Dinsdag 23 Juli 1907. No. 6640 32ste Jaargang Dagblad voor Noord- en Zuid-Holland. HET LOT. Van alles wat. F"" y BUITENLAND. ■f" Wegens een ongeluk aan on H BUREAUX: GEDEMPTE OUDE GRACHT No. 120. - HAARLEM. in t Ml Dokter uit! Algemeen Overzicht. FEUILLETON. V- A few NIEUWE m COURANT I ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem1.20 Voor do overige plaatsen in Nederland franco per post. 1.65 Afzonderlijke nummers0.05 DIT BLAD VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 16 regels0.60, (contant) 0.50 li Elke regel meer0.10 j j Groote letters worden berekend naar paatsrmmte. DIENSTAANBIEDINGEN 25 CENT PER ADVERTENTIE k CONTANT ,1 AQITE MA HON AGITATE. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Fublicilé Etrangère.*- G. L. DATJBE Co., JOHN F. JONES, Suce., Paris, 31bis Faubourg Montmartre. 'n Dokter is iemand die uit den aard van zijn beroep op de ongelegenste tijden vaak noodig is. Maar nu komt het buitengemeen dikwijls voor, dat men op een of ander tijdstip, waarop men de dokter halen gaat, de boodschap krijgt: „dokter is uit 1" Bij een plotseling ongeval, bij een onverwachte bevalling, is het geen zeldzaamheid als men geen hulp kan krijgen. In de morgenuren bijvoorbeeld, en na het middagspreekuur, is het een tref als je den dokter thuis vindt. Bij ondervinding hebben we het zelf gehad, dat in het namiddaguur bij een plotseling ongeval vijf, zes dok ters te vergeefs werden geroepen een jong kindje was in het vuur ge vallen en deerlijk verbrandmeer dan een uur duurde het vóór genees kundige hulp kwam opdagen! Zulke dingen gebeuren overal. Ze zijn niet plaatselijk, geen gevolg van toestanden hier of elders in het bijzonder. Ze zijn het gevolg, vooreerst van de drukte die de doktoren hebben. Ten tweede van het feit dat er dikwijls misbruiken plaats vinden. Ten derde van de noodzakelijkheid van rust voor een geneesheer, die dan toch vaak een buitengemeen ingespannen leven heeft. Maar intusscheneen feit is dat als men juist een dokter broodnoodig heeft, deze dikwijls niet is te vinden 1 In den Haag heeft een der raads leden nu een voorstel gedaan, dat naar wij meenen ook hier aanbeveling verdient. Dat voorstel bedoelt het vormen van een Raadscommissie, welke, bijge staan door practiseerende artsen, die den toestand volkomen kennen, na gemeen overleg voorstellen doen moet om eene organisatie in het leven te roepen, die op de beste wijze zou voor zien in de spoedigste hulp bij onge val en plotselinge ziekte. Dat is een voorstel, dat dient aan genomen te worden. Alléén nog: dat navolging verdient ook ten onzent 1 Wij vestigen op deze zaak ernstig de aandacht: zoowel de gemeente autoriteiten als de particulieren zijn hierin betrokken, en de zaak is er werkelijk een van „algemeen belang" I. Onder deze rubriek hopen we nze lezers geregeld te onderhouden °ver „alles en nog wat", o Er is zooveel op allerlei gebied, wat belangstelling wekt en verdient, en dat in de kolommen van een krant d&n eens onder Wetenschap- Allerlei, dan eens onder Letteren en Kunst, dan onder 'n andere rubriek verzeild raakt. En dan ont gaat het vaak aan de aandacht, slaat men het over, komt het niet tot z'n recht. Voor vele dingen is dat jammer. Want niet alleen is er zooveel wetenswaardigs ter wereld te vinden, maar ook zooveel nuttigs en-leer zaams. En wil 'n Courant hare roeping goed vervullen, dan moet zij immers ook leerend en opvoe dend werken?.... Deze ietwat-pedanterige vooraf spraak Tras noodig om onzen lezers duidelijk te maken, waartoe we deze nieuwe rubriek in onze krant bren gen en wat we erin zullen vertellen. „Van alles wat", willen we er van maken en liefst van alles het meest wetenswaardige en leerzaamste. En we beginnen met een en ander te vertellen over de nieuwste en ongetwijfeld buitengewoon aantrek kelijke uitvinding, die is gedaan, de kleurenfotografie. Het fotografen-tijdschrift „Lumen" helpt ons in deze kwestie, die wel iswaar hoogst interessant, maar voor den gewonen lezer op 't eerste ge zicht wat al te technisch lijkt, op 'n prettige wijze terecht. We vertellen er wat van na. Nieuw is deze uitvinding eigenlijk niet. In 1868 reeds was Ducos de Hauron erin geslaagd, door een glasplaat met raster (netwerk van lijnen, die ach tereenvolgens oranjerood, groen en blauwviolet waren) positieven in de natuurlijke kleuren te krijgen. De techniek was echter nog niet ontwik keld genoeg om daar piactisch partij van te kunnen trekken. Tot heden toe bestonden er ver schillende procédé's, die men in twee klassen zou kunnen onderscheiden, nl. de interferente methode, welke alleen eenige wetenschappelijke waar de had, en de indirecte methoden welke het meest hun geperfectioneerde toepassing vinden in de foto-meclia- nischö drukmethoden. Zij komen hier op neer, dat de kleuren van het op genomen object in drie aparte negatieve beelden opgenomen werden, rood, geel en blauw. Het licht laat men hier als het ware slechts bepaalde verhou dingen vaststellen, en drukt af op 3 gekleurde (kooldruk) papieren, of wel kleurt door middel van (complemen taire) kleurstoffen de verkregen 3 beelden, of wel beziet deze door pas sende gekleurde glazen. Naast en tusschen deze twee groote van elkaar afgescheiden wegen loopen natuurlijk nog zijpaden. Noemen wij bv. de uitbleekmethode van dr. Neu- hauss, „de raster-methode",demethode van Ducos de Hauron (zie boven), (1868), die van Joly en van Ives (1896). Gebr. Lumière, foto technische fabri kanten fe Lyon, waren reeds drie jaar geleden op de gedachte gekomen om een veel fijner netwerk te maken, nl. van gekleurde aardappelmeelstof jes. Dit idee werd toen wel vernuftig gevonden en ook wel als laboratori umwerk uitvoerbaar geacht, doch aan fabrikatie in het groot (om zulke platen in den handel te brengen) geloofde in 1904 niemand. Maar stoere werkers staan voor niets, en moeilijkheden gaan zij niet uit den weg; de Lumiére's zetten er eenvou dig hun schouders onder. Vooreerst worden met behulp van speciale werk tuigen aardappelkorrels uitgezocht, die pl. m. t/joo millimeter middelijn heb ben. Een deel daarvan wordt oranje rood, een 2e groen, een 3e blauw-violet Deze 3 kleuren zijn zoowel wat kleur als wat onderlinge verhouding "Üer hoeveelheid betreft, precies zoo afge stemd, dat zij te zamen zuiver wit geven, evenals de prisma-kleuren. Dat valt zoo heel gemakkelijk te lezen, maar o wee als de practijk komt I Deze drie gekleurde hoopjes meel wor den gemengd en dan op een glasplaat uitgestrekt, welke tevoren met een kle vende laag bedekt is. De laag meel moet zoo liggen, dat geen enkel kor reltje over het andere heen ligt! We gens de ontzaglijke moeilijkheden, aan deze preparatie verbonden, kunnen (voorloopig althans) geen grootere pla ten dan 18 maal 24 cM. gemaakt wor den, Wanneer men zoo'n „raster" in den microseoDp beziet, neemt men duidelijk de gekleurde korreltjes, als confetti naast elkaar liggend, waar. Er liggen er 8000 per vierkanten millimeter Op het oog echter ziet men sl echts eene door- schijnende grijzig-bruinachtige laag, die bij scherper toezien, een eigenaar dig zachte lichtflikkering vertoont. Over deze laag is een vasthoudend vernis aangebracht, en daarop het broomzilvercollodiuin dat de fotogra fische werking moet ontvangen. Het is duidelijk, dat bij het kleur- fotogrufeeren de glaskant naar de lens moet worden gekeerd, opdat de iicht- stral m het meelnet passeeren, alvorens op het broomzilver-collodium in te werken. Op de gewone wijze fotografeerend, zou men nu nog altijd niet de juiste kleurenverhoudingen krijgen. Altijd toch blijft het broomzilver, dat het beeld moet geven, veel gevoeliger voor de blauwe en violette stralen, dan voor de gele en roode. Om nu deze te helpen, dempt men de blauwe en de violette door op de bekende wijze voor of achter de lens een geel-licht- filter te plaatsen. Dit is een geel ge kleurd glaasje, dat zooals de naam al uitdrukt, het licht filtreert. Een goede lichtfUter moet de ultra-violette stralen van het spectrum geheel af snijden, de violette zeer matigen, doch de roode, groene en gele stralen on gehinderd laten passeeren. Jammer genoeg verlengt zoo'n geel glas den expositie-tijd. De tijd, noodig bij een opname van kleurenfoto's, is nog een bezwaar. Bovendien moet de expositie-tijd zooveel mogelijk juist zijn, op straffe van onjuiste beeld- en kleurresultaten. Doch het on volmaakt-zijn is een gebrek, dat allen nieuwen uitvindingen aankleeft. Heeft men eenmaal het beginsel, dan vindt men vanzelf en geleidelijk hoe langer hoe betere toe passingen. Denken we maar even aan Daguerre. Die begon met urenlange expositie in de barre zon, ouder om standigheden, waarbij men nu 1/1000 seconde durft nemen. Zoo ©ok zal het middel om de gekleurde foto's af te drukken (de daguerréotypieën waren in den beginne ook niet voor ver menigvuldiging vatbaar) wel spoedig gevonden zijn; men is daarmee nu reeds 'n heel eind op weg. Hoe nu werkt de meelplaat? Nemen we als uitgangspunt de roode kleur van een voorwerp, dat wij willen opnemen. De groene meelkorreltj es zullen dit roode licht -opslorpende roode kor reltjes zullen de roode stalen laten doorgaan; de blauwe korreltjes zullen dit ook doen, doch in mindere mate. Het lichtgevoelige zilver onder de groene korreltjes zal dus niet getrof fen worden; daarentegen zal het zilver onder de roode en blauwe korreltjes meer of minder getroffen worden. Wanneer men nu de plaat ontwik kelt, zal het broomzilver onder de roode sterk en onder de blauwe kor reltjes minder sterk aangetast worden; onder de groene niet: daaronder zal de plaat dus helder en doorzichtig worden na het fixeeren. Waar dus het roode licht niet werkte heeft men eeu doorzichtige plek die groen ge kleurd is (de aanvullingkleur van rood). Op de plaatsen, waar in de natuur groen was, zal het negatief rood schijnen, bij geel licht violet enz. Wanneer men nu een beeldhuid heeft met dezelfde soort raster, en men drukt deze onder het zoo ver kregen negatiefin aanvullings-kleuren af, dan zaljmen'^een^poeitief krijgen met juist de goede en dezelfde kleu ren van het origineel. In die richting ligt de afdruk- en vermenigvuldigings-methode, die voor alsnog echter niet geheel voor de prac tijk gereed is. Een groot voordeel der methode van Lumière, en dat de spoedige ver breiding ervan niet weinig in de hand zal werken, is, dat de behandeling weinig of niet verschilt van de ge wone fotografische manier van wer ken. Het procédé schijnt, als men het zoo leest, ingewikkeld. De practijk valt echter bijzonder mee. Het volledige kleur-effect heeft men pas als de plaat geheel afgewerkt en droog is. Men mag de plaat vooral niet vernissen met een lak, die alco hol bevat, en ze ook niet in alcohol drogen, want de kleuren zouden dan totaal verdwijnen. De uitvinding is bopaald up-to-date in onzen drankbe- strij denden tijdl Door licht echter zullen de kleuren niet verschieten. Althans, de uitvin ders verzekeren, dat de platen even houdbaar zijn als gewone platen. Ervaring uit de practijk bestaat hierover nog niet, hoewel men de mededeeling der fabrikanten zeker wel vertrouwen kan, dat „la lumière" het werk der Lumiére's niet aantast. De aanvraag om platen bij Lu miére's fabriek vooral door bemid deling van de groote fototechnische bureaux in de verschillende landen is enorm, zoodat, ze niet aan alle be stellingen kan voldoen en slechts drup pelsgewijze levert. De prijzen der platen in doozen van 4 stuks zijn per doos 9 bij 12 f2.75, 13 bij 8 f5.50 en 18 bij 24 fll.— groote worden tot heden toe nog niet gemaakt. Waarschijnlijk willen de prijzen later nog wel iets goedkooper worden. Moge alle amateurs en vakfotogra fen zich spoedig op deze nieuwe vin ding gaan toeleggen! Dit is de technische uitlegging. Wie wat aan fotografeeren gedaan heeft, zal er nu ongetwijfeld al een goed denkbeeld van hebben. Reeds toonde men ons platen naar de natuur opgenomen en af gedrukt, waarbij de kleuren prachtig en uitnemend-juist te voorschijn kwamen Ongetwijfeldmet deze vinding is een prachtig resultaat bereikt dat weer bewijst hoe het menschelijk vernuft steeds verder zoekt en ver der dringt in de geheimen der weten schap 1 We reserveeren vandaag voo,H Korea, dat zoo vèr uit de buur 1 ligt, maar een hoekje aan het einc van ons overzicht, om het nu een; te hebben over Frankrijk. Frankrijk, de oudste dochte der Heilige Roomsche kerk, nu d< ergst-afgedwaalde. Daat gaat méér zoo Die het meeste genade ontving; gaat soms juist het verst uit der goeden weg: en wie het hoogstt stond, kan juist het diepste vallen- Frankrijk is sinds lang op der breeden weg des verderfs, en het is.' voor de historici, die tevens eer' beetje wijsbegeerte onder hun we-1 tenschap mengen, een niet oninte ressante taak, op te merken hoe sinds de kerkvervolging aan den gang is, Frankrijk stap voor stap op allerhande gebied achteruit gaat. De bevolking neemt af in onrust barende mate. De welvaart slinkt. De kapitaal-rijkdom gaat hard achteruitsinds door minister Cail- laux de wet op de inkomstenbe lasting is voorgesteld, die tegen alle tradities van het vreemdelingen- herbergende en vreemdelingen-lok- ksnde Frankrijk indruischt, is er al enorm veel Fransch kapitaal naar Zwitserland overgebracht. De „Echo de Paris" weet te ver melden dat de Fransche gezant te Bern en de consuls der Republiek in Zwitserland een onderzoek heb ben ingesteld naar de proportiën van dit verschijnsel. Gebleken zou zijn dat 1800 millioen francs was gede poneerd bij Zwitsersche banken I En ten slotte gaat Frankrijk's grootste trots sinds eeuwen, het leger, eveneens hard achteruit. We hebben daar al meermalen in de laatste weken wat van gezegd. Nu is er weer een teeken van, dat tot ernstige overweging moet stemmen. Een feit heeft zich voorgedaan, dat zelfs de verwoedste aanhangers van de „anticlerical©" politiek in Frankrijk nu niet stilzwijgend voor bij laten gaan. De hoogstgeplaatste generaal van het Fransche leger, generaal Hagron, lid van den hoogen krijgsraad, sedert een jaar commandant van de ge- Mijn vader had een lot het was nummer 1331 dat hij reeds 11 jaren had gespeeld, zonder er een enkele maal iets op te winnen. Na zijn dood erlue ik het. Ook ik speelde er verscheidene jaren op, zonder een prijs te trekken. Dikwijls be gon het mij te vervelen, maar ik waagde het toch niet, het lot van de hand te doenéénmaal moest het toch zeker uit komen, en omdat het al zoolang geduurd had, zou het dan zeker ook met een grooten prijs zijn. Het lot had mijn vader en mij reeds meer dan tweeduizend kro nen gekost. Ten laatste begon ik alle hoop te verliezen en een geheel jaar liep ik met het plan rond, het lot van de hand te doen. Eindelijk kwam de eerste trek king en ik vernieuwde het lot niet. Van dat oogenblik evenwel was het met mijn rust gedaan. Overal vervolgde mij dat getal; wanneer ik zat te werken, of over de straat ging, zelfs in mijn slaap vervolgde het mij. Den dag voor de trekking spoedde ik mij naar het bureau en vroeg: „Hebt gij mijn lot nog?" „Neen, juist een kwartier geleden had men hat verkocht, maar als ik soms een ander wilde? fa, geef mij dan maar een ander; maar kunt gij mij ook zeggen, wie mijn lot gekocht heeft ik stel er veel belang in te weten, welk ongelukkig mensch zich daarmee bekocht heeft: er is nog nooit een prijs op gevallen." De beambte kende den nieuwen bezit ter niet; alleen wist hij mij te zeggen, dat het een oudachtig heer was, die met een Deenseh aceent een mengeling van Deensch en Zweedsch sprak. Hij sloeg zijn boek open, en vond Handelsagent Sötensen, Victoriastraat 69 I, Ik vloog naar de Victoriastraat. Sören- sen was juist zooëven uitgegaan; hij zou op reis gaan naar Helsingör en eerst over drie dagen terugkomen, maar vooraf zou hij nog even naar den barbier Jörgensen in de Westerburgstraat gaan. Toen ik bij Jörgensen kwam was Sören- sen er reeds geweest; hij was van daar naar de badinrichting gegaan. Aan de deur daarvan hield ik meer dan een uur de wacht, en sprak een iedereen aan, die er uit- en inging maar Sörensen be hoorde niet tot hen. Zoo reisde ik naar Ilelsingör, deed na vraag in alle hotels en logementen van het stadje maar vond hem niet. Daarop telegrafeerde ik aan mevrouw Sörensen „Is Sörensen in Helsingör? Waar heeft hij zijn intrek? -Antwoord betaald." Een paar uren later kwam het ant woord: „Sörensen is op het oogenblik in Kopenhagen. Komt hedenavond naar Hel singör. Stationshotel." Dat werd op die manier een duur lot als ik het ten minste nog weer kreeg. Voorloopig was er voor mij niets anders te doen, dan op Sörensen te wachten. Ik ging uit om de merkwaardigheden van het stadje te bezichtigen, Kronberg, Mariënlust, Hamlet's graf. Toen ik in het hotel kwam, was Sörensen er juist even te voren geweest, maar dadelijk weer heengegaan; hij zou echter terugkomen, om er te overnachten. Om den tijd te verdrijven, liet ik mij een biefstuk met spiegeleieren voorzetten. En nog steeds kwam Sörensen niet opdagen! De kellner was van meening, dat hij misschien den nacht bij zij n kennissen zou doorbrengen, maar in ieder geval zou hij voor zijn heen gaan nog wel in het hotel komen, want hij had er zijn handkoffer gelaten. Ik liet mij een kauuer op de eerste verdieping geven en ging naar bed. Van slapen was natuurlijk geen sprake. lalf aangekleed zat ik op den rand va', iet bed te peinzen. Wat moest ik doen, ds ik morgen Sörensen zou ontmoeten en hij bet lot niet wilde verkoopen o! ruilen? Of misschien had hij het niet eens bij zich, en dan was alle moeite ver- geefsch geweest. Over een dag zou het te laat zijnwas het nummer uitgeko men dan zou Sörensen het natuurlijk niet aan mij afstaan, en was het, zooals ge woonlijk, niet uitgekomen, dan wilde ik het niet meer hebben. Als hij er maar toe te bewegen was, eenvoudig met het mijne te ruilen! Ik zocht naar mijn nieuw lot daar viel mij in de gedachten, dat ik het in den binnenzak van mijn overjas had laten zitten, en die jas hing in de restanratie- zaal. Ik wilde het gaan halen. Alles was doodstil. Het was reeds over middernacht. Ik liet mijn deur half open staan, om straks mijn kamer terug te kunnen vin den, en sloop zoo stil mogelijk de lange, donkere gang langs. Toen ik bij de trap kwam, hoorde ik een deur in het slot vallen. Ik schrok zou dat soms mijn deur geweest '/ijn Zonder wederwaardig heden bereikte ik de restauratiezaal, en vond er mijn overjas, en zonder dat iemand er iets van had gemerkt, sloop ik de trap weer op. Maar nu kon ik mijn kamer niet terugvinden de deur was inderdaad in het slot gevallen! Ik wist niet, of er aan den buitenkant een sleutel in het slot stak. Voorzichtig luisterend trad ik nader. Eindelijk zag ik een licht schijnsel onder een deur door en de sleutel stak in het slot dat zou dus wel mijne kamer zijn. Voorzichtig opende ik de deur ja, daar brandde mijn licht maar wat was dat? Aan beide muren van de kamer stond een bedin het eene lag een dame, en uit dat eene bed klonk een luide schreeuw, en uit het andere klonk een nog hardere. Ik vloog de gang weer op, sloeg de deur achter mij toe en bleef onbeweeglijk staan. Toen het alles echter een poos •mg doodstil bleef, ademde ik weer vrijer en trok mijn schoenen uit. Na een poosje wilde ik opnieuw een poging wagen om mijn kamer te vinden en sloop weer de duistere gang langs. De eerste deur, die ik poogde te openen bad een sleutel aan den buitenkant. Het scheen Scchter, dat het daar binnen ge heel donker was. Maar het was immers zeer goed mogelijk, dat de tocht, die de deur in het slot had geworpen, ook het licht had uitgeblazen. Zachtjes sloop ik naar het bed om te voelen, of het leeg was. Op eenmaal hoorde ik luid roepen: „Wat drommel, wie zit daar aan mijn gezicht te malen?" Ik wierp van schrik een stoel om, viel in de gang over mijn eigen voeten, stond zoo gauw mogelijk weer op en sloop daarna, met den overjas over den arm en de laarzen in de hand tot aan de trap, waar ik mij neerzette en overdacht, wat mij overkomen was. Twee eerzame dames had ik aan het schrikken gemaakt, een vreemden man in het aangezicht gegrepen en nu zat ik, zonder mijn ka mer te kunnen vinden, op een trap. Bin nen weinig tijd zou waarschijnlijk het geheele hotel op de been zijn en zou ik als inbreker worden meegevoerd en dat alles om de wille van zoo'n- ellendig lot! De uren gingen voorbijde morgen begon aan te breken, en ik zat nog altijd op de trap. Nu het echter bijna geheel dag was geworden, zocht ik opnieuw mijn kamer en meende ze eindelijk ge vonden te hebben. Ik legde bevende als een popelblaadje de hand op de klink van de deur, draaide die om opende de deur en hoera! het was mijn kamer. Spoedig ontkleedde ik mij en kroop in bed. Niemand zou op deze wijze nu iets van mijne nachtelijke wandeling ontdekken. Toen ik: 's morgens wakker werd, was het 9 uur. Haastig stond ik op en toen ik spoedig daarna zat te ontbijten, vroeg EINDE ik of Sörensen reeds was opgestaan. „O, al langl Hjj is vanmorgen vroeg naar Hellebaek vertrokken." Bij deze mededeeling kreeg ik haast een beroerte van schrik! Zoo dicht\was ik bij den man geweest mijn handen hadden zijn gezicht getast, en nog was hij mij ontsnapt!.... Ja, er zat geen ander middel op ik moest hem achterna reizenIk kon niet wachten tot de dili gence ging, maar nam een bijzonder rij- tuig. Toen ik in Hellebaek aankwam, begaf ik mij onverwijld naar het hotel en vroeg er naar Sörensen. Niemand evenwel kon mij iets omtrent hem zeggen. Ik bestelde toen een ontbijt, en toen ik daarmee ge reed was, kwam er een levendig, oud achtig heer binnen en riep„Kellner, geef mij een koude kip met aardappelen, maar vlug, hoor!" Dat was Sörensen Ik stelde mij aan hem voor, vertelde, hoe ik verzuimd had mijns vaders lot te rechter tijd te vernieuwen hetzelfde lot, dat Sörensen gisteren had gekocht en vroeg hem, zoo goed te willen zijn, om dat voor liet mijne te ruilen. Ik liet hem dat andere lot zien nummer 50,569. Sörensen wierp er een blik op. „Wel zeker, ik wil met genoegen rui len" hij reikte mij onderwijl het oude lot over „dit hier deugt toch heele- maal niet 1331 13 van beide zijden afgezien dat deugt niet!" „Neen, er is ook nog nooit een prijs op gevallen, maar ik zou het ongaarne in andere handen zien om de wille mijns vaders," antwoordde ik. „Natuurlijk, natuurlijk dat begrijp ik volkomen! Maar hoe is het mogelijk, dat gij mij zoo gemakkelijk gevonden hebt „Gemakkelijk? Nu, dat kan ik nu juist niet zeggen. „Ging het dan niet zoo gemakkelijk?" „Neen, gemakkelijk was andersheel anders...." Wij zaten samen nog een poosje te praten. Daarop nam ik afscheid van Sö rensen en reisde naar Kopenhagen terug De trekking had nu onderwijl plaats ge had. Ik was nog aan het station, toen ik een jongen tegenkwam, die mij de trek- kingslyst te koop aanbood. Ik kocht een exemplaar, ging op een bank zitten en begon met kloppend hart de lijst na te loopen. 13 1330 neen, 1381 stond niet bij de prijzen! Het bloed was mij naar het hoofd gestegen 1 Toen ik weer meester was van mijne gedachten reken de ik eens uit, wat die heele geschiede nis mij gekost had en dat was geen beetje! Neen, het loonde de moeite stellig niet, om het lot voor de volgen de trekking weer te vernieuwen. Eene ongelooflijke nummers in de 50.000 waren uitgelootIk achtte het beter ze maar in 't geheel niet te lezen; want, denk eens, wat een afschuwelijke verrassing het zou zijn, wanneer Sörensen nu op mijn lot een prijs getrokken had Maar merkwaardig was en bleef het toch, dat er zooveel nummers in de 50.000 uitge komen waren! Hoe zou ik mij toch wel gevoelen, als Sörensen nu eens werkelijk gewonnen had? Wat is dat?... Ja, waarachtig, daar staat het bewuste getal.... en.... het begon mij eensklaps te dansen voor de oogen. Zag ik goed? Ik wilde eerst even mijn oogen sluiten, om daarna des te beter te kun nen zien. Ja, daar stond het heel duidelijk 50.569 5000 kronen vijfduizend kl°Genmoogt hier niet zitten slapen 1" Een politieagent greep mü bij den arm. Ik was daar in het publiek in on macht gevallen. Hoe lang ik zoo gelegen had, weet ik niet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 1