruik ter plaatse van verkoop
te hebben verstrekt een hoeveel
heid, kleiner dan 10 L. voor gebruik
buiten zijn tapperij. Het optreden als
slijter meteen tappersvergunning werd
bij dit vonnis dus toegelaten, aange
zien de bedoelde kantonrechter niet
las een onderscheid tu schen de spe
ciale tappers- en de speciale slijter
vergunning in de genoemde alinea
van art. 50 der Drankwet, waarin
straf wordt bedreigd tegen hem, „die
zonder de vereischte vergunning ster
ken drank in het klein verkoopt, in
het klein te koop aanbiedt, of in voor
raad heeft ten verkoop", welke onder
scheiding in andere alinea's van het
zelfde artikel en ook in andere artikels
wèl wordt gemaakt.
De rechter in het IVe Kanton en
ook het O.M. in de thans dienende
zaak, bleek daarentegen het bedoelde
artikel zoo te interpreteeren, dat in
de bewuste alinea daarvan met de
uitdrukking „vereischte vergunning"
wel degelijk wordt bedoeld de door
de wet in deze speciale gevallen ver
eischte vergunning.
Mr. Kokosky betoogde, dat deze
laatste interpretatie inderdaad wel
weergeeft wat de wetgever, met het
bewuste artikel heeft willen doen,
maar dat men haar uit het artikel
niet lezen kan zonder het geweld aan
te doen.
Pleiter wees er verder met nadruk
op, welk een onbillijkheid deze tegen
strijdigheid in magistrale opvatting
voor een stad als Ams'eriam met
zich brengt.
Immers nu slijten de tappers, onder
het Ie Kanton ressorteerende, dus in
de Muiderpoortbuurt. er rustig op los,
terwijl tappers in andere stadsgedeel
ten zich, hetzelfde doende, aan ver
volgingen en veroordeelingen bloot
stellen. Het lag daarom in pl.'s voor
nemen, in deze aangelegenheid de uit
spraken der verschillende kantonrech
ters der hoofdstad en verdere beslis
singen tot in hoogste instantie uit te
lokken.
Tevens wijdde mr. Kokosky ge
lijk reeds vele pleiters inzake als de
ze vóór hem hebben gedaan enkele
woorden aan de onwenschelijke wijze
van handeling der politie bij het speu
ren naar overtredingen van de Drank
wet. Dat optreden als „agent provo
cateur" achtte pl. absoluut in strijd
met de waardigheid van ambtenaren
der politie.
„Men beseft niet" aldus mr. Ko
kosky „tot hoeveel onwettige daden
die ellendige Drankwet voert: tot
meineed, wederspannigheid, mishan
deling, contractfraude, enz. alhs om
den druk dier wet te ontkomen. Men
lokke nu van de zijde der justitie
vooral niet nog meer overtredingen
door unfaire middelen uit."
In de zaak, volgende op de boven
vermelde waarin, gelijk in alle an-,
dere behandelde zaken, den
15en April a. s. 's middags te 12 uur
uitspraak zal worden gedaan werd
door een agent van politie verklaard,
dat de instructies der ambtenaren met
Drankwet-controle belast, voorschrij
ven. dat door hen niet door aandrang
overtreding van de wet mag worden
bewerkt.
De agenten in politiek vragen een
voudig een drank die niet of slechts
in bepaalde hoeveelheid mag worden
verstrekt. Blijkt dan de persyon tot
wien de vraag gericht wordt niet da
delijk willens om aan het verzoek te
voldoen, zoo moet de beambte zeg
gen „O, dan wil ik u niet in gevaar
brengen en mag hij onder geen voor
wendsel zijn verzoek herhalen.
Maar er b'ij ken zich ge-allen voor
te doen, waarin aan die instructie
geen gevolg wordt gegeven en de
ILK ND
flGITE MA NON AGITATE.