- 2 -
■Stir] abet sc..
De ongeregeldheden in de Fransche wijnbouwdistricten. Plaats waar Grangier werd
doodgeschoten door de troepen, op het Stadhuisplein te Narbonne.
wil, ze ontvangen me als een lastigen hond. Toen
heb ik tot mij-zelf gezegd: nu de lieden, die ver-
„Ja, meneer."
„Mij persoonlijk? Of komt hij voor zaken, die
de administratie betreffen?"
Wegens persoonlijke aangelegenheden, meneer;
ik heb het hem gevraagd."
„Zeg 'reis, is het een man van om en om de
vijftig?"
„Ja, meneer, daaromtrent."
„Heeft hij een vollen baard en is hij breedge
schouderd
„Ja."
„En draagt hij een bril?.... O, dan is hij het,
•geen twijfel aan. Wat kan hij voor den drommel
van mij willen?.... Laat hem binnen."
Gewoonlijk van een berustende, bedaarde na
tuur, en thans het kalme leventje leidend van on
derchef op het kantoor van een verzekeringsmaat
schappij, had Serviet uit zijn verleden slechts één
onaangename herinnering behouden. Als eenig
feit of toeval den naam van Nicolas Rajon in zijn
geheugen terugriep, dan balden zich zijn vuisten
werktuigelijk. Rajon was een agent van niet rich-
tige zaken, tot wien hij herhaaldelijk zijn toe
vlucht had genomen voor leeningen in de dagen,
waarin hij financieel zich niet ruim bewoog. En
die Rajon had hem vervolgd, hem met ongeloof
lijke woede achterna gezeten, zonder hem zelfs
het uitstel te geven, dat zelfs de ergste woekeraars
hun klanten toestaan. De naam van Rajon was
verbonden aan alle noodlottige gebeurtenissen in
het leven van Serviet: aan een in-beslag-neming
van zijn meubelen, gevolgd door een gerechtelijken
verkoop; aan een onmin met zijn familie; aaneen
op het laatste oogenblik afgesprongen voordeelig
huwelijk. Nicolas Rajon had in alle omstandig
heden zich niet slechts als een hardvochtige schuld-
eischer, maar als een onverbiddelijke vijand ge
dragen.
Terwijl de kantoorjongen de deur voor den be
zoeker opende, dacht Serviet: „Indien ik niet zoo
zeker was, hem niets meer schuldig te wezen, dan
zou ik bang zijn, geloof ik!"
Nicolas Rajon vertoonde zich in schuchtere
houding, zijn hoed tusschen zijn vingers draaiende
en met neergeslagen oogleden. Lichamelijk was
hij sedert de zeven of acht jaren dat Serviet hem
niet meer had opgezocht niet veranderd, maar hij
was niet meer de man, altijd in de weer met
armen en beenen, druk pratend, krijschend en hef
tig; de Rajon, die vóór het schrijfbureau van den
onderchef stond, bijna onderdanig en niet wetende
hoe te zullen beginnen, was een verlegen Rajon,
onder een hoedje te vangen, zoo geheel en al on
gevaarlijk, dat Serviet er
een vaag genot bij
smaakte.
„Maar neemt u toch
plaats, mijnheer Rajon",
zei hij beleefd.
„Ik dank u, mijnheer
Serviet, 't is wel vriende
lijk van u".... En na
nog een paar seconden te
hebben gewacht, waagde
hij te vragen:
„En gaat het goed
met de zaken, mijnheer
Serviet
„En zijn de uwe even
schitterend als indertijd?"
luidde de wedervraag.
„Schitterend?!" riep
Rajon uit, „maar weet u
dan van niets?.... Heeft
men u dan niet ge
zegd
„Neen, wat?"
„Maar, mijn waarde
heer Serviet, ik ben opge
geten, letterlijk opgege
ten geworden door mijn
schuldeischersMijn
zaken waren achteruitge
gaan, mijn bureau werd
verkocht.al vijf jaren
geleden, en sedert vijf
jaren leef ik, maar ik weet
niet, hoeIedereen is
me te lijf gevallen.... Ik
had nog eenige klanten,
die mij geld schuldig
waren.... maar, 't is fa
taal!.... Geen centiem is
van hen los te krijgen 1... O,
de menschen, die betalen,
worden bar schaarsch!"
„En uw vrienden? Hadt gij dan geen vrien
den?"
„U kunt me gelooven, of niet, mijnheer Ser
viet. Ik ben soms hard geweest, maar ik heb ook
diensten bewezen aan sommige personen.... Welnu,
ik kan me tot dezen zoo dikwijls wenden als ik
De ongeregeldheden in de Fransche wijnbouwdistricten. Barricade
op het Stadhuisplein te Narbonne, in den nacht van 19 op 20 Juni jl.
plichting aan je hebben, je den rug toe draaien,
probeer het dan bij anderen. Zij koesteren mis
schien geen wrok.... En toen heb ik gedacht aan
u, mijnheer Serviet...."
Serviet rees verbluft op:
„Aan mij.... en waarom, mijnheer Rajon?"
Rajon sloeg zijn oogleden weer neer:
„Om me een louis (20-frankstuk) te Ieenen,....
mijnheer Serviet, of een 5-frankstuk.... Op mijn
eerewoord, ik heb van morgen nog niet ont
beten."
Reeds na de eerste woorden van den woekeraar
was bij Serviet geen spoor meer over van zijn
vroeger wraakgevoel. Bij deze bekentenis was hij,
zoo niet ontroerd, dan toch verbaasdmaar de
hand in zijn zak stekend, kon hij zich niet weer
houden, een beetje moraal ten beste te geven.
Overigens verschafte Rajon hem er, zonder zich te
ontzien, de gelegenheid toe.
„Ik heb u niet altijd netjes behandeld, mijnheer
Serviet, ik ontken het niet, neen. Ik heb
u leed aangedaan,ik ben hard geweest,"
sprak hij.
„Herinnert gij u, Rajon, dat gij beslag op mijn
meubels hebt laten leggen
„O ja."
„En dat gij aan den openbaren weg mijn meu
bels gerechtelijk hebt doen verkoopen
Rajon zuchtte: „In 18811 Dat was de goede
tijd 1"
„Om niet te spreken van dat huwelijk, dat door
uw lasterpraatjes is afgesprongen
„Ik maak er mij nog een verwijt van, mijnheer
Serviet 1 op mijn woord ik heb er berouw
overMaar een man als u, mijnheer Serviet,
is niet in staat zich te wreken op iemand, die hem
al zoo lang geleden kwaad heeft gedaan."
„Ik zeg niet
„En dan, misschien wel hebben al die ver
drietelijkheden u geluk aangebrachtU hebt
nu een mooie positie, u kunt denken:... Nou, toen
ik jong was, hebben ze m'n goed publiek verkocht,
en nu ben ik bureau-onderchef bij een groote Ver
zekeringsmaatschappij 1"