DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
De nieuwe hoed.
Ged« Oude Gracht 120, Haarlem
rtfi
Nog eens
de Vredesconferentie.
BUITENLAND.
DONDERDAG I AUGUSTUS 1907.
No. 6648, 32ste Jaarganl
Bureaux van Redactie en Administratie:
Telefoonnummer 1426.
Koningin Emma.
Het is een goed en eerwaardig ge
bruik in ons Holland den geboorte
dag te vieren, van hen die ons nk
zijn.
En zoo past op den vooravond van
Koningin Emma's verjaardag een
woord van gelukwensch, van eerbied,
van dank.
Wat de toekomst ook moge ople
veren voor ons Vorstenhuis, aan Ko-
ninging Emma komt de eer dat zij
"met Gods hulp ons een Vorstin heeft
gegeven, die door persoonlijke eigen
schappen, door tact en innemendheid,
door godsdienstzin en degelijkheid, de
liefde heeft gewonnen van heel ons
volk
Vooral als opvoedster onzer Konin
gin is Nederland's volk aan H. M.
Koningin Emma grooten dank ver
schuldigd.
Maar ook liefde en toegenegenheid
heeft de morgen-verj arende Vorstin
weten te verwerven: de buitengemeen
moeilijke taak, die deze Duitsche van
geboorte zooveel jaren heeft vervuld in
het belang van ons land en volk,
van 'teerste oogenblik af dat zij in
Nederland kwam, heeft Haar gemaakt
tot een Nederlandsche op ende op.
En Koningin Emma's verjaardag
is daarom een feestdag voor ons
volk I
De toekomst van ons Koninklijk
Huis lijkt niet schitterend, niet hoop
vol. Maar het is een geluk, dat een
verstandige vrouw, een zorgvolle
moeder, een wijze raadgeefster als
Koningin Emma ,d&ar is, om onze
jonge Koningin in Hare zoo moeie-
lijke taak als vorstin en als hoofd
van het Stamhuis der Oranje's bij te
staan.
Naast onzen gelukwensch aan de
verjarende Koningin-Moeder zij daar
om de bede gestort aan God, dat Hij
nog lang voor land, volk en Konin
gin het leven spare van H. M. Emma
der Nederlanden!
Over drie weken is de Vredes
conferentie geëindigd.
Zoo luidt een vrij officieel bericht,
dat onder ons Binnenlandsch nieuws
vandaag is opgenomen.
Reeds dat bericht alléén zou 'n
aanleiding kunnen heeten, om nog
eens in 'n artikel wat over de Vre
desconferentie te zeggen! Tot dus
ver hebben we over het werk vau
deze toch zoo belangrijke internati-
onaal-politieke gebeurtenis zoo goed
als niets gezegd.eigenlijk, omdat
er niets definitiefs te melden viel.
Alleen hebben we onlangs een
en ander verteld over de beteekenis
van dit samenzijn van diplomaten,
een beteekenis die toch blijven zou,
ook al zou er geen enkel resultaat
van de onderhandelingen te melden
wezen.
Dan, ook over het werk, dat
totnogtoe verricht is, mogen we nu
eens wat zeggen.
Dat is in de lijn van de verschil
lende berichten die we zoo terloops
en herhaaldelijk hebben verwerkt
in ons Buitenlandsch overzicht.
Gisteren spraken we er nog over,
dat 't met de Conferentie 'n slak-
kengangetje gaat.
Groote besluiten worden niet ge
nomen, zelfs geen enkele decisie van
eenig belang.
Merkwaardig is het, dat er twee
groote stroomingen zijn onder de
deelnemers ter conferentie: de En-
gelsche strooming, die vooruit wil,
die besluiten wil nemen, die vooral
aanstuurt op vermindering van de
oorlogslasten, en de Fransche stroo
ming, die erop uit is te traine^ren,
die alles op de lange baan schuift.
De Fransche afgezanten hebben
blijkbaar het wachtwoord meege
kregen, de Vredesconferentie prac-
tisch gesproken te doen mislukken.
Elk onderwerp dat wordt behandeld,
laten zij eerst lang en breed door
de gedelegeerden bespreken, waarbij
ze zelf het hunne er toe doen, de
discussie niet al te kort te maken.
Eu als dan het voor en tegen is
besproken, komen de Fransche af
gevaardigden op het laatste oogen
blik ineens met 'n heel nieuw voor
stel, dat weer nieuwe discussie uit
lokt en dat dan ten slotte met
algemeen goedvinden maar naar
een bizondere commissie „ter be
studeering" wordt verwezen.
Die politiek baarde in de eerste
gevallen geen bijzonder opzien. Maar
toen herhaaldelijk door den heer
Bourgeois,den eersten afgevaardigde
van Frankrijk, en zijn medeleden
dit zelfde spelletje werd vertoond,
kwamen de heeren er achter!
En men zegt, dat de afgezanten
van verschillende landen al aan de
Fransche heeren op geenzins ondui
delijke wijze hen misnoegen over
deze politiek van commissies te be
noemen en alle op de lange baan
te schuiven, hebben kenbaar ge
maakt.
Doch wat zullen ze er aan doen
't Is de politiek, door Clemenceau
c.s. aan de afgezanten voorgescli re
ven Wat die heeren doen, dat doen
ze niet op eigen initiatief, maar 't is
hun bevolen uit Parijs.
Iutusschen: ditmaal is ongetwij
feld Frankrijk de oorzaak dat er
niet veel gewerkt is en gewerkt
zal worden op deze diplomatenbij-
eenkomst!
Twee hoofdkwesties hebben in
de jongste dagen de afgevaardigde
vooral beziggehoudende invorde
ring van staatsschulden aan vreemde
mogendheden, en de permanent
verklaring van het Hof van Arbi
trage.
Het eerste voorstel is gericht
tegen de tactiek van naties als b.v.
Venezuela er een is, die de vor
deringen, door andere mogendheden
of leeninghouders te innen, niet
voldoen en zich ten slotte beroepen
op de Monroe-of Dragoleer om alle
vreemde inmenging af te wijzen.
En het tweede voorstel heeft ten
doel bij kwesties tusschen verschil
lende mogendheden een voortdu-
rend-zetelend Hof van Arbitrage
bij de hand te hebben, dat uit
spraak moet doen in zulke geval
len.
Het eerste voorstel zal hoogst
waarschijnlijk wel niet tot afdoening
komen. Verschillende Staten hebben
allerlei bezwaren geopperd, en als
het beste gebeurt wat verwacht
kan worden, dan zal er nog een
speciale conventie tusschen de
mogendheden noodig zijn om een
ontwerp van overeenkomst in deze
zaak te bespreken en aan te ne
men.
En wat 't tweede voorstel aan
gaat: daarbij doen zich zooveel vragen
voob, dat het mooi zal wezen als
de Conferentie er wat van terecht
brengt. Hoewel dit dan toch een
noodzakelijk punt is, dat op deze
conferentie moet worden afgewik
keld!
De voornaamste moeilijkheid
schijnt te wezen, dat geen enkele
diplomaat lid van dat Permanente
Hof wil wezen, omdat zoo iets hem
zou hinderen in z'n carrière. Er
moeten dus beroepsrechters wezen,
en dan komt de vraagwaar moeten
die zetelen, van welken landaard
moeten ze zijn, door wie benoemd,
voor hoelang, enz.
Dat zijn de twee kwesties, die de
laatste dagen de hoofdzaken lever
den voor de bespreking. Daarbij
heeft men nog tal van anderen
zaken, waaronder de kwestie der
contrabande b.v. nog een der be
langrijkste is.
Waar blijft nu eigenlijk de wereld
vrede zoo vraagt nu natuurlijk
een lezer, die steeds leest van de
V rede sconferentie, en niet anders
lan oorlogshistories behandeld ziet...
Ja, de wereldvrede zal er bij de
besprekingen wel bij inscliieden I
Zorgvuldig waken de gedelegeer
den ervoor, om den vrede zelfs niet
te noemende reglementeering van
den oorlog is schering en inslag op
de conferentie, en zelfs hierin dur
ven de mogendheden nog niet ver
te gaan
Het meest trekt de aandacht
Engeland's voorstel tot beperking
der wapentoerustingen.
Maar ook dit zal, door de tegen
werking van Duitschland vooral,
wel de doos ingaan.
Jammer
Want op dit gebied dient dan
toch wel eens bij onderlinge over
eenkomst wat gedaan te worden
De schuldenlast van de Europee-
sche mogendheden (door de reus
achtige krijgstoerustingen en nergens
anders door veroorzaakt(bedraagt
nu al meer dan 74 duizend millioen
gulden
En per jaar betalen de Europee-
sche mogendheden nog een drie
duizend millioen aan hun oorlogs
tuig
Waar gaat dat heen?
Engeland vindt blijkbaar dat het
nu wel wat anders en wat minder
kannatuurlijk, want Engeland
heeft toch niet veel te vreezen door
zijn natuurlijke weermiddelen de
zeeën.
Maar de andere mogendheden
willen er niet aan: en zooals we
gisteren zeiden in ons Overzicht
dreigt Engeland dan ook nu al,
voort te gaan met het bouwen van
nieuwe oorlogschepen. g
Geen wereldvrede zal dus het
gevolg zijn dezer Conferentie.
Geen beperking ook van lasten.
Hoogstens eenige nieuwe „oor-
logswetten", door de eischen der
humaniteit of door de nieuwere
uitvindingen noodzakelijk gemaakt.
Is 't niet om hopeloos erbij neer
te gaan zitten voor den vredes-
vriend
We blijven hier echter bij onze
conclusie, de vorige maal al ge
maakt! De vredesvriend vindt
ook in deze Conferentie, hoe weinig
ze ook tot stand zal brengen, een
reden van verheuging. En wel,
omdat zij de vredesidée krachtig
voedt bij het volk, vanwaar ten
slotte de drang naar algemeen en
vrede zóó moet uitgaan, dat een
oorlog en zijn verschrikkingen on-
mog dijk wordt!
Algemeen Overzicht,
In Frankrijk, zoo weet men,
heeft het ministerie-Clémenceau
onder alle andere middelen die
het beraamt om het land zoo gauw
mogelijk aan den rand van den
ondergang te brengen, ook een in
komstenbelasting ingediend.
Men zal vragen, en vraagt ook
wel: is dat dan zoo'n onrechtvaar
dig iets? Hier in Nederland, en
elders, bestaat toch de inkomstenbe
lasting óók?....
Men moet hier echter zeer on
derscheiden.
Frankrijk is van eeuwen her al
het land, waar de groote lui der
geheele wereld hun geld komen ver
teren, waar ook de groote fortuinen
der oude familiën zorgvuldig worden
bijeengehouden door voorzichtig be
leid Niet als in Duitschland en
Engeland regeert in Frankrijk
het majoraatstelsel, waarbij de oud
ste zoon alles krijgt en de andere
kinderen slechts een uitkeering,
doch in Frankrijk bestaat de for
tuin der rijke families voornamelijk
in baar geld, fondsen of staatspa
pieren, die bij den dood van den
stamhouder verdeeld worden. Groot
grondbezit is in Frankrijk lang niet
zoo algemeen als in Duitschland en
Engeland: de inkomsten uit rente
enz. worden dus verteerd. En de
vreemdeling die er zijn geld ver
teert brengt de groote welvaart
aan.
Nu betaalt de Franschman, be
halve zeer hooge indirecte belastin
gen, die dus ook den vreemdeling
treffen, een soort van hoofdelijken
omslag, verschillend naar omstan
digheden, naar plaats, naar stad en
betrekking.
Clémenceau c.s. propageeren nu
echter hel in theorie wel aanneme
lijke, maar in de practijk in Frank
rijk althans hoogstverderfelijke denk
beeld, één uniforme belasting in
te voeren, die een percentage van
het inkomen vordert.
De Franschen zijn algemeen méér
tegen deze belasting gekant, niet zoo
zeer oindat zij de lasten zal verzwaren
alswel omdat zij het groot-kapitaal
zeer zal bezwaren, de vreemdelingen
zal wegjagen en de oude families
den zwaren strijd om een bestaan
naar stand en traditie zoo gotd als
onmogelijk zal maken. De werklui
en zij die volstrekt niets te ver
liezen hebben, wien het dus niets
raakt of de rijken méér of minder
hebben te betalen, juichen natuur
lijk die voorgestelde belasting,
als, een maatregel van radicaal-sj
cialistische beginselen schijnt voc
gesteld te worden, luide toe.
Maar intusschen.... gaat het kaj
taal het land uit!
En Frankrijk verarmt in ze^
onrustbarende mate!
Wat de Fransche adel en
kapitalisten beleggen nu reeds hul
geld zooveel mogelijk in Belgisch^
en Zwitsersche banken
Nu is in deze belangrijk, dat
Belgische minister van Binnej
landsche Zaken dezer dagen in
Kamer heeft verklaard, dat
Belgische finaneieele instellingel
aan niemand eenige opgave vei
schuldigd zijn van het geld, da
door vreemden bij hen is bq
legd!
In Frankrijk is dit door velel
met genoegen vernomen, en lie
wordt erg geëxploiteerd door
tegenstanders van de belasting (lil
zeer talrijk zijn!
We zullen er nog wel van hoe
ren
Uit Marokko komen weel
zeer ongunstige berichten. Te Casal
blanca hebben de inboorlingen eeil
tiental Europeanen vennoord. Huil
lijken werden verbrand.
Verschillende Europeanen zijn o]|
de schepen gevlucht en een Franscl.J
ooilogschip is er al heen.
'tls er toch een blijvende war
boel, daar in Marokko
Over Raisoeli en Mac Lean zijn j
zooals we gisteren ouder onze drié!
regelberichtjes al vertelden, de bel
richten eveneens ongunstig. D<|
beweging van het Marokkaan sein
leg«r is opgehouden omdat Raisoel I
moet verklaard hebben dat hij Mat]
Lean dadelijk zou doen vermoorden
als 't leger nog een stap verder deed I
Men weet dat de groote vakver
eeniging van s p o o r w e g p e r ;l
soon eel in Engeland allen
erop gezet heeft, om officieel dooi!
de maatschappijen erkend en gere'
specteerd te worden en dan natuur
lijk direct aankomt met allerlei
eischen. i
Tot dusverre hebben nog steeds
de spoorwegbesturen geweigerd.-1
erop in te gaan. En dezer dagen"
is op een derde poging van de Ver-:]
eeniging van Spoorwegpersoneel! 1
die weer ten doel had, om nu for-)l
meel te verkrijgen, dat bij geschillenj
met huD werkvolk de vakvereeni-.|
ging erkend worde en om verder-
loon en werktijd voor het personeel
te verbeteren, door de bestuurder^
FEUILLETON.
einde.
■EUWE HURLEMSCHE COII
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Haarlemfl.20
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1,65
Afzonderlijke nummers 0.05
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 1—6 regelsf0.60 (contant) f0.50
Elke regel meer0-10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie contant.
Hij had lang nieuw kunnen blijven, die
hoed, omdat mevrouw Verdaasdonk, iede-
ren keer, dat ze hem in de kamer van
haar man zag liggen, herhaalde:
Wat is dat toch voor een idee ge
weest om nóg een hoed te koopen 1 Hij
ligt daar nu al veertien dagen in het pa
pier, waarin hij gekomen isl
Ik zet hem niet op, antwoordde
Verdaasdonk dan; omdat je me altijd aan
de ooren zanikt, dat mjjn oude hoed nog
goed genoeg is.
Als je ook al zeven-en-twintig hoe
den hebt, die je niet meer draagt, en die
je daar maar in je rommelkamer opsta
pelt waar ze onder het stof begraven
liggen. Gooi ze weg!
De „rommelkamer" was het zoogenaam
de kantoor van mijnheer.
Ze weggooien? En als er een stukje
van een gebruikte lucifer overblijft, dan
gooi jij het nog niet weg, omdat je niet
wilt dat er iets verloren zal gaan...
Neen ik wil ook niet, dat er iets
verloren gaat. Maar om daar maar die
oude hoeden te laten liggen, die voor
niets nut zijn, terwjjl zoo'n massa men-
schen geen kousen en schoenen aan de
voeten hebben.
Maar ze kunnen toch die hoeden
niet aan hun voeten doen!
Je begrijpt heel goed wat ik zeggen
wil. Roep een oudkleerkooper en ver
koop ze.
Ik denk er niet aan!
Waar denk je wel aan? Ik heb or
nooit iets van gemerkt. Maar doe maar
wat je wilt. Koop hoeden en zet op of
laat ze staan, wat kan mij het schelen
Je verveelt me!
En daarmee ging mevrouw Verdaas
donk naar haar kamer en wierp de deur
dicht.
Waarop Verdaasdonk deze alleenspraak
hield
Kijk, dat is nu mijn leven! Wat ik
ook doe, ik ben er zeker van, dat mijn
vrouw het niet goed vindt en doe ik een
volgenden keer het tegenovergestelde,
dan vindt ze het weer niet goed! Daar
hebt je nu dien hoed, bijvoorbeeld. Als
ik hem niet opzet, zegt ze: ,,'t Is nogal
de moeite waard om hem te koopen, als
je hem toch niet opzet." En neem ik
hem in de hand, als ik uitga, dan zegt
ze: „Kijk, zet je je nieuwen hoed op?
De andere is toch goed genoegO, ik
kan zeker zijn van zulke opmerkingen.
Een paar dagen later zei Verdaasdcnk
tot zijn vrouw: „Ikga uit." „Goed", ant
woordde ze, „en waar ga je heen?" „Wel,
ik ga dien armen Maris eens opzoeken,
die is zoek". „Zoo! En zet je je nie-
wen hoed op om naar Maris te gaan?"
Dacht ik het niet!" zei Verdaasdonk
met een spottend lachje. „Zoo is het nu
altijd. Als ik mijn ouden opzet, zeg je,
het was wel de moeite waard een nieu
wen te koopen en als ik den nieuwen
opzet, beweer je, dat de oude nog goed
genoeg is. En nu zet ik eens mijn nieu
wen op hoor, en dien houd ik op!"
„Gooi dan de anderen in de rommel
kamer
En Verdaasdonk nam den ouden hoed,
deed een deur open en wierp het nu
voorgoed afgedankte hoofddeksel zoo
hard als het vliegen wilde zijn kantoor
binnen.
Nu is hij er, en nu kun je me niet
meer vervelen met dien hoed!
Dat is acht-en-twintig, antwooordde
mevrouw, ironisch lachend.
En Verdaasdonk ging uit op wegnaar
Maris, langzaam wandelend, met een si
gaar in den mond. Kijkend voor ieder
magazijn en voora' voor de boekwinkels,
die toentertijd de boeken buiten aan
straat uitstalden en waar hij een paar
oude doorbladerde, toen opeens een be
diende uit den boekwinkel een zeil over
de etalage kwam leggen.
Neem me niet kwalijk, mijnheer!
zei de jonge man, maar het regent.
Regent het vroeg onze slenteraar.
zijn boek neerleggend... Kijk, ja het be
ginten ik heb geen paraplu bij ine
en nog wel mijn nieuwen hoed op!
Op hetzelfde oogenblik brak de stort
bui, die al eenigen tijd dreigde, los.
Ik kan toch met zulk weer niet te
voet naar Maris gaan! overdacht Ver-
daasdouk.
En 1 tij ging schuilen onder de luifel van
een winkel, loerend op een leeg rijtuig,
dat misschien wel voorbij zou komen,
maar alle waren vol en de koetsiers gaven
zelf geen acht op hem.
Zouden ze me niet hooren? dacht
Verdaasdonk weer en daarom ging hij, als
er een aankwam, aan den kant van het
troittoir staan, wel in den regen, maar met
de hoop eerder opgemerkt te zullen wor
den.
Intusschen waren er meer menschen
onder de luifel komen staan en toen, hij na
zoo'n vruchtelooze poging weer het droge
opzocht, liep hij tegen iemand aan, vrij
onzacht, zoodat zijn hoed in aanrak lig
met een der ijzeren stangen, welke de lui
fel ophouden en het hoofddeksel rolde
op straat in den modder.
Flink zoo! zei Verdaasdonk, zijn
hoed opnemend, ik wijd hem goed in. Wat
zal mijn vrouw een pleizier hebben!
•Juist op dat oogenblik kwam er een
omnibus voorbij, die den kant uitging,
waar Maris woonde en juist ook stapte een
reiziger uit. Want die vervoermiddelen
waren nu met den regen zoo vol, dat er
geen plaats in te krijgen was. „Dat treft",
dacht Verdaasdonk, en hij sprong op de
trede, om het opengekomen hoekje in te
nemen. Maar bovenop had een reiziger
gezeten, die liever nat dan in het geheel
niet op zijn bestemming aankwam en die
aanhoudend al gekeken had, of beneden
niemand uit den omnibus zou gaan. Hij
kwam juist naar beneden, toen Verdaas
donk de trede opging, trapte in zijn haast
op den nieuwen hoed, zoodat die indeukte
en het hoofd van den eigenaar er dieper
inging en ging naar binnen, terwijl
Verdaasdonk zijn hoed afnam om te zien,
wat er eigenlijk gebeurd was.
Asjeblieft, mijnheer, kwam de con
ducteur, die graag geld wilde hebben.
Ka-' ik ergens zit'en? vroeg Ver
daasdonk.
Neen, mijnheer, alles is vol. Maaru
moet betalen voor het platvorm.
Dank je wel, denk je, dat ik hier in
den ïvgen wil staan?
Nu, ga er dan af.
Wat Ver laa-donk onmiddellijk deed.
Rn bij liep vloekend naar een nieuwe
schuilplaats aan deu kant van den weg,
maar al heel wat menschen stonden, die
natuurlijk lachen moesten om den onge-
lukkigen bezitter van den nieuwen hoed.
Maar een was er medelijdender en gaf
een goeden raad.
Mijnheer, drie huizen hier vandaan
is oen hoedenmaker. Die wascht uw hoed
en strijkt hem even op. 't Is in een oogen
blik gedaan en dan kunt u er niets meer
van zien.
De derde winkel rechts? vroeg Ver
daasdonk nog. Dank u wel en hij liep naar
den hoedenmaker.
't Duurde een uur en het kostte een
gulden vijftig. De boel was verre van
nieuw, maar enfin, hij kon er mee door
en nu behoefde Verdaasdonk hem niet
meer zoo te ontzien. Hij ging dus dooi
den regen naar een naastbijzij nd koffie
huis om daar te wachten tot het hemel
water zoo goedgunstig zou zijn om niet
meer neer te vallen. De hoed werd aan
een kapstok gehangen. Verdaasdonk be
stelde een glas bier en nam een courant,
maar lezen deed hij niet. Hij dacht na
over zijn lotgevallen en over de spotter
nijen, die hem wachtten van de zijde zij
ner vrouw.
Eindelijk hield de regen een beetje op.
Verdaasdonk, nog steeds in gedachten
verdiept, stond op om eindelijk naar zijn
vriend Maris te gaan, en nog niet gewoon
aan zijn nieuwen hoed, nam hij bij ver
gissing een verkeerden, die naast den
zijne hing. Dadelijk kwamen er twee kof
fiehuisjongens op hem aangeloopen. gre
pen hem bij den kraag en riepen den
koffiehuishouder.
Nu hebben we hem! riepen ze zoo
luid ze konden.
Zoo, zei de baas, ben jij dien hoe-
dendief!
Verdaasdonk wist niet, hoe hij het had.
Ik een hoedendief? riep hij veront
waardigd uit, ik die...
Dat moet je maar aan den commis
saris van politie vertellen, antwoordde de
koffiehuishouder.
En zonder dat er langer naar hem ge
luisterd werd, moest hij de straat over,
weldra gevolgd door een hoop straatjon
gens, die natuurlijk op de hoogte waren
van het geval en den armen man tot aan
het bureau van den commissaris bege
leidden. Hij werd voor den dienaar dei-
wet gebracht.
Mijnheer de commissaris, zei de kof
fiehuishouder, nu al wel veertien dagen
geleden komt er niemand in mijn café,
wie wist ik eerst niet,»en iederen keer
werd er een hoed vermist. En nu hebben
we dezen op heeterdaad betrapt
Maar ik heb me eenvoudig v®r£isb
zei Verdaasdonk. Als ik een hoed bad
willen stelen, zou ik er minstens twee
moeten hebben en ik heb er maai een.
Ziet u, mijnheer de commissaris,
vervolgde de koffiehuishouder, dat doet
hij zoo. Dan neemt hij een hoed, gaat
naar achter, legt den hoed ergens in een
gang neer, komt dan zondei een hoed
weer binnen, en als hij weggaat, neemt
hij zijn eigen hoed mee. Maar nu hebben
we er hem den tijd niet toe gelaten.
't Is een koopje! zuchtte Verdaas
donk. Maar, ging hij voort, ieder kent
me in de straat, waar ik woon. Hier is
mijn adres. U kunt informeeren.
En de commissaris zond een politieagent
naar het huis van den beschuldigde.
Een uur ongeveer daarna kwam de
agent terug, beladen met niet minder dan
acht en twintig hoeden.
Die heb ik bij hem thuis gevonden,
verklaarde de politiedienaar. Zijn vrouw
was uit, maar de meid heeft me binnen-
gelaten.
En zult ge nu nog ontkennen, dat
ge er uw ambacht van maakt hoeden te
stelen vroeg de commissaris op strengen
toon.
Ja, dat ontken ik, antwoordde Ver
daasdonk. Ik heb al die hoeden gekocht,
maar ik draag ze niet meer, dat is alles.
Ge draagt ze niet meer en ge stapelt
ze bij u thuis op.
Och, mijnheer, mijn vrouw heeft me
zoo dikwijls gezegd, een oudkleerkooper'
te laten komen, maar ik denk er niettl
aan, dat is de zaak. Ik ben wat vergeet-r|
achtig. Zoo heb ik nu weer vergeten eon I
paraplu mee te nemen. Mijn hoofd is :l
soms op hol!
Je hoofd op hol? En je hebt acht
en twintig hoeden. Wat doe je er dan I
mee?
Intusschen kon de beschuldiging tegen-
over een man, die te goeder naam en I
faam bekend was, niet volgehouden wor- ,1
deu. De commissaris uit de wijk, waar I
Verdaasdonk woonde, en wiens getuige- I
nis ingeroepen was, verklaarde, dat er I
hier geen sprake kon zijn van diefstal en s I
de beschuldigde werd vrijgelaten. Zyn I
vriend Maris ging Verdaasdonk niet op-
zoeken; hij haastte zich naar buis. Me- 1
vrouw was nog steeds uit, en ze vernam
nooit iets van de lotgevallen van haar ,1
echtvriend. Maar wat de arme man van
dat oogenblik af te lijden had van zijn
VrouwWant deze had al heel gauw ge- J
merkt, dat het met den nieuwen hoed I
niet heelemaal in den haak was en als
ze dan na dien tijd eens het een of ander
kocht, dat nogal geld kostte en haar man J
daar iets van zei, kreeg hij onverandorlijk I
ten antwoord„Zeg, verbied ik je soms
nieuwe hoeden te koopen!" Bleef rue-
vrouw eens wat lang uit en vroeg hij, I
waar zc geweest was, dan heette hetI
„Weet ik soms wat jij uitgevoerd hebt, I
den. dag dat je je nieuwen hoed opgezet
hebt.
En eens, het was wel tien jaar latei,
toen de echtgenoolen een beetje ouder
en dus ook wat kalmer geworden waren, 1
regende het vwer dM Soot en zel
n"jn WnVoen weer toch. Waarop mevrouw
antwoordde
Ik |,eb nog nooit zoo n weergezien,
behalve den dag, dat jij je nieuwen hoed
op had.