Dinsdag 23 Juli 1907.
No. 6640 32ste Jaargang
Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland.
HET LOT.
Van alles wat.
F""
y
BUITENLAND.
■f"
Wegens een ongeluk aan on
H
BUREAUX: GEDEMPTE OUDE GRACHT No. 120. - HAARLEM.
in
t
Ml
Dokter uit!
Algemeen Overzicht.
FEUILLETON.
V-
A
few
NIEUWE
m
COURANT
I
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem1.20
Voor do overige plaatsen in Nederland franco per post. 1.65
Afzonderlijke nummers0.05
DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regels0.60, (contant) 0.50 li
Elke regel meer0.10 j j
Groote letters worden berekend naar paatsrmmte.
DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE k CONTANT
,1
AQITE MA HON AGITATE.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Fublicilé Etrangère.*-
G. L. DATJBE Co., JOHN F. JONES, Suce., Paris, 31bis Faubourg Montmartre.
'n Dokter is iemand die uit den aard
van zijn beroep op de ongelegenste
tijden vaak noodig is.
Maar nu komt het buitengemeen
dikwijls voor, dat men op een of ander
tijdstip, waarop men de dokter halen
gaat, de boodschap krijgt: „dokter is
uit 1"
Bij een plotseling ongeval, bij een
onverwachte bevalling, is het geen
zeldzaamheid als men geen hulp kan
krijgen.
In de morgenuren bijvoorbeeld, en
na het middagspreekuur, is het een
tref als je den dokter thuis vindt.
Bij ondervinding hebben we het zelf
gehad, dat in het namiddaguur bij
een plotseling ongeval vijf, zes dok
ters te vergeefs werden geroepen
een jong kindje was in het vuur ge
vallen en deerlijk verbrandmeer
dan een uur duurde het vóór genees
kundige hulp kwam opdagen!
Zulke dingen gebeuren overal.
Ze zijn niet plaatselijk, geen gevolg
van toestanden hier of elders in het
bijzonder.
Ze zijn het gevolg, vooreerst van de
drukte die de doktoren hebben. Ten
tweede van het feit dat er dikwijls
misbruiken plaats vinden. Ten derde
van de noodzakelijkheid van rust voor
een geneesheer, die dan toch vaak een
buitengemeen ingespannen leven heeft.
Maar intusscheneen feit is dat als
men juist een dokter broodnoodig
heeft, deze dikwijls niet is te vinden 1
In den Haag heeft een der raads
leden nu een voorstel gedaan, dat
naar wij meenen ook hier aanbeveling
verdient.
Dat voorstel bedoelt het vormen
van een Raadscommissie, welke, bijge
staan door practiseerende artsen, die
den toestand volkomen kennen, na
gemeen overleg voorstellen doen moet
om eene organisatie in het leven te
roepen, die op de beste wijze zou voor
zien in de spoedigste hulp bij onge
val en plotselinge ziekte.
Dat is een voorstel, dat dient aan
genomen te worden.
Alléén nog: dat navolging verdient
ook ten onzent 1
Wij vestigen op deze zaak ernstig
de aandacht: zoowel de gemeente
autoriteiten als de particulieren zijn
hierin betrokken, en de zaak is er
werkelijk een van „algemeen belang"
I.
Onder deze rubriek hopen we
nze lezers geregeld te onderhouden
°ver „alles en nog wat",
o
Er is zooveel op allerlei gebied,
wat belangstelling wekt en verdient,
en dat in de kolommen van een
krant d&n eens onder Wetenschap-
Allerlei, dan eens onder Letteren
en Kunst, dan onder 'n andere
rubriek verzeild raakt. En dan ont
gaat het vaak aan de aandacht,
slaat men het over, komt het niet
tot z'n recht.
Voor vele dingen is dat jammer.
Want niet alleen is er zooveel
wetenswaardigs ter wereld te vinden,
maar ook zooveel nuttigs en-leer
zaams. En wil 'n Courant hare
roeping goed vervullen, dan moet
zij immers ook leerend en opvoe
dend werken?....
Deze ietwat-pedanterige vooraf
spraak Tras noodig om onzen lezers
duidelijk te maken, waartoe we deze
nieuwe rubriek in onze krant bren
gen en wat we erin zullen vertellen.
„Van alles wat", willen we er van
maken en liefst van alles het meest
wetenswaardige en leerzaamste.
En we beginnen met een en ander
te vertellen over de nieuwste en
ongetwijfeld buitengewoon aantrek
kelijke uitvinding, die is gedaan,
de kleurenfotografie.
Het fotografen-tijdschrift „Lumen"
helpt ons in deze kwestie, die wel
iswaar hoogst interessant, maar voor
den gewonen lezer op 't eerste ge
zicht wat al te technisch lijkt, op
'n prettige wijze terecht.
We vertellen er wat van na.
Nieuw is deze uitvinding eigenlijk
niet.
In 1868 reeds was Ducos de Hauron
erin geslaagd, door een glasplaat met
raster (netwerk van lijnen, die ach
tereenvolgens oranjerood, groen en
blauwviolet waren) positieven in de
natuurlijke kleuren te krijgen. De
techniek was echter nog niet ontwik
keld genoeg om daar piactisch partij
van te kunnen trekken.
Tot heden toe bestonden er ver
schillende procédé's, die men in twee
klassen zou kunnen onderscheiden,
nl. de interferente methode, welke
alleen eenige wetenschappelijke waar
de had, en de indirecte methoden
welke het meest hun geperfectioneerde
toepassing vinden in de foto-meclia-
nischö drukmethoden. Zij komen hier
op neer, dat de kleuren van het op
genomen object in drie aparte negatieve
beelden opgenomen werden, rood, geel
en blauw. Het licht laat men hier
als het ware slechts bepaalde verhou
dingen vaststellen, en drukt af op 3
gekleurde (kooldruk) papieren, of wel
kleurt door middel van (complemen
taire) kleurstoffen de verkregen 3
beelden, of wel beziet deze door pas
sende gekleurde glazen.
Naast en tusschen deze twee groote
van elkaar afgescheiden wegen loopen
natuurlijk nog zijpaden. Noemen wij
bv. de uitbleekmethode van dr. Neu-
hauss, „de raster-methode",demethode
van Ducos de Hauron (zie boven),
(1868), die van Joly en van Ives (1896).
Gebr. Lumière, foto technische fabri
kanten fe Lyon, waren reeds drie
jaar geleden op de gedachte gekomen
om een veel fijner netwerk te maken,
nl. van gekleurde aardappelmeelstof
jes. Dit idee werd toen wel vernuftig
gevonden en ook wel als laboratori
umwerk uitvoerbaar geacht, doch aan
fabrikatie in het groot (om zulke
platen in den handel te brengen)
geloofde in 1904 niemand.
Maar stoere werkers staan voor niets,
en moeilijkheden gaan zij niet uit den
weg; de Lumiére's zetten er eenvou
dig hun schouders onder. Vooreerst
worden met behulp van speciale werk
tuigen aardappelkorrels uitgezocht, die
pl. m. t/joo millimeter middelijn heb
ben. Een deel daarvan wordt oranje
rood, een 2e groen, een 3e blauw-violet
Deze 3 kleuren zijn zoowel wat kleur
als wat onderlinge verhouding "Üer
hoeveelheid betreft, precies zoo afge
stemd, dat zij te zamen zuiver wit
geven, evenals de prisma-kleuren.
Dat valt zoo heel gemakkelijk te
lezen, maar o wee als de practijk komt I
Deze drie gekleurde hoopjes meel wor
den gemengd en dan op een glasplaat
uitgestrekt, welke tevoren met een kle
vende laag bedekt is. De laag meel
moet zoo liggen, dat geen enkel kor
reltje over het andere heen ligt! We
gens de ontzaglijke moeilijkheden, aan
deze preparatie verbonden, kunnen
(voorloopig althans) geen grootere pla
ten dan 18 maal 24 cM. gemaakt wor
den,
Wanneer men zoo'n „raster" in den
microseoDp beziet, neemt men duidelijk
de gekleurde korreltjes, als confetti
naast elkaar liggend, waar. Er liggen
er 8000 per vierkanten millimeter Op
het oog echter ziet men sl echts eene door-
schijnende grijzig-bruinachtige laag,
die bij scherper toezien, een eigenaar
dig zachte lichtflikkering vertoont.
Over deze laag is een vasthoudend
vernis aangebracht, en daarop het
broomzilvercollodiuin dat de fotogra
fische werking moet ontvangen.
Het is duidelijk, dat bij het kleur-
fotogrufeeren de glaskant naar de lens
moet worden gekeerd, opdat de iicht-
stral m het meelnet passeeren, alvorens
op het broomzilver-collodium in te
werken.
Op de gewone wijze fotografeerend,
zou men nu nog altijd niet de juiste
kleurenverhoudingen krijgen. Altijd
toch blijft het broomzilver, dat het
beeld moet geven, veel gevoeliger voor
de blauwe en violette stralen, dan
voor de gele en roode. Om nu deze
te helpen, dempt men de blauwe en
de violette door op de bekende wijze
voor of achter de lens een geel-licht-
filter te plaatsen. Dit is een geel ge
kleurd glaasje, dat zooals de naam
al uitdrukt, het licht filtreert. Een
goede lichtfUter moet de ultra-violette
stralen van het spectrum geheel af
snijden, de violette zeer matigen, doch
de roode, groene en gele stralen on
gehinderd laten passeeren.
Jammer genoeg verlengt zoo'n geel
glas den expositie-tijd. De tijd, noodig
bij een opname van kleurenfoto's, is
nog een bezwaar. Bovendien moet de
expositie-tijd zooveel mogelijk juist
zijn, op straffe van onjuiste beeld- en
kleurresultaten.
Doch het on volmaakt-zijn is een
gebrek, dat allen nieuwen uitvindingen
aankleeft. Heeft men eenmaal het
beginsel, dan vindt men vanzelf en
geleidelijk hoe langer hoe betere toe
passingen. Denken we maar even aan
Daguerre. Die begon met urenlange
expositie in de barre zon, ouder om
standigheden, waarbij men nu 1/1000
seconde durft nemen. Zoo ©ok zal het
middel om de gekleurde foto's af te
drukken (de daguerréotypieën waren
in den beginne ook niet voor ver
menigvuldiging vatbaar) wel spoedig
gevonden zijn; men is daarmee nu
reeds 'n heel eind op weg.
Hoe nu werkt de meelplaat?
Nemen we als uitgangspunt de roode
kleur van een voorwerp, dat wij willen
opnemen.
De groene meelkorreltj es zullen dit
roode licht -opslorpende roode kor
reltjes zullen de roode stalen laten
doorgaan; de blauwe korreltjes zullen
dit ook doen, doch in mindere mate.
Het lichtgevoelige zilver onder de
groene korreltjes zal dus niet getrof
fen worden; daarentegen zal het zilver
onder de roode en blauwe korreltjes
meer of minder getroffen worden.
Wanneer men nu de plaat ontwik
kelt, zal het broomzilver onder de
roode sterk en onder de blauwe kor
reltjes minder sterk aangetast worden;
onder de groene niet: daaronder zal
de plaat dus helder en doorzichtig
worden na het fixeeren. Waar dus
het roode licht niet werkte heeft men
eeu doorzichtige plek die groen ge
kleurd is (de aanvullingkleur van
rood). Op de plaatsen, waar in de
natuur groen was, zal het negatief
rood schijnen, bij geel licht violet
enz.
Wanneer men nu een beeldhuid
heeft met dezelfde soort raster, en
men drukt deze onder het zoo ver
kregen negatiefin aanvullings-kleuren
af, dan zaljmen'^een^poeitief krijgen
met juist de goede en dezelfde kleu
ren van het origineel.
In die richting ligt de afdruk- en
vermenigvuldigings-methode, die voor
alsnog echter niet geheel voor de prac
tijk gereed is.
Een groot voordeel der methode
van Lumière, en dat de spoedige ver
breiding ervan niet weinig in de hand
zal werken, is, dat de behandeling
weinig of niet verschilt van de ge
wone fotografische manier van wer
ken.
Het procédé schijnt, als men het
zoo leest, ingewikkeld. De practijk
valt echter bijzonder mee.
Het volledige kleur-effect heeft men
pas als de plaat geheel afgewerkt en
droog is. Men mag de plaat vooral
niet vernissen met een lak, die alco
hol bevat, en ze ook niet in alcohol
drogen, want de kleuren zouden dan
totaal verdwijnen. De uitvinding is
bopaald up-to-date in onzen drankbe-
strij denden tijdl
Door licht echter zullen de kleuren
niet verschieten. Althans, de uitvin
ders verzekeren, dat de platen even
houdbaar zijn als gewone platen.
Ervaring uit de practijk bestaat
hierover nog niet, hoewel men de
mededeeling der fabrikanten zeker wel
vertrouwen kan, dat „la lumière" het
werk der Lumiére's niet aantast.
De aanvraag om platen bij Lu
miére's fabriek vooral door bemid
deling van de groote fototechnische
bureaux in de verschillende landen
is enorm, zoodat, ze niet aan alle be
stellingen kan voldoen en slechts drup
pelsgewijze levert.
De prijzen der platen in doozen van
4 stuks zijn per doos 9 bij 12 f2.75,
13 bij 8 f5.50 en 18 bij 24 fll.—
groote worden tot heden toe nog
niet gemaakt.
Waarschijnlijk willen de prijzen
later nog wel iets goedkooper worden.
Moge alle amateurs en vakfotogra
fen zich spoedig op deze nieuwe vin
ding gaan toeleggen!
Dit is de technische uitlegging.
Wie wat aan fotografeeren gedaan
heeft, zal er nu ongetwijfeld al een
goed denkbeeld van hebben.
Reeds toonde men ons platen
naar de natuur opgenomen en af
gedrukt, waarbij de kleuren prachtig
en uitnemend-juist te voorschijn
kwamen
Ongetwijfeldmet deze vinding
is een prachtig resultaat bereikt
dat weer bewijst hoe het menschelijk
vernuft steeds verder zoekt en ver
der dringt in de geheimen der weten
schap 1
We reserveeren vandaag voo,H
Korea, dat zoo vèr uit de buur 1
ligt, maar een hoekje aan het einc
van ons overzicht, om het nu een;
te hebben over Frankrijk.
Frankrijk, de oudste dochte
der Heilige Roomsche kerk, nu d<
ergst-afgedwaalde.
Daat gaat méér zoo
Die het meeste genade ontving;
gaat soms juist het verst uit der
goeden weg: en wie het hoogstt
stond, kan juist het diepste vallen-
Frankrijk is sinds lang op der
breeden weg des verderfs, en het is.'
voor de historici, die tevens eer'
beetje wijsbegeerte onder hun we-1
tenschap mengen, een niet oninte
ressante taak, op te merken hoe
sinds de kerkvervolging aan den
gang is, Frankrijk stap voor stap
op allerhande gebied achteruit gaat.
De bevolking neemt af in onrust
barende mate.
De welvaart slinkt.
De kapitaal-rijkdom gaat hard
achteruitsinds door minister Cail-
laux de wet op de inkomstenbe
lasting is voorgesteld, die tegen alle
tradities van het vreemdelingen-
herbergende en vreemdelingen-lok-
ksnde Frankrijk indruischt, is er
al enorm veel Fransch kapitaal naar
Zwitserland overgebracht.
De „Echo de Paris" weet te ver
melden dat de Fransche gezant te
Bern en de consuls der Republiek
in Zwitserland een onderzoek heb
ben ingesteld naar de proportiën van
dit verschijnsel. Gebleken zou zijn
dat 1800 millioen francs was gede
poneerd bij Zwitsersche banken I
En ten slotte gaat Frankrijk's
grootste trots sinds eeuwen, het
leger, eveneens hard achteruit.
We hebben daar al meermalen
in de laatste weken wat van gezegd.
Nu is er weer een teeken van,
dat tot ernstige overweging moet
stemmen.
Een feit heeft zich voorgedaan,
dat zelfs de verwoedste aanhangers
van de „anticlerical©" politiek in
Frankrijk nu niet stilzwijgend voor
bij laten gaan.
De hoogstgeplaatste generaal van
het Fransche leger, generaal Hagron,
lid van den hoogen krijgsraad, sedert
een jaar commandant van de ge-
Mijn vader had een lot het was
nummer 1331 dat hij reeds 11 jaren had
gespeeld, zonder er een enkele maal iets
op te winnen. Na zijn dood erlue ik het.
Ook ik speelde er verscheidene jaren op,
zonder een prijs te trekken. Dikwijls be
gon het mij te vervelen, maar ik waagde
het toch niet, het lot van de hand te
doenéénmaal moest het toch zeker uit
komen, en omdat het al zoolang geduurd
had, zou het dan zeker ook met een
grooten prijs zijn. Het lot had mijn vader
en mij reeds meer dan tweeduizend kro
nen gekost. Ten laatste begon ik alle
hoop te verliezen en een geheel jaar liep
ik met het plan rond, het lot van de hand
te doen. Eindelijk kwam de eerste trek
king en ik vernieuwde het lot niet.
Van dat oogenblik evenwel was het
met mijn rust gedaan. Overal vervolgde
mij dat getal; wanneer ik zat te werken,
of over de straat ging, zelfs in mijn slaap
vervolgde het mij.
Den dag voor de trekking spoedde ik
mij naar het bureau en vroeg: „Hebt gij
mijn lot nog?"
„Neen, juist een kwartier geleden had
men hat verkocht, maar als ik soms een
ander wilde?
fa, geef mij dan maar een ander; maar
kunt gij mij ook zeggen, wie mijn lot
gekocht heeft ik stel er veel belang in
te weten, welk ongelukkig mensch zich
daarmee bekocht heeft: er is nog nooit
een prijs op gevallen."
De beambte kende den nieuwen bezit
ter niet; alleen wist hij mij te zeggen,
dat het een oudachtig heer was, die met
een Deenseh aceent een mengeling van
Deensch en Zweedsch sprak. Hij sloeg
zijn boek open, en vond Handelsagent
Sötensen, Victoriastraat 69 I,
Ik vloog naar de Victoriastraat. Sören-
sen was juist zooëven uitgegaan; hij zou
op reis gaan naar Helsingör en eerst over
drie dagen terugkomen, maar vooraf zou
hij nog even naar den barbier Jörgensen
in de Westerburgstraat gaan.
Toen ik bij Jörgensen kwam was Sören-
sen er reeds geweest; hij was van daar
naar de badinrichting gegaan. Aan de
deur daarvan hield ik meer dan een uur
de wacht, en sprak een iedereen aan, die
er uit- en inging maar Sörensen be
hoorde niet tot hen.
Zoo reisde ik naar Ilelsingör, deed na
vraag in alle hotels en logementen van
het stadje maar vond hem niet. Daarop
telegrafeerde ik aan mevrouw Sörensen
„Is Sörensen in Helsingör? Waar heeft
hij zijn intrek? -Antwoord betaald."
Een paar uren later kwam het ant
woord: „Sörensen is op het oogenblik in
Kopenhagen. Komt hedenavond naar Hel
singör. Stationshotel."
Dat werd op die manier een duur lot
als ik het ten minste nog weer kreeg.
Voorloopig was er voor mij niets anders
te doen, dan op Sörensen te wachten.
Ik ging uit om de merkwaardigheden
van het stadje te bezichtigen, Kronberg,
Mariënlust, Hamlet's graf. Toen ik in het
hotel kwam, was Sörensen er juist even
te voren geweest, maar dadelijk weer
heengegaan; hij zou echter terugkomen,
om er te overnachten. Om den tijd te
verdrijven, liet ik mij een biefstuk met
spiegeleieren voorzetten. En nog steeds
kwam Sörensen niet opdagen! De kellner
was van meening, dat hij misschien den
nacht bij zij n kennissen zou doorbrengen,
maar in ieder geval zou hij voor zijn heen
gaan nog wel in het hotel komen, want
hij had er zijn handkoffer gelaten. Ik liet
mij een kauuer op de eerste verdieping
geven en ging naar bed.
Van slapen was natuurlijk geen sprake.
lalf aangekleed zat ik op den rand va',
iet bed te peinzen. Wat moest ik doen,
ds ik morgen Sörensen zou ontmoeten
en hij bet lot niet wilde verkoopen o!
ruilen? Of misschien had hij het niet
eens bij zich, en dan was alle moeite ver-
geefsch geweest. Over een dag zou het
te laat zijnwas het nummer uitgeko
men dan zou Sörensen het natuurlijk niet
aan mij afstaan, en was het, zooals ge
woonlijk, niet uitgekomen, dan wilde ik
het niet meer hebben.
Als hij er maar toe te bewegen was,
eenvoudig met het mijne te ruilen! Ik
zocht naar mijn nieuw lot daar viel
mij in de gedachten, dat ik het in den
binnenzak van mijn overjas had laten
zitten, en die jas hing in de restanratie-
zaal. Ik wilde het gaan halen. Alles was
doodstil. Het was reeds over middernacht.
Ik liet mijn deur half open staan, om
straks mijn kamer terug te kunnen vin
den, en sloop zoo stil mogelijk de lange,
donkere gang langs. Toen ik bij de trap
kwam, hoorde ik een deur in het slot
vallen. Ik schrok zou dat soms mijn
deur geweest '/ijn Zonder wederwaardig
heden bereikte ik de restauratiezaal, en
vond er mijn overjas, en zonder dat
iemand er iets van had gemerkt, sloop
ik de trap weer op. Maar nu kon ik mijn
kamer niet terugvinden de deur was
inderdaad in het slot gevallen! Ik wist
niet, of er aan den buitenkant een sleutel
in het slot stak. Voorzichtig luisterend
trad ik nader. Eindelijk zag ik een licht
schijnsel onder een deur door en de
sleutel stak in het slot dat zou dus
wel mijne kamer zijn. Voorzichtig opende
ik de deur ja, daar brandde mijn licht
maar wat was dat? Aan beide muren
van de kamer stond een bedin het eene
lag een dame, en uit dat eene bed klonk
een luide schreeuw, en uit het andere
klonk een nog hardere.
Ik vloog de gang weer op, sloeg de
deur achter mij toe en bleef onbeweeglijk
staan. Toen het alles echter een poos
•mg doodstil bleef, ademde ik weer vrijer
en trok mijn schoenen uit.
Na een poosje wilde ik opnieuw een
poging wagen om mijn kamer te vinden
en sloop weer de duistere gang langs.
De eerste deur, die ik poogde te openen
bad een sleutel aan den buitenkant. Het
scheen Scchter, dat het daar binnen ge
heel donker was. Maar het was immers
zeer goed mogelijk, dat de tocht, die de
deur in het slot had geworpen, ook het
licht had uitgeblazen. Zachtjes sloop ik
naar het bed om te voelen, of het leeg
was. Op eenmaal hoorde ik luid roepen:
„Wat drommel, wie zit daar aan mijn
gezicht te malen?"
Ik wierp van schrik een stoel om, viel
in de gang over mijn eigen voeten, stond
zoo gauw mogelijk weer op en sloop
daarna, met den overjas over den arm
en de laarzen in de hand tot aan de
trap, waar ik mij neerzette en overdacht,
wat mij overkomen was. Twee eerzame
dames had ik aan het schrikken gemaakt,
een vreemden man in het aangezicht
gegrepen en nu zat ik, zonder mijn ka
mer te kunnen vinden, op een trap. Bin
nen weinig tijd zou waarschijnlijk het
geheele hotel op de been zijn en zou ik
als inbreker worden meegevoerd en
dat alles om de wille van zoo'n- ellendig
lot!
De uren gingen voorbijde morgen
begon aan te breken, en ik zat nog altijd
op de trap. Nu het echter bijna geheel
dag was geworden, zocht ik opnieuw
mijn kamer en meende ze eindelijk ge
vonden te hebben.
Ik legde bevende als een popelblaadje
de hand op de klink van de deur, draaide
die om opende de deur en hoera!
het was mijn kamer. Spoedig ontkleedde
ik mij en kroop in bed. Niemand zou op
deze wijze nu iets van mijne nachtelijke
wandeling ontdekken.
Toen ik: 's morgens wakker werd, was
het 9 uur. Haastig stond ik op en toen
ik spoedig daarna zat te ontbijten, vroeg
EINDE
ik of Sörensen reeds was opgestaan.
„O, al langl Hjj is vanmorgen vroeg
naar Hellebaek vertrokken."
Bij deze mededeeling kreeg ik haast
een beroerte van schrik! Zoo dicht\was
ik bij den man geweest mijn handen
hadden zijn gezicht getast, en nog was
hij mij ontsnapt!.... Ja, er zat geen ander
middel op ik moest hem achterna
reizenIk kon niet wachten tot de dili
gence ging, maar nam een bijzonder rij-
tuig.
Toen ik in Hellebaek aankwam, begaf
ik mij onverwijld naar het hotel en vroeg
er naar Sörensen. Niemand evenwel kon
mij iets omtrent hem zeggen. Ik bestelde
toen een ontbijt, en toen ik daarmee ge
reed was, kwam er een levendig, oud
achtig heer binnen en riep„Kellner,
geef mij een koude kip met aardappelen,
maar vlug, hoor!"
Dat was Sörensen
Ik stelde mij aan hem voor, vertelde,
hoe ik verzuimd had mijns vaders lot te
rechter tijd te vernieuwen hetzelfde
lot, dat Sörensen gisteren had gekocht
en vroeg hem, zoo goed te willen zijn,
om dat voor liet mijne te ruilen. Ik liet
hem dat andere lot zien nummer
50,569. Sörensen wierp er een blik op.
„Wel zeker, ik wil met genoegen rui
len" hij reikte mij onderwijl het oude
lot over „dit hier deugt toch heele-
maal niet 1331 13 van beide zijden
afgezien dat deugt niet!"
„Neen, er is ook nog nooit een prijs
op gevallen, maar ik zou het ongaarne
in andere handen zien om de wille
mijns vaders," antwoordde ik.
„Natuurlijk, natuurlijk dat begrijp
ik volkomen! Maar hoe is het mogelijk,
dat gij mij zoo gemakkelijk gevonden
hebt
„Gemakkelijk? Nu, dat kan ik nu juist
niet zeggen.
„Ging het dan niet zoo gemakkelijk?"
„Neen, gemakkelijk was andersheel
anders...."
Wij zaten samen nog een poosje te
praten. Daarop nam ik afscheid van Sö
rensen en reisde naar Kopenhagen terug
De trekking had nu onderwijl plaats ge
had. Ik was nog aan het station, toen ik
een jongen tegenkwam, die mij de trek-
kingslyst te koop aanbood. Ik kocht een
exemplaar, ging op een bank zitten en
begon met kloppend hart de lijst na te
loopen. 13 1330 neen, 1381 stond
niet bij de prijzen! Het bloed was mij
naar het hoofd gestegen 1 Toen ik weer
meester was van mijne gedachten reken
de ik eens uit, wat die heele geschiede
nis mij gekost had en dat was geen
beetje! Neen, het loonde de moeite
stellig niet, om het lot voor de volgen
de trekking weer te vernieuwen. Eene
ongelooflijke nummers in de 50.000 waren
uitgelootIk achtte het beter ze maar
in 't geheel niet te lezen; want, denk
eens, wat een afschuwelijke verrassing
het zou zijn, wanneer Sörensen nu op
mijn lot een prijs getrokken had Maar
merkwaardig was en bleef het toch, dat
er zooveel nummers in de 50.000 uitge
komen waren! Hoe zou ik mij toch wel
gevoelen, als Sörensen nu eens werkelijk
gewonnen had?
Wat is dat?... Ja, waarachtig, daar staat
het bewuste getal.... en.... het begon mij
eensklaps te dansen voor de oogen. Zag
ik goed? Ik wilde eerst even mijn oogen
sluiten, om daarna des te beter te kun
nen zien.
Ja, daar stond het heel duidelijk
50.569 5000 kronen vijfduizend
kl°Genmoogt hier niet zitten slapen 1"
Een politieagent greep mü bij den
arm. Ik was daar in het publiek in on
macht gevallen. Hoe lang ik zoo gelegen
had, weet ik niet.