m mm
DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
i
Rattenkrnid.
'Pe
sa
Mmm WWI1
Ged, Oude Gracht 120, Haarlem
Wat anderen zeggen.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Vrijdag 2 augustus 1907.
No. 6649, 32sto Jaargang
Él H ÜMMi
Bureaux van Redactie en Administratie:
Telefoonnummer 1426.
Algemeen Overzicht.
Nieuwtjes in drie regels.
FEUILLETON.
Is bu
f600
■a g'
v w<
soort
,4ioob
n e
^toog
i vel
SO lH
ïhtij
e'ring
2jS vod
)p he
fci-Azi
idool
r&ra js$?ïRv*
BjmRM issl
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Haarlemfl.20
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1.65
Afzonderlijke nummers0.05
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Zon- en Feestdagen.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 1—6 regelsf0.60 (contant) f0.50
Elke regel meer0.10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie tl contant.
Het Sociaal Congres
te 's-Hertogenbosch.
Over de beteekenis en de belang
rijkheid van het Katholiek Sociaal
Congres, dat in de eerste helft van
deze maand te 's-Hertogenbosch zal
worden gehouden, schrijft het Centrum
een artikeltje, waaruit we niet instem
ming hier een paar zinsneden over
nemen.
„Het congres te 's Hertogenboscli
beteekent thans weer een stap verder
op den weg der Katholieke werklie
den-beweging. Door de federatie, welke
tot stand kwam, heeft dit congres een
aigenieene strekking, omvat zijn werk
zaamheid het gansche land. En terecht.
Want evenmin ais de Moerdijk een
politieke grenslijn is, vermag hij de
Katholieken vanNederland te scheiden
wat de eischen van het sociale leven
betreft. Het arbeiders-vraagstuk be
staat zoo goed beneden als boven den
Moerdijk, en de onderwerpen, welke
straks in de Brabantsche hoofdstad
zullen behandeld worden, gelden niet
slechts één diocees of een bepaald
gedeelte des rijks.
De tijd raakt gelukkig voorbij, dat
men in sommige plaatsen of veie
geen Katholieke organisatie noodig
achtte en zich tegen de oprichting
eener werklieden-vereeniging kantte
met de verklaring, „dat er geen socia
listen waren". Alleen daarvoor onze
arbeiders zich zouden hebben aaneen
te sluiten 1 Alsof zij niet hadden op
te komen voor hun recht en de zeker
heid van hun bestaan Alsof er geen
regelingen, wettelijke en andere, waren
te maken, om tot gezonder maatschap
pelijke verhoudingen te komen! En
alsof tenslotte de gildentijd ons niet
op afdoende wijze leerde, dat de or
ganisatie van werklieden goed en nood
zakelijk is, ook al worden er in 't
geheel geen socialisten gevonden
„Het congres in den Bosch zal dit
ten overvloede nog eens bewijzen.
Belangrijke positieve onderwerpen zul
len daar de aandacht der deelnemers
bezig houden. Men zal er spreken over
het verzekeringswezen, over den ver
korten arbeidsdag, over vrouwen- en
kinderarbeid.
Geen nieuwe vraagstukken, maar
waarover het laatste woord nog niet
gesproken is en waarvan velen nog
o, zoo weinig weten. Inleiders zijn de
heeren: Grobben te Dordrecht, Van
Rijen te Tilburg eu Bosch te Gulpen,
terwijl op de algemeene vergadering
van Zondagmiddag een drietal bekende
redenaars optreden, mannen, die, naar
de geijkte uitdrukking, hun sporen
in den dienst der Katholieke-sociale
beweging hebben verdiend mgr. Ko-
nings, rector Bult en pastoor Prinsen.
„Van hoeveel beteekenis de regee
ring dit congres acht, blijkt uit het
reeds gemelde bericht, dat zij er zich
zal laten vertegenwoordigen, terwijl
onder de aanwezigen ook verschillende
inspecteurs van den Arbeid worden
verwacht. De leiding van het Congres
berust in handen van den heer Pas-
stoors, centraal president en grondves
ter van den R. K. Volksbond, en mr.
Loeif, een der mannen, aan wie wij
het Arbeidscontract danken, fungeert
als eere-voorzitter."
En na dan een opwekkend woord
te hebben gesproken tot bijwoning
van dit belangrijke Congres, besluit
Het Centrum" als volgt
„Reeds hierom zal dit congres be
langrijk zijn, omdat het getuigenis zal
geven van den nauwen band tusschen
de Roomsche zaak en die der arbei
dende klasse, en omdat het een keer
te meer bewijzen zal, hoe groot bet
aantal is van ben, die ondanks alle
verleiding en verlokking, welke onze
werklieden van zoovele kanten om
geeft, vol vertrouwen zich scharen
onder de Katholieke vaan."
Karakteriseering van het
Socialisme door een so
cialistisch leide
De heer Frank van der Goes, So
cialistisch leider, heeft een bekentenis
afgelegd, die verspreiding verdient ter
leering van anderen
Onlangs heeft zoo merkt „D e
Nederlander" op de heer F.
van der Goes in „Het Volk" ge
schreven, dat de arbeider moet drin
ken, wU hij vreugd kennen en op
kracht blijven. Tenzij de arbeider so
cialist wordt. Hij kan dan vroolijk
en sterk zijn ook buiten den drank.
Conclusie: het alcoholisme zal over
wonnen worden „niet in het teeken
van de blauwe, maar in dat van de
roode vaan", m. a. w. niet door de
rechtstreeksche drankbestrijding, wier
taak een onmogelijke is, maar door
het socialisme.
Aldus leeraart de heer van der Goes.
Nu komt de heer van der Goes in
een der laatste nummers van „Het
Volk" op terug, en deelt hij een hier
merkwaardige „bevestiging" (als zoo
danig ziet hij 't althans aan) van zijn
zienswijze mee.
Een 47-jarige bakkersgezel is inde
„Blauwe Vaan" (onthoudersorgaan)
komen vertellen, dat hij vroeger een
drinker was; borrels van zijn patroon
kreeg; eenmaal toen hij „ruzie met
den baas had", zich het genot van een
borrel voor dien dag ontzegd zag; den
volgenden dag uit „Friesche koppig
heid" zelf weigerde; den daaropvol-
genden weer; en langs dien weg ge
heel van den drank afkwam.
Hij voert dit tegen den heer van
der Goes aan als bewijs dat 't niet
waar is, dat alcohol onder bepaalde
omstandigheden een noodzakelijk le
vensmiddel is en noemt den heer v. d.
Goes in dit verband een „volksver-
dommer" (een aan de gewone manier
van i-chrijver der partij van den heer
v. d. Goes ontleend scheldwoord, be
duidend „dom-maker van het volk").
De heer v. d. Goes, voor geen klein
gerucht vervaard, noemt dit verhaal
al is het tegen hem gericht, een be
vestiging van zijn theorie. Immers de
eerste aanleiding, waaruit deze gezel
den drank allengs leerde missen, was
„ruzie met den baas"!
Ziet ge wel, zegt de heer v. d. Goes,
het r ocialisme heeft 't ook hier ge
daan! „Dit was de eerste stap. Ruzie
met den baas, onverschillig waar
over."
,,'t Is moeilijk te zeggen zoo
teekent „De Nederlander" hierbij aan
wat hooger staat: 's heeren v. d.
Goes' opvatting van den drank als
vreugdebron (en éénige vreugdebron)
in het leven van den niet-socialisti-
schen arbeider, of 's heeren v. d.
Goes' opvatting van zijn eigen geliefd
socialisme, als zich voornamelijk-ty-
peërend in „ruzie met den baas!"
Dat Marokko nummer één op
't program van ons Overzicht staat,
is te begrijpen.
Na zoo'n moordpartij, als ie Casa
blanca is gebeurd, loopen deEuro-
peesche mogendheden weer eens
warm, vooral de omstandigheid dat
de meeste slachtoffers Franschen
zijn, doet de deur toe en zal wel
tot een flinke actie het sein geven!
Alle Fransche bladen dringen
aan op een schitterende voldoening
en zoo als men weet is er al een
oorlogschip onderweg.
Nadere berichten melden, dat de
pasja van Casablanca de schuldige
schijnt te zijn.
Toen de Fransche consul te Casa
blanca op de hoogte was gekomen
van wat er was voorgevallen begaf
hij zich naar den pasja en vroeg
hem om soldaten voor het halen
der lijken.
De pasja antwoordde, volgens
een verslag van Reuter, dat hij
geen patronen had, maar de consul
drong aan en daarop gaf de pasja
een geleide mede aan dokter Merle
en verscheidene Franschen die de
stad uitliepen.
Toen de Franschen zes lijken op
een hoop vonden liggen, konden zij
hun verontwaardiging niet inhouden
De soldaten dreigden hen toen met
de wapenen en de Franschen gin
gen op de vlucht, achtervolgd door
de menigteZij konden binnen
vluchten bij den consul, die alle
Franschen liet samenkomen in het
consulaat en aan Merle verzocht,
naar Tanger te gaan om dringend
toezending te vragen van den krui
ser Galilée.
Merle ging aan boord van een
Duitsch schip.
Aan boord won Merle verdere
inlichtingen in. Hij vernam dat er
8 personen gedood zijn, waaronder
5 Franschen; de slachtoffers zijn
verminkt.
Intusschen zijn te Tanger een
10-tal vluchtelingen uit Casablanca
aangekomen. Zij zeggen dat de toe
stand nog altijd slecht is, maar dat
totnogtoe er geen nieuwe aanslag
is gepleegd.
Wat de oorzaak van den moord
betreft, verneemt uit Tanger dt
„Vossische Zeitung", dat vijandige
stammen opgehitst waren door het
verhaal, dat men van plan was een
spoorweg tusschen Casablanca en
Rabat aaifte leggen.
Hoe dat! zij, er zal wel weer een
xpeditie noodig zijn, en Frankrijk
kan er weer aan het straffen gaan.
Maar zoolang niet de he.Ie Sjeri-
fiaansche rommel is opgeruimd, zal
er van geen definitieve verbetering
sprake kunnen zijn!
Ook is Macedonië, waar de
mogendheden op dezelfde slappe
en alles-ontziende manier bezig zijn
in Marokko om den boel op poo-
ten te zetten, blijkt dit werk te mis
lukken.
In Macedonië volgen de misdaden
en moordpartijen en allerlerlei onge
regeldheden elkaar al even geregeld
op als in het andere land waar de
Europeesche diplomatie zich mee
moeit
We geven hier 'n staaltje van de
toestand na de laatste berichten
de wali van Monastir meldt.dat 14
Grieken, die deel uitmaakten van
een 25 man sterke bende, die zich
bij Casa Gastorba vertoonden, ge
dood zijn en 11 gevangengemaakt.
In de dorpen Kastrafz en Louch-
naitza zijn 40 leden van een bende
gedood, 9 gevangengenomen.
Zoo gaat het overal, maar de
diplomaten worden nooit wijzer: ze
blijven maar trachten in den toe
stand orde te scheppen door 't sturen
van..nota's en diplomatiek e stukken.
Turkjje heeft een ernstige waar
schuwing doen hooren aan Grieken
land en dit heeft van zijn kant
geantwoord.
Natuurlijk schuift dat land alle
schuld van zich af omtrent het op
treden der benden in Macedonië.
Het verklaart, dat het geen Griek-
sche benden waren, die het eerst
in Macedonië optraden, maar Bul
gaarsche en dat het daarom niet
billijk is juist Griekenland in dezen
hard te vallen. Zoodra de andere
benden ophouden Macedonië te be
stoken, houdt ook voor de Grieken
elke aanleiding op om zich te ver
dedigen.
Merkwaardig is het, dat da nota
geen woord rept over de beschul
diging, dat de benden door Grieksche
officieren worden aangevoerdopper
vlakkig zou men daaruit afleiden,
dat dit verwijt wel gegrond moet
zijn geweest!...
We hebben al eens een paar
keer melding gemaakt van de jong
ste anti clericale betoogingen en be
wegingen in Italië.
Een zeer ,belangrijk bericht wordt
nu door den Romeinschen corres
pondent van de „Croix" aan zijn
blad medegedeeld.
Hij seint, dat Z. II. de Paus
voorbereidt een Encycliek, waarin
hij voorschrijft, de feesten die bij
gelegenheid van Jhet priesterjubilé
van den Paus zouden worden ge
geven, niet te laten doorgaan als
een protest tegen de anticlericale
buitensporigheden, die de Italiaan-
sche regeering toelaat.
Wij vinden dat bericht nog niet
bevestigd, doch men zal ongetwijfeld
het gewicht van deze mededeeling
niet gering schatten!
Eén zoo ernstig protest zal niet
nalaten, indruk te maken!
Over de Vredesconferen
tie en het Engelsche voorstel tot
beperking der krijgstoerustingen zijn
gisteren in het Engelsche La
gerhuis merkwaardige dingen ge
zegd door den minister Grey, functio-
nair is van buitenlandsche zaken.
De minister zeide, volgens Reu
ters verslag, het volgende
Ik kan niet zeggen welk voorstel
ten sloite aan de Conferentie zal
worden gedaan; indien eenigvoor
stel door de afgevaardigden van de
andere 'mogendheden wordt aange
nomen, zullen de Engelsche afge
vaardigden bereid gevonden worden
het in te dienen. I at ik geen en
kele afdoende mededeeling over dit
onderwerp kan doen. is omdat, na
alle kritieken die in de Europeesche
pers verschenen zijn, en die eens
gezind waren in de bestrijding be
treffende hetgeen van Engelsche
zijde nopens de oorlogstoerustingen
werd voorgesteld, wij in hooge mate
huiverig zijn, om aan de Conferentie
eenig voorstel te doen, dat haar van
een vriendschappelijke bijeenkomst,
hetgeen zij is en behoort te zijn,
zou kunnen veranderen in een con
ferentie, die verdeeld is door ver
schil van inzicht.
Zelfs als er zeide Grey verder
geen beslissende uitkomsten ten
aanzien van de oorlogstoerustingen
op de conferentie zouden worden
bereikt, vertrouwde hij toch dat bet,
door Bannerman gedane beroep op
de openbare meening de bestudee
ring der kwestie zal bevorderen.
Betreffende de berichten, dat de
Duitsche afgevaardigden in zake
den vrede, ter Conferentie de lei
ding hebben genomen, meer dan
de Engelsche afgevaardigden, zeide
Grey, dat het door de Duitsche
afgevaardigden genomen aandeel
eervol en op den voorgrond tre
dend is geweest, maar dat er geen
reden was om de door de Engelsche
afgevaardigden gespeelde rol te ver
kleinen.
Vervolgens ging Grey er toe over
de verschillende kwesties te ver
melden, die voor de conferentie
waren gebracht en deelde mede,
dat hij dacht, dat de mogendheden
nu alle dicht bij elkaar stonden in
zake het voorgestelde algemeen
arbitrageverdrag.
De Engelsche afgevaardigden
zonden de hervorming van het
Haagsche Hof in een permanent
hof steunen. Al deze zaken leiden
naar den vrede en in al deze zaken
namen de Engelsche afgevaardig-J
den een eervol aandeel.
Aldus Grey.
Uit dit alles zouden we opmaken!
dat het Engelsche voorstel nu del
finitief losgelaten schijnt te zijnj
De groote politieke gebeurtenis
van het oogenblik in de buiten-I
landsche Europeesche politiek is dej
samenkomst van Keizer: Wilhelm
en den Czaar.
De Czaar is.'op zijn jacht reeds
naar de Duitsche wateren vertrok-]
ken.
Geen van zijn familieleden zoi
hem op het be',oek bij Keizer Wil
helm vergezellen.
Daarentegen zijn van den mij
nisterraad meegegaanTswolkski, del
minister Buitenlandsche Zaken,!
Dikof, de minister van Marine en]
Freederiks, minister van het keb
zerlijke huis.
Men verwacht dat de besprekin
gen tusschen beide vorsten vieij
dagen in beslag zullen nemen.
Het Koriaatische leger is naar
huis gestuurd. Doch met herriede
Japanners moesten geweld gebruiken 1
In Lodz (de beruchte Russisch-I
Poolsche fabriekstad) zijn weer 20.0001
stakende. Datwordtweer'n moordpartij]
Keizer Wilhelm en von Biilowl
zijn gisteren te Swinemüunde aangeko-|
men voor de ontmoeting met denCzaar.
De politie in Ierland blijkt onbe-
trouwbaar.De Engelsche regeering trekt]
overal troepen bijeen; onlusten dreigen.
De nieuwe min ster van marine.
Wij hebben reeds gisteren den op
volger van kapitein-luitenant Cohen]
Stuart als minister van marine ge-j
noemd. Thans voegen we daar eenigej
bijzonderheden uit diens leven bij. s
Vice-admiraal J. Wentholt is 56]
jaren oud, trad ;in 1866 in den zce-j
dienst, doorliep achtereenvolgens alle?
rangen, tot hij in 1903 tot Schout-bij
nacht, in 1905 tot vice-admiraal ver
heven werd.
Als zeeofficier heeft de heer Went-]
holt afwisselend op tal van bodemsj
in Nederland en in Oost-Indië ge-j
diend. Zijn studiën en zijn officiers-]
loopbaan bewogen zich bij voorkeur]
op het gebied van het torpedowezen.T
Den 16en Maart 1903 kreeg hijl
tijdelijk het commando in de stelling]
Den Helder en 7 April van dat jaar]
werd hij benoemd tot directeur en|
commandant der marine te Willems-f
oord, tevens commandant in de stel
ling van Den Helder.
Bij de zeemacht in Oost-Indië namI
hij deel aan de krijgsverrichtingen in]
Atjeh in 1873 en aan de expeditie|
naar Tamiang in 1893.
Nog onlangs werden zijn diensten,!
als marine-officier den lande bewezen,]
gehuldigd door zijne bevordering tot|
In den nazomer van 1901 zat ik op een
morgen alleen in de eetzaal van het hotel
Meurice te Boulogne, toen kolonel Gaunt
binnenkwam en mij bij den lunch gezel
schap hield.
De kolonel hij heeft in Indië ge
diend is een oud vriend van mij. Hij
woont kot grootste deel van het jaar op
een klein kasteel tusschen Calais en Bou
logne. Het ligt wat achteraf en is nog al
moeilijk te bereiken, maar desondanks
loont het de moeite van een bezoek wel,
niet alleen om de gastvrijheid, die de ko
lonel altijd jegens zijn bezoekers betoont,
maar ook om het mooie gezicht, dat men
van het tamelijk hoog gelegen kasteel
op de omgeving heeft, en om de bekoor
lijke, heerlijke tuinen.
Gaunt ging tegenover mij zitten en was
spoedig met een uitstekend dejeuner be
zig we spraken weinig, alvorens den in
wendige» mensch versterkt te hebben
toen sprong de kolonel eensklaps op en
riep uit: „Daar heb ik me van morgen
een rare gesciiiedenis aan de hand ge
had!"
„Wat dan? Een malheur aan je fiets
misschien?"
„Neen, mijn waarde, ofschoon mijn fiets
toch in een, zij het dan verwijderde be
trekking staat tot de historie, 't Was een
angstige, zenuwschokkende geschiedenis,
en ik dank den Hemel, dat het zoo goed
afgeloopen is."
„Ik hoop toch niet, dat ge slecht nieuws
hebt?"
„Neen, beste vriend, maar stel je voor,
dat ik van morgen in allen ernst meende,
zes menschen vergiftigd te hebben,
Fransche soldaten nog wel. En ik had
reden genoeg voor mijn vrees."
Ik keek mijn ouden vriend verbaasd
aan, denkende dat hij er den gek mee
stak, maar hij zag er zoo volmaakt kalm
en ernstig uit, dat ik aan geen scherts
meer kon denken.
„Ik zal u de zaak vertellen," zei hij,
„terwijl Willem ons de koffie brengt. Ge
weet wat een last ik er mee gehad heb,
dat mijn tuinman en factotum Hercules
voor acht en twintig dagen moest opko
men. Nu, ik kon maar met de grootste
moeite een plaatsvervanger voor henï vin
den, want alles was aan het werk om den
oogst binnen te halen. Eindelijk echter
heb ik toch een jongen van een jaar of
zestien gevonden. De mensclien zeiden,
dat hij heel flink was en volkomen in
staat den tuin in orde te houden en mijn
paard te verzorgen. Den dag nadat mijn
brave Hercules vertrok, kwam hij. Zijn
voeten staken in zeer netjes uitziende
laarzen en hij bracht niet minder dan
drie hoeden mee, éen op zijn hoofd en
twee onder den arm. Van het oogenblik
zijner komst tot op het tijdstip van zijn
plotselinge verdwijning gisteren mor
gen heb ik er niet in kunnen slagen
hem aan het werk te krijgen. Als ik hem
een standje maakte, hoorde hij mij met
een vriendelijken glimlach aan en maakte
er zich met een of ander smoesje af;
zoodra ik mij echter had omgedraaid,
gleden zijn handen weer in zijn broek
zakken en luierde hij er weer lustig op
toe.
Nu hebben wfj den laatsten tijd duchtig
last van ratten. Mijn vrouw, die mijn
voorliefde voor het landleven niet geheel
deelt, zegt dat ze alles wil verdragen,
maar dat een rat een nest maakt in haar
Zondagschen hoed, dat is haar te bar
Ik besloot dus wat vergift te gaan koo-
pen, want honden hebben we op het
kasteel ook niet. Ik ging dus gisteren
morgen hier naar Boulogne en kocht een
pakje rattenkruid. Thuis gekomen legde
ik het pakje op den schoorsteen in de
eetkamer met de opmerking aan mijn
vrouw, dat daar vergif genoeg lag om
een geheel leger ratten te verdelgen. Ook
onze dienstbode Leontine werd gewaar
schuwd.
Nadat we koffie gedronken hadden
ging ik den tuin in om te zien of Al
phonse het werk gedaan had, dat Ik hem
in den loop van den morgen had opge
dragen. Het leek er niet naar! Hij had
er blijkbaar nog niet aan gedacht, er aan
te beginnen, en ik vond hem met een
sigarette in den mond, tegen de staldeur
leunen, terwijl Marie, de keukenmeid,
bezig was de paarden te verzorgen,
zijn werk! Ik verlies niet licht mijn be
daardheid, maar als het er van komt, is
het raak! Ik greep den kerel bij zijn
kraag, sleepte hem den stal uit en naar
het selderijbed toe. Na hem daar zijn lui
heid eens duchtig verweten te hebben
gaf ik hem de boodschap, dat hij binnen
acht dagen kon vertrekken.
Van morgen vroeg was ik met de kip
pen op, zooals gewoonlijk, en op mijn
wandeling vond ik een detachement sol
daten van het 40ste regiment ergens
onder een boom liggen uitrusten. Ze
hebben zooals je weet hier in de buurt
op kleine schaal manoeuvres. De stak
kerds, die ik daar vond, waren om drie
uur al op weg gegaan en hadden nog
niets gehad dan een simpel kopje koffie.
Nu heb ik natuurlijk een zeker zwak
voor al wat een sabel draagt, en ik was
dan ook al spoedig met de lui in druk
gesprek. Het waren allen reservisten, uit
gezonderd de korporaal. Bij een gaping
in het gesprek informeerde de korporaal,
waar er ergens in de buurt water te krij
gen zou zijn, en het bleek, dat al de man
schappen vreeselijken dorst hadden. Na
tuurlijk begreep ik den wenk zeer goed
en ging naar huis om te zien, of ik niets
voor hen krijgen kon. Op het buffet in
de eetkamer stond mijn flesch whiskey,
zooals gewoonlijk half leeg, en daar
naast een flesch wijn, nog bijna vol. Ik
tuide den whiskey aan met water en
nam de twee flesschen mee naar mijn
vrienden daar ginds onder de boomen.
Te oordeelen naar de haast, waarmede
zij de flesschen leegden, scheen hun dorst
werkelijk hevig! Zij mengden den wijn
en den whiskey dooreen in die tinnen
kroezen, die de Fransche militairen steeds
bij zich dragen, en sloegen het mengsel
in één teug naar binnen.
Toen ik met de leege flesschen naar
huis terugkeerde, kwam Leontine mij te
gemoet met den uitroep: „O mijnheer,
die Alphonse. Hij is nergens te vinden
en zijn bed is niet beslapen. Van zjjn
kleeren is ook niets meer te vinden. Hij
was gisterenmiddag ook zoo boos, toen
u hem bestraft hebt. Hij zwoer zich te
zullen wreken. En het pakje rattenkruid
is ook weg, mijnheer I"
Ge begrijpt, dat ik haastig naar de eet
zaal snelde. Het rattenkruid was inder
daad verdwenen, maar dicht bij de P|ek,
waar eerst de flesschen gestaan hadden,
lag nu een leeg papiertje, zeker dat waarin
het vergift verpakt geweest was. Vol
schrik zag ik, dat er nog een paar kor
rels van i witte goedje in waren. Mijn
hemel! wat was er gebeurd? De waar
heid schoot mij als een bliksemstraal
door den geest! Zeker bad die schavuit
van een Alphonse in zijn dolle wraak
zucht het rattenkruid in mijn whiskey
gemengd, met het doel mij zoo een vree
selijken dood te doen sterven! En zonder
het te weten had ik nu den soldaten in
plaats van verkwikking den dood ge
bracht
Wankelend begaf ik mij naar lien toe,
niet wetende of ik ze levend of dood zou
vinden. De mannen zaten nog onder de
boomen, maar ik zag, dat het vergil al
begon te werken. De korporaal zag er
akelig ziek uit en de anderen met vee
minder. Er was geen oogenblik te ver
liezen twee mannen staken hun uist
dreigend op, toen ze mij zagen aankomen,
ik moest dadelijk terug om zoo mo
gelijk een tegengif te vinden.
Mijn vrouw had een medicijnkastje en
een paar geneeskundige boeken: mis
schien zouden we daarin kunnen vinden,
wat ik noodig had.
Ik ijlde naar huis, bevend over al mijn
ledematen en met het angstzweet op mijn
gelaat. Nauwelijks kon ik de eetzaal be
reiken. Gelukkig trad op ditzelfde oogen
blik mijn vrouw binnen, en ziende, hoe
ellendig ik er aan toe was, riep ze uit:
„Maar Charles, wat heb je nu aan de
liand?"
Al wat ik kon uitbrengen was: „Ver
gif. de soldaten rattenkruid een
tegengif... gauw!"
Ik wees naar het buffet en zij stond
in blijkbare verbazing en verlegenheid
mij aan te staren. Plotseling scheen haar
een licht op te gaan.
Wat hebt ge toch met mijn haarwater
gedaan, Charles? Die domme Leontine
heeft gisteren de flesch gebroken en
slechts de helft van den inhoud kunnen
redden. Ze deed het in een oude whiskey-
flesch
„Arme jongens!" viel ik haar in de]
rede, „haarwater met rattenkruid heb ik]
ze dus gegeven/"
Ik verborg liet gelaat in de handen.]
„Maar wat praat je toch van ratten-]
kruid?" vroeg mijn vrouw doodkalm. Dat]
pakje heb ik meegenomen en weggeslote n,j
gisteren al. Ik vond het veel te gevaarlijk]
het zoo te laten liggen. Kijk nu toch die]
slordige Leontine eens! Daar heeft ze liet j
papier, waarin ik haai' vanmorgen de]
suiker gegeven heb, hier op den schoor-]
steen laten liggen! Maar wat kijk je tochl
vreemd, Charles!"
Ze moet wol gedacht hebben, dat ik]
krankzinnig was, zoo vreemd staarde ik]
haar aan! Ik kon mijzelf nauwelijks gc-|
loovcn. Dus ik had dan toch geen zes]
n-enschen vergiftigd, want haarwater isJ
ofschoon niet lekker, toch niet vergiftigj
Ik sprong op, snelde naar de keuken]
en gat' haastig eenigc bevelen. Toenl
haastte ik mij naar dc soldaten, legde]
hun alles uit en vóór zij den tijd Kulden]
mij een verwijt te doen, kwamen Marie]
en Leontine al aan met een groot blad]
vol koppen koflie en broodjes met vleesch.]
De dappere landsverdedigers waren nu]
de doorgestane ellende spoedig vergeten.]
Wat Alphonse betreft, de schelm was!
wel niet zoo misdadig als ik gedacht haq»
maar had zich toch duchtig gewroken,!
want ik vond do banden van mijn fiet&M
kort en klein gesneden. Nu zit ik dug
zonder knecht en zonder flets en ik moest]
dus wel van armoe .hier naar Boulogne]
om in beide te voorzien.
EINDE.