zins den haar toekomenden rang onder de euro-
peesche havens innemen. Evenwel, al is dat
zoo, dan nog, meent men, blijft de vraag open,
De Fransche oud Minister Eugène Etienne.
waarom Etienne zich niet rechtstreeks in verbin
ding heeft gesteld met de leidende mannen der
Hamburg-Amerika-lijn en van den Noord-Duitschen
Lloyd. En ook blijven dan raadselachtig de lange
samenkomsten van Etienne met den franschen
minister-president Clemenceau en den franschen
minister van Buitenlandsche Zaken, Pichon, en
de plotselinge reis van den franschen gèzant Cam-
bon van Berlijn naar Parijs en zijn conferenties
met Pichon.
De parijsche Beurs heeft de reis van Etienne
met de warmste belangstelling begroet. Zij
voorziet een gemeenschappelijke handeling
van duitsche en fransche bankiersgroepen in
Marokko en voorspelt zelfs de mogelijkheid van
een verdere financiëele toenadering in den vorm
van toelating van duitsche effecten op de parijsche
Beurs.
Wat hiervan zij, zooveel is zeker, dat Etienne
op het oogenblik voor beide landen een .sfinx"
van beteekenis is.
fEINE'S BLOEM. Naar het Duitsch,
door Magda. Jubelend steeg de
leeuwerik in het blauwe azuur omhoog,
toen twee jonge lieden het rechtsge
bied der stad Bonn verlieten en, met
een gevulden ransel op den rug, den weg naar
de bosschen insloegen. Weelderige blonde lok
ken omlijstten het gelaat van den blauw-oogigen
zoon van het Noorden, terwijl de fiere, donkere
gestalte van den andere verried, dat het Zuiden zijn
vaderland wezen moest. Toch was de laatste een
echte Duitscher, de zoon van een Dusseldorpschen
schilder, groot gebracht in het .Rijn-Athene", zoo
als de kunststad Dusseldorp placht genaamd te
worden. Beiden hadden tegelijkertijd hunne op
voeding in hun geboortestad voltooid, om samen
de studie in de rechtsgeleerdheid te Bonn voort
te zetten. Maar noch Heinrich Heine, noch zijn
vriend Frans Neuhaus, waren voor de studie in
het recht in de wieg gelegd. In poëzie en schil
derkunst lag de richting van hun geest en dat
was, zooals de practische realisten zeiden, hun
ongeluk. Met vereende kracht zetten zij in de
Academiestad, zonder zich veel om de rechtswe
tenschap te bekommeren, in een' afgelegen straatje,
waar zij bij eene brave oude weduwe inwoon
den, hun lievelings-studiën voert.
Op dezen Ientenmorgen echte hatden zij de
studeerkamer verlaten, om eens volop van ae heer
lijke natuur te genieten.
Nadat zij een paar uren genotvol door velden
en beemden gezworven hadden, besloten zij in
een tusschen zware boomen verscholen herberg
een oogenblik rust te nemen.
Zij traden de ruime gelag earner binnen en hoor
den van den ouden herbergier dat zieken en ge
zonden bier, een kop thee of een glas -melk na-
is ook bij de zomersproeten het geval. Te meer
moet men er dus op bedacht wezen het ontstaan
ervan te voorkomen. In zooverre nu menige gezichts-
tint, met name die van blonde menschen, een bij
zondere geschiktheid heeft ze te krijgen, zal het
voorkomen ervan tot zekeren graad mogelijk zijn.
In elk geval moet men te sterke lichtbestralingen
vermijden of die door beschermmiddelen pogen te
verzwakken. Voor dat laatste doel dienen op de
eerste plaats bij dames de sluiers (voiles), doch
alleen als men de passende kleuren daarvoor kiest.
Groene en roode sluiers laten het minst de zomer
sproeten kweekende stralen door. Aan deze moet
dus door de dames de voorkeur worden gegeven,
zoo ze er tenminste prijs op stellen haar gelaat
onbespikkeld te behouden.
Hetzelfde resultaat kan men ook hierdoor be
reiken, dat men de huid met stoffen doordringt,
welke de schadelijke inwerking van het licht op
heffen. Dr Jessner, van Koningsbergen, beveelt in
een pas door hem uitgegeven boekje als probaat
middel aan de chinine. De werking daarvan be
rust hierop, dat de lichtstralen, welke de chinine
bevattende lagen passeeren, haar schadelijke inwer
king verliezen. Chinine is dienovereenkomstig ook
het voornaamste bestanddeel van het zoogenaamde:
„lichtbeschermingscrême", waarmeê men, ter we
ring var»zomersproeten, in den zomer de huid des
morgens en des middags lichtelijk inwrijft.
tET VOORKOMEN VAN ZOMER
SPROETEN. Ofschoon de zomer
nog weinig gevaar heeft opgeleverd
voor het krijgen van zomersproeten,
meenen we toch niet te mogen nala
ten, openbaarheid te geven aan 't geen we tot
wering dezer zomerplaag, door sommigen zoo
gevreesd, in een duitsch tijdschrift vonden aanbe
volen. Wij zijn toch, wat zomerhitte betreft, wèl
al over den hond, maar nog lang niet over den
staart. We kunnen nog aardig worden gestoofd en
gebakken, voordat we 21 September schrijven.
Als tegen eenig lijden talrijke middelen worden
aangeprezen aldus het duitsche tijdschrift
dan is dat altijd een bewijs, dat een zeker wer
kend geneesmiddel ertegen nog niet bestaat. Dat
Een zonderlinge rechtspraak in Afrika.
UGÈNE ETIENNE. Ter gelegenheid
van de jongste feesten te Kiel, toen ook
keizer Wilhelm zich daar bevond, heeft
deze tweemaal een onderhoud gehad
met den franschen oud-minister van oor
log, Eugène Etienne, en is dezen ook door
den Rijkskanselier Von Bülow een audiëntie ver
leend, welke vijf kwartier heeft geduurd. Wat
daarbij besproken werd, is niet tot de openbaar
heid doorgedrongen, maar wèl zijn uit de omstan
digheden allerlei met die samenkomsten verband
houdende gevolgtrekkingen gemaakt. De heer
Etienne, wordt gezegd, is met geenerlei officiëele
of ook maar officieuze zending naar Kiel of Berlijn
gegaan, maar als fransch particulier van hoog aan
zien zoowel door den Keizer als door den Rijks
kanselier ontvangen. Hij geldt ook in Frankrijk
geenszins voor een ijverig
aanhanger van een toena
dering tusschen Duitsch-
land en zijn Land; in
tegendeel was hij in de
Marokkaansche zaak veel
eer een der zoogenaamde
„Scharfmacher", een der
meest gekanten tegen
Duitschland. Maar om
welke spil mogen de ge
sprekken dan .wel hebben
gedraaid? Er zijn ongetwij
feld tal van vraagstukken,
die kunnen zijn behandeld,
doch van fransche zijde
wordt het waarschijnlijkst
geacht, dat Frankrijks han
dels-marine, welks minder
rooskleurige toestand hem
leed doet, het eigenlijke
doel van Etienne's bezoe
ken aan den Keizer en
aan Von Bülow geweest
is. Hij zou namelijk ver
vuld zijn van bewondering
voor den duitschen zee
handel.
Ook van duitsche zijde
wordt dit mogelijk geacht,
wijl Etienne sinds langs
streeft naar eene verstand
houding der groote duit
sche en fransche scheep
vaart-maatschappijen, om
zekere grondslagen voor
een ^betere toekomst van
Cherbourg, Brest en Mar
seille te verkrijgen, welke
havensteden thans geens-
Het geheel, in stille zachte tinten en kleuren
bewerkt, sluit zich uitstekend aan de tot nu toe
nog maar wit gestucadoorde kerk aan, en getuigt
opnieuw van het talent van den arfistieken out-
werper en uitvoerder.
EN ZONDERLINGE RECHTSPRAAK IN
AFRIKA. Een soort van godsgericht
wordt door tooverdokters van Maifoni,
in noordelijk Nigeria, toegepast. Luite
nant Alexander, een Engelschman, die
er getuige van was, verhaalt er het volgende van:
De terechtstaande was een van zijn jongens, dien
de anderen van zijn gevolg verdachten hen te heb
ben bestolen. Derhalve zonden zij om twee toover
dokters,om over den neger te oordeelen. De gevolgde
methode is de volgende: de twee tooverdokters knie
len tegenover elkaar, houdend tegen hun borstbeen
een dunnen stok. De van diefstal verdachte wordt
tegenover den stok tusschen hen geplaatst. Zij
bespieden vervolgens diens gelaat en zoo zij er
het .schuldig" op lezen, buigt de stok langzaam
buitenwaarts naar hun slachtoffer. Natuurlijk rege
len de tooverdokters de bewegingen van den stok
door hun adem, maar zij worden door de inboor
lingen zoozeer gevreesd, dat de schuldige in den
regel bekent, lang voordat de tooverij begint te
werken.