- 19 -
De zon zonk nu zeer laag, zeer ver, over de
bergen van Dauphiné, de bosschen en blonde
veldgewassen in laaien gloed zettend. De lucht
D. van der Horst, f
behield haar blauwige tint, en de schemering op
de hoogte van Domessin gleed lichtelijk tusschen
de boomen der boerderijen en rustte op den
drempel der smidse, waar de smid Bessort, om
niet meer aan den zieke in zijn buurt te denken,
met zware hamerslagen op het aambeeld een
ijzeren staaf plat beukte. Op een oogenblik dat
bij er meê ophield, drongen uit de hut kreten als
van een dier, dat tegen den dood worstelt, en ook
de meest onverschilligen van het gehucht werden
door diep medelijden getroffen.
In zijn folteringen had Victorin geen wil meer.
Alsof hij er eenige verlichting in vond, herhaalde
bij werktuigelijk de woorden, die zijn vrouw
aan het hoofdeinde van het bed hem toevoegde
De worm kwelt je.... Misschien heb je den doc
tor noodig.... 't Zou verkeerd loopen met de scha-
Pen, als je zoo lang thuis moet blijven."
»Ja, 't zou verkeerd loopen met de schapen."
.De hoefsmid heeft een onfeilbaar middel....
En hij hoeft er niet voor betaald te worden."
„Dat 's waarhij hoeft niet belaald te wor
den.... au,.... die verwenschte kies 1"
Allengs spreidde zich de nachtelijke sluier met
fluweelen zachtheid over de geuren van koren en
mais. In de hut hoorden ze met toenemende be
zorgdheid de torenklok de uren aangeven. Van
tijd tot tijd, als Pcrche dat wilde, dronk Victorin
van het kruidenafkooksel, of kreeg hij een nieuwe
pap op z'n linkerwang.
Een haan kraaide en een lichtstreep van den
dageraad viel door den schoorsteen in de hut.
Voorzichtig liep Perche voort op den weg, langs
welken alles frisch en monter ontwaakte, onder
het blij gekwetter der vogeltjes in de hagen. Op
den top der kleine hoogte opende Bessort, met
zijn leeren voorschoot om de lendenen, zijn zwarte
smidse. Vlug trad zij naar hem toe en smeekte
„Och, kom!.... och, kom ons toch ter hulp!"
De smid zette nu een hooge borst op.
„Na je wauwelaarsters roep je mijvoer hij
uit, „ik kom nietBovendien zou ik me evengoed
kunnen vergissen als zij."
„Des te erger!... Probeer het ten minste,... an
ders ga ik den dokter halen."
Kameraden, die hun ossen voorspanden, zoch
ten Bessort te vermurwen in naam der menschelijk-
heid. 'tWas zoo droevig, van den morgen tot den
avond geschreeuw en gejammer te hooren. Bridoire
en Zoé voegden zich, boosaardig lachend, bij de
groep. Haar tergende houding, dat hij den tand
van den herder niet zou kunnen trekken, deed
hem ertoe besluiten.
„Evenwel'', zei hij, „neem ik niet aan, om
heel alleen Victorin ervan te bevrijden. Ik vor
der, dat iemand hem vasthoudt."
„Vooruit dan maar!.... Wij zullen helpen!"
Vier boeren, nog half slaapdronken, vergezel
den hem naar de hut, niet echter zonder eenige
vrees en aangedaan door het goede, dat ze gingen
beproeven te doen. De forsche smid, met zijn
nijptang in de hand, stapte zoo zwaar, dat bij el-
ken tred de grond trilde. Op het gerucht, dat al
die mannen, op hun teenen de wrakke treden van
den drempel afdalend, maakte, lag Victorin op
zijn bed angstig te hijgen. Hij kon niet meer. Er
loeide een orkaan door zijn hoofd, schier onzicht
baar onder de linnen zwachtels en doeken.
Bessort klom dapper op het bed, terwijl de
boeren den patiënt bij de armen en de beenen
vasthielden. Ontzaglijk, als een reus van verschrik
king, wiens voorhoofd de balken van het dak
raakte, deed hij zijn nijptang kliklakken.
„Je zult me pijn doen", raasde Victorin.
„Neen, mijn tang is fijn en pas gescherpt. Dat
duurt geen minuut.... Laat mij dat beest eens
zien!"
„Daar
„O, ik zie 'm Houd je stilHoudt goed
vast, jullie
De smid boog zich nauwelijks, en zeer handig
waarlijk zijn nijtang aanbrengend, waarvan de
ijskoude aanraking den patiënt van pijn deed in
eenkrimpen, pakte hij den kies beet, en door een
koenen ruk van zijn vuisten trok hij hem uit
het tandvleesch, zoodat het bloed uit de kas
opspoot als een fontein. Terstond zich weder op
richtend, met den lach van den held, toonde hij deu
kies aan de punt van den nijptang aan Pcrche, die
haar handen niet van haar gezicht durfde nemen,
en aan zijn kameraden, verbluft van bewondering.
Groote zweetdroppels parelden op zijn dikke wan
gen en op zijn door den steenkoolrook der smidse
zwart geworden nek.
Victorin had nog niet den moed zich te bewe
gen, de oogen te openen. In zijn mond was het
één en al vuur.
„Gaat het beter?" vroeg hem Bessort, die van
het bed stapte.
„Ik geloof, dat je me kapot hebt gemaakt
Schurk, zooals jij te werk gaat
„Bekijk je kies 'reis
„Neen, ik wil niet!... Au!... au!... Je hebt
me niet den kwade getrokken, maar een andere..."
„Daar kun je op het oogenblik niets van
zeggen
„Mogelijk.... Maar ik mag in een varken ver
anderen als...."
De pijn bedaarde eerst tegen den middag,
's Avonds drukte Victorin niet meer als gewoon
lijk, en om zich te doen beklagen, zijn vuisten
tegen zijn kaken. Uit schaamte verliet hij eerst
weder den tweeden dag na het geval zijn hut met
zijn kudde, nadat zijn kaïneraden naar hun akkers
waren gegaan. Zoodra Bessoit hem zag, vroeg hij
hem op zelfvoldanen toon.
„Wel, ben je genezen?"
„Dat weet ik niet Ik heb mijn tand niet
meer."
„Schelm!.... Je wilt geen flesch betalen, en je
verkoopt foefjes.... Maar wacht!...."
Zijn schapen bijeenvergaderend, verdween Victo
rin in het gebergte. Voortaan sidderde hij van laf
heid bij het zien van den smid, en vermeed hij de
deur der smidse voorbij te gaan in den lichtenden
gloed, die er van uitging, omdat hij zich schaamde,
te hebben geschreid als een kind, en erkentelijk
heid verschuldigd te zijn
aan zijn gelijke.
als directeur te zijn verbonden geweest, werd het
terrein van zijn werkzaamheid verlegd naar het veel
uitgebreider in 's Rijks hoofdstad. En dank zij zijn
organiseerend en besturend talent, heeft hij dezen
belangrijken tak van dienst in de amsterdamsche
gemeentelijke huishouding tot hoogen bloei ge
bracht. Tot zijne niet geringe verdiensten behoort
ook de invoering van het muntgas bij ons te Lande.
MTERDAM WERELDSTAD. Op 3
uren afstands oostelijk van de stad Haar
lem, ligt aan het Y het uitgestrekte dorp
Amsterdam. Het is weliswaar zeer aan
genaam gelegen, maar de inwoners heb
ben één leelijk gebrekIedere vreemdeling, die
zich in een der dorpsstraten vertoont en door
uiterlijk of kleeding ook maar eenigszins van de
inboorlingen van Nederland afwijkt, wordt door hen
met kinderlijke nieuwsgierigheid begluurd, ge
tuige bovenstaand, natuurgetrouw kiekje!
EN AFBESTELDE PARADE, door Ravo.
Ratatata, ratatata
Dat trompetgeschetter deed een electri-
schen schok varen door de lichamen der
twee honderd leerlingen eener groote
onderwijsinrichting in de provincie Gelderland, nu
bijna een halve eeuw geleden. Allen stoven, deze
in die, gene in andere richting, over de breede
speelplaats, om, gewapend met fantasie-geweren
en fantasiesabels, zich te scharen in de compagnie,
waartoe zij behoorden, en hun militairen plicht naar
behooren te vervullen. Of het dan een kweek
school van militairen was Volstrekt niet,
of toch, ja, als ge wilt, maar dan in geestelijken
zin. Hoe die andere militaire geest in hen was
gevaren Dat is moeilijk uit te maken. Vermoede
lijk waren er onder de jongelieden een paar, die
beter aan de Militaire Academie of te Kampen
op hun plaats zouden zijn geweest dan daar. Wat
hiervan zij, liet begon met een heel onschul
dig spelletje van een groepje, doch voortdurend
groeide dit groepje aan. Groot, gewichtig doen,
naapen van groote menschen ligt in het karakter
van schier ieder kind, en in vereeniging met een
anderen jongenstrek den kraan uit te hangen en
vechtend kracht en moed te toonen, is het soldaatje-
spelen voor den knaap wel het meest geliefkoosde
spel. 't Duurde dan ook niet lang of „kastie", stelten-
loopen enz., anders in den zomer zeer in tel, werden
prijsgegeven, en zelfs de vogelliefhebberij kwijnde
de kauwen wisten niet meer, hoe ze het hadden,
nu er bijna niet meer op haar werd gelet; de
leeuwerikken floten op hun zoodje zonder belang
stellend auditorium, alleen voor eigen pleizier, en
wanneer de nachtelijke roofdieren, de katten, zich
van een piooi hadden meester gemaakt, werd de
heilige verontwaardiging gemist, die vroeger allen
onder dergelijke omstandigheden aangreep, en de
minder heilige wiaakzucht, anders gekoeld aan
den misdadiger, die zich door een stukje spek of
vleesch in een verraderlijken koffer had laten lok-
VAN DER
i HORST, f
Op 60-jarigen
leeftijd stierf
dezer dagen
een amsterdamsch burger
van verdiensten, de heer
Van der Horst, directeur
der gemeentelijke gas
fabrieken. De heer Van
der Horst ontving "zijn
hoogere opleiding aan de
Polytechnische school te
Delft en aan de Uni
versiteit van Utrecht. Na
eerst aan de gasfabriek j
te Rotterdam en vervol-1
gens aan diepte Uttechtj
Amsterdam als wereldstad!