m 1 mmt m i M V-J wk mm wm. - 8 ZIJN LAATSTE ZORG. Goudsteen (in een afgrond stortende): Saar, denk eraan! Ik heb den gids al betaald! begonnenDe schoenen stonden steeds netjes in een rij op de hooge plank. Ze waren nog ge heel nieuw, alleen bedekt met een laagje stof. En morgen moest de kapitein ze half versleten door een weg van 2000 kilometers opsturen. Wat te doen Wat aan te vangen Hij draaide zeker de kast in, wellicht werd hij zelfs op non-activiteit gesteld En juist den vorigen avond had de kapitein ver nomen dat binnenkort hem promotie wachtte Thans was zijn toekomst, zijn loopbaan, de rust van zijn dagen verstoord, verwoest door die lam lendige schoenen van Marinus Stoffels Met een hoofd als vuur stond de kapitein op en verliet de kazerne. Men zag hem lang opgewonden achter de ka zerne heen en weer loopen, met gebogen hoold en bezorgd gelaat. Zonder het te laten blijken, bespiedden hem al degenen, die zijn wanhoop gezien hadden, maar niemand durfde hem naderen. Ten slotte waagde het toch een oude onderofficier. „Kapitein", zeide de oude snorrebaard, „ik belast mijermeê het zaakje te redderen, indien gij te mijner beschikking wilt stellen al de manschappen der compagnie gedurende den avond en den ge- heelen nacht, en morgen vóór den middag zul'en de schoenen van Marinus Stoffels in staat zijn, naar den minister te worden gezonden „Mijn vriend", antwoordde de kapitein, slechts half overtuigd, maar nochtans gelukkig zich aan deze eenige reddingsplank te kunnen vastklampen, „indien gij dat levert, redt gij mij het leven, en ik zal u tot adjudant doen benoemen." „Luitenant", wendde hij zich daarna tot een jong officier, „gij moet voor mij aanstonds een uitvoerig rapport opmaken omtrent die duivelsche schoenen. Hier zijn de ministeriëele voorschriften. Schrijf dat de schoenen niets waard zijn." Eenige oogenblikken later kon men tien man schappen van de 8e compagnie zien, allen met nieuwe schoenen aan de voeten, die twintig keer achter elkaar met gymnastischen pas om de kazerne marcheerden. Daarna zag men een andere groep van tien man, die dezelfde hoogst nuttige oefening uitvoerden; dat ging zoo voort tot in het holst van den nacht. En den geheelen nacht hoorde men vervolgens in de kazerne der 8e compagnie allerlei vreemd ge- druisch. Door de spleten der vensterluiken kon men een dozijn mannen zien, die, onder aanvoering van een sergeant, als bezetenen met schoenen gooiden en ze onder de voeten vertrapten. Bij het aanbreken van den morgen begonnen weer tien soldaten, om de beurt als dollemannen om de kazerne te hollen, te stampen of te sloffen, over eenkomstig het commando. Om tien uur, toen de kapitein, na <en nacht van schrikdroomen, angstig naar het resultaat kwam zien, toonde de sergeant hem triomfantelijk het tien paar schoenen, versleten, misvormd, uitgezakt en naast de schoenen van Marinus Stof fels stonden tien paar oude schoenen van het reglementaire model, die uit het magazijn waren opgedolven. Des middags werd dit alles, zorg vuldig ingepakt, gebracht naar de keu ringszaal, met een lang rapport, waarin alle gebreken van het voorgestelde nieuwe model duidelijk uitkwamen. Kapitein Lams kreeg een pluimpje voor zijn keurig en nauwgezet rapport. De minister van Oorlog heeft de model-schoenen van Marinus Stoffels niet aangenomen. Den ongelukkigen uitvinder is het van verdriet en wanhoop in het hoofd geslagen. KRUIMKENS VOOR VERSTAND EN HART. Er zijn altijd ossen, die het gras afvreten, dat de tijd over iets heeft laten groeien. Wie in zijn jeugd te veel galoppeerde, dien begint al spoedig een matige draf moeilijk te vallen. Den ganschen ernst des levens moeten de meeste menschen eerst voelen, voordat zij er eenig begrip van hebben, wat leven is. Er zijn zaken, die men slechts langzaam ver krijgen kan, en andere, die men slechts langzaam en geheel onopgemerkt verliest. ANECDOTEN. Sluw bedacht. Een koopman had zeven jaar aaneen op zijn buiten denzelfden tuinman gehad. Toevallig kwam hij er achter, dat de man jaren lang een menigte vruchten uit zijn tuin en kassen verkocht en de opbrengst in eigen zak ge stoken had. De tuinman kreeg zijn ontslag. Een half jaar later komt hij bij den koopman terug en klaagt erover, dat hij geen betrekking kan krijgen, omdat hij geen aanbeveling van hem heeft. „Een aanbeveling van mij?" zegt de koopman. „Ben je wel wijs?" „Ja; meneer heeft niets te teekenen, wat hij niet verantwoorden kan. Ik ben zoo vrij geweest al iets op te schrijven." „Laat hooren!" „De ondergeteekende getuigt hierbij, dat Andries Jansen hem zeven jaar als tuinman gediend en in dien tijd meer uit zijn tuin gehaald heeft dan hij ooit gedacht had dat mogelijk was." De koopman zette er zijn naam onder. Aloemeene badplaats. A.: „Hé, Kogeltje, ga jij niet naar 'n badplaats van 'tjaar?" B.„Och wat, met dit mooie seizoen is heel Amsterdam 'n badplaats. Voor wat zal ik gaan naar Zandvoort? Ik krijg hier eiken dag stortbaden bij de vleet, en 't kost niks 1" Verklaard. A.„Waarom ben je gisteren niet bij de Uilevelders op hun muzikale soirée geweest.... Hun naam heeft toch een goeden klank." B.„Zeker, maar hun piano niet." Overbodig, A.: „Ga je van avond niet luisteren naar de voordracht, die Waterman over de scha delijkheid van overmatig biergenot zal houden?" B: „Dank je wel, dat krijg ik dikwijls genoeg van mijn vrouw te hooren." Berekenend. Handwerksgezel (tot kame raad): „Zeg, Peter, daar komt de houtvester aan. ik zal hem vertellen, dat we daar juist een haas met drie ooren hebben gezien. Dan heeft hij een nieuwe mop voor zijn stamkneip, en hij geeft ons een fooi." Bevestiging. A „Uw overleden man schijnt nogal zwaar te hebben gedronken in zijn leven? Weduwe: „Nou, of-ie, toen-ie dood was, hebben alle brouwerijen kransen gestuurd." Geen zorg! Gast (totopperkellner): „Ik heb me laten vervoeren, om den hotelhouder te zeggen, dat hij een afzetter is Hij zal me daarvoor toch niet vervolgen Opperkellner: „Geen nood, dan zou hij vóór het gerecht geen gedaan werk hebben." Onaangename toegift. Mevrouw (tot een zich presenteerende dienstbode)„U bent me aan bevolen als een meisje met vriendelijke manieren." Dienstbode: „Ja, ziet u, mevrouw, maar ik kan ook grof worden, als het wezen moet." Landelijk. Boer Hannes: „Hé, Klaosien, sind wannier gebruikt-de gij 'nen taandenborstel?" Boerin: „Die het 'nen heer hier laoten liggen, die er de ketting van zijn fiets mee gepoetst had." Onbeschaamd: Kantoorchef (tot klerk): „Jij schijnt er niet erg over in te zitten, over de stom miteit, die je hebt begaan." „Klerk: „Waartoe?... U is, dunkt me, al kwaad genoeg!" Enfant terrible.Dame (tot oom): „O, oom, ik ben altijd zoo bang, als ik aan boord van een schip ben, dat het zinken zal en we allen moeten ver drinken." Kleine Karei: „Ik ben heelemaal niet bang, hoor. Pa zeit altijd, dat oom ons boven water houdt." Te begrijpen.Rechter (tot kastelein): „Toen u zag, dat de koppen al verhit waren, hadt u ze geen drank meer moeten geven." Kastelein: „Dat heb ik ook geweigerd, maar juist daarom zijn ze begonnen te vechten." SCHAAKSPEL. Oplossing van Probleem No. 267 van A. van Eelde, te Alkmaar. Wit. Zwart. 1. Dh6 Onverschillig. 2. D, P of L geeft mat. Goede oplossingen ontvangen vanE. M. Zweekhorst; J. M. Jacobs; Henri G. van Beek; H. C. SormaniF. B. J. LeersP. Wartenbergh Anton HofhuisH. N. MuntjewerffH. en O. Biinnemeijer P. v. d. Ven A. Michels S. A. LutzChrist. AnnegarnAloysius van Woezik en J. H. Swebilius, allen te Amsterdam Corn, van der Kroft, te LoosduinenD. Kabel, te VolendamP. Z., te 's GravenhageF. H. A. Reigers, te AlmeloTruus M. Witte, te AlkmaarBernard Sormani, te MuiderbergJ. Karsten Johzn., te WesterblokkerA. van Woesik en J. Koedijk, beiden te Heemskerk; Jos. de Koning, te DelftLamb. L. Verhoeven en J. van Wankum Jr., beiden te GorinchemL. Th. M. Plukker, te ZaandamJ. Hoogeveen, te Haarlem J. Annegarn Czn., te Utrecht; Schaakclub: „De Moddermannen", te Deurningen „Deliciae Nos- trae", te ZoeterwoudeL. B. M., te Wolvega J. D. de Jong, te SneekG. A. Schwenke, te Groningen; Jos. Hermans; René Wijers en Tony Hermans, allen te RolducC. Klaassen, te Zoeter woude A. Baptist, te 's HertogenboschR. v. M., te WeertJ. Braakman en S. Kok, beiden St. Aloysius-Patronaat, te Bovenkarspel en B. E. van Wijland, te Haarlem. Goede oplossingen van Probleem No. 266, als nog ontvangen van Jos. de Koning, te Delft en P. Wartenbergh, te Amsterdam. Probleem No. 270 van J. van Dijk Azn. te de Lier. Ie Prijs „Western Daily Mercury". No. 45 Nederlandsche Schaakproblemen, bijeen verzameld door A. van Eelde". ZWART. Wit begint en geeft in 2 zetten mat. Stand der stukken: Wit: Kh6; Dg8; PdS; Pf7; La8; Lg 1pion b3 en g4. Zwart: Kd5; Dc6; La5; Ld3; pion b6; e 6 en f4. Oplossingen worden ingewacht tot uiterlijk Zon dag-ochtend 14 Juli bij den redacteur van deze Schaakrubriek W. Muntjewerff, Reguliersdwars straat 73, Amsterdam, en bekend gemaakt in ons nummer van 21 Juli.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 14