DONDERDAG 4 Juli 1907.
No. 6623, 32ste Jaargang.
BUITENLAND.
Bericht.
Gedempte Oude
Gracht 120.
Gedempte Oude
Gracht 120
Onderwerpen van
den dag.
feuilleton
Spoediger dan wij verwacht
ten, zijn wij er in geslaagd
ons weer in een eigen gebouw
te vestigen.
Vanaf beden zijn dus onze
Redactie- en Administratie-
bureaux gevestigd in bet pand
(bij de Kleine Houtstraat.)
Wij verzoeken dringend,
vanaf heden alles wat voor
onze Redactie, Administratie
en drukkerij bestemd is, te
doen bezorgen aan ons nieuw
adres
De Directeur
F. H. M. v. d GRIENDT.
Er zijn tal van dingen, die de
publieke belangstelling op dit
oogenblik gaande Hbuden in ons
vaderland.
En een Courant moet, wil ze
waarlijk ®elck wat wils» geven,
van al die onderwerpen zoo nu en
dan eens wat mededeelen, zebren-
in den kring barer lezers, en er
zoo noodig een eigen opinie bij
zeggen.
Voor dat soort van «onderwerpen
van den dag» zal deze rubriek
dienen, waarin onze lezers op ge
regelde of ongeregelde tijdstippen,
al naar het pas en gelegen komt,
over die dingen zullen spreken die
in het openbare leven op de agenda
staan, waarover een beschaafd
menseh dient mee te kunnen spre
ken, althans er in thuis te zijn.
Zoo zal het ééne soms in den
smaak vallen van den één, 't an
dere zal weer een ander beter be
vallen. Want vooral in deze ru
briek zal verscheidenheid het ken
merk zijn van 't juiste.
Misschien dat op den duur elk
zijn gading vindt!
Nederland
en België.
Een van de kwesties die in den
laatsten tijd wel het meest zijn
besproken van al, is de toenade
ring tusschen Nederland en België.
Een toenadering, die door enkele
Belgische handelslui op het scherpst
wordt voorgestaan, en waarvoor
zoo langzamerhand de aandacht is
gevraagd en de belangstelling is
gewekt ook in ons Noordelijke
Nederland.
Men weet hetzelfs een inter
nationale commissie is er van
Volksvertegenwoordigers uit de
beide Staten, die het denkbeeld
der internationale toenadering tus
schen de beide zusterlanden met
zorg overweegt.
Wij kunnen niets anders zeg
gen, dat dan we in beginsel hoogst
symphatiek-gezind zijn tegenover
zulk een entente.
Méér dan een entente wordt het
natuurlijk nooit: de dagen van
184529 zijn natuurlijk voorgoed
begraven, en al mocht men er
naar wenschen, ze weer op te del
ven, de omstandigheden zijn nu
heel anders dan toen.
Dat neemt echter niet weg, dat
nu een samenwerken op verschil
lend gebied zeer wenschelijk kan
worden geacht.
In de kringen der groote mogend
heden die ons omringen, wordt
dan ook het opluikende denkbeeld
van «Nederland en België tot één
Bond saamgebonden«, met veel
belangstelling gevolgd.
Belangstelling van allerlei aard.
In de Duitsche kringen b.v. vindt
men het denkbeeld bedenkelijk.
Duitschland zou voor zijn ont
wikkeling op handelsgebied een
leelijken concurrent hebben aan een
commerciëele toenaderingen tus
schen Nederland en België!
En nog meer: een verbond tus
schen de beide Nederlanden (zoo
als nog immer met voorliefde ieder
die de Nederduitsche taal spreekt
de landen noemt) zou voor Duitsch
land op militair gebied een leelijke
sta-in-de-weg zijn.
Alléén ligt elk van beide landen
open, in geval dat Duitschland in
oorlog geraakt, en we behoeven
ons geen illusies te maken, dat bij
een mogelijken oorlog tusschen
Duitschland en Engeland b.v. onze
Nederlandsche open havens vrij
zouden blijven.
Maar België en Nederland ver
bonden, zijn te samen een macht
die bij een eventueelen oorlog nog
wel eens- een loodje kan werpen
om de schaal te doen overslaan.
Geen wonder, dat Duitschland
vooral die entente, die al zoo druk
wordt besproken, niet vriendelijk
aanziet 1
In Duitschland wordt het onder
werp veel behandeld.
De Kölnische Zeitung had er on
langs nog een artikel over, waarin
de aandacht werd gevestigd op de
gegevens, die een hoogleeraar te
Jena, prof. Harms, heeft verzameld
en uitgegeven, en waarin wordt
geconcludeerd, dat Nederland beter
zou doen ietwat nader op handels
gebied aan te sluiten bij Duitsch
land, dan bij België.
In ons land zijn er slechts wei
nigen, die aldus denken.
Onder de groote voorstanders
van al wat Duitsch is, behoort
vooral het conservatief-liberale
Utrechlsche Dagbladoverigens blijft
de geheele Nederlandsche pers in
dezen nogal voorzichtig en op den
achtergrond.
De Duitsche profesor, bovenge
noemd, betoogt vooral dat welis
waar aan enkele takken der Bel
gische nijverheid een tolverbond
met Nederland aanmerkelijke voor-
deelen zou verschaffen, maar dat
voor den bloeienden Belgischen
landbouw er niet dan zware na-
deelen uit voortvloeien zouden.
De grootste hinderpaal voor de
unie zou volgens prof. Harms even
wel deze zijn, dat België voor het
vereenigde tolgebied bescher
mende rechten zou moeten vor
deren, terwijl Nederland niet zou
kunnen aflaten van den vrijhandel
als den sterksten ondergrond van
zijn doorvoer- en tusschenhandel.
Geen van de twee landen zou in
het vergroote douanegebied een
aequivalent vinden, zoo meent
deze schrijver dat opwoog te
gen den ouden toestand.
Prof. Harms tracht dan nog aan
te toonen, dat zoo Nederland dan
toch op economisch gebied aan
sluiting zoekt te verkrijgen,het door
't geheel van zijne belangen in de
richting van Duitschland wordt
opgestuwd.)
Aldus spreekt de Duitscher.
We zullen ons, in deze nog zoo
hypothetische kwestie, vooral niet
wagen aan de beoordeeling van
z'n stellingen, maar heel merkwaar
dig vonden we het, dat juist dezer
dagen in een Engelsch tijdschrift
de »Fornightly Review®, hetzelfde
onderwerp is besproken door een
ongenoemden schrijver, die precies
het tegenovergestelde concludeert
van wat de Duitsche professor heeft
neergeschreven
De Engelsche schrijver beziet de
zaak (van zijn standpunt zoo eerlijk
mogelijk) meer uit militair oogpunt,
en zegt dan o.a.
«Een Hollandsch-Belgische en
tente is een verreweg practischer
stap naar de bewaring van den
Europeeschen vrede dan een Haag-
sche Conferentie onder nauwkeurig
afgeperkte voorwaarden, waaronder
de groote militaire Mogendheden
slechts toestemmen willen aan haar
wijsgeerige beraadslagingen deel te
nemen.
»Zij (de samenwerking van België
en Nederland) zou ook beduiden,
dat Nederland het slaapmiddel der
Duitsche plannenmakers van zich
afgeschud had, welke het voorge
steld hebben, alsof in het groote
Duitsche Rijk op te gaan een ge
lukkiger lot ware, dan de bewaring
van hun onafhankelijk door de
mannen, gevoed met de overleve
ringen «Willem den Zwijger®.
Men ziet het, dat zelfs de reto
riek in deze «kwestie van den
dag« niet ontbreekt!
Algemeen Overzicht.
De wereld loopt snel
Hoe lang, of liever, hoe kort is
't ook weer geleden, sinds de be
ruchte scheidingswet van Biiand
c. s. heel de Katholieke wereld in
vuur en vlam zette?
En tochwie spreekt er haast
meer over?
W einigen
Het leven gaat voorbij, en of
daarginds in Frankrijk nu millioe-
nen en millioenen met één groote
greep aan de Kerk en de geloovj-
gen zijn ontstolen, of Frankrijk s
grootste kerk-monumenten mir
nichts dir nichts aan de wettige
eigenaars ontnomen zijn, of de
uitoefening van den eeredienst af
hankelijk is gemaakt van prefecten
en burgemeesters wie denkt er
haast nog aan.
Toch wordt die ergerlijke historie
van vervolging en uitbuiting en
schending van eeuwenoude rechten
opeens weer geheel in de herinne
ring teruggeroepen, nu er een
nieuw wetsvoorstel van den beruch-
ten Briand bij de Kamer is aan
hangig gemaakt, ten vervolge op
de vorige, die door de goegemeente
zoo heel onschuldig: de wetten tot
scheiding van Kerk en Staat wor
den genoemd.
In dat nieuwe wetsontwerp van
Briand worden nieuwe maatregelen
getroffen voor den roof (de «over
name®, noemt ook onze liberale
pers dat nog heel zoetsappig) van
de kerkelijke goederen.
Men weet hetdoor t verbod
van Z. H. de Paus om de z. g. cul-
tueele vereenigingen te vormen, is
de toeleg van Briand c. s. om de
rijke goederen en kerkgebouwen
der Roomsch-Katholieken op één
slag te vermeesteren, geslaagd.
Voor dat aardsche goed ollerde
de Paus het beginsel niet op.
En dat kunnen de liberale hee-
ren maar niet begrijpen: altijd en
immer hebben ze het er nog over,
dat de heer Briand in 1905 er toch
nooit op had kunnen rekenen, dat
de Katholieke Kerk zoo maar die
kostbare goederen zou laten loo-
pen
Briand heeft blijkbaar 't spreek
woord waar willen maken: zooals
de waard is, zoo vertrouwt hij z'n
gastenEn dus dacht hij, dat de
Paus wel bijten zou in zijn cultu-
eele vereenigingen, als hij maar het
behoud van de rijke kerkgoederen
als aas uithing
Maar jawelde Paus beet niet.
«Dan palmen wij jullie kostbaarhe
den en kerken en monumenten en
groote fondsen eenvoudig in,« zeide
Briand. En dat noemde hij toen:
de scheiding van Kerk en Staat
Enfin, 't is er' dan nu.
En al die kostbare eigendommen
van de Kerk en de geestelijke
orden vallen dus nu volgens deze
fraaie wet aan den Staat in den
schoot, die op zooveel niet gere
kend had.
Vandaar deze wet.
Om maar ineens van allen last
af te komen, wordt hier in de
gauwigheid nog even bij bepaald
dat na zes maanden geen enkele
eisch om teruggaaf door de schen
kers van fundaties enz. meer mag
worden ingesteld.
Nog ergerdat alleen de recht-
streeksche erfgenamen van die
schenkers, testamentaire of lega-
taire begiftigers, nu de schenking,
het legaat of het vermaakte zullen
kunnen terugvordereneen onrecht
vaardigheid die b.v. tot gevolg
heeft, dat als een priester zijn ver
mogen aan de Kerk vermaakte,
diens familie nü, nu geheel tegen
den wil van den erflater een of
andere maponnieke loge of «bur
gerlijke® liefdadigheidsvereeniging
ermee gaat strijken, stilletjes toe
kan kijken!
Als er nog eenige zin voor recht
en billijkheid zit in Frankrijk, dan
wordt zoo'n wet toch niet aange
nomen, zou men zeggen!
Doch helaas!
't Arme, mooie Frankrijk, de
oudste dochter der Kerk, gaat
langzamerhand achteruit in alle
opzichten, neen, niet langza
merhand maar snel.
Men weet, hoe zijn bevolking
door den vloek van het Neo-Mal-
thusiaansche stelsel in getal en in
energie en kracht steeds achteruit
gaat tegenover den gezonden en
kloeken wasdom van het Ger-
maansche ras.
De beweging in het Zuiden die
in de laatste dagen schijnt te ver-
loopen, is een staaltje van die
degeneratie van Frankrijk, die nu
ook een van de laatste stutzuilen
des lands, het leger, schijnt te
hebben aangetast.
Hoewel er niet veel over gezegd
wordt, en de kranten er maar liefst
over zwijgen, schijnen er toch op
verschillende plaatsen nog immer
oproertjes in de gelederen voor te
komen. De krijgstucht in Frankrijk
verslapt: de revolutionaire denk
beelden schieten wortel in het leger
en de tactiek van Clemenceau,
Picquart en hunne voorgangers,
om het leger van alle «clericale®
of andere »onrepublikeinsche« of
ficieren te »zuiveren«, draagt nu
haar vruchten. De heeren maaien
wat ze gezaaid hebben!
Een geluk is voor hen, dat door
de oneenigheid onder de wijnbou
wers een ernstig beroep op de
trouw van het leger niet noodig
is geblekenDie oneenigheid neemt
toe, velen leggen al het hoofd in
den schoot, en de organisators, die
hun zaak nog konden redden, zitten
in de dooswij vergisten ons giste
ren toen we schreven, datFerroul
c.s. al vrij waren Men heeft wel
druk er over gesproken, maar is ten
slotte toch niet toegestaan.
Nu nog een paar grepen uit het
nieuws van heden: om te begin
nen iets over Portugal.
Minister Franco, die met ener
gieke hand het roer van den staat
heeft, en alle anderen er af gooit,
is het roerend eens met koning
Carlos. Maar of die eensgezindheid
den koning veel voordeel zal doen,
is te betwijfelen, want het Portu-
geesche volkje is als alle zuidelij
ken nogal roerig en revolutionair-
aangelegd, en men schijnt er al
druk te praten over een repu-
biek!....
Daar komt bij, dat Franco in
z'n roerende eensgezindheid met
den koning dien ook overal z'n zin
in geeft en heel welwillend op zijn
eigen gezag, zonder de kamers erin
te mengen, de civiele lijst van
koning Carlos met een flink som
metje verhoogd heeft!
Althans zoo heet het, in berich
ten uit Lissabon.
Nu, als 't waar is, dan lijkt het
ons geen erg geschikt middel om
de Portugeesche zaken beter te
maken! Ontevreden volkeren zijn
zeker wel 't best tot het uiterste
te drijven, door ze aan hun porte-
monnaie te komen!
We kennen uit de tooneeltjes
van vroegere jaren te goed de her
rie, die zoo dikwijls in Oostenrijk
de zittingen van den Rijksraad
kenmerkte, tooneeltjes, waarde
zich dit lichaam, met nog eenil
andere staatscolleges inde Mona
chie, de treurige vermaardheid hej
verworven van een der woeliger
parlementen te zijn ter wereld.
De nieuwe Rijksraad, die zooa
onze legers weten, nu een steri
Christelijke meerderheid heeft, i
pogingen doen om die schande vol
den vervolge weg te nemen.
Een nieuw reglement van orj
heeft het parlement daartoe in
handeling genomen, waarin o.
bizondere bepalingen zijn opgenl
men voor de afdoening der begrol
ting, Voor de behandelin_
commissie wordt een maximum lil
van zes weken voorgesteld, alsmeJ
een bepaalde tijd voor de algemeeil
beraadslagingen en de artikelsgl
wijze behandeling in het Huis zei
Bovendien zullen twee dagen pl
week vastgesteld worden voor cl
behandeling der regeeringsvoo|
stellen
Andere bepalingen hebben hl
trekking op voorkoming, zoovel
mogelijk althans beperking, ve
misbruik van het recht om am ei
dementen voor te stellen en intej
pellatiën te houden in den von
van obstructie, alsook op vermeel
dering van het gezag en de b<f
voegdheden van den voorzitter.
Voor ernstige rust- en ordeve|
storingen kan namelijk overgegac
worden tot uitsluiting der volks
vertegenwoordigers met inhoudiiu
van het presentiegeld. 1
Voorts staat het elkeen die nnj
bevoegd en geroepen is tot deel
neming aan de beraadslagingej
vrij, schriftelijk bij den voorzittc
in verzet te komen tegen in hq
Huis mondeling of schriftelijk
dane uitlatingen, die den betrof
kene in zijn goeden naam of zijl
eer aantasten. Deze bezwaren woij
den naar een bijzondere commissi!
verwezen, die de bevoegdheid heel
voor te stellen een berisping val
den beleediger inhouding van dienl
presentiegeld en zelfs tijdelijke uitj
sluiting.
Als dit niet helpt!
In den Hongaarschen Rijkscta^
zou zoo'n dwangwetje ook we
eens hard noodig wezen!
Gisteren b. v. is er een zittinkjd
geweest, waarin de heeren eikaal
uitmaakten voor varkens, honden!
ploerten, en nog ettelijke liefelijk!
heden meer, die we hier nu maan
niet zullen meedeelen! De zittind
moest geschorst worden om he
kabaal.
Heerlijk land toch, met zulke
parlementaire zeden!
Korte Berichten.
De Duitsche prinsen mogen
geen tentoonstellingen meer »be-
schermheeren® of openen dan in
belangrijke gevallen. Er zijn on
langs 'n paar van die exposities,
die onder genadige bescherming
van een paar keizerlijke of konin
klijke hoogheden stonden, op de
flescli gegaan!
—De Russische minister van bui-
tenlandsche zaken Iswolsky, gaat
3.
o- in (I
Vrij naar het Fransch
M. DU CAMPER ANC.
Door Jos. SMITS Az.
«Goeden dag, mijn kapitein,was de
welkomstgroet van onzen oppasser, ter
wijl hij zijne hand eerbiedig aan zijn
mutsje bracht. Het is een oude Elzasser,
korenblond, met roode wangen, open
blik en welluidende stem. Uit zijne
oogen straalt u onuitputtelijke gemoe
delijkheid tegen maar wat was hij dien
avond van zijn stuk, die arme Herman!
Vruchteloos poogde ik hem door een
goed en vriendelijk woordje op zijn ge
mak te brengen, maar zijne verlegen
heid nam slechts toe. Hij verdubbelde
zijne militaire eerbetuigingen en her
haalde onophoudelijk:
«Zeker, mevrouw; dank je wel, me
vrouw!®
«Hebt ge mijne bevelen stipt ten uit
voer gebracht,vroeg mijn echtgenoot,
«en niets vergeten
Zijn rond gelaat verhelderde, en ter
wijl hij met de eene hand zijn vlas-
achtigen knevel streelde, opende hij
met de andere de deur der eetzaal en
bleef vóór den ingang staan.
Wij traden de zaal binnen.
O vader, wat wachtte ons een keurig
en smakelijk opgedischte tafel! Twee
zilveren couverten met ons naamcijfer,
twee kristallen glazen, twee borden van
rosekleurig Saxisch porselein, alles, twee
aan twee gerangschikt, schitterend, on
der de helderbrandende lamp, wier
stralen door het vallicht van opaalsteen
gematigd werden.
Fijn banket lachle ons van het da
masten tafelkleed toe. Op twee zilveren
schalen, door smaakvolle ruikers over
schaduwd, waren de kostelijke gerech
ten vertegenwoordigd. George had zich-
zelven om mij vergeten en slechts re
kening laten houden met mijn smaak.
Maar geduldvoortaan zal ik het menu
geven
Gij kunt niet raden, mijn vader, wat
aangename verrassing mij thans nog
wachtte, eene verrassing, welke mij
dermate [verheugde, dat ik er niet dan
met innige ontroering aan denken kan.
Juist voor mijn couvert, baadde zich
een frisch bouquet van witte rozen in
een hoorn van kristal. Die rozen, ze
waren zoo welriekend, en op den bo
dem harer kelken schitterden nog zil
veren dauwdruppels.
George wierp een blik ter zijde en
vergewiste zich of Herman was heen
gegaan. Dan nam hij het bouquet, na
derde mij en bood me de rozen aan,
terwijl hij met eene van aandoening
trillende stem zeide«Margareta, deze
rozen roepen het welkom toe aan mijne
kleine koningin, mijne beschermster en
den engel van mijn huishaard.«
Ik kon van ontroering niet spreken
en tranen vloeiden uit mijne oogen;
maar het waren tranen van zalige
vreugde en een hartelijke glimlach
speelde tegelijkertijd óm mijne lippen.
Eindelijk was ik in staat te spreken.
.,G'ij wilt dan, George, dat ik de engel
van uw huishaard zij
,,Ja, ja, Margareta, ik wil het."
Dan greep ik zijne hand en terwijl
ik hem met ernst in zijne oogen blikte,
zeide ik „George, ik aanvaard den titel,
welken gij mij gegeven hebt en ik zweer
het u, mijn vriend, gij zult me altoos
aan uwe zijde vinden, gereed, om al
nwe geheimen in mijn hart op te ne
men, al uwe vreugde en uw lijden te
deelen, ja, bereid, om, zoo noodig, mijn
leven voor uw geluk en welzijn te
geven. O, George, ik wensch u den
gelukkigste der menschen te zien!" En
ik wilde er bijvoegen: „en den beste
der christenen!" maar ik hield dit
woord inhet uur is nog niet gekomen,
om het uit te spreken
Wij zetten ons aan tafel. George's
gelaat straalde van vreugde en ook ik
gevoelde mij, o! zoo gelukkig; onze
blikken verrieden elkaar wederkeerig
de vreugde van ons bart.
Wij soupeerden smakelijk. Ach, die
uitgelezen spijzen, dat fijne gebak, nim
mer zullen wij ze zoo meer smaken,
want nooit zullen wij onzen eersten
huiselijken maaltijd, den maaltijd onze#
eerste liefde, herhalen, Men bouwt
slechts eenmaal zijn nestje. Nauwelijks
was ik den volgenden dag gekleed, of
ik wilde eens een kijkje nemen in de
stad, met hare grootsche pleinen en
kunstvolle waterwerken, met hare lange
en schaduwrijke lanen, met hare ker
ken, fabrieken en de beide groote stroo
men, welke door haar henenvloeien.
Het was mistig weder dikke, som
bere nevelen lagen over den berg van
Fourvière en de omliggende heuvelen.
Er woei een frissche bries. Wij wan
delden arm in arm, koutende en lachen
de; noch de dikke mist, noch de som
bere hemel oefenden eenigen invloed
op ons uit, want het zonnetje scheen
in ons hart.
In de verte doemde de Kapel van
O. L. V. van Fourvière voor onze oogen
op. Zij beheerscht de stad; hare toren
tjes verheffen zich als smeekarmen ten
hemel en schijnen de geloovigen uit te
noodigen, de wenschen huns harten
aan de voeten der Moedermaagd te ko
men nederleggen.
Plotseling ontwaakte in mijn hart
een onwederstaanbaar verlangen naar
dat heiligdom, waar iedere zucht van
's menschen boezem zich oplost in een
kreet van hoopvol vertrouweneen ver
langen, om neder te knielen aan de
voeten dier gezegende Maagd, waar
reeds zoovele opeenvolgende geslachten
heul en troost in lijden en beproeving
mochten vinden.
Een geheimzinnige kracht, welke
niet te weerstaan was, dreef mij aan.
om in de kapel van Fourvière te gaan
bidden.
George,zeide ik op vleienden toon
«Iaat ons samen dien heuvel beklim
men!®
Met een oogslag mad hij den afstand.
«Maar Margareta, aie berg is te
hoog
«Neen, neen, George®, onderbrak ik
snel, «ik zou hem zoo gaarne aan uw
arm beklimmenEen glimlach was
zijn antwoord en aldra bestegen wij de
bloemrijke glooiing.
Mijn hart bonsde heviger in mijn
boezem, naarmate wij den heuvel op
naderden; ik had eene zoo groote gunst
aan de Lieve Vrouw van den Heuvel
tC Ta' "Ik heb haar gebeden met al den
aandrang, met al de vurigheid mijns
harten! Op de knieën voor haar troon
neergezegen, bleef ik met saangevou-
wen handen, hoe dikwijls, weetik niet
herhalen: «Help mij, vlekkelooze Maagd
in de groote taak mijns levens
leer mij, wat ik doen moet, om een
ziel, die mij duizendmaal kostbaarder
is dan mijn eigen leven, voor uw God-
delijken zoon te winnen.®
En terwijl ik zoo bad en smeekte,
daalden zoete hoop en onwanke haa
vertrouwen als een verkwikkende e
sterkende balsem in mijn ge™ed, n
Na mijn gebed voltooid te hebben
o o t<dak ik eene kaars en plaatste ze t(
midden der talloozc lichten, welke he
kinderlijk vertrouwen op Maria s altaai
°n?K°einne ''vfam,® zeide ik, «wees gij
Mi de H. Maagd Mria, Margareta',
tolk Uw gebed zij vurig als dat mijn.
Senbid, ja bid onophoudelijk
En straks, als uw laatste vonk zal zijn
uitgedoofd, zal ik andermaal den heu-
vel" bestijgen en voor het altaar een
nieuwe kaars ontsteken, waarvan de
vlam den vurigsten wensch mijns harten
herhalen zal.
George wandelde een paar malen de
kapel door, liet niet zonder verbazing
zijne blikken dwalen langs de tallooze
exvoto's, welsprekende getuigen van
Maria's veelvermogende voorspraak en
voegde zich in de portiek weer bij me.
De mist was opgetrokken en de groote
stad met hare kerken, ldokketorens en
ijzergieterijen, met haarsmaiagi £I0t-
gordel van schilderachtige heuvele*
straalde in den tintelenden lichtgloed
der gulden zonne.
(Wordt vervolgd.)