Woensdag 10 Juli 1907.
Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland.
gravestein
Margareta's Zending.
No. 6629 32s,e jaargang.
Bericht.
De herstemming.
Het publieke leven....
en nog wat.
Nationale Waardigheid.
BUITENLAND.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post.
Afzonderlijke nummers
I>IT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
1.20
n 1.65
0.05
BUREAUX: GEDEMPTE OUDE GRACHT No. 120. - HAARLEM.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 16 regelsf 0.60, (contant) f 0.50
Elke regel meer
Groote letters worden berekend naar paatsraimte.
DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE k CONTANT
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère :-
G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 31bis Faubourg Montmartre.
Voor de herstemming op Vrijdag
2 dezer bevelen wij ten dringendste
•jan, te stemmen op de candidaten
er R. K. Kiesvereening, zijnde de
heeren
IN DISTRICT I:
H. VISSER (alleen)
IN DISTRICT III:
J LEUPEN
Nog steeds ontvangen wij uit en-
e e plaatsen in den omtrek bericht
omtrent onregelmatige bezorging
der courant.
Wij verzoeken al onze agenten
rmgend voor een snelle en stipte
ezorging van ons blad te willen
Zurgen. Onzerzijds wordt alles gedaan
®m de verzending zoo stipt moge-
V op tijd te doen geschieden.
00 spoedig mogelijk zal onder
brekende de agenten persoonlijk
0rQeo bezoeken.
De Directeur,
F- H. M. v. d. GR1ENDT.
GEDEMPTE OUDE GRACHT No. 120.
j-P^schrijven kan men het eigen-
stn Precies> wai men I® ver"
levenon6®r publieke
°De'k* W*e wa'' mee6oet aan 6e
heeft 6 zaa,h> wie belangstelling
etl voor de zaken van stad, land
Ver ^^0v^ncie) wie eens komt op
k ga6eringen van politieke betee-
zakls. z'n neus eens steekt in
Q van socialen aard, wie mee-
en aan vragen van den dag
de fiU ^°urant uiet alléén leest om
ke ^diefstalletjes of de verdron-
de T n> °I 6e uitverkoopen in
óók ange Houtstraat en elders, maar
uit +01? 6e artikelen, óók om er wat
kau n .voor zichzelf, als dat
het?.00 iemaud doet mee aan
net „publieke leven."
Weinigdat Z^U er legenwoordig niet
Goddank I
8e6achte komt er gelukkig
angzamerband in, dat er toch
nog wel andere dingen zijn in den
tegen woordigen tijd, die belangstel
ling moeten vorderen van een goed
Katholiek, dan de Kerk, de school
en het gezin.
De „publieke zaak" heeft z'n
eigen eischen.
Eischen, die van tijd tot tijd wel
eens lastig zijn zijn, en offertjes vra
gen van tijd en geld en moeite.
All 3 sociale en politieke werk
vordert van hen die eraan meêdoen
bij tijd en wijle den heelen persoon,
en voor den winkelier die den heelen
dag achter z'n toonbank stond, of
voor den reiziger die een vermoei
ende dagtaak achter zich heeft,
of voor den arbeider die afgemat
terugkomt van zijn werk, is het geen
kleinigheid om des avonds weer
vergaderingen te gaan bijwonen, z'n
geest op vereenigings-zaken te spit
sen of de behandeling van maat
schappelijke vraagstukken aan te
hooren I
Om niet te spreken van het
knorrige gezicht, dat moeder de
vrouw vaak zet! Want in onzen tijd
van feminisme en vrouwenrechten
moge men opgeven van de voor
uitstrevende, sociale en ontwikkelde
vrouw zoo hoog men wil, als 't
eenmaal in de practijk erop aan
komt, houdt elke huisvrouw, ook
de meest-modern aangelegde, toch
haar man liever thuis dan dat ze
hem aanspoort, zich te geven aan
het publieke leven, de zaak van
het algemeen als daar ten minste
avondvergaderingen en veel werk
aan vast zit!
De uitzonderingen die er zijn, be
vestigen den regel!
Alleen één zaak is er, waarin de
vrouw vaak de belangstelling van
haar man voor 't publieke leven
nog opwekt en zoo noodig zelfs
wakker schudt.
Dat is: als er gestemd moet
worden
Zeker, ook hier zijn uitzonderin
gen, maar we staan voor het zon
derlinge verschijnsel, dat bij ver
kiezingen vaak de vrouwen nog
méér belangstelling toonen in de
publieke zaak, in het maatschap
pelijke, openbare leven, dan de
mannen.
De ijveraarsters voor vrouwen
kiesrecht hebben dat zelfs niet
onhandigwel eens als een ar
gument gebruikt.
De publieke zaak eischt nu deze
week van de kiezers weer eens 'n
offertje.
Geen groot of geen duur offer,
alléén een offer van tijd.
En eigenlijk gezegd is ook d&t
oöer niet om van te spreken.
Maar altijd zijn er nog, wien
zelfs de gang naar de stembus Ie
zwaar valt, die te onverschillig zijn
voor de publieke zaak, te weinig
belangstelling toonen voor het open
bare leven.
Welaan, als nu de vrouwen eens
'n handje hielpen, om die zoo noo-
dige, ernstige belangstelling voor
de zaken van maatschappelijke orde
er in te brengen bij die mannen,
die te lauw zijn en te onverschil
lig?
Wij doen een beroep op haarl
Die verstandige vrouwen, die
gewoonlijk voor heur-zelve de ad
vertentierubriek en de nieuwtjes
kolommen bewaren van onze krant,
zullen nu heden ook ons hoofdar
tikeltje eens lezen moeten! Voor
haar is het geschreven.
En als zij 't gelezen hebben, dan
hopen wij dat zij de belangstelling
voor het publieke leven die zoo
hoog noodig algemeen moet zijn en
op innige overtuiging gegrondvest,
met ons zullen pogen te verspreiden
en te bevestigen
Langs zulk een omwegje kan
misschien menigeen, die door niets
anders ter wereld is wakker te
schudden, nog iets beginnen te
voelen voor de zaak waarvoor zoo-
velen en met zooveel warmte strijden:
het wekken van geestdrift voor de
publieke zaak
In onzen tijd is een meedoen aan
het publieke leven meer dan wen-
schelijk, het is een plicht van ieder,
die het welzijn van staat en stad,
den vooruitgang van de Kerk en
de katholieke school, het behoud
van orde, maatschappij en Geloof,
wil behartigen I
En met die deelneming aan het
publieke leven kan men deze week
al metterdaad beginnen, zoo men
't nooit deed, door ter stembus op
te gaan en mèt ons de candidaten
der R. K. Kiesvereeniging te stem
men in District I alléén den heer
J. H. Visser, in District III de heeren
A. Gravestein en J. Leupen
De „Tariefvereeniging", dienaar
men weet ten onzent ijvert voor
beschermende rechten, heeft v eer
een vlugschrift uitgegeven onder
bovenstaanden titel, waaraan wij het
volgende ontleenen.
Men kent het verhaal van den
jongen die, door zijn baas geslagen
wordende, op de vraag van den
voorbijganger waarom hij dat niet
aan zijn vader vertelde, antwoord
de: „Dan slaat mijn baas mg nog
meer". Onwillekeurig kwam ons dit
verhaal voor den geest, toen wij
onlangs weder in eenige dagbladen
de bekende bewering lazen, dat de
V. S. van Noord-Amerika het recht
op onze bloembollen zouden gaan
verhoogen als wij ons tarief wijzigden.
Amerika, dat zijn artikelen bijna
vrij van rechten bij ons kan in
voeren, en dat van de meeste onzer
producten zeer hooge rechten heft,
onder anderen van bloembollen
vijf-en-twintig procent
Een dergelijk gemis aan fierheid
als bij den jongen uit bovenstaand
verhaal valt inderdaad te consta-
teereu bij hen, die zich steeds on
gerust maken voor „represailles"
van het buitenland. Niet slechts
staten als België en Zwitserland
van ongeveer dezelfde grootte als
Nederland, verhoogden en verhoo
gen de invoerrechten op vreemde
producten, indien hun dit gewenscht
voorkomt, maar zelfs de kleinste sta
ten richten hunne tarieven in, zooals
zij dit voor hun nationale welvaart
noodig achten. Waartoe dient dan
toch dat stelselmatig kleineeren van
Noderland's positie als mogendheid?
Waartoe dat wegredeneeren van
Nederland's rechten? Waarom moet
ons land achter gesteld worden bij
de kleinste natiën die zich in tarief
zaken bet recht voorbehouden over
hun eigen belangen te beslissen
Niet alleen echter, dat men open
lijk durft bepleiten dat Nederland
zijn tarief niet mag|Verhoogen omdat
men anders het buitenland zou
ontstemmen; maar, zooals bij de
behandeling van het Indische Ta
rief van invoerrechten bleek, schijnt
het nu reeds zoover te zijn geko
men, dat Nederland de vrijheid niet
meer heeft zijn eigen belasting
stelsel te regelen 1
Men kent de geschiedenis. De
Minister had voorgesteld het recht
op wijn te verhoogen en deed op
het laatste oogenblik aan de Tweede
Kamer de mededeeling toekomen,
dat aan de Regeering de mogelijk
heid gebleken was, dat in geval
van handhaving van de voorge
stelde rechtenverhooging op wijn,
moeilijkheden zouden rijzen met
het oog op verhoudingen met het
buitenland". Ter zake moeten
zoo deelde de Minister mede
nu nadere onderhandelingen wor
den gevoerd.
Dit is de tweede maal inkorten
tijd dat de Nederlandsche Regeering
van eene rechtenverhooging op
wijn afziet!
Herinnerd zij, dat Nederland
door geen enkele tractaatsbepaling
tegenover het buitenland in zijne
vrijheid van belasting van wijn in
de Koloniën gebonden is, en nu is
de inmenging van het buitenland
ten deze da&rom zoo bedenkelijk
omdat het eene poging is om inbreuk
te maken op onze vrijheid om onze
binnenlandsche wetgeving naar
eigen goedvinden te regelen.
Het gaat hier niet om vrijhandel
of bescherminghet betreft niet de
vraag of wij in ons tarief een middel
zullen zoeken om ons tegen bena
deeling door een buitenlandsch
tarief te verdedigen of van bet
buitenland voordeelen te verkregen.
Het gaat hier principiëel om een
nog veel gewichtiger punt, namelijk
om dit, of Nederland, dat zoowel
in het Moederland als in de Kolo
niën den vreemdeling op den voet
van algeheele gelijkheid met de
nationalen behandelt, al of niet
vrijheid zal behouden om ten aan
zien zijner binnenlandsche wet
geving meester op eigen gebied te
blijven.
Het is zeer begrijpelijk dat eenige
Mogendheid eene verhooging van
het recht op zeker artikel in
casu wijn in haar belang niet
gaarne ziet en eveneens is het
denkbaar dat die Mogendheid be
reid is iets aan te bieden voor de
gunst van eene niet-verhooging van
den tariefpost wijn. Hierover valt te
onderhandelen.
De Minister zegt, dat er nog
onderhandeld wordt en het is dan
ook te hopen, dat die onderhande
lingen spoedig met succes bekroond
zullen worden, want geschiedt dit
niet, dan zou aan onze commer-
ciëele waardigheid op bedenkelijke
wijze afbreuk zijn gedaan.
Het einde zal echter wel zijn, dat
de voorgenomen verhooging van
den tariefpost wijn stil achterwege
wordt gelaten en dat dit voorstel
dus hetzelfde lot zal ondergaan,
hetwelk in 1898 aan het ontwerp
van den Minister Pierson ten deel
vieldoch geschiedt dit,, dan heeft
de Regeering ten tweeden male
Nederland op het gebied der han
delspolitiek een smadelijken neder
laag doen lijden, dan zal ook dui
delijker dan ooit blijken hoe zwak
wij door ons stelsel van handels
politiek tegenover het buitenland
staan
Want niet genoeg dat wij, ondanks
onze vrijgevige politiek ten opzichte
van het buitenland, in meer dan
één land worden achtergesteld, en
ons dit moeten laten welgevallen,
zal het blijken dat men ons, in ons
eigen land de wet komt stellen en
ons dwingt onze eigen tarieven niet
met het oog op onze belangen,
maar met het oog op die van
buitenlandsche Mogendheden, te
regelen
Algemeen Overzicht.
Zooals we gisteren al zeidende
heele wereld is in opschudding over
president Roosevelt's plotseling op
treden en de uitzending der oor
logschepen naar den stillen Oceaan.
De Amerlkaansche pers zegt rond
uit, dat men regelrecht aanvuurt
op een oorlog met Japan.
En de Japansche pers althans
de kleinere zegt precies hetzelfde,
en borduurt daarop nog verder
voort, geenzins erg vleiend natuur
lijk voor de bewoners der Unie!
Als dus de voxpopuli gelijk heeft,
ziet het er donker uit.
Maar er zijn toch nog ook wel
lichtpunten.
En andere autoriteiten verklaren
eveneens, dat er toch heelemaal
geen casus belli, geen reden tot oor
log in liggen kan, dat Amerika een
paar oorlogschepen in zee stuurt.
De „New-York Herald" bevat bij
voorbeeld een interview met pro
fessor Grosvenor, een bekende auto
riteit op het gebied van het vol
kenrecht deze zeide, dat zooAmerika
schepen zendt naar den Stillen
Oceaan, dit geen provocatie van
Japan kan beteeken.
„Wij willen Japan niet aanvallen,
en zoo het tot een oorlog komen
zal, moet de aanleiding door Japan
worden gegeven, niet door ons",
zeide prof. Grosvenor.
Dat alleen is volkomen juist.
Maarmen kan toch de idéé
niet van zich afzetten, dat deze
heele vertooning van de zijde der
Vereenigde Staten een uitlokken is
van een aanleiding tot oorlog, door
Japan dan te geven!
We willen er intusschen het beste
van hopen.
Merkwaardig is echter ook wel,
dat gelijk met de verscherpte maat
regelen tegen de Japanners in de
Vereenigde Staten, door het naburige
Canada aan dezelfde Japanners aller
lei faciliteiten worden gegeven.
I e regeering van Canada, zoo
wordt gemeld, zal binnenkort nog
voorstellen de opheffing der hoof
delijke belasting van 5 pond sterling
voor Japanners, die in het land
komen.
In de eerste plaats, zoo wordt
dit gemotiveerd, is eene zoodanige
heffing niet overeen te brengen
met het Engelsch-Japansch tractaat
en dan heeft de Pacific-spoorweg
groote behoefte aan Japansche
werkkrachten, ter nakoming van
de contracten, binnen den daarvoor
vastgestelden tijd. Dat er een
beetje rivaliteit tegen de Ver. Staten
FEUILLETON.
Vrij naar het Fransch.
M. DU CAMPFRANC.
Door Jos. SMITS Az.
<je^ at' walst.ge niet?Niets dan
zullen*1 e 1Waarlijk de heeren
Plot TaQh°Pig wezen
van fj n8 kwam Denise, nog hijgende
hinne 60 8ne6en galop, het kleine salon
eene agest°rmd en aan het gesprek
„Weienaing geven"
baron a! onze Denise," zeide
Vrienffir-1 mely' terwii1 ziJ raet een
stief,) V gebaar op hare schoone
zonnet 161 wees, „zij is het lieve
lief vaa ons huisKom maar,
bijCry°lgens opstaande, voegde zij er
uw vèrt i*1 iaat u a6een> ik w6
onderh °uwelijk en vriendschappelijk
En teUc'--niet sI°ren-"
zwier yprwiJi ZÜ zich met vorstelijken
bracelet^ ^erde, yiei haar blik op het
terde. jl dat aan Denise's arm schit-
waarin NYas een gouden armband,
te, en h hef miniatuurportret prijk-
8emstra] °og 6er barones schoot blik-
„Oij trotseert me dus!" fluisterde
zij hare stiefdochter op bijna onver-
staan baren toon in de ooren.
Maar Denise, zonder een spier in
haar gelaat te vertrekken, weerstond
dien fonkelenden dreigenden blik.
„tiet is mijne echte moeder," ant
woordde zij en legde nadruk op elk
harer woorden, „overal zal zij me ver
gezellen
Na dit vluchtig onderhoud, scheid
den de beide vrouwen.
„O! wat is uwe moeder toch be
koorlijk 1" zeide Margareta, zonder op
te merken, dat Denise's lippen van
verontwaardiging sidderden, „waarlijk
ik ben schier afgunstig op haar
Denise greep de hand harer nieuwe
vriendin, en terwijl zij haar met hare
schoone, donkere oogen onuitsprekelijk
teeder aanblikte, zeide ze op sombe
ren teon: „Ach! benijd haar toch
nietblijf altoos eenvoudig en
goed!" en driftig ging ze, na eenige
oogenblikken, voort:
„O! indien ge eens wist, wat een
leven ik sinds een jaar heb! Alles is
huichelachtig in die vrouw. Haar don
ker oog, dat u zoo teederlijk aanblikt,
liegt; haar betooverende gl'nalach liegt.
En mijn vader laat er zich door beet
nemen. Arme vader! Hij vermoedt
niet, in wat doornachtig bosch hij zijn
kruis geplant heeft!" Mevrouw du
Tressan luisterde met gespannen aan
dacht. De blikken van het jonge meisje
vestigden zich op het kleine medaljon
van haar armband.
„Zie eens, mevrouw," zeide ze op
somberen toon, „dit is het portret
mijner zalige, te vroeg ontslapene
moeder
En vol kinderlijken eerbied drukte
zij het kostbaar kleinood met vuur
aan hare bevende lippen.
„Op den dag, dat zij Het groot por
tret mijner moeder uit de salon ver
bannen hebben," ging ze na eenige
oogenblikken voort, „op den dag zei
ven, waarop zij hunne blikken van
haar zacht en aanminnig gelaat heb
ben afgewend, heb ik den mij zoo
dierbaren schat in bewaring genomen
en een duren eed gezworen."
„Moeder," heb ik gezegd, „zij ver
bannen u uit de zaal, maar ik zweer
het u, triomfantelijk zult gij er we-
derkeeren te midden hunner feesten.
Uw portret is vandaar verbannen, maar
deze armband, welke uwe beeltenis
draagt, zal mij nooit of nimmer ver
laten. Ja, hij zal mijn schild wezen."
En op bitteren toon voegde zij er
bij: „O, mevrouw, indien ge de ge
dachten eens lezen kondt, welke het
huichelachtig gelaat van barones Bru-
mely verbergt, indien ge het masker
dier tooneelspeelster een kondt door
schouwen, gij zoudt mijne stemming
ten volle kunnen begrijpen. Ja, ze is
schoon, verrukkelijk schoon zelfs;
maar mijne moeder had de zachtheid,
de goedheid, de bevalligheid van een
engel, in één woord, zij had alles, wat
bare omgeving gelukkig kon maken."
Het kind was verbitterd al de
verontwaardiging, waarvoor een op
recht gemoed tegen huichelarij vat
baar is, fonkelde in hare schoone don
kere oogen
Met grenzenloos medelijden blikte
Margareta haar aan.
„Dierbare Denise," fluisterde zij zacht
en troostvol, „gij lijdt en draagt eene
wonde in uw hart."
Denise richtte hare vochtige blikken
vertrouwvol op hare vriendin en deed
zich alle geweld aan, om den vloed
van tranen, welke opbruiste, te weer
houden.
„Ja, ik lijd," fluisterde zij Marga
reta zachtkens in de ooren, „maar zeg
toch nimmer, dat gij het geraden hebt;
de barones zou er te gelukkiger en
mijn arme vader te rampzaliger om
wezen. Door onverschilligheid, ja door
blijdschap te veinzen neem ik weer
wraak."
En terwijl een bitter, schamper
lachje om hare lippen zweefde, ging
ze voort: „Waar zeu ik me trouwens
over beklagen? Ons huis is een huis
van genoegens en mijne stiefmoeder
eene vrouw zonder weêrga. Is dit niet
meer dan voldoende? Mijn God, wat
verandering, in onze weleer zoo be
scheiden woning, binnen het tijdsver
loop van één jaar! Weleer heerschte
hier rustige huiselijkheid of, gelijk de
dames Suarez het believen te noemen,
sombere eentonigheid; en thans, ik
moest den hemel zegenen, is het niets
dan bals, bezoeken, wandelingen en
uitspanningen, waarvan men hoort
spreken.
Hier ging de toon van bittere ironie
over in een slechts halfonderdrukten
klagenden zucht.
Met zenuwachtige gejaagdheid deed
zij haar waaier open en dicht, als kon
zij door die ivoren blaadjes te breken,
haar toorn tot bedaren biengen.
Doch spoedig verhelderde zijn gelaat.
Zij bracht haar zakdoek naar hare
oogen om de laatste sporen van tra
nen weg te wisschen, en wederom zag
men hare lippen zich plooien tot een
gullen vroolijken glimlach.
„Ziet u," sprak ze op levendigen
toon tot Margareta, „ziet u dien jon
gen luitenant daar, met zijn arm op
den schoorsteen leunende? Het is
mijnheer Henri de Kernevez, ook een
zoon van Bretagne, een jonkman van
oude en beproefde deugd. Hij behoort
tot een der aanzienlijkste familiën
van uw land, maar heeft volstrekt geen
fortuin.
„En d*in moet je weten," ging De
nise na eenig aarzelen voort, „dat hij
van zijn soldij zijn broer nog laat stu-
deeren.
„Mijne moeder droeg den jonkman
hooge achting toe, en ik," voegde het
jonge meisje erbij, „o! ik bemin allen,
die mijne moeder liefhadden."
Henri de Kernevtz was blond en
groot en rijzig van gestalte. Met bui
tengewonen aanleg toegerust, verliet
hij als de eerste onder al zijne mede
studenten Saint-Cyr en zette in dienst
zijn leven van studie voort. Het was
een van die onvermoeide arbeidzame
geesten, welke zich niet door moeie-
lijkheden laten afschrikken, maar in
tegendeel er door geprikkeld worden.
Alleen de avondfeestjes van com
mandant Brumely vermochten het,
hem van zijne studeerkamer te lok
ken: Denise was het voorwerpwaar
toe zijn hart zich voelde getrokken.
Nauwelijks had hij haar dan ook
bemerkt of hij richtte zijne schreden
naar de kleine salon, en het jonge
meisje reikte hem met kinderlijke
eenvoudigheid en met eene blijdschap,
welke zij in geenen deele zocht te ont
veinzen, hare hand.
„Kom, ja kom," zeide ze „hier zijn
we in het volle van Bretagne
Margareta en mijnheer de Kernevez
lachten, bij het zien dier jeugdige
geestdrift; en, beiden uit Bretagne
geboortig, waren zij al spoedig in een
levendig gesprek gewikkeld.
(Wordt vervolgd
~r. -AT-i -
NIEUWE
MSEll
OURANT
AQITE MA HON AGITATE.