Vrijdag 19 Juli 1907. No. 6637 32s,e Jaargang. Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland. KARELTJE. BERICHT. BUITENLAND. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem1-20 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post. 1.66 Afzonderlijke nummers0.05 DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN. BUREAUX: GEDEMPTE OUDE GRACHT No. 120. - HAARLEM. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regels0.60, (contant) 0.50 Elke regel meer0.10 Groote letters worden berekend naar paatsrnimte. DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE CONTANT Nog eens moeten mij onze agenten dringend uerzoeken om krachtige medewerking tot het °p tijd bezorgen der courant. Het is uan het grootste belang, dat al onze lezers de courant 2oo stipt en zoo tijdig mogelijk iederen dag in hun bezit krijgen. Wij ouerwegen maatregelen om de expeditie onzer couran ten spoedig zoo uolmaakt moge lijk te maken. De Directeur, F. H. A\. u. d. GRIENDT. Vuilhandel. De Amsterdamsche Volksbond deed een goed werk, aan te dringen op een gemeentelijk verbod in dezen. Spaarzegels. Drankbestrijding en de school. Algemeen Overzicht. Terwijl in sommige landen der oude wereld de regeeringen alles doen om de Katholieke Kerk tegen te werken, is het eigenaardig dat in die streken waar de moderne beschaving sinds kort baan heeft gebroken en met zoo buitengewone kracht, de Katholieke Kerk geëerd wordt als een macht niet alleen, maar vooral als weldoende, ten goede werkende factor. Men weet dat in Japan b. v. het Katholicisme bij de regeerders in eere is en krachtig wordt gesteund. En nu lezen we in Engelsche bladen, dat ook Ohina dien kant heel officieel uit wil. Althans geipejd wordt (we geven patuurUjk dit nieuwtje onder reserve van nadere bevestiging) dat een <ler Chineesche prinsen, een naast- bestaande der oude keizerin, een memorie heeft opgesteld, waarin hij zegt, dat in Ohina meer en bijzqndere steun en officieële erken- n ng moet worden gegeven aan de Katholieke kerk. De Prins stelt voor, 3.H. den Pap3 de benoeining te verzoeken vpn een internuntius te Peking, terwijl hij teyeqs er op aandringi $at qok dè Katholieke hqoge geeste lijkheid zoo mogelijk van Chineesche gëhoqrte zou sjjn. Men weet da: pr onder de priesters, die in.Chin.i het missiewerk doen, reeds tal van Chineesche inboorlingen worden gevonden. Po "regeering schijnt zich niet over de zaak te hebben uitge laten. Maar belangrijk is zij ongetwijfeld in ieder opzicht, en met belang stelling zien we dan ook nader nieuws hieromtrent tegemoet. Te laat om het nog in onze editiè van gisteren te vermelden, ontvingen we gisterenmiddag bericht van een zeer belangrij kDecreetuit Rome, dat in den „Osservatore Romano" is gepubliceerd. Dat decreet, uitgaande van de Congregatie van het H. Officie, is een uitspraak des Pausen, waarin 65 stellingen, die met de kerkelijke leer in strijd zijn, worden veroor deeld. In een inleiding wordt de nood zakelijkheid betoogd van de be scherming der geloovigen tegen de meest verbreide moderne dwalingen. Het decreet betreurt de houding van katholieke schrijvers, die onder voorwendsel de dogma's in histo- rischen zin te doorvorschen, de ontwinkeling ervan op zoodanige wijze verklaren, dat de dogma's zeiven verdwijnen. Om te beletten, dat dergelijke dwalingen wortel schieten en de zuiverheid des geloofs bederven aldus de inleiding tot het de creet heeft de Paus aan de Con gregatie van de Inquisitie gelast, de voornaamste dwalingen op te sporen en te veroordeelen. Na deugdelijk onderzoek en na stemming door de kardinalen-con- sqlioren, verwierpen en veroordeel den de int|uisi toren-generaal de dwalingen, die in 65 stellingen zijn geformuleerd, en Z. H. de Paus heeft deze veroordeeling ten volle goedgektprd, De veroordeelde stellingen raken vraagstukken, betrekkelijk den oor sprong des Christendoms, de godde- hjkhe d des Verlossers, het Ver lossingswerk, het kerkelijke ieer- aarsambt, bijbeluitlegkunde, eerbie diging der decielen van don index, hetigrjiig der Kerk en de geschie denis der dogma's. De tekst van het decreet is den 3en Juli definiti f vastgesteld, terwijl de Pauselijke goedkeuring van den 4en dateert. Over den befaamden Duitschen „Bond tegen de Index", die na het bovengemelde Decreet voor den zoo ge- Katholiek heeft afgedaan, komen nu de bizonderheden geheel los. De anti-Index-mannen hebben er na tuurlijk belang bij, nu toch eenmaal de zaak bekend is geworden, alles in het volle daglicht te stellen. Ze zeggen nu, wel een beetje hypocritisch: gerust kan alles be kend worden, want de waarheid schuwt het licht niet Waarom moest dan alles heimzinnig geschieden Eerst werd een circulaire gezon den aan degenen, die het kemité geschikt oordeelde in den bond te treden. Het comité bepaalde daarin zich tot de vraag of de geadres seerde zijn eere woord wilde geven het stilzwijgen te bewaren over de documenten die hem zouden worden medegedeeld. Wie dit eerste stuk teekende, ontving twee documenten: een be vatte den tekst van een „verzoek schrift aan den Paus over den Index, het andere de „fuuda- menteele statuten" van de ver- eeniging, welke documenten men binnen acht dagen geteekend of niet, moest terugzenden. Het document van de „fundamen- teele statuten" telt 42 artikelen: het eerste artikel zegt, dat het „Cehtraal Bestuur voor de leeken- organisatie" een dubbel doel na- streeft: een „Verzoekschrift" op te stellen aangaande den Index, dat aan Paus Pius X zal gericht wor den en denzelfden dag zal gezonden worden aan alle bisschoppen van Duitschland, Oostenrijk, Zwitser land, Engeland en Noord-Amerika en later een adresbond te organi- seeren, gevormd uit de ondertee kenaars, in een „Christelijke Cul- tuurvereeniging. ||Het doel dezer vereeninging was aldus geformuleerd: Practische uit oefening van het leekenapostolaat voor den gezonden en omzichtigen vooruitgang als beginsel van de christelijke wereldbeschouwing in alle kringen van de hoogere ont wikkeling. Aan hen zeiven hebben de anti- Index-bonders het "nu te danken, dat zij nu zoo'n geweldige opspraak en zoo'n scherpe critiek moeten door staan I Zij zijn in zee gegaan zonder compas, zij hebben slinksehe en kromme wegen gebruikt om tot hun doel te geraken, zij hebben in geheim gewerkt omdat zij 't licht vreesden, zij hebben artikelen, in vorm en inhoud veroordeelens- waardig, aangenomen. Zij hebben aan de geestelijkheid haar meening, haar raad niet ge vraagd, zelfs met opzet haar er buiten gehouden, terwijl het een zaak betreft, die zich ten slotte toch op zuiver geestelijk gebied beweegt, en waarvoor zij zelfs in laatste res sort de bisschoppen en biechtvaders met pauselijke bekrachtiging willen betrekken. Zeer zeker, over deze anti-Index- beweging is het laatste woord nog niet gezegd I Uit Marokko komen rare be richten. De bejaarde kaid Mac Lean moet, naar het heet, gisterennacht uit het kamp van Raisoeli gevlucht zijn en zich nu in een onschendbaar heiligdom van een maraboet in veiligheid bevinden. De stammen uit de buurt hebben Mac Lean bij zijne vlucht geholpen. Volgens an dere berichten heeft Raisoeli uit eigen beweging Mac Lean vrijge laten. Een ambtelijke bevestiging van het bericht is nog niet ontvangen. In kringen van inboorlingen zegt men, dat Raisoeli misschien de oogen heeft gesloten om Mac Lean te laten ontvluchten en dat men zich niet zou moeten verwonderen, indien de bevrijde gevangene de warmste verdediger werd van den bandiet. De Engelsche bladen geven echter een heel andere lezingvolgens deze zouden afgezanten van den Sultan Mac Lean hebben trachten te bevrijden. Maar Raisoeli verraste hen, bracht hen ter dood en stoptte Mac Lean in een afgelegen oord weg. We zullen er nog wel van hooren Zooals we al zeiden: de K o r e a a n- sche keizer is „geïnviteerd" opheel vriendelijke wijze om af te treden. Dat is zoo seint Reuter uit Tokio heel laconisch het begin en de eerste stap in de richting van de „hervormingen", die Korea zal genieten. Die „hervormingen" zullen tevens nog inhouden inperking van de macht van de Koreaanschen vorst en noodzakelijkheid van bekrachtiging der wetten en besluiten en regeej FEUILLETON. EINDE. NIEUWE ■AiRLEMSEHE COURANT iÓï AGITE MA HON AGITATE. Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère :- G. L. DAUBB Co., JOHN F. JONES, Succ., Paris, 81bis Faubourg Montmartre. 't Woord ia niet smakelijk. Maar de zaak evenmin, en het woord past erop. Gisteren hebben we in ons hoofd artikel een waarschuwend woord ge sproken, vandaag volgde een kleine aanvulling. Naar aanleiding van een besluit door de afd. van de Ned. R. K. Volksbond te Amsterdam genomen. Deze afdeeling rekwestreert n.l. bij den Amsterdamsclien Raad om een verordening, waarbij bet openlijk aan kondigen of aanprijzen van de z.g. Nieuw Malthusiaanscbe praktijken Worde verboden en tevens ook streng Wprde toegezien op het uitstallen van allerlei hulpmiddelen en praeparaten. Bravo 1 Al is dit niet precies wat in engeren zin onder den „vuilhandel" wordt ver staan, het mag er gerust onder gere kend worden. Verbazing tyekt het evengoed als ergenis, wanneer we in zoogenaamd neutrale kranten in het openbaar der gelijke schandelijke praktijken zien ftapgekopdïgd Maaar toph gaan vele Katholieken nog maar voort, hun waren teadver- teeren, bun familieberichten te plaat sen op 'n zelfde pagina als waarop zulk ergelijk ontuig voorkomt- Toch geven vele Katholieken aan zulke bladen den toegang tot hun huiskamers De Haarlemsche Volksbond kan be ginnen met een nog beter werk te doen, als hij krachtig ter hand neme de propaganda tegen de bladen die zich met dergelijk vuil bezoedelen I De „Middenstandsbond" heeft op zijn jaarcongres te Nijmegen (men zie onze sociale berichten) gisteren een besluit genomen in zake het geven van spaar- en rabatzegels, dat wij zeer toejuichen. De Rond sprak zich daarin vier kant uit tegen de particuliere spaar- zegelondernemingen. Die uitspraak is al gedaan in ver schillende plaatselijke vereenigingen. Parasieten van den kleinhandel heeft men die spaarzegel-maatschappijen genoemd. En dat zijn ze. Een deel van de winst van den win kelier, en een deel van de korting die de klant geniet, steken ze in hun zak I 't Is goed dat de Bond dat nu eens unamiern heeft uitgesproken. De winkeliers, die hun eigen belang niet begrijpen en nog bij zulke spaar- zegelmaatschappijen te biecht komen, zijn nu gewaarschuwd. Hun belang is het, om als er dan korting moet wórden gegeven, dat zelf te doen! Onlangs vroeg in „De Katholieke Onderwijzer" een inzender, wanneer toch eindelijk de hier bestaande „Com missie tpt bestrijdjng vaq hpt cRankr misbrujd in en door de school" in htt Bisdom Haarlem, haar arbeid eens aan zou vangen? Al ongeveer een jaar bestaat die commissie. Maar ze is nog niet eens begqnngn, In egn vfilgend nummer werd de Vrager reeds van antwoord gediend. Epn die het weten kan, antwoordde dat de leden der commissie het werk hebban aangenoipm, qmdat $e geen andty was die 't wilde aannemen. En zij die hpt voorstel dedpn tot het goede werk, namen het fuep maar op de sphouders, hopepd daf ze 'n oogen- blikja tijds ervoor cjisponibcl zouden krijgen, Maar dat is nu gebleken ijdele hoop te zijn. Zonder ons nu in de zaak" te men gen, die den onderwijzers op de eerste plaats aangaat, willen we toch even vragen of het nu hierbij blijven moet? De drankbestrijding door en in de school is zeker wel een der werkzaam ste en nuttigste vormen van propa ganda, die ook door de indirecte ge volgen ervan voor de toekomst, van buitengemeen belang is. Zou het geen zaak zijn, hetzij door de commissie aan te vullen, hetzij door ook belangstellende niet-onder- wijzers daadwerkelijk deel in den in dén arbeid der commissie-te geven, deze tak van R. K. Drankbestrijding nu eens krachtig aan te vatten? De „neutrale drankbestrijding geeft in dezen een voorbeeld, dat wel eenigs- zins beschamend is. Aan onze R. K. Onderwijzers zij deze zaak in ernstige overweging aanbevolen. l- a Ja, ik ben dol ©p kinderen, maar in die dolle liefde kan men verschillende graden waarnemen, en men moet ook niet vergeten, dat er verschillende soorten van kinderen zijn. Niet lang geleden maakte ik te Londen kennis met een jongetje, dat ik mij wel altijd met eer bied en dankbaarheid, wellicht met be- langlooze toegenegenheid, zal herinneren. Ik moest aan het Victoria-station een kwartier wachten op den sneltrein naar Brighton. Dat kwartier besteedde ik met aan mijn zuster te schrijven, of zij me niet een paar dingen, die ik vergeten doch hoog noodig had, na wilde zenden. Ik had enveloppen en ook postzegels bij mij, en krabbelde op de achterzijde van een telegram-formulier een paar regels van mijn wonderschoon schrift. Toen ik mijn enveloppe dichtplakte, viel mijn oog op een zoo niet dikken, dan toch zeer gezetten heer met een glimmenden Imo gen zijden hoed op. „Pardon, meneer," zei hij. „Zou ik uw potlood een oogenblikje mogen leenen?" „Met alle soorten van genoegen, me neer," antwoordde ik, „maar zoudt u dan zoo vriendelijk willen zijn, evon op mijn reistasch te passen, als u hier toch blijft. Ik ga dan even dezen brief op de bus doen." Ik zette dus mijn tasch naast de zijne, en, na me vergewist te hebben, dat ik nog twaalf minuten tijd 'had, liep ik op een,drafje naar de brievenbus. Ongelukkigerwijs nu is mijn kennis van Londen, waar ik zoo nu en dan, tel kens maar voor korten tijd kom, niet bijster groot en ik had al heel wat ge draafd vóór ik eindelijk ontdekte, dat vlak voor het station twee brievenbus» sen stonden, In een oogwenk was nu mijn brief in de bus verdwenen en ik haastte me het stationin. Ik had nog eenigeminuten. Maar wat was dat? Op de plaats, waar ik den dikken lieer met zijn hoogen hoed gela ten had, zag ik hem niet meer, maar wel een dikwangigen, dogneuzigen jon gen, die schrijlings over de twee tasschen zat, waarvan de eene de mijne was. De jongen kon een jaar of negen zijn. „Hé, beste jongen, ben jij de wachter bij deze tasschen?" vroeg ik; „ik zal dan do eene maar meenemen en de andere bij jou laten," en terwijl ik dat zei, greep ik naar mijn eigendom, maar de jongen, die niet wist wat hem overkwam, schreeuw de als een mager speenvarken. „Neen, die zijn van papa. Ik moét er op passen, heeft hij gezegd." „Juist, beste jongen, een is er van jou papa", zei ik, glimlachend over zijn ernst, „maar deze is van mij," Waar greep ik de tasch, maar de jon gen klemde zijn beenen er omheen, Zoo dat het oen onmogelijkheid was, het ding te krijgen. De knaap protesteerde: „Nee e-e-e-e-n, ga weg! Die tasch is van papa. Ik moet er op passen, U krijgt geen van beide." Hij hield voet bij stuk, en daar er tra nen in zijn oogen stonden, wilde ik geen geweld gebruiken. 't Was nog zeven minuten vóór het vertrek van den trein, tijd genoeg dus om mijn tasch terug te krijgen, wanneer ik list gebruikte. Ik vloog naar de restauratiezaal en liep op het lekkers toe. „Geef me wat jujubes," beval ik op een toon, of ik een geheel eskadron hu zaren onder mijn bevelen had. Ik hoopte intusschen, dat de kleverige jujubes 's knapen kakebeenderen bij elkaar zouden houden, zoodat ik kon ontsnappen vóór hij ze van elkaar had. Ik kwam weer terug. „Zeg, houdt je van jujubes?" vroeg ik, terwijl hü mij met wantrouwen en ge rechtvaardigde vrees gadesloeg, maar ge. n blijken van eenig Iq geven gat'. Ik hield hem het zakje mot do plak kerige dingen voor. Aarzelend nam hij het a.rn, maar zijn boenen gingen zich tegelijkertijd vaster Qm 't reisgoed klem men. Toen stak hij de jujubes in zijn mond. 't Was een heele hoop voor een kin dermond dat herinner ik ine nog goed. „Kom nu, Jantje, jij houdt papa's tasch e"hgeef mij die van mij maar, want ik kom anders te laat voor den trein. Daar gaat de bel al!" „Ik heet geen Jantje, ik heet Kareltje bracht de jongen er pruilend tusschen zijn opeengeplakte tanden uit. Nu moest ik wel jqt geweld mijn toe vlucht nemen. Ik pakte de tasoh vast en rukte haar onder Kareltjes beenen uit, wat mij een geweldigen schop tegen mijn lijf en een doofmakend geluid in mjjn rechteroor bezorgde. „Pa-pa-paHij hesteelt me. Hij besteelt me!" „Wat is hier te doen bromde iemand, en omziende, zag ik het roode gezicht van een politie-agent. Kareltje schreeuwde nu met verdub belde woede: „Hij besteelt me, ik moet papa hebben!" „Agent!" zei ik, „dat kereltje zat op mijn reisgoed en wou het niet afgeven. Nu denkt hij, dat ik het hem afsteek Wat ik niet wil, ia den trein missen." Ik ging daarna mijns weegs, meenende dat het ergste achter den rug wasmaar de agent werd ineens even gemeen als Kareltje. „Hé, wacht eens even, meneer!" riep de dienaar der wet, terwijl hij mij hij den schouder greep, „vertel me eens meer over de zaak.,," 't Was onder al die bedrijven een heel standje geworden en ik denk wel, dat een kreeft nog bleek bij mij was, want het maakt je rood, als je op klaarlichten dag als misdadiger wordt aangehouden. „Die prober e dat jongske te beste len hé? 't Is wat moois", zei de een. „ik Laat me hangen, als het geen zak kenroller- is," meende een ander. Ik geloof, dat ik wel eens iets vleien- d r- op de l.ppen heb gehad, maar ineens zag ik, dat een jongedame met een bou- qmtje hoschviooltjes in een knoopsgat van haar manteltje tusschen de omstan ders gedrongen was en naar mijn kleinen tegenstrever ging. In haar tegenwoordig heid kon ik mijn woorden niet uiten. Zelfs Kareltje probeerde op haar ver schijnen met zijn gebulk op te houden, terwijl hij m©t de vingers zijn oogen droogde en die vingers weer aan den manlid der dame afveegde. „Stil toch, Kareltje, niet zoo schreeu wen," zei' ze. „Vertel me toch eens, wat er gqbeurd is." «Hij... hij... hij bestal me en papa zei, dat hij terug zou komen en hij is niet gekomen." „Nu", zei ik tot den roodneuzigen agent, „kunnen we de zaak meteen uit de voe ten ruimen. Hier heb je den sleutel van mijn tasch. Ik zal me omdraaien en zeg gen wat er in zit." „Uitstekend," antwoordde hij. Ik zag de omstanders flink aan. „Welke tasch is het, meneer vroeg de agent. „Die, waar J. M. op staat. Ik lie'et Ja mes Millard." „Goed, meneer, begin maar." „Een borstel, grijze broek, leeren schoe nen, een kistje sigaren, een flesch." Er ging een gegrinnik en hoongelach uit de menigte op. „Wat is er nu weer vroeg ik. „Neen, meneertje, je weet er niets van," zei de agent, zich tuasohen mij en de tasch plaatsende, „ditmaal was je al te hrutaal. Je moet met mij mee." „Hij is er ingeloopenl" riep een van de omstanders. Met open mond zag ik naar de weer gesloten tasch, alles soheen om me heen te draaien. Toen hoorde ik weer ineens de stem der dame„Miss Helen Merriam, Stamfordstreet 11, Kensington." „Dank u," zei de agent, waarna hij tot mij sprak: „Ga mee." „Om 's hemelswil, mevrouw." riep ik, „die lui zijn allemaal stapelgek." Toen gaf de dogneuzige Karei een schreeuw van belang. „Papa, papa!" „Wel, Kareltje, wat is er? Jij huilt? Took niet bezeerd. Helen? Wat moet dat allemaal beteekenen „Beteekenen, meneer?" riep ik, „het beteekent zooveel, dat ge me aan de grootste beleedigingen hebt blootgesteld. Dis lieve jongen van u weigert me mijn tasch te geven, ik word ingerekend als een dief, mjjn trein is weg, en..." „Dat is toch niet waar? Duizendmaal excuus, meneer. Ik kwam een zakenvriend buiten het station tegen en dacht niet, zoo lang weggebleven te zijn." Ik was bezig te trachten mijn kleeren weer wat in hun fatsoen te brengen, met onbeschrijflijke woede denkend aan de ergerlijke behandeling, die ik had onder vonden, en ik zou zeker een onparlemen taire uitdrukking gebezigd hebben tegen papa, agent en omstanders al» ik niet een blik van vriendelijkheid en sympathie had opgevangen uit een paar oogen, die de kleur en lieflijkheid der zich onder hen bevindende boschviooltjes terug kaatsten. „Trek er u maar niets van aan," zei ik tot den heer, „overtuig den extra- slimmen agent alleen maar, dat die tasch mijn eigendom is." „Natuurlijk, dat spreekt; agent, het is in orde hoor!" „Geef me mijn sleutel", zei ik tot den helm, die neven mij stond en inzag, dat hij een leelijk figuur had geslagen. Ik deed mijn tasch daarna open en liet den inhoud zien: broek, sigaren, schoenen en den heelen rommel. „Je bent een model van een agent, dat moet gezegd worden. Wat heb je nu nog te zeggen?" „Ik begrijp niet hoe het kan, meneer. U sprak toch: gemerkt J. M." „Ja, hier heb je J. M., ben je dan blind?" „Maar op deze staat ook J. M., meneer. „Heel juist, dat is mijn naam. Ik heet Joieph Merriam, om u te dienen," sprak de pa van Kareltje. Wij reikten elkaar onze naamkaartjes over en thans begon mij de zaak duidelijk te worden. Die ezel van een agent had een tasch gesloten gevonden en toen mijn lijst niet klopte met den inhoud, had hij er niet aan gedacht, dat ik gelijk had eu hij ongeljjk. Meneer Merriam stelde mij aan zijn dochter voor. „'t Zal ons erg aangenaam zyn, boete te doen, meneer Millardga dus mee om ons pleizier te doen," zei ze. „En dit is Kareltje," voegde ztf er haas tig bjj. „Zoo, Kareltje," zei ik heel verzoenend, Je zult heel gauw óf opperbevelhebber öf leeuwentemmer lijn." Toen nam papa Kareltje mee om zyn tranen af te vegen, terwijl ik me overgaf aan het zoete martelaarschap my met miss Helen te onderhouden. Sinds dien heeft het meisje met de bosch viooltjes zich met mij onderhouden. Zoo ook met den deugneuzigen Karei. Mijn vrienden verwonderen zich soms over mjjn vriendschap met Kareltje, want voor een vreemde is hij niet zeer aan trekkelijk. Voor mij is hij echter een voorwerp van het grootste respect en een persoon, wien ik bijzonder veel verschuldigd ben. Had hij zoo'n koppigheid niet getoond, ik was nooit met zoo'n beste vrouw ge trouwd geweest. Ook den „dommen politie-agent hen ik zee? dankbaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 1