Woensdag 17 Juli 1907.
No. 6635 32s,e jaargang.
Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland.
TWEE ZINSPREUKEN.
Wat anderen zeggen.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem1.20
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post. 1.65
Afzonderlijke nummers0.05
DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
BUREAUX: GEDEMPTE OUDE GRACHT No. 120. - HAARLEM.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regels0.60, (contant) 0.50
Elke regel meer9.10
Groote letters worden berekend naar paatsraimte.
DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE CONTANT
Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère :-
G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 31bis Faubourg Montmartre.
Middenstand.
De Middenstand heeft tegenwoordig
een economisch-erkende beweging.
Daar valt geen ontkennen meer aan.
'tls geen liefhebberij meer van en
kelen: het is een machtige stands
organisatie, die eerbied wekt en waar
mee rekening moet worden gehouden
tot in de kabinetten des ministers.
Het congres te Nijmegen (zie onze
sociale berichten) is er bewijs voor.
Toch zijn er nog velen die niet be
seffen wat de Middenstandsbeweging
eigenlijk is.
Zelfs Middenstanders, die door on
wetendheid of onverschilligheid het
Middenstandsvraagstuk niet kennen.
Voor hen hebben we 'n klein boekje,
dat nu eens ieder Middenstander lezen
moet.
'tHeet „Middenstand en Coöperatie
door Dr. J. Nou wens. En de tweede
uitgave is er al van verschenen bij
Futura te Leiden, vermeerderd en bij
gewerkt naar de jongste gegevens.
Hier vinden onze Middenstanders
voorlichting en een klaar overzicht
van een goed deel der Middenstands
vraagstukken. Zij mogen er hun voor
deel mee doen op de eerste plaats;
ook dit is in het boekje uitvoerig en
duidelijk genoeg aangegeven.
Maar wanneer het voor velen nog
dient om hen eens flink op de hoogte
te helpen van den huidigen stand,
den omvang en het streven der Mid
denstandsbeweging in Nederland, reeds
dan zijn wij voldaan 1
Kath. Drankbestrijding.
In aansluiting op hetgeen al onder
onze Sociale Berichten is medegedeeld
omtrent het a. s. Ned. Katholiek Con
gres tegen het Alcoholisme te Nij
megen op 18, 19 en 20 Augustus e.k.,
volgde hier nog kort woord van op-
Wekken.
Dat congres verdient hooge belang
stelling.
Vooreerst bij alle drankbestrijders-
vereenigingen natuurlijk.
't Roomsche Nederland maakt in de
„drankweer" reeds een goed figuur:
Nijmegen zal nu de wapenschouw
geven van dit leger, dat zal doen zien
hoe onze Katholieken de kanker van
het alcoholisme als een sociaal kwaad
van den eersten rang bestrijden en
bekampen met moed en kennis.
Maar ook zij, die niet aangesloten
zijn bij een drankbestrijders-organi
satie, dienen van dit congres notitie te
nemen.
Vooreerst omdat er mannen spreken
als dr. Ariëns, professor de Groot,
pater Ermann, verschillende gezag
hebbende Doktoren en bekende leeken.
Maar dan ook om de groote sociale
beteekenis van deze bijeenkomst, die
blijkt uit de te behandelen onderwer
pen. Over de verwaarloosde jeugd,
zoowel als over het arbeidersvraagstuk,
over tuberculose zoowel als over lief
dadigheid, alles in verband met de
drank-kwestie, zijn besprekingen aan
gekondigd: ook de drankbestrijding
en het kind, de drankbestrijding en
de militairen, staan op het programma.
Men ziet het: dit congres is geen
uiting van geestdrijverij, zooals de
drankbestrijding wel eens geheel ten
onrechte wordt betiteld, maar een
grootsch opgezet, studierijk sociaal
werk.
Weer een verblijdende uiting van
katholiek-socialen geest 1
Wij wekken warm op tot belang
stelling, studie, en zoo mogelijk deel
neming
De strijd der toekomst.
Over de decadence der liberalen-
in de laatsten verkiezingstij d door heel
het land zegt „de Tijd" een paar woor
den, die geschreven zijn van aan
leiding van de jongste gemeen
teraadsverkiezing te Amsterdam,
maar die zeer wel op de toestanden
in ons heele land, en de groote
toekomst, die nadert, kunnen wor
den toegepast.
Het blad merkt, en in algemee-
nen zin o. i. zeer terecht, het vol
gende behartenswaardige op:
„Er behoort in onzen tijd waarlijk
geen zienersgave toe, om te voorspellen,
wat binnen iets langeren of korteren
tijd het lot zal zijn der eertijds zóó
krachtige en zóó trotsche liberale par
tij. Haar wacht, hetgeen iti den loop
der vorige halve eeuw is te beurt ge
vallen aan de eenmaal ook zeer mach
tige en trotsche partij der oud-conser
vatieven.
Steeds meer terrein verliezende, steeds,
ondanks wanhopigen tegenstand, on
danks ook tezelfdertijd de verregaandste
concessiën, zal zij meer en meer af
glijden en daarbij het getal harer aan
hangers zien slinken.
De groote schare, die eertijds haar
vaandel volgde, zal het leger gaan
versterken der sociaal-democratie. Een
ander gedeelte, geleerd en wijs gewor
den door de logische ontwikkeling
van feiten en gebeurtenissen, zal zijn
toevlucht gaan zoeken onder de ar
men van het kruis.
Eerst dan volgt de groote, de be
slissende strijd 1"
Zij die nog altijd niet gelooven
aan de komende botsing van het
geloof en het ongeloof, mogen de
bovenstaande woorden eens over
wegen 1
Een Japansch-Ameri-
kaansche oorlog en Ne
derland.
„De Tijd" bespreekt de ook door
ons mogelijk geachte toekomst van
een Ainerikaansch-Japansclien oor
log, en zegt dan dat zulk een treu
rige botsing in meer dan één op
zicht hoogt noodlottig zou zijn
„Noodlottig voor Nederland, dat zij ne
Oost-Indische bezittingen door een
nog sterkere, nóg overmoediger macht
zou bedreigd zien. Noodlottig voor
Europa, dat in Japan zoowel op mili
tair als op industrieel en economisch
gebied een nóg geduchter concurrent
zou te vreezen hebben. Noodlottig voor
de Europeesche (en niet het minst
voor de Nederlandsche) financiën, wel
ke met den financiëelen bloei der
Nieuwe Wereld zoo nauw verbonden
zijn. Noodlottig voor de Christelijke
beschaving, welke door het verzwak
ken en terugdringen van de Christe
lijke mogendheden, het stijgen van
Japan's invloed en prestige, op den
duur vermoedelijk zeer nadeelige ge
volgen zou ondervinden.
Moge Hij, Die het lot van landen
en volkeren in handen heeft, de zege
praal van de heidensche macht ten
nadeele van de stoffelijke en zedelijke
belangen der Christelijke naties ver
hoeden 1"
Algemeen Overzicht.
Daar is blijkbaar opeens'n kente
ring gekomen in de idéé van
Noord-Amerika aangaande Japan en
den dreigenden oorlog.
Wat er aan de hand is, weet men
niet precies.
Amerika draait bij, dat is zeker.
We zetten gisteren al een vraag-
teeken bij de mededeeling, dat de
Japansche spionnen in Californië
zonder meer in vrijheid zijn ge
steld.
Wat zou daar achter zitten, vroe
gen we?
Niets anders, kunnen we denken,
dan dat Amerika voorshands geen
trek heeft, om zich in een oorlog
te wikkelen, 't Is niet gereed!
D6 Amerikaan sche minister van
oorlog heeft uit Californië een ver
slag over de zaak ontvangen.
Het blijkt nu dat de spionnen
maar korten tijd in hechtenis zijn
gehouden. De een liep op verdachte
manier in de buurt van belangrijke
verdedigingswerken van het fort
Rosencrans. Hij had een aanteeken-
boekje bij zich, maar daar men
geen enkel bezwarend stuk ontdekte,
werd hij aan boord van een schip
geplaatst en naar San Francisco
gezonden.
Waarom men hem zoover weg
heeft gebracht, als hij aan niets
schuldig was, is niet goed te be
grijpen, dunkt ons Misschien heeft
men het in belang van zijne velig-
heid gedaan.
De tweede Japanner werd niet
bij het fort maar op een werf ge
vat. Hij is eenvoudig naar buiten
gebracht.
De zaak is dus, als dit alles waar
is, toch wel erg opgeblazen!
Maar het wil er bij ons niet in,
dat er zoo weinig aan de hand is
geweest voor al die herrie
In verband met de historie tus-
schen de twee staten verdient ver
melding het niet al te gunstig oor
deel van het Londensche gezag
hebbende blad de „Times," die
schrijft
„De ware oorzaken der moeilijk
heden zijn niet voortgesproten uit
de algemeene politiek maar moeten
worden gezocht in de wrij ving, die
het gevolg is van de mededinging
op economisch gebied, tusschen twee
rassen, die totaal van elkaar afwij
ken in gewoonten en levensstandaard
en welke rassen niet geschikt zijn
om samen te smelten. Het is deze
zelfde mededinging welke ook binnen
de grenzen van het Britsche rijk
aanleiding geeft tot moeilijkheden,
waarvoor een oplossing nog moet
worden gevonden.
„Voor de kwesties door dit vraag
stuk in het leven geroepen tusschen
Japan en de Vereenigde Staten, zal
de een of andere blij vende oplossing
dienen te worden gevonden, op een
grondslag van wederkeerige gelijk
heid. Gelukt dat niet, dan keeren
de moeilijkheden, welke op'toogen-
blik zooveel zorg baren aan alle
vrienden van vrede en beschaving,
onvermijdelijk later terug, en in
veel gevaarlijker vorm!"
Naast de Japansche-Amerikaan-
sche kwestie trekt nog immer hoo-
gelijk de aandacht de Koreaamche
historie.
We hebben daar van de week
al een en ander verteld, en giste
ren spraken we nog over het mó
gelijke aftreden van den keizer,
die dan door een creatuur van Japan
zal worden vervangen.
In Engelsche b!a Ten komt nu voor
een onderhoud met een bekend
Amerikaansch hoogleeraar, zekere
heer Hulbert, die gedurende lan
gen tijd als professor werkzaam is
geweest te Seoel, en die zich thans
te Londen bevindt op zijn doorreis
naar de Vereenigde Staten, waar
hij aan zijn landgenooten de grie
ven van de Koreanen tegen Japan
zal voorleggen.
Hulbert zegt dat de grieven der
Koreanen zeer ernstig zijn en daar
bij volkomen gegrond.
De Japanners behandelen de Ko
reanen op onwettige wijze en met
gro' te hardheid. Vooral de platte
landsbevolking heeft te lijden. De
Japanners palmen alle landerijen
in en verdringen overal de Koreanen
Bovendien schendt Japan op stelsel
matige wijze de verdragen van
Korea met het Britsche Rijk en
met de Vereenigde Staten.
Feitelijk hebben de Japanners
zich meester gemaakt van den ge-
heelen handel op Japan, door den
handel van de Engelschen en Ame
rikanen zooveel mogelijk te be
moeilijken.
Hulbert ontkent, bezield te zijn
door vijandschap jegens Japan,
maar hij houdt vol dat de Japan
ners op onwaardige en schandelijke
wijze optreden in Korea.
Uit de mededeelingen van Hul
bert valt niet afteleiden, dat de
Japanners het voornemen zouden
hebben, den keizer van Korea af
te zetten, wegens het zenden door
dezen van de Koreaansche depu
tatie naar den Haag,
Toch schijnt uit de jongstontvan-
gen telegrammen uit Tokio te zijn
op te maken, dat een dergelijke
daad van de Japanners te verwach
ten is.
Immers wordt bericht, dat de
Japansche minister van buiten-
landsche zaken, Hajasji, plotseling
naar Seoel is vertrokken, naar het
heet incognito. De berichtgever te
Tokio van de „Daily Telegraph"
seint dat Ito blijft zwijgen.
Echter wordt niet verwacht dat
in de Koreaansche kwestie de ont
knooping zal vallen vóór den 20en
dezer.
Die ontknooping zal wel zijn,
zooals we al hebben gemeld, dat
de keizer van Korea „verzocht" zal
worden af te treden
Over de „aanslag" op president
Fallières in Parijs is niet veel bij
zonder te melden.
Meer en meer blijkt, dat er eigen
lijk van geen aanslag sprake kan
zijn. Maillé, de dader, vertelt dat
hij volstrekt geen plan had om op
Fallières te schietenhij wou alleen
maar „de aandacht trekken" „Rare
manier, dunkt ons!
Men is alweer bezig hem „gek"
te verklaren.
Korte berichten.
De Czaar heeft den gezant van
Frankrijk, Bompard, het hoogste
Russische ordeteeken verleend, nl.
dat van het Roode Kruis. Deze
onderscheiding wordt shchts zei
den gegeveo, en daarom is d
toekenning hoogstwaarschijnlijk e
pleistertje voor de wonden door de
jongste veelbesproken artikelen de
Russische pers tegen Frankrijk ge
slagen.
Te Antwerpen is een werk
staking onder de graanwerkers
in de havens uitgsbroiien.
De Fransche ministers zijn
druk aan het confereeren over de
terugroeping der troepen uit d
wijnbouwdistricten. Het comité van
wijnbouwers eischt die terugroeping
als een eerste voorwaarde voor de;
bedaring van de gemoederen.
Uit ée Staatscourant.
Bij Kon. Besl. is de aanstelling
van mr. P. Scholten, bij besluit van
den raad der gemeente Amsterdam
van 26 Juni, benoemd tot gewoon
hoogleeraar aan de gemeentelijke
Universiteit aldaar, bekrachtigd.
Prov. Staten van Zuid-Holland.
De Provinciale Staten van Zuid-
Holland hebben tot lid van Gede
puteerden in de plaats van jhr. Van
Nispen tot Sevenaer (Kath.) be
noemd jhr. mr. L. von Fisenne,
lid voor Zoetermeer (Kath.).
Bezoek van Koning Leopold.
Belgische bladen berichten, dat
koning Leopold, na een bezoek aan
Brugge, op 24 dezer de nieuwe
havenwerken te Neuzen en Gent
zal bezichtigen.
Hij zou komen met zijn jacht
Albert.
Autoriteiten te Neuzen zijn daar
van nog onkundig. (Midd. Ct.)
Yi Tjounef
Te 's-Gravenhage is overleden de
tweede gedelegeerde van de Kore
aansche zending, de heer Yi Tjoune.
FEUILLETON.
Toen zij halverwege gekomen waren,
stak tot overmaat van ramp, de zwaar
lijvige heer zijn hoofd buiten zijn
hulsel, zag zijn buurman aan en zei de
Gij ziet er uit alsof gij het koud
hebt mijnheer?
Ik ben door en door nat, ant
woordde Charles, die nauwelijks spre
ken kon.
De dikke reiziger wentelde zich in
zijn zwaren mantel nog dieper en
dieper in, als om des te beter zijn heil
te smaken, en voegde er zeer wijs-
geerig bij:
Het is hoogst ongezond in dit
seizoen, tot op het hemd nat te zijn;
zorg op een anderen tijd voor een
mantel als de mijne, die is warm en
niet duur.
Dezen raad gegeven hebbende, ver
borg onze dikke heer zijn hoofd weer
in zijn kraag en sluimerde, onder het
schommelen van het rij tuig, zachtjes in.
Toen de diligence te St. Amand aan
kwam, was het reeds diep in den
nacht. Charles, geheel verkleumd van
koude, steeg nu langzaam van de
impériale af en ging, zoo snel zijn
stramme ledematen het hem toelieten,
recht op de keuken af, waar hij een
groot vuur zag vlammen. Doch bin
nentredende, bemerkte hij een aantal
reizigers, die in een kring om den
haard geschaard zaten, waaronder zich
bevonden Muizen en de reiziger, wiens
plaats door Fortin was ingenomen.
De lichte bijwagen, hun door den
bureaulist bezorgd, had hen langs eeu
korteren weg hierheen gebracht, en
beiden hadden zich sinds meer dan
een uur verkwikt.
Op het gezicht van den droevigen
staat waarin zijn neef verkeerde, haastte
Joseph zich, hem zijn stoel af te staan,
doch wat den verongelijkten reiziger
betrof, deze barstte in een schaterend
gelach uit.
Waarlijk, zeide hij, ik ben mijn
heer zeer verplicht, dat hij mij van
de impériale gejaagd heeft; want, had
hij dit niet gedaan, dan ware ik op
zijne plaats bevroren, terwijl ik mij
nu warm en wel bij het vuur bevind.
Charles Fortin was al kwaad ge
mutst en al te koud, om te kunnen
antwoordenhij ging intusschen voor
het vuur zitten en deed zijn best, om
warm te worden.
Zoodra hij wat bijgekomen was,
vroeg hij kamer en bed; doch de
kermis juist te St. Amand geëindigd
zijnde was de herberg vol kooplieden
en vreemdelingen, die den anderen
morgen vertrekken moesten. Joseph
en zijn reisgenoot hadden, ofschoon
zij vroeger gekomen waren, slecnts één
slaapkrih kunnen vinden, welke de
eerste ten voordeele des laatsten edel
moedig had afgestaan. Niettemin, na
veel vragen en opsporen, had men
eindelijk in eene der kamers van het
logement, een nog onbesproken bed
gevonden, doch deze kamer was door
vier marskramers bezet, die er geen
enkelen vreemdeling op wilden toe
laten.
Hebben zij de kamer voor zich
afgehuurd? vroeg Charles.
In 't geheel niet, antwoordde de
herbergier.
Alzoo hebt gij het recht, om
over het niet besproken bed te be
schikken.
Zonder den minsten twijfel.
En welke reden geven zij op.
waarom zij een vijfden persoon zouden
afwijzen
Hiervan geven zij geen reden,
maar alle vier zien zij er uit als vrij
ondeugende snakeneen elk laat hen
hun gang gaan, teneinde alle twist
met hen te vermijden.
Nu vloog Charles driftig op en riep
uit: dit is eene groote zwakheid. Wat
mij aangaat, ik verkies den nacht niet
onder den blooten hemel door te
brengen, omdat het het een viertal
kinkels behaagt het bed uwer herberg
in bezit te nemen. Breng mij naar
hun kamer, ik zal hen wel leeren
rede te verstaan.
Pas toch op, Fortin, zeide Joseph,
het zijn onbeschofte en gevaarlijke
kerels.
En deze fraaie hoedanigheden geven
hun het recht om ons te doen wa
ken vroeg Charles, schamper lachend;
neen zeker niet! ik zal mij te
begeven, al hadden zij er nog zooveel
tegen.
Hij had zijn pet reeds opgezet en
verliet de keuken met den waard,
doch de heer Donju, die naar een be
diende zoekende, om zijn goederen te
vervoeren, de woordenwisseling der
beide neven had afgeluisterd, ging
naar hen toe, en zeide op zijn gewonen
gullen en vroolijken toon toe en zeide
op zijn gewonen gullen en vroolijken
toon:
Ik zie, mijne heeren, dat gij u
wegens een nachtverblijf in verlegen
heid bevindt
Ik zal er mij niet lang meer in
bevinden, viel de Marseillenaar in en
hij trachtte zijn weg te vervolgen.
Een oogenblik! hernam de heer
Donju. Deze lieden zullen uwe rede
neeringen wellicht met beleedigingen
beantwoorden, en gij zult moeite heb
ben, uw goed recht te verdedigeh.
Daarom, mijne heeren, neemt liever
een bed van mij aan, mijn kamer is
weinige schreden van hier; het zal
mij een genoegen zijn, er u te ont
vangen.
Charles en Joseph dankten buigend
voor dit aanbod, maar op merkbaar
verschillenden toondie van Muizen
was erkentelijk en blij, die van For
tin, hoewel beleefd, echter zeer ge
maakt. Hij was nog niet vergeten, dat
de heer Donju de eerste oorzaak ge
weest was van het karig maal hetwelk
hij te Nevers genoten had,
Mijnheer heeft al te veel goed
heid, zeide Charles, zijne stem ver
zachtende; maar ik zou hem niet
gaarne een dergelijken last aandoen.
Ten andere is het niet ongepast,
deze lieden eens te recht te stellen en
hun te leeren, de rechten van andere
reizigers te eerbiedigen
Hierop groette hij en begaf zich
naar de kamer der marskramers. Jo
seph, het ergste vreezende, volgde hem
op de hielen. Doch, hetzij de bedoe
lingen der rondventers zich gewijzigd
hadden, hetzij de ferme houding van
den Marseillenaar op hen indruk
maakte, zij vergenoegden zich met wat
binnen 's monds te brommen, onder
wijl Charles zich gereed maakte, in
bed stappen. Zijn neef aldus gerust
gesteld, besloot alstoen weer naar be
neden te gaan en volgde den heer
Donju, die zoo vriendelijk geweest
was, hem op te wachten.
In 't vertrek van laatstgenoemden
heer gekomen vond Joseph er me
vrouw Charlotte en hare nicht, thee
zettende, voor een vuur van pijnap
pelen. Zijn leidsman fluisterde de beide
dames iets in 't oor, waarop zij den
jongeman zeer hoflijk ontvingen. Men
wilde volstrekt, dat hij aan de tafel
plaats zou nementerwijl Louise
(eenigszins bedremmeld) de kopjes
vulde. Wat mevrouw Charlotte betrof,
deze was nog niet geheel bijgekomen
van de ontsteltenissen, welke zij op
de reis had ondervonden. Zij gaf voor,
in haren armstoel het dreunen der
diligence nog te voelen, en het ge
rammel der wielen te ontdekken in
het theewater; zij was nochtans nieuw-
gierig, om te weten, wat er van den
jongeling geworden was, die te Nevers
de impériale stormenderhand had in
genomen, en de heer Donju verhaalde
mede, hetgeen zoo even in de herberg
was voorgevallen.
Alzoo zoekt hij overal mets dan
twist en strijdriep mevrouw Char
lotte uit; dat is een man, waarmee,
men zich niet moet ophouden I
Men zou moeilijk ergens een op
rechter en ronder hart vinden kun
nen, sprak Muizen; hij houdt er zich
slechts aan om o vei al zijn devies te
doen gelden: „Een elk zijn recht."
Terwijl het uwe „Liefderijk
is, hernam de bejaarde dame lachend.
O! Ik heb alles te Nevers gehoord.
Gij reist te samen? vroeg de
heer Donju.
Wij zijn neven, antwoordde Jo
seph, en wij komen te St. Amand om
een testament, welks opening morgen
moet plaats hebben.
Een testament! herhaalde me
vrouw Charlotte verwonderd.
Dat van onzen achterneef name
lijk, van doctor Dalincourt. Mevrouw
Charlotte en de heer Donju wenkten
elkaar en Louise rakelde het vuur wat
op, om hare aandoening te verbergen.
Toen zij ging zitten, ontmoetten hare
blikken onwillekeurig die van Joseph:
zij bloosde.
Ah zoo! zeide Donju, den jon
geling aanziende, gij zijt dus bloed
verwanten van doctor Dalincourt; gij
hadt u bij niemand beter kunnen ver
voegen dan bij mij, mijnheer, want
ik ben zijn oude makker en beste
vriend geweest.
Deze soort van kennismaking diende
tot inleiding van een gesprek over den
overledene. Muizen had zijn neef nog
nimmer gezien, echter gevoelde hij
voor hem die eerbiedige verknocht
heid, die het instinct-alleen tusschen
zelfs onbekende leden eener familie
vormt. Hij sprak lang over den
doctor, hoorde met veel belangstelling
naar al hetgeen men van zijn leven,
van zijne handelingen, van zijne laatste
oogenblikken vertelde.
(Slot volgt.)
fiQITE m HOM AGITATF.