DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND. De nieuwe hoed. Ged« Oude Gracht 120, Haarlem rtfi Nog eens de Vredesconferentie. BUITENLAND. DONDERDAG I AUGUSTUS 1907. No. 6648, 32ste Jaarganl Bureaux van Redactie en Administratie: Telefoonnummer 1426. Koningin Emma. Het is een goed en eerwaardig ge bruik in ons Holland den geboorte dag te vieren, van hen die ons nk zijn. En zoo past op den vooravond van Koningin Emma's verjaardag een woord van gelukwensch, van eerbied, van dank. Wat de toekomst ook moge ople veren voor ons Vorstenhuis, aan Ko- ninging Emma komt de eer dat zij "met Gods hulp ons een Vorstin heeft gegeven, die door persoonlijke eigen schappen, door tact en innemendheid, door godsdienstzin en degelijkheid, de liefde heeft gewonnen van heel ons volk Vooral als opvoedster onzer Konin gin is Nederland's volk aan H. M. Koningin Emma grooten dank ver schuldigd. Maar ook liefde en toegenegenheid heeft de morgen-verj arende Vorstin weten te verwerven: de buitengemeen moeilijke taak, die deze Duitsche van geboorte zooveel jaren heeft vervuld in het belang van ons land en volk, van 'teerste oogenblik af dat zij in Nederland kwam, heeft Haar gemaakt tot een Nederlandsche op ende op. En Koningin Emma's verjaardag is daarom een feestdag voor ons volk I De toekomst van ons Koninklijk Huis lijkt niet schitterend, niet hoop vol. Maar het is een geluk, dat een verstandige vrouw, een zorgvolle moeder, een wijze raadgeefster als Koningin Emma ,d&ar is, om onze jonge Koningin in Hare zoo moeie- lijke taak als vorstin en als hoofd van het Stamhuis der Oranje's bij te staan. Naast onzen gelukwensch aan de verjarende Koningin-Moeder zij daar om de bede gestort aan God, dat Hij nog lang voor land, volk en Konin gin het leven spare van H. M. Emma der Nederlanden! Over drie weken is de Vredes conferentie geëindigd. Zoo luidt een vrij officieel bericht, dat onder ons Binnenlandsch nieuws vandaag is opgenomen. Reeds dat bericht alléén zou 'n aanleiding kunnen heeten, om nog eens in 'n artikel wat over de Vre desconferentie te zeggen! Tot dus ver hebben we over het werk vau deze toch zoo belangrijke internati- onaal-politieke gebeurtenis zoo goed als niets gezegd.eigenlijk, omdat er niets definitiefs te melden viel. Alleen hebben we onlangs een en ander verteld over de beteekenis van dit samenzijn van diplomaten, een beteekenis die toch blijven zou, ook al zou er geen enkel resultaat van de onderhandelingen te melden wezen. Dan, ook over het werk, dat totnogtoe verricht is, mogen we nu eens wat zeggen. Dat is in de lijn van de verschil lende berichten die we zoo terloops en herhaaldelijk hebben verwerkt in ons Buitenlandsch overzicht. Gisteren spraken we er nog over, dat 't met de Conferentie 'n slak- kengangetje gaat. Groote besluiten worden niet ge nomen, zelfs geen enkele decisie van eenig belang. Merkwaardig is het, dat er twee groote stroomingen zijn onder de deelnemers ter conferentie: de En- gelsche strooming, die vooruit wil, die besluiten wil nemen, die vooral aanstuurt op vermindering van de oorlogslasten, en de Fransche stroo ming, die erop uit is te traine^ren, die alles op de lange baan schuift. De Fransche afgezanten hebben blijkbaar het wachtwoord meege kregen, de Vredesconferentie prac- tisch gesproken te doen mislukken. Elk onderwerp dat wordt behandeld, laten zij eerst lang en breed door de gedelegeerden bespreken, waarbij ze zelf het hunne er toe doen, de discussie niet al te kort te maken. Eu als dan het voor en tegen is besproken, komen de Fransche af gevaardigden op het laatste oogen blik ineens met 'n heel nieuw voor stel, dat weer nieuwe discussie uit lokt en dat dan ten slotte met algemeen goedvinden maar naar een bizondere commissie „ter be studeering" wordt verwezen. Die politiek baarde in de eerste gevallen geen bijzonder opzien. Maar toen herhaaldelijk door den heer Bourgeois,den eersten afgevaardigde van Frankrijk, en zijn medeleden dit zelfde spelletje werd vertoond, kwamen de heeren er achter! En men zegt, dat de afgezanten van verschillende landen al aan de Fransche heeren op geenzins ondui delijke wijze hen misnoegen over deze politiek van commissies te be noemen en alle op de lange baan te schuiven, hebben kenbaar ge maakt. Doch wat zullen ze er aan doen 't Is de politiek, door Clemenceau c.s. aan de afgezanten voorgescli re ven Wat die heeren doen, dat doen ze niet op eigen initiatief, maar 't is hun bevolen uit Parijs. Iutusschen: ditmaal is ongetwij feld Frankrijk de oorzaak dat er niet veel gewerkt is en gewerkt zal worden op deze diplomatenbij- eenkomst! Twee hoofdkwesties hebben in de jongste dagen de afgevaardigde vooral beziggehoudende invorde ring van staatsschulden aan vreemde mogendheden, en de permanent verklaring van het Hof van Arbi trage. Het eerste voorstel is gericht tegen de tactiek van naties als b.v. Venezuela er een is, die de vor deringen, door andere mogendheden of leeninghouders te innen, niet voldoen en zich ten slotte beroepen op de Monroe-of Dragoleer om alle vreemde inmenging af te wijzen. En het tweede voorstel heeft ten doel bij kwesties tusschen verschil lende mogendheden een voortdu- rend-zetelend Hof van Arbitrage bij de hand te hebben, dat uit spraak moet doen in zulke geval len. Het eerste voorstel zal hoogst waarschijnlijk wel niet tot afdoening komen. Verschillende Staten hebben allerlei bezwaren geopperd, en als het beste gebeurt wat verwacht kan worden, dan zal er nog een speciale conventie tusschen de mogendheden noodig zijn om een ontwerp van overeenkomst in deze zaak te bespreken en aan te ne men. En wat 't tweede voorstel aan gaat: daarbij doen zich zooveel vragen voob, dat het mooi zal wezen als de Conferentie er wat van terecht brengt. Hoewel dit dan toch een noodzakelijk punt is, dat op deze conferentie moet worden afgewik keld! De voornaamste moeilijkheid schijnt te wezen, dat geen enkele diplomaat lid van dat Permanente Hof wil wezen, omdat zoo iets hem zou hinderen in z'n carrière. Er moeten dus beroepsrechters wezen, en dan komt de vraagwaar moeten die zetelen, van welken landaard moeten ze zijn, door wie benoemd, voor hoelang, enz. Dat zijn de twee kwesties, die de laatste dagen de hoofdzaken lever den voor de bespreking. Daarbij heeft men nog tal van anderen zaken, waaronder de kwestie der contrabande b.v. nog een der be langrijkste is. Waar blijft nu eigenlijk de wereld vrede zoo vraagt nu natuurlijk een lezer, die steeds leest van de V rede sconferentie, en niet anders lan oorlogshistories behandeld ziet... Ja, de wereldvrede zal er bij de besprekingen wel bij inscliieden I Zorgvuldig waken de gedelegeer den ervoor, om den vrede zelfs niet te noemende reglementeering van den oorlog is schering en inslag op de conferentie, en zelfs hierin dur ven de mogendheden nog niet ver te gaan Het meest trekt de aandacht Engeland's voorstel tot beperking der wapentoerustingen. Maar ook dit zal, door de tegen werking van Duitschland vooral, wel de doos ingaan. Jammer Want op dit gebied dient dan toch wel eens bij onderlinge over eenkomst wat gedaan te worden De schuldenlast van de Europee- sche mogendheden (door de reus achtige krijgstoerustingen en nergens anders door veroorzaakt(bedraagt nu al meer dan 74 duizend millioen gulden En per jaar betalen de Europee- sche mogendheden nog een drie duizend millioen aan hun oorlogs tuig Waar gaat dat heen? Engeland vindt blijkbaar dat het nu wel wat anders en wat minder kannatuurlijk, want Engeland heeft toch niet veel te vreezen door zijn natuurlijke weermiddelen de zeeën. Maar de andere mogendheden willen er niet aan: en zooals we gisteren zeiden in ons Overzicht dreigt Engeland dan ook nu al, voort te gaan met het bouwen van nieuwe oorlogschepen. g Geen wereldvrede zal dus het gevolg zijn dezer Conferentie. Geen beperking ook van lasten. Hoogstens eenige nieuwe „oor- logswetten", door de eischen der humaniteit of door de nieuwere uitvindingen noodzakelijk gemaakt. Is 't niet om hopeloos erbij neer te gaan zitten voor den vredes- vriend We blijven hier echter bij onze conclusie, de vorige maal al ge maakt! De vredesvriend vindt ook in deze Conferentie, hoe weinig ze ook tot stand zal brengen, een reden van verheuging. En wel, omdat zij de vredesidée krachtig voedt bij het volk, vanwaar ten slotte de drang naar algemeen en vrede zóó moet uitgaan, dat een oorlog en zijn verschrikkingen on- mog dijk wordt! Algemeen Overzicht, In Frankrijk, zoo weet men, heeft het ministerie-Clémenceau onder alle andere middelen die het beraamt om het land zoo gauw mogelijk aan den rand van den ondergang te brengen, ook een in komstenbelasting ingediend. Men zal vragen, en vraagt ook wel: is dat dan zoo'n onrechtvaar dig iets? Hier in Nederland, en elders, bestaat toch de inkomstenbe lasting óók?.... Men moet hier echter zeer on derscheiden. Frankrijk is van eeuwen her al het land, waar de groote lui der geheele wereld hun geld komen ver teren, waar ook de groote fortuinen der oude familiën zorgvuldig worden bijeengehouden door voorzichtig be leid Niet als in Duitschland en Engeland regeert in Frankrijk het majoraatstelsel, waarbij de oud ste zoon alles krijgt en de andere kinderen slechts een uitkeering, doch in Frankrijk bestaat de for tuin der rijke families voornamelijk in baar geld, fondsen of staatspa pieren, die bij den dood van den stamhouder verdeeld worden. Groot grondbezit is in Frankrijk lang niet zoo algemeen als in Duitschland en Engeland: de inkomsten uit rente enz. worden dus verteerd. En de vreemdeling die er zijn geld ver teert brengt de groote welvaart aan. Nu betaalt de Franschman, be halve zeer hooge indirecte belastin gen, die dus ook den vreemdeling treffen, een soort van hoofdelijken omslag, verschillend naar omstan digheden, naar plaats, naar stad en betrekking. Clémenceau c.s. propageeren nu echter hel in theorie wel aanneme lijke, maar in de practijk in Frank rijk althans hoogstverderfelijke denk beeld, één uniforme belasting in te voeren, die een percentage van het inkomen vordert. De Franschen zijn algemeen méér tegen deze belasting gekant, niet zoo zeer oindat zij de lasten zal verzwaren alswel omdat zij het groot-kapitaal zeer zal bezwaren, de vreemdelingen zal wegjagen en de oude families den zwaren strijd om een bestaan naar stand en traditie zoo gotd als onmogelijk zal maken. De werklui en zij die volstrekt niets te ver liezen hebben, wien het dus niets raakt of de rijken méér of minder hebben te betalen, juichen natuur lijk die voorgestelde belasting, als, een maatregel van radicaal-sj cialistische beginselen schijnt voc gesteld te worden, luide toe. Maar intusschen.... gaat het kaj taal het land uit! En Frankrijk verarmt in ze^ onrustbarende mate! Wat de Fransche adel en kapitalisten beleggen nu reeds hul geld zooveel mogelijk in Belgisch^ en Zwitsersche banken Nu is in deze belangrijk, dat Belgische minister van Binnej landsche Zaken dezer dagen in Kamer heeft verklaard, dat Belgische finaneieele instellingel aan niemand eenige opgave vei schuldigd zijn van het geld, da door vreemden bij hen is bq legd! In Frankrijk is dit door velel met genoegen vernomen, en lie wordt erg geëxploiteerd door tegenstanders van de belasting (lil zeer talrijk zijn! We zullen er nog wel van hoe ren Uit Marokko komen weel zeer ongunstige berichten. Te Casal blanca hebben de inboorlingen eeil tiental Europeanen vennoord. Huil lijken werden verbrand. Verschillende Europeanen zijn o]| de schepen gevlucht en een Franscl.J ooilogschip is er al heen. 'tls er toch een blijvende war boel, daar in Marokko Over Raisoeli en Mac Lean zijn j zooals we gisteren ouder onze drié! regelberichtjes al vertelden, de bel richten eveneens ongunstig. D<| beweging van het Marokkaan sein leg«r is opgehouden omdat Raisoel I moet verklaard hebben dat hij Mat] Lean dadelijk zou doen vermoorden als 't leger nog een stap verder deed I Men weet dat de groote vakver eeniging van s p o o r w e g p e r ;l soon eel in Engeland allen erop gezet heeft, om officieel dooi! de maatschappijen erkend en gere' specteerd te worden en dan natuur lijk direct aankomt met allerlei eischen. i Tot dusverre hebben nog steeds de spoorwegbesturen geweigerd.-1 erop in te gaan. En dezer dagen" is op een derde poging van de Ver-:] eeniging van Spoorwegpersoneel! 1 die weer ten doel had, om nu for-)l meel te verkrijgen, dat bij geschillenj met huD werkvolk de vakvereeni-.| ging erkend worde en om verder- loon en werktijd voor het personeel te verbeteren, door de bestuurder^ FEUILLETON. einde. ■EUWE HURLEMSCHE COII ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Haarlemfl.20 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,65 Afzonderlijke nummers 0.05 Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen. PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 1—6 regelsf0.60 (contant) f0.50 Elke regel meer0-10 Groote letters naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie contant. Hij had lang nieuw kunnen blijven, die hoed, omdat mevrouw Verdaasdonk, iede- ren keer, dat ze hem in de kamer van haar man zag liggen, herhaalde: Wat is dat toch voor een idee ge weest om nóg een hoed te koopen 1 Hij ligt daar nu al veertien dagen in het pa pier, waarin hij gekomen isl Ik zet hem niet op, antwoordde Verdaasdonk dan; omdat je me altijd aan de ooren zanikt, dat mjjn oude hoed nog goed genoeg is. Als je ook al zeven-en-twintig hoe den hebt, die je niet meer draagt, en die je daar maar in je rommelkamer opsta pelt waar ze onder het stof begraven liggen. Gooi ze weg! De „rommelkamer" was het zoogenaam de kantoor van mijnheer. Ze weggooien? En als er een stukje van een gebruikte lucifer overblijft, dan gooi jij het nog niet weg, omdat je niet wilt dat er iets verloren zal gaan... Neen ik wil ook niet, dat er iets verloren gaat. Maar om daar maar die oude hoeden te laten liggen, die voor niets nut zijn, terwjjl zoo'n massa men- schen geen kousen en schoenen aan de voeten hebben. Maar ze kunnen toch die hoeden niet aan hun voeten doen! Je begrijpt heel goed wat ik zeggen wil. Roep een oudkleerkooper en ver koop ze. Ik denk er niet aan! Waar denk je wel aan? Ik heb or nooit iets van gemerkt. Maar doe maar wat je wilt. Koop hoeden en zet op of laat ze staan, wat kan mij het schelen Je verveelt me! En daarmee ging mevrouw Verdaas donk naar haar kamer en wierp de deur dicht. Waarop Verdaasdonk deze alleenspraak hield Kijk, dat is nu mijn leven! Wat ik ook doe, ik ben er zeker van, dat mijn vrouw het niet goed vindt en doe ik een volgenden keer het tegenovergestelde, dan vindt ze het weer niet goed! Daar hebt je nu dien hoed, bijvoorbeeld. Als ik hem niet opzet, zegt ze: ,,'t Is nogal de moeite waard om hem te koopen, als je hem toch niet opzet." En neem ik hem in de hand, als ik uitga, dan zegt ze: „Kijk, zet je je nieuwen hoed op? De andere is toch goed genoegO, ik kan zeker zijn van zulke opmerkingen. Een paar dagen later zei Verdaasdcnk tot zijn vrouw: „Ikga uit." „Goed", ant woordde ze, „en waar ga je heen?" „Wel, ik ga dien armen Maris eens opzoeken, die is zoek". „Zoo! En zet je je nie- wen hoed op om naar Maris te gaan?" Dacht ik het niet!" zei Verdaasdonk met een spottend lachje. „Zoo is het nu altijd. Als ik mijn ouden opzet, zeg je, het was wel de moeite waard een nieu wen te koopen en als ik den nieuwen opzet, beweer je, dat de oude nog goed genoeg is. En nu zet ik eens mijn nieu wen op hoor, en dien houd ik op!" „Gooi dan de anderen in de rommel kamer En Verdaasdonk nam den ouden hoed, deed een deur open en wierp het nu voorgoed afgedankte hoofddeksel zoo hard als het vliegen wilde zijn kantoor binnen. Nu is hij er, en nu kun je me niet meer vervelen met dien hoed! Dat is acht-en-twintig, antwooordde mevrouw, ironisch lachend. En Verdaasdonk ging uit op wegnaar Maris, langzaam wandelend, met een si gaar in den mond. Kijkend voor ieder magazijn en voora' voor de boekwinkels, die toentertijd de boeken buiten aan straat uitstalden en waar hij een paar oude doorbladerde, toen opeens een be diende uit den boekwinkel een zeil over de etalage kwam leggen. Neem me niet kwalijk, mijnheer! zei de jonge man, maar het regent. Regent het vroeg onze slenteraar. zijn boek neerleggend... Kijk, ja het be ginten ik heb geen paraplu bij ine en nog wel mijn nieuwen hoed op! Op hetzelfde oogenblik brak de stort bui, die al eenigen tijd dreigde, los. Ik kan toch met zulk weer niet te voet naar Maris gaan! overdacht Ver- daasdouk. En 1 tij ging schuilen onder de luifel van een winkel, loerend op een leeg rijtuig, dat misschien wel voorbij zou komen, maar alle waren vol en de koetsiers gaven zelf geen acht op hem. Zouden ze me niet hooren? dacht Verdaasdonk weer en daarom ging hij, als er een aankwam, aan den kant van het troittoir staan, wel in den regen, maar met de hoop eerder opgemerkt te zullen wor den. Intusschen waren er meer menschen onder de luifel komen staan en toen, hij na zoo'n vruchtelooze poging weer het droge opzocht, liep hij tegen iemand aan, vrij onzacht, zoodat zijn hoed in aanrak lig met een der ijzeren stangen, welke de lui fel ophouden en het hoofddeksel rolde op straat in den modder. Flink zoo! zei Verdaasdonk, zijn hoed opnemend, ik wijd hem goed in. Wat zal mijn vrouw een pleizier hebben! •Juist op dat oogenblik kwam er een omnibus voorbij, die den kant uitging, waar Maris woonde en juist ook stapte een reiziger uit. Want die vervoermiddelen waren nu met den regen zoo vol, dat er geen plaats in te krijgen was. „Dat treft", dacht Verdaasdonk, en hij sprong op de trede, om het opengekomen hoekje in te nemen. Maar bovenop had een reiziger gezeten, die liever nat dan in het geheel niet op zijn bestemming aankwam en die aanhoudend al gekeken had, of beneden niemand uit den omnibus zou gaan. Hij kwam juist naar beneden, toen Verdaas donk de trede opging, trapte in zijn haast op den nieuwen hoed, zoodat die indeukte en het hoofd van den eigenaar er dieper inging en ging naar binnen, terwijl Verdaasdonk zijn hoed afnam om te zien, wat er eigenlijk gebeurd was. Asjeblieft, mijnheer, kwam de con ducteur, die graag geld wilde hebben. Ka-' ik ergens zit'en? vroeg Ver daasdonk. Neen, mijnheer, alles is vol. Maaru moet betalen voor het platvorm. Dank je wel, denk je, dat ik hier in den ïvgen wil staan? Nu, ga er dan af. Wat Ver laa-donk onmiddellijk deed. Rn bij liep vloekend naar een nieuwe schuilplaats aan deu kant van den weg, maar al heel wat menschen stonden, die natuurlijk lachen moesten om den onge- lukkigen bezitter van den nieuwen hoed. Maar een was er medelijdender en gaf een goeden raad. Mijnheer, drie huizen hier vandaan is oen hoedenmaker. Die wascht uw hoed en strijkt hem even op. 't Is in een oogen blik gedaan en dan kunt u er niets meer van zien. De derde winkel rechts? vroeg Ver daasdonk nog. Dank u wel en hij liep naar den hoedenmaker. 't Duurde een uur en het kostte een gulden vijftig. De boel was verre van nieuw, maar enfin, hij kon er mee door en nu behoefde Verdaasdonk hem niet meer zoo te ontzien. Hij ging dus dooi den regen naar een naastbijzij nd koffie huis om daar te wachten tot het hemel water zoo goedgunstig zou zijn om niet meer neer te vallen. De hoed werd aan een kapstok gehangen. Verdaasdonk be stelde een glas bier en nam een courant, maar lezen deed hij niet. Hij dacht na over zijn lotgevallen en over de spotter nijen, die hem wachtten van de zijde zij ner vrouw. Eindelijk hield de regen een beetje op. Verdaasdonk, nog steeds in gedachten verdiept, stond op om eindelijk naar zijn vriend Maris te gaan, en nog niet gewoon aan zijn nieuwen hoed, nam hij bij ver gissing een verkeerden, die naast den zijne hing. Dadelijk kwamen er twee kof fiehuisjongens op hem aangeloopen. gre pen hem bij den kraag en riepen den koffiehuishouder. Nu hebben we hem! riepen ze zoo luid ze konden. Zoo, zei de baas, ben jij dien hoe- dendief! Verdaasdonk wist niet, hoe hij het had. Ik een hoedendief? riep hij veront waardigd uit, ik die... Dat moet je maar aan den commis saris van politie vertellen, antwoordde de koffiehuishouder. En zonder dat er langer naar hem ge luisterd werd, moest hij de straat over, weldra gevolgd door een hoop straatjon gens, die natuurlijk op de hoogte waren van het geval en den armen man tot aan het bureau van den commissaris bege leidden. Hij werd voor den dienaar dei- wet gebracht. Mijnheer de commissaris, zei de kof fiehuishouder, nu al wel veertien dagen geleden komt er niemand in mijn café, wie wist ik eerst niet,»en iederen keer werd er een hoed vermist. En nu hebben we dezen op heeterdaad betrapt Maar ik heb me eenvoudig v®r£isb zei Verdaasdonk. Als ik een hoed bad willen stelen, zou ik er minstens twee moeten hebben en ik heb er maai een. Ziet u, mijnheer de commissaris, vervolgde de koffiehuishouder, dat doet hij zoo. Dan neemt hij een hoed, gaat naar achter, legt den hoed ergens in een gang neer, komt dan zondei een hoed weer binnen, en als hij weggaat, neemt hij zijn eigen hoed mee. Maar nu hebben we er hem den tijd niet toe gelaten. 't Is een koopje! zuchtte Verdaas donk. Maar, ging hij voort, ieder kent me in de straat, waar ik woon. Hier is mijn adres. U kunt informeeren. En de commissaris zond een politieagent naar het huis van den beschuldigde. Een uur ongeveer daarna kwam de agent terug, beladen met niet minder dan acht en twintig hoeden. Die heb ik bij hem thuis gevonden, verklaarde de politiedienaar. Zijn vrouw was uit, maar de meid heeft me binnen- gelaten. En zult ge nu nog ontkennen, dat ge er uw ambacht van maakt hoeden te stelen vroeg de commissaris op strengen toon. Ja, dat ontken ik, antwoordde Ver daasdonk. Ik heb al die hoeden gekocht, maar ik draag ze niet meer, dat is alles. Ge draagt ze niet meer en ge stapelt ze bij u thuis op. Och, mijnheer, mijn vrouw heeft me zoo dikwijls gezegd, een oudkleerkooper' te laten komen, maar ik denk er niettl aan, dat is de zaak. Ik ben wat vergeet-r| achtig. Zoo heb ik nu weer vergeten eon I paraplu mee te nemen. Mijn hoofd is :l soms op hol! Je hoofd op hol? En je hebt acht en twintig hoeden. Wat doe je er dan I mee? Intusschen kon de beschuldiging tegen- over een man, die te goeder naam en I faam bekend was, niet volgehouden wor- ,1 deu. De commissaris uit de wijk, waar I Verdaasdonk woonde, en wiens getuige- I nis ingeroepen was, verklaarde, dat er I hier geen sprake kon zijn van diefstal en s I de beschuldigde werd vrijgelaten. Zyn I vriend Maris ging Verdaasdonk niet op- zoeken; hij haastte zich naar buis. Me- 1 vrouw was nog steeds uit, en ze vernam nooit iets van de lotgevallen van haar ,1 echtvriend. Maar wat de arme man van dat oogenblik af te lijden had van zijn VrouwWant deze had al heel gauw ge- J merkt, dat het met den nieuwen hoed I niet heelemaal in den haak was en als ze dan na dien tijd eens het een of ander kocht, dat nogal geld kostte en haar man J daar iets van zei, kreeg hij onverandorlijk I ten antwoord„Zeg, verbied ik je soms nieuwe hoeden te koopen!" Bleef rue- vrouw eens wat lang uit en vroeg hij, I waar zc geweest was, dan heette hetI „Weet ik soms wat jij uitgevoerd hebt, I den. dag dat je je nieuwen hoed opgezet hebt. En eens, het was wel tien jaar latei, toen de echtgenoolen een beetje ouder en dus ook wat kalmer geworden waren, 1 regende het vwer dM Soot en zel n"jn WnVoen weer toch. Waarop mevrouw antwoordde Ik |,eb nog nooit zoo n weergezien, behalve den dag, dat jij je nieuwen hoed op had.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 1