Vrijdag 19 Juli 1907.
No. 6637 32s,e Jaargang.
Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland.
KARELTJE.
BERICHT.
BUITENLAND.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem1-20
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post. 1.66
Afzonderlijke nummers0.05
DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
BUREAUX: GEDEMPTE OUDE GRACHT No. 120. - HAARLEM.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regels0.60, (contant) 0.50
Elke regel meer0.10
Groote letters worden berekend naar paatsrnimte.
DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE CONTANT
Nog eens moeten mij onze
agenten dringend uerzoeken om
krachtige medewerking tot het
°p tijd bezorgen der courant.
Het is uan het grootste belang,
dat al onze lezers de courant
2oo stipt en zoo tijdig mogelijk
iederen dag in hun bezit krijgen.
Wij ouerwegen maatregelen
om de expeditie onzer couran
ten spoedig zoo uolmaakt moge
lijk te maken.
De Directeur,
F. H. A\. u. d. GRIENDT.
Vuilhandel.
De Amsterdamsche Volksbond deed
een goed werk, aan te dringen op een
gemeentelijk verbod in dezen.
Spaarzegels.
Drankbestrijding
en de school.
Algemeen Overzicht.
Terwijl in sommige landen der
oude wereld de regeeringen alles
doen om de Katholieke Kerk
tegen te werken, is het eigenaardig
dat in die streken waar de moderne
beschaving sinds kort baan heeft
gebroken en met zoo buitengewone
kracht, de Katholieke Kerk geëerd
wordt als een macht niet alleen,
maar vooral als weldoende, ten goede
werkende factor.
Men weet dat in Japan b. v. het
Katholicisme bij de regeerders in
eere is en krachtig wordt gesteund.
En nu lezen we in Engelsche
bladen, dat ook Ohina dien kant
heel officieel uit wil.
Althans geipejd wordt (we geven
patuurUjk dit nieuwtje onder reserve
van nadere bevestiging) dat een
<ler Chineesche prinsen, een naast-
bestaande der oude keizerin, een
memorie heeft opgesteld, waarin
hij zegt, dat in Ohina meer en
bijzqndere steun en officieële erken-
n ng moet worden gegeven aan de
Katholieke kerk.
De Prins stelt voor, 3.H.
den Pap3 de benoeining te verzoeken
vpn een internuntius te Peking,
terwijl hij teyeqs er op aandringi
$at qok dè Katholieke hqoge geeste
lijkheid zoo mogelijk van Chineesche
gëhoqrte zou sjjn. Men weet da:
pr onder de priesters, die in.Chin.i
het missiewerk doen, reeds tal van
Chineesche inboorlingen worden
gevonden.
Po "regeering schijnt zich
niet over de zaak te hebben uitge
laten.
Maar belangrijk is zij ongetwijfeld
in ieder opzicht, en met belang
stelling zien we dan ook nader
nieuws hieromtrent tegemoet.
Te laat om het nog in onze
editiè van gisteren te vermelden,
ontvingen we gisterenmiddag bericht
van een zeer belangrij kDecreetuit
Rome, dat in den „Osservatore
Romano" is gepubliceerd.
Dat decreet, uitgaande van de
Congregatie van het H. Officie, is
een uitspraak des Pausen, waarin
65 stellingen, die met de kerkelijke
leer in strijd zijn, worden veroor
deeld.
In een inleiding wordt de nood
zakelijkheid betoogd van de be
scherming der geloovigen tegen de
meest verbreide moderne dwalingen.
Het decreet betreurt de houding
van katholieke schrijvers, die onder
voorwendsel de dogma's in histo-
rischen zin te doorvorschen, de
ontwinkeling ervan op zoodanige
wijze verklaren, dat de dogma's
zeiven verdwijnen.
Om te beletten, dat dergelijke
dwalingen wortel schieten en de
zuiverheid des geloofs bederven
aldus de inleiding tot het de
creet heeft de Paus aan de Con
gregatie van de Inquisitie gelast,
de voornaamste dwalingen op te
sporen en te veroordeelen.
Na deugdelijk onderzoek en na
stemming door de kardinalen-con-
sqlioren, verwierpen en veroordeel
den de int|uisi toren-generaal de
dwalingen, die in 65 stellingen zijn
geformuleerd, en Z. H. de Paus
heeft deze veroordeeling ten volle
goedgektprd,
De veroordeelde stellingen raken
vraagstukken, betrekkelijk den oor
sprong des Christendoms, de godde-
hjkhe d des Verlossers, het Ver
lossingswerk, het kerkelijke ieer-
aarsambt, bijbeluitlegkunde, eerbie
diging der decielen van don index,
hetigrjiig der Kerk en de geschie
denis der dogma's.
De tekst van het decreet is den
3en Juli definiti f vastgesteld, terwijl
de Pauselijke goedkeuring van den
4en dateert.
Over den befaamden Duitschen
„Bond tegen de Index", die na het
bovengemelde Decreet voor den
zoo ge-
Katholiek heeft afgedaan, komen nu
de bizonderheden geheel los. De
anti-Index-mannen hebben er na
tuurlijk belang bij, nu toch eenmaal
de zaak bekend is geworden, alles
in het volle daglicht te stellen.
Ze zeggen nu, wel een beetje
hypocritisch: gerust kan alles be
kend worden, want de waarheid
schuwt het licht niet
Waarom moest dan alles
heimzinnig geschieden
Eerst werd een circulaire gezon
den aan degenen, die het kemité
geschikt oordeelde in den bond te
treden. Het comité bepaalde daarin
zich tot de vraag of de geadres
seerde zijn eere woord wilde geven
het stilzwijgen te bewaren over de
documenten die hem zouden worden
medegedeeld.
Wie dit eerste stuk teekende,
ontving twee documenten: een be
vatte den tekst van een „verzoek
schrift aan den Paus over den
Index, het andere de „fuuda-
menteele statuten" van de ver-
eeniging, welke documenten
men binnen acht dagen geteekend
of niet, moest terugzenden.
Het document van de „fundamen-
teele statuten" telt 42 artikelen:
het eerste artikel zegt, dat het
„Cehtraal Bestuur voor de leeken-
organisatie" een dubbel doel
na-
streeft: een „Verzoekschrift" op te
stellen aangaande den Index, dat
aan Paus Pius X zal gericht wor
den en denzelfden dag zal gezonden
worden aan alle bisschoppen van
Duitschland, Oostenrijk, Zwitser
land, Engeland en Noord-Amerika
en later een adresbond te organi-
seeren, gevormd uit de ondertee
kenaars, in een „Christelijke Cul-
tuurvereeniging.
||Het doel dezer vereeninging was
aldus geformuleerd: Practische uit
oefening van het leekenapostolaat
voor den gezonden en omzichtigen
vooruitgang als beginsel van de
christelijke wereldbeschouwing in
alle kringen van de hoogere ont
wikkeling.
Aan hen zeiven hebben de anti-
Index-bonders het "nu te danken, dat
zij nu zoo'n geweldige opspraak en
zoo'n scherpe critiek moeten door
staan I
Zij zijn in zee gegaan zonder
compas, zij hebben slinksehe en
kromme wegen gebruikt om tot
hun doel te geraken, zij hebben
in geheim gewerkt omdat zij 't
licht vreesden, zij hebben artikelen,
in vorm en inhoud veroordeelens-
waardig, aangenomen.
Zij hebben aan de geestelijkheid
haar meening, haar raad niet ge
vraagd, zelfs met opzet haar er
buiten gehouden, terwijl het een
zaak betreft, die zich ten slotte toch
op zuiver geestelijk gebied beweegt,
en waarvoor zij zelfs in laatste res
sort de bisschoppen en biechtvaders
met pauselijke bekrachtiging willen
betrekken.
Zeer zeker, over deze anti-Index-
beweging is het laatste woord nog
niet gezegd I
Uit Marokko komen rare be
richten.
De bejaarde kaid Mac Lean moet,
naar het heet, gisterennacht uit het
kamp van Raisoeli gevlucht zijn
en zich nu in een onschendbaar
heiligdom van een maraboet in
veiligheid bevinden. De stammen
uit de buurt hebben Mac Lean bij
zijne vlucht geholpen. Volgens an
dere berichten heeft Raisoeli uit
eigen beweging Mac Lean vrijge
laten.
Een ambtelijke bevestiging van
het bericht is nog niet ontvangen.
In kringen van inboorlingen zegt
men, dat Raisoeli misschien de oogen
heeft gesloten om Mac Lean te
laten ontvluchten en dat men zich
niet zou moeten verwonderen, indien
de bevrijde gevangene de warmste
verdediger werd van den bandiet.
De Engelsche bladen geven echter
een heel andere lezingvolgens
deze zouden afgezanten van den
Sultan Mac Lean hebben trachten
te bevrijden. Maar Raisoeli verraste
hen, bracht hen ter dood en stoptte
Mac Lean in een afgelegen oord
weg.
We zullen er nog wel van hooren
Zooals we al zeiden: de K o r e a a n-
sche keizer is „geïnviteerd" opheel
vriendelijke wijze om af te treden.
Dat is zoo seint Reuter uit
Tokio heel laconisch het begin
en de eerste stap in de richting
van de „hervormingen", die Korea
zal genieten.
Die „hervormingen" zullen tevens
nog inhouden inperking van de
macht van de Koreaanschen vorst en
noodzakelijkheid van bekrachtiging
der wetten en besluiten en regeej
FEUILLETON.
EINDE.
NIEUWE
■AiRLEMSEHE COURANT
iÓï
AGITE MA HON AGITATE.
Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère :-
G. L. DAUBB Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 81bis Faubourg Montmartre.
't Woord ia niet smakelijk.
Maar de zaak evenmin, en het woord
past erop.
Gisteren hebben we in ons hoofd
artikel een waarschuwend woord ge
sproken, vandaag volgde een kleine
aanvulling.
Naar aanleiding van een besluit door
de afd. van de Ned. R. K. Volksbond
te Amsterdam genomen.
Deze afdeeling rekwestreert n.l. bij
den Amsterdamsclien Raad om een
verordening, waarbij bet openlijk aan
kondigen of aanprijzen van de z.g.
Nieuw Malthusiaanscbe praktijken
Worde verboden en tevens ook streng
Wprde toegezien op het uitstallen van
allerlei hulpmiddelen en praeparaten.
Bravo 1
Al is dit niet precies wat in engeren
zin onder den „vuilhandel" wordt ver
staan, het mag er gerust onder gere
kend worden.
Verbazing tyekt het evengoed als
ergenis, wanneer we in zoogenaamd
neutrale kranten in het openbaar der
gelijke schandelijke praktijken zien
ftapgekopdïgd
Maaar toph gaan vele Katholieken
nog maar voort, hun waren teadver-
teeren, bun familieberichten te plaat
sen op 'n zelfde pagina als waarop
zulk ergelijk ontuig voorkomt-
Toch geven vele Katholieken aan
zulke bladen den toegang tot hun
huiskamers
De Haarlemsche Volksbond kan be
ginnen met een nog beter werk te
doen, als hij krachtig ter hand neme
de propaganda tegen de bladen die
zich met dergelijk vuil bezoedelen I
De „Middenstandsbond" heeft op
zijn jaarcongres te Nijmegen (men
zie onze sociale berichten) gisteren een
besluit genomen in zake het geven
van spaar- en rabatzegels, dat wij zeer
toejuichen.
De Rond sprak zich daarin vier
kant uit tegen de particuliere spaar-
zegelondernemingen.
Die uitspraak is al gedaan in ver
schillende plaatselijke vereenigingen.
Parasieten van den kleinhandel heeft
men die spaarzegel-maatschappijen
genoemd.
En dat zijn ze.
Een deel van de winst van den win
kelier, en een deel van de korting die
de klant geniet, steken ze in hun zak I
't Is goed dat de Bond dat nu eens
unamiern heeft uitgesproken.
De winkeliers, die hun eigen belang
niet begrijpen en nog bij zulke spaar-
zegelmaatschappijen te biecht komen,
zijn nu gewaarschuwd.
Hun belang is het, om als er dan
korting moet wórden gegeven, dat
zelf te doen!
Onlangs vroeg in „De Katholieke
Onderwijzer" een inzender, wanneer
toch eindelijk de hier bestaande „Com
missie tpt bestrijdjng vaq hpt cRankr
misbrujd in en door de school" in htt
Bisdom Haarlem, haar arbeid eens aan
zou vangen?
Al ongeveer een jaar bestaat die
commissie.
Maar ze is nog niet eens begqnngn,
In egn vfilgend nummer werd de
Vrager reeds van antwoord gediend.
Epn die het weten kan, antwoordde
dat de leden der commissie het werk
hebban aangenoipm, qmdat $e geen
andty was die 't wilde aannemen. En
zij die hpt voorstel dedpn tot het goede
werk, namen het fuep maar op de
sphouders, hopepd daf ze 'n oogen-
blikja tijds ervoor cjisponibcl zouden
krijgen,
Maar dat is nu gebleken ijdele
hoop te zijn.
Zonder ons nu in de zaak" te men
gen, die den onderwijzers op de eerste
plaats aangaat, willen we toch even
vragen of het nu hierbij blijven moet?
De drankbestrijding door en in de
school is zeker wel een der werkzaam
ste en nuttigste vormen van propa
ganda, die ook door de indirecte ge
volgen ervan voor de toekomst, van
buitengemeen belang is.
Zou het geen zaak zijn, hetzij door
de commissie aan te vullen, hetzij
door ook belangstellende niet-onder-
wijzers daadwerkelijk deel in den
in dén arbeid der commissie-te geven,
deze tak van R. K. Drankbestrijding
nu eens krachtig aan te vatten?
De „neutrale drankbestrijding geeft
in dezen een voorbeeld, dat wel eenigs-
zins beschamend is.
Aan onze R. K. Onderwijzers zij deze
zaak in ernstige overweging aanbevolen.
l- a
Ja, ik ben dol ©p kinderen, maar in
die dolle liefde kan men verschillende
graden waarnemen, en men moet ook niet
vergeten, dat er verschillende soorten
van kinderen zijn. Niet lang geleden
maakte ik te Londen kennis met een
jongetje, dat ik mij wel altijd met eer
bied en dankbaarheid, wellicht met be-
langlooze toegenegenheid, zal herinneren.
Ik moest aan het Victoria-station een
kwartier wachten op den sneltrein naar
Brighton. Dat kwartier besteedde ik met
aan mijn zuster te schrijven, of zij me
niet een paar dingen, die ik vergeten
doch hoog noodig had, na wilde zenden.
Ik had enveloppen en ook postzegels bij
mij, en krabbelde op de achterzijde van
een telegram-formulier een paar regels
van mijn wonderschoon schrift. Toen ik
mijn enveloppe dichtplakte, viel mijn oog
op een zoo niet dikken, dan toch zeer
gezetten heer met een glimmenden Imo
gen zijden hoed op.
„Pardon, meneer," zei hij. „Zou ik uw
potlood een oogenblikje mogen leenen?"
„Met alle soorten van genoegen, me
neer," antwoordde ik, „maar zoudt u dan
zoo vriendelijk willen zijn, evon op mijn
reistasch te passen, als u hier toch blijft.
Ik ga dan even dezen brief op de bus
doen."
Ik zette dus mijn tasch naast de zijne,
en, na me vergewist te hebben, dat ik
nog twaalf minuten tijd 'had, liep ik op
een,drafje naar de brievenbus.
Ongelukkigerwijs nu is mijn kennis
van Londen, waar ik zoo nu en dan, tel
kens maar voor korten tijd kom, niet
bijster groot en ik had al heel wat ge
draafd vóór ik eindelijk ontdekte, dat
vlak voor het station twee brievenbus»
sen stonden,
In een oogwenk was nu mijn brief in
de bus verdwenen en ik haastte me het
stationin. Ik had nog eenigeminuten. Maar
wat was dat? Op de plaats, waar ik den
dikken lieer met zijn hoogen hoed gela
ten had, zag ik hem niet meer, maar
wel een dikwangigen, dogneuzigen jon
gen, die schrijlings over de twee tasschen
zat, waarvan de eene de mijne was. De
jongen kon een jaar of negen zijn.
„Hé, beste jongen, ben jij de wachter
bij deze tasschen?" vroeg ik; „ik zal dan
do eene maar meenemen en de andere
bij jou laten," en terwijl ik dat zei, greep
ik naar mijn eigendom, maar de jongen,
die niet wist wat hem overkwam, schreeuw
de als een mager speenvarken.
„Neen, die zijn van papa. Ik moét er
op passen, heeft hij gezegd."
„Juist, beste jongen, een is er van jou
papa", zei ik, glimlachend over zijn ernst,
„maar deze is van mij,"
Waar greep ik de tasch, maar de jon
gen klemde zijn beenen er omheen, Zoo
dat het oen onmogelijkheid was, het ding
te krijgen. De knaap protesteerde:
„Nee e-e-e-e-n, ga weg! Die tasch is
van papa. Ik moet er op passen, U krijgt
geen van beide."
Hij hield voet bij stuk, en daar er tra
nen in zijn oogen stonden, wilde ik geen
geweld gebruiken.
't Was nog zeven minuten vóór het
vertrek van den trein, tijd genoeg dus
om mijn tasch terug te krijgen, wanneer
ik list gebruikte.
Ik vloog naar de restauratiezaal en liep
op het lekkers toe.
„Geef me wat jujubes," beval ik op
een toon, of ik een geheel eskadron hu
zaren onder mijn bevelen had. Ik hoopte
intusschen, dat de kleverige jujubes 's
knapen kakebeenderen bij elkaar zouden
houden, zoodat ik kon ontsnappen vóór
hij ze van elkaar had.
Ik kwam weer terug.
„Zeg, houdt je van jujubes?" vroeg ik,
terwijl hü mij met wantrouwen en ge
rechtvaardigde vrees gadesloeg, maar ge. n
blijken van eenig Iq geven gat'.
Ik hield hem het zakje mot do plak
kerige dingen voor. Aarzelend nam hij
het a.rn, maar zijn boenen gingen zich
tegelijkertijd vaster Qm 't reisgoed klem
men. Toen stak hij de jujubes in zijn
mond.
't Was een heele hoop voor een kin
dermond dat herinner ik ine nog goed.
„Kom nu, Jantje, jij houdt papa's tasch
e"hgeef mij die van mij maar, want ik
kom anders te laat voor den trein. Daar
gaat de bel al!"
„Ik heet geen Jantje, ik heet Kareltje
bracht de jongen er pruilend tusschen
zijn opeengeplakte tanden uit.
Nu moest ik wel jqt geweld mijn toe
vlucht nemen. Ik pakte de tasoh vast en
rukte haar onder Kareltjes beenen uit,
wat mij een geweldigen schop tegen mijn
lijf en een doofmakend geluid in mjjn
rechteroor bezorgde.
„Pa-pa-paHij hesteelt me. Hij besteelt
me!"
„Wat is hier te doen bromde iemand,
en omziende, zag ik het roode gezicht
van een politie-agent.
Kareltje schreeuwde nu met verdub
belde woede: „Hij besteelt me, ik moet
papa hebben!"
„Agent!" zei ik, „dat kereltje zat op
mijn reisgoed en wou het niet afgeven.
Nu denkt hij, dat ik het hem afsteek Wat
ik niet wil, ia den trein missen."
Ik ging daarna mijns weegs, meenende
dat het ergste achter den rug wasmaar
de agent werd ineens even gemeen als
Kareltje.
„Hé, wacht eens even, meneer!" riep
de dienaar der wet, terwijl hij mij hij den
schouder greep, „vertel me eens meer
over de zaak.,,"
't Was onder al die bedrijven een heel
standje geworden en ik denk wel, dat
een kreeft nog bleek bij mij was, want
het maakt je rood, als je op klaarlichten
dag als misdadiger wordt aangehouden.
„Die prober e dat jongske te beste
len hé? 't Is wat moois", zei de een.
„ik Laat me hangen, als het geen zak
kenroller- is," meende een ander.
Ik geloof, dat ik wel eens iets vleien-
d r- op de l.ppen heb gehad, maar ineens
zag ik, dat een jongedame met een bou-
qmtje hoschviooltjes in een knoopsgat
van haar manteltje tusschen de omstan
ders gedrongen was en naar mijn kleinen
tegenstrever ging. In haar tegenwoordig
heid kon ik mijn woorden niet uiten.
Zelfs Kareltje probeerde op haar ver
schijnen met zijn gebulk op te houden,
terwijl hij m©t de vingers zijn oogen
droogde en die vingers weer aan den
manlid der dame afveegde.
„Stil toch, Kareltje, niet zoo schreeu
wen," zei' ze. „Vertel me toch eens, wat
er gqbeurd is."
«Hij... hij... hij bestal me en papa zei,
dat hij terug zou komen en hij is niet
gekomen."
„Nu", zei ik tot den roodneuzigen agent,
„kunnen we de zaak meteen uit de voe
ten ruimen. Hier heb je den sleutel van
mijn tasch. Ik zal me omdraaien en zeg
gen wat er in zit."
„Uitstekend," antwoordde hij.
Ik zag de omstanders flink aan.
„Welke tasch is het, meneer vroeg de
agent.
„Die, waar J. M. op staat. Ik lie'et Ja
mes Millard."
„Goed, meneer, begin maar."
„Een borstel, grijze broek, leeren schoe
nen, een kistje sigaren, een flesch."
Er ging een gegrinnik en hoongelach
uit de menigte op.
„Wat is er nu weer vroeg ik.
„Neen, meneertje, je weet er niets van,"
zei de agent, zich tuasohen mij en de
tasch plaatsende, „ditmaal was je al te
hrutaal. Je moet met mij mee."
„Hij is er ingeloopenl" riep een van de
omstanders.
Met open mond zag ik naar de weer
gesloten tasch, alles soheen om me heen
te draaien. Toen hoorde ik weer ineens
de stem der dame„Miss Helen Merriam,
Stamfordstreet 11, Kensington."
„Dank u," zei de agent, waarna hij tot
mij sprak: „Ga mee."
„Om 's hemelswil, mevrouw." riep ik,
„die lui zijn allemaal stapelgek."
Toen gaf de dogneuzige Karei een
schreeuw van belang.
„Papa, papa!"
„Wel, Kareltje, wat is er? Jij huilt?
Took niet bezeerd. Helen? Wat moet dat
allemaal beteekenen
„Beteekenen, meneer?" riep ik, „het
beteekent zooveel, dat ge me aan de
grootste beleedigingen hebt blootgesteld.
Dis lieve jongen van u weigert me mijn
tasch te geven, ik word ingerekend als
een dief, mjjn trein is weg, en..."
„Dat is toch niet waar? Duizendmaal
excuus, meneer. Ik kwam een zakenvriend
buiten het station tegen en dacht niet,
zoo lang weggebleven te zijn."
Ik was bezig te trachten mijn kleeren
weer wat in hun fatsoen te brengen, met
onbeschrijflijke woede denkend aan de
ergerlijke behandeling, die ik had onder
vonden, en ik zou zeker een onparlemen
taire uitdrukking gebezigd hebben tegen
papa, agent en omstanders al» ik niet
een blik van vriendelijkheid en sympathie
had opgevangen uit een paar oogen, die
de kleur en lieflijkheid der zich onder
hen bevindende boschviooltjes terug
kaatsten.
„Trek er u maar niets van aan," zei
ik tot den heer, „overtuig den extra-
slimmen agent alleen maar, dat die tasch
mijn eigendom is."
„Natuurlijk, dat spreekt; agent, het is
in orde hoor!"
„Geef me mijn sleutel", zei ik tot den
helm, die neven mij stond en inzag, dat
hij een leelijk figuur had geslagen.
Ik deed mijn tasch daarna open en
liet den inhoud zien: broek, sigaren,
schoenen en den heelen rommel.
„Je bent een model van een agent, dat
moet gezegd worden. Wat heb je nu nog
te zeggen?"
„Ik begrijp niet hoe het kan, meneer.
U sprak toch: gemerkt J. M."
„Ja, hier heb je J. M., ben je dan
blind?"
„Maar op deze staat ook J. M., meneer.
„Heel juist, dat is mijn naam. Ik heet
Joieph Merriam, om u te dienen," sprak
de pa van Kareltje.
Wij reikten elkaar onze naamkaartjes
over en thans begon mij de zaak duidelijk
te worden. Die ezel van een agent had
een tasch gesloten gevonden en toen mijn
lijst niet klopte met den inhoud, had hij
er niet aan gedacht, dat ik gelijk had eu
hij ongeljjk.
Meneer Merriam stelde mij aan zijn
dochter voor.
„'t Zal ons erg aangenaam zyn, boete
te doen, meneer Millardga dus mee om
ons pleizier te doen," zei ze.
„En dit is Kareltje," voegde ztf er haas
tig bjj.
„Zoo, Kareltje," zei ik heel verzoenend,
Je zult heel gauw óf opperbevelhebber
öf leeuwentemmer lijn."
Toen nam papa Kareltje mee om zyn
tranen af te vegen, terwijl ik me overgaf
aan het zoete martelaarschap my met
miss Helen te onderhouden.
Sinds dien heeft het meisje met de
bosch viooltjes zich met mij onderhouden.
Zoo ook met den deugneuzigen Karei.
Mijn vrienden verwonderen zich soms
over mjjn vriendschap met Kareltje, want
voor een vreemde is hij niet zeer aan
trekkelijk.
Voor mij is hij echter een voorwerp
van het grootste respect en een persoon,
wien ik bijzonder veel verschuldigd ben.
Had hij zoo'n koppigheid niet getoond,
ik was nooit met zoo'n beste vrouw ge
trouwd geweest.
Ook den „dommen politie-agent hen
ik zee? dankbaar.