UZIEKMOLENS°nder de vele
- 18 -
worden. Behalve het bedienend personeel zullen toch
omstreeks 25 en, zoo noodig, meer menschen plaats
kunnen vinden, die dan, door den toestel achter
uit te rijden tot waar de pier hoog genoeg boven
het water uitsteekt, kunnen worden afgezet, en
alsdan een tweeden tocht kan worden ondernomen,
zoo er nog meer schipbreukelingen mochten te red
den zijn.
Op onze plaat is de uitgerolde brug voorge
steld in werking op het wrak van de „Berlin".
De gezamenlijke kosten zijn op ongeveer 180 000
gulden begroot, waarvan het aanzienlijke evenwel
wegvalt voor de practische vooideelen, het behoud
van menschenlevens, tenzij een ander, even afdoend,
ontwerp zij of spoedig worde gevonden, waar
van de uitvoering met minder kosten gepaard gaat.
De heer Senf heeft van Z. K. H. Prins Hendrik,
wien hij zijn ontwerp aanbood, een vleiend schrij
ven van dankbetuiging gekregen, en de Zuid-Holl.
Reddingmaatschappij, aan welke eveneens de
plannen werden toegezonden, zal daaraan onge
twijfeld de volle aandacht schenken, welke ze
verdienen.
uöiwWM e'genaardigheden> die den vreemdeling
tÊSjKKIfW in Amsterdam treffen, nemei^. onge-
vffV- twijfeld de talrijke muziekmolens ofte
wel draaiorgels een niet onbelangrijke
plaats in. In wijken, waar vele kantoren gevestigd
zijn, is zoo'n muziek-molenaar met z'n instrument
zoo welkom als 'n slager bij 'n varken. In de
volksbuurten daarentegen ziet men verlangend naar
den .vasten" orgelman uit en organiseert, zoo
als onderstaand kiekje aantoont, bij zijne komst
gauw eventjes 'n bal-champêtre 1
E TAND. Naar het Fransch, van
Georges Baume. De herder Victorin
wentelde zich van pijn op zijn bed in
zijn hut, die in den grond was gegra
ven op de helling van de hoogte van
Domessin, in Savooie. Dat was hem in twintig
jaren niet gebeurd, in vier dagen zijn schapen
niet naar de velden te begeleiden. Hij leed aan
een zijner kiezen, die hem als een pijnlijke rots
achteraan in den mond stond. Zijn vrouw, het
eeuwig gelamenteer [en gefoeter moede, voegde
hem toe:
.Waarom laat je 'm toch niet trekken, Doullet
.Door wien!"
.Door den hoefsmid. Die zal wel komen, als
je wilt."
.Nooit en nooit! Dan zou ik geen kies meer
hebben en zou ik niet kunnen eten."
„Gebruik er dan het een of ander middeltje
voor."
.Welk middeltje, je weet dat we niet rijk ge
noeg zijn, om een doctor te roepen."
„Daar heb je gelijk aan,.... maar Bridoire, die
kent geheime middelen,
„Neen, neen!.... Die zou in staat zijn me te
betooveren. Wil je me dood hebben, hè!.... Au!
au! die ellendige kies, ze steekt me als een spij
ker in de wang."
„Bedaar, beste man, en denk er niet zoo al
tijd aan."
Met zijn hoofd tusschen zijn armen op zijn
knieën kreunde hij nog slechts dof, om zijn pijn
te stillen.
Maar den warmen adem van zijn vrouw, die
zich over hem gebogen had, ten einde hem beter
te troosten, op zijn nek voelend, beefde hij van
verontwaardiging en snauwde haar toe:
„Jij verdiende mijn marteling te lijden!.... En
dan zou ik je zonder hulp laten, hoor!.... Zeg je
niets
„Niets. Ik geloof dat 'tin je hoofd niet pluis
wordt. Dat zal me weer een nachtje geven!"
„JijWat maal ik er om!.... Jij hebt marme
ren tanden,.... de tanden van 'n wild dier!"
Met een ruk richtte hij zich op, en terwijl de
vrouw terugdeinsde, scheen hij zich gereed te ma
ken, om zich op haar te werpen. Doodelijk ge
schrokken vluchtte de vrouw, onder vreeselijk ge
schreeuw, de deur uit.
Aan den anderen kant van den weg, vóór een
aardige boerderij, die bloempotten had vóór de
ramen aan den beganen weg, praatten Bridoire
en Zoé, de eene van ronde gestalte en net in de
plunje, de andere mager en haveloos, over de zoo
hardnekkige pijn van Victorin. Bridoire bleef, wijl
ze vóór haar eigen deur was, zitten, met een brei
kous in haar schoot, terwijl Zoé, van de beek terug
gekomen, een mand met waschgoed op haar heup
droeg. Ze babbelden met hartstocht, leder sprak
met veel ophef van de haar bekende middeltjes
om de meest hardnekkige zieken te genezen, toen
Perche de vrouw van Victorin haar vroeg:
„Wat zou jullie in mijn plaats doen?"
„Ik moet eerst den zieke zien," antwoordde
Bridoire.
„En ik," zei Zoé, „ik zou hem pappen van lijn-
meel erop leggen, totdat de worm van den kies
erin barst
„Ach, mijn man wil van niets hooren En
ik ben bang."
Zuchtend van beklemdheid tuurde Perche naar
de verte, verder dan de door hun schier rijpe
vruchten gebalsemde boomgaarden, naar denhoogen
berg met rotsen van graniet, welke de zon hulde
in een rooskleurig licht.
„Wil ik naar je man toe gaan vroeg Bridoire.
„O ja, waarom niet. Tegen jou zal hij niet
brommen Kom meê 1"
Bridoire volgde dus Perche in hare hut, en Zoé,
zoo nieuwsgierig, volgde jaloersch Bridoire. Men
hoorde vreeselijke kreten van woede, de dreigende
stem van Victorin tegen deze vrouwen, die met
haar drieën hem nog meer wilden folteren.
De hoefsmid Bessort verscheen met opgestroopte
mouwen op den drempel van zijn smidse, en even
zoo de boeren, vóór hun woningen langs den weg,
die tusschen dichte hagen naar de kerk voert.
De hoefsmid wilde op zijn beurt Victorin van
zijn kwaden kies bevrijden. Zijn kameraden, in hun
werkpakje, oprecht medelijden met den armen Vic
torin gevoelend, wiens smartkreten al geruimen
tijd door het gehucht weerklonken, keurden allen
dat plan goed.
Victorin had nu evenwel opgehouden met zijn
toornig geschreeuw en gebrul. Door haastige in
ademingen dronk hij de lucht in, waarvan de
frischheid de koorts van zijn ontstoken tandvleesch
aangenaam streelde. Een oogenblik zat hij dof,
met zijn hoofd in zijn handen en half geloken
oogleden, in een soort van hallucinatie, de drie
beraadslagende vrouwen aan te hooren.
„Ik", verklaarde Zoé, „ik geloof dat het een
worm is, die hem plaagt, en die moet worden
gedood."
„Neen, neen, zeg ikprotesteerde Bridoire.
,'tls het bloed, dat hem doet stikken, en dat
naar beneden in de aóren moet worden gehaald."
Perche wist niet, aan welke der twee vrouwen
zij haar vertrouwen zou schenkeu. Zij besliste ter
gunste van Bridoire, wier beroep het bijna was,
te genezen. Maar hoe zou zij de toestemming van
koppigen Victorin krijgen! Tot haar groote verba
zing had deze bijna geen bezwaar ertegen. De
twee buurvrouwen gingen daarop naar buiten, Zoé
in haar spijt over haar nederlaag mopperend, dat
zij, als men haar mocht roepen, niet komen zou.
Bridoire sloot zich thuis op en liet kruiden in
een ketel koken. Na verloop van een uur kon men
uit de smidse haar weer zien verschijnen, meteen
rookende aarden kom in de hand. Alleen reeds
de reuk van het vocht deed den herder zijn ka
ken met zijn groote handen beschermen, en hij
bromde
„Au, au, die ellendige kies,die ellendige
kies
„Wacht maar!... 't Is het bloed dat je in den
weg zit,... drink dat, buurman!"
Victorin nam bedaard de kom aan, en dronk
ze, er kon van komen wat wilde, in één teug leeg.
Aanvankelijk kwam er een welbehagen over zijn
gansche wezen voldaan rekte hij zich uit en mom
pelde:
„O, als ik maar slapen kon!"
„Ja, man, ga wat rusten", zei Perche.
De twee vrouwen gingen naar buiten, heel blij,
vooral Perche, dat zij de lekkere lucht van hooi en
wijngaard in het blauw van den met nog door de
zon beschenen wolkjes bespikkelden avondhemel
terugvonden. Bij den smid waren ze verlegen,
omdat ze tot niets nut waren geweest. Eensklaps
sneed van huis tot huis een noodkreet door de
stilte. Perche snelde haar woning in.
„Viouw Bridoire", kreet Victorin, „is een too-
verheks. Nu heb ik ondragelijke pijn in het lijf."
„Ga weer op bed liggen, man", raadde Perche
bezorgd aan..
„Ga Zoé halen!" beval hij.
In zijn verbittering wilde Victorin alle midde
len beproeven. Zoé, het wel hebbende verwacht,
had haar ingrediënten en gereedschappen ai klaar
liggen. Ijlings begaf zij zich naar de hut, en aan
stonds werd de donkere schemering door een vroo-
lijk houtvuurtje verlicht.
Vervolgens, terwijl ze in een pot het lijnmeel
omroerde, legde zij, met overredende kracht, aan
Victorin uit, dat een worm in zijn kies knaagde,
en dat, zoo het dier niet werd tegengehouden, het
door de maag, en zelfs door het oog heen zou
boren. In plaats van naar haar te luisteren, schom-
knieën.
melde Victorin zijn lijf heen en weer op zijn
„'t Is klaarriep Perche uit. „Reik me je wang,
Victorin!Gauw, anders koelt het weer af!...."
Mat en zwak gaf Victorin zich over aan de
zorgen van zijn vrouw, die hem het redmiddel
bracht. Flap met een hand als een schuimspan
zoo hard plakte zij de lijnmeelpap op zijn gezicht,
zóó kokend heet, dat hij een verwepsching liet
hooren. Zijn heele kop brandde, het bromde erin
als in een oven.
„Gaat het wat beter?" vroeg Zoé hem.
„De worm zal langzaam smelten Vergeet
het niet, Perche, pappen van nacht, hoor
Ik ga nu weg. Tot morgen
Muziekmolens.