- 5 -
vereering hebben zij zijn lessen meegedragen in
het leven.
Ook de Leidsche en Amsterdamsche studenten
Dom Miguel van Braganza en zijn gemalin.
hebben goede herinnering aan de leiding van
bijlen dr Exler. Wat was hij innig verheugd als
2|J hem bij hun komst aan de Universiteit een
bezoek brachten. Zij voelden dadelijk, dat hun
deze Jesuiët een leidsman en vaderlijke vriend
2ou worden te midden der gevaren, die hen in het
groote-stads-Ieven zouden omringen. Het werd hun
een behoefte hem van tijd tot tijd te gaan opzoe
ken. Steeds waren ze welkom, en bij hun heen
gaan hoorden ze altijd zijn welgemeend: „Jongens,
komen jullie nu eens gauw terug." Dat deden ze
graag, omdat ze gevoelden, dat de bezoeken op
hun studentenleven een weldadigen invloed uit
eenden.
De zaak van God, de zaak der Kerk vooruithel-
Pen, dat was dr Exler's leuze. Zijne ijverige bemoeiin-
gen strekten zich naar alle kanten uit. Zijn congre
gaties, zijn debating-club, de oprichting van een
retraitenhuis gingen hem den laatsten tijd ter harte
als vroeger de quaestie van het katholiek onderwijs.
Onder zijn kalm uiterlijk leefde een ziel, dorstend
naar uitbreiding, naar verheffing van het goede,
het ware, het schoone. En men kan gerust aan
nemen, dat die inwendige gloed de laatste levens
krachten van P. Exler heeft verteerd als de vlam
he gewijde kaars op het altaar.
LEVENSGANG.
Ik
zag een weg met afgrond aan zijn zijên,
Waarop in drommen liepen, dicht aaneen,
He menschen, van geboort naar sterven heen;
huid klonk hun lachen door de lucht en 't schreien.
Oe dood liep klikklakkletsend door de rijen,
Hoor 't bont gekriel en bracht er droef geween.
A' wat hij raakte, jong en oud, verdween
'n d'afgrond diep: hij had geen medetijen.
En eeuwig bleef aan d'een zij öp zich stuwen
De stroom van nieuwe menschen, en hun lach
Begroette levensblij den jongen dag.
En eeuwig bleef het jeugdig leven duwen
'n d'afgrond 't oude, dat met huivring zag,
Hoe gapend deez' op prooi te wachten lag.
Eska.
OM MIGUEL VAN BRAGANZA.
I De troebelen in Portugal, waardoor het
portugeesche Koningshuis in een zoo
hachelijken toestand geraakte, hebben
de aandacht gevestigd op den man,
wiens vader tot 26 Mei 1834 op den portugeeschen
hoon zetelde en in Nov. 1866 is overleden, name
lijk op hertog Miguel (Michael) van Braganza, geb.
hen 19n Sept. 1853 te Kleinheubach, in het neder-
hankische districtsambt Miltenberg. Hij is kolonel
'n een oostenrijksch regiment huzaren en verblijft
te Seebenstein (Neder-Oostenrijk). Zijn eerste ge-
malin was Elisabeth prinses van Thurn en Taxis.
2'j is den 7n Februari 1881, weinige dagen na
de geboorte van haar derde kind, overleden. In Nov.
1893 ging de hertog een tweeden echt aan met
eene dochter uit het Huis, waaruit ook zijne
moeder was gesproten, met de toen 23-jarige
Theresia prinses zu Löwenstein-Wertheim-Rosen-
berg. Uit dit huwelijk werden hem zes dochters
geboren, terwijl de twee oudste kinderen uit den
eersten echt beiden zonen zijn.
Ofschoon, op straffe des doods uit Portugal ver
bannen, heeft hertog Miguel evenals ook zijn oudste
zoon reeds een kort bezoek aan het land gebracht.
Hij houdt onafgebroken verkeer met de portugeesche
Granden en heeft kort geleden zich bereid verklaard,
op de roepstem van het portugeesche volk den troon
van zijn vader te beklimmen. Die roepstem heeft zich
echter nog niet doen hooren, en ondanks de on
tevredenheid over het regeerende Vorstenhuis is
het nog verre van zeker, dat dom Miguel ze te
eeniger tijd hooien zal.
OUDEN JUBELFEEST DER CONFE
RENTIE VAN DEN H. IGNATIUS.
Uitvoerig hebben de vorige week de
dagbladen bericht over het gouden
jubelfeest der Conferentie van den H.
Ignatius, die zich mag vleien met de eer en de
verdienste, de bakermat te zijn geweest van de
St. Vincentiusvereeniging in de hoofdstad. Reeds
in 1848, toen deze Conferentie nog den naam van
den H. Nicolaas voerde, verzorgden haar leden
voornamelijk de armen in het stadsgedeelte, in
de wandeling bekend als de Jordaan. In 1857, bij
de parochiale indeeling van Amsterdam, werd haar
dit gedeelte voorgoed aangewezen als het terrein
van haar liefdadige werkzaamheid. En sedert haar
inlijving in genoemd jaar door den Algemeenen
Raad van Parijs, heeft zij er ontzaglijk veel goeds
tot stand gebracht.
Aan de verwaarloosde jeugd van de armsten
der armen besteedde zij bijzondere zorgen. Ge
dachtig aan de waarheid, dat den kinderen van
de armen geen grooter weldaad kan geschonken
worden dan de weldaad van een deugdelijk chris
telijk onderwijs, trachtte zij hun zooveel mogelijk
aan de zegeningen van dergelijk onderwijs deel
achtig te maken. De schoolgelden vormen dan
ook een der voornaamste uitgaven van het jaar-
lijksche budget. Voorts trachten de leden door het
verstrekken van brood, grutters-waren, warme soep,
ligging, kleeding, huisraad en gereedschappen, de
bitterste armoede uit de bezochte gezinnen te
weren of haar dragelijk te maken. Niet zelden
gelukte het ook, sommigen tot betrekkelijken wel
stand te brengen door hun geregeld werk te ver
schaffen, terwijl door de plaatsing in katholieke
gestichten aan menig oudje een zorgeloos levens
einde en aan verwaarloosde of verweesde kinderen
een godsdienstige opvoeding werden verschaft.
Het spreekt van zelf, dat op dergelijke liefde
werken afwisselend licht en schaduw valt, daar
nu eens zwarte ondankbaarheid, dan weer ver
troostende voldoening wordt geoogst. Dit laatste
is vooral het geval, wanneer de Vincentianen kin
deren, die zij mede ter H. Tafel hebben geleid,
zien opgroeien tot flinke, brave ambachtslui, of
als het gelukt afgedwaalden tot hun godsdienst
plichten terug te brengen.
Van haar oprichting af heeft de Conferentie
van den H. Ignatius twee liefdewerken met eenige
voorkeur ter harte genomen: het verspreiden van
goede lectuur en het wettigen van ongeoorloofde
samenlevingen. De statistieke opgaven vermelden,
dat reeds in de zestiger jaren een honderdtal
exemplaren van het godsdienstige tijdschrift „De
goede Zaaier" geregeld onder haar gezinnen werden
uitgedeeld, gezwegen van de goede lectuur, die
liun elk leesseizoen in de Vincentius-almanakken en
uit de Vincentius-leesbibliotheeken wordt verstrekt.
Toch werd steeds dringerder de behoefte om door
het verspreiden van goede dagbladen het gevaar te
weren, dat van de godsdienstlooze en kortweg
slechte pers dreigt. De conferentie achtte zich dan
ook gelukkig, toen zij door de edelmoedige beschik
king van een harer weldoeners in 1896 in staat
werd gesteld, veertig gezinnen tegen verminderden
prijs op „De Morgenpost" te abonneeren, een getal
dat sedert op zestig werd gebracht. Van deze
katholieke daglectuur is reeds in meerdere gezin
nen de heilzame uitwerking bespeurd, en de jaar
verslagen verhalen van verrassende bekeerings-
gevallen.
Wat het andere liefdewerk betreft, dit kon bij
zonder bloeien omdat, helaas, in den zelfkant eener
groote stad als Amsterdam, in den Jordaan met zijn
gemengde en deels verwilderde bevolking, het ge
tal maar al te gioot is van de paren, die zonder
kerkelijke inzegening en burgerlijke formaliteiten
een avontuurlijke samenleving beginnen. Om
eenig denkbeeld te geven van de belangrijke
beteekenis, die in de Conferentie van den H. Igna
tius het delicate liefdewerk inneemt, dat in den
regel aan oudere leden wordt toevertrouwd, zij het
volgende vermeldenswaardige feit aan een der
laatste jaarverslagen ontleend„Een der leden
zoo leest men daar vierde een eigenaardig
jubilé. Het getal namelijk der onwettige samen
levingen, welke door zijn bemoeiingen gedurende
een tijdsverloop van tien jaar in wettige huwelijken
was herschapen, was tot honderd gestegen. Uit
het door hen uitgebrachte rapport bleek, dat bij
het voltrekken dier huwelijken 103 kinderen waren
gewettigd, 7 kinderen van verschillenden leeftijd
waren gedoopt, en 20 personen zich tot de Katho
lieke Kerk bekeerden of tot haar terugkeerden.
Voor het in orde brengen der benoodigde akten
was een som van f53.75 uitgegeven."
Men heeft wel eens gezegd, dat ook voor de
verbroedering der standen geen schooner en nut
tiger liefdewerk dan dat der St Vincentiusvereeni
ging bestaat. Ook de Conferentie van den H. Ignatius
zou dit gezegde aardig kunnen illustreeren, daar zij
in haar kring zoowel leden van den burger- en
koopmanstand liefdevol zag samenwerken als man
nen, die in hun hoedanigheid van lid der magistra
tuur, Staatsraad, Hoogleeraar, (als wijlen P. M. Alber-
dingk Thym) lid van de Tweede en Eerste Kamer
of Minister (als mr Harte van Tecklenburg) ge
roepen werden om hun land in hooge ambten te
dienen. De laatste jaren sloten zich meerdere
studenten bij haar aan, om in de bij uitstek
De leden der Sint-Vincentius-Conferentie van den H. Ignatius te Amsterdam.