PCTRUi FAULUÏ> KAPE.L- Pt-HART KAPEL NANQbyROUW- lOANNtb MARCUS MATH IAS DOOP- KAPtL I mater) rboLOFyovi alleen gelaten hadden, welke laatste een slecht gezelschap aan hem had. ,De dames weer opzoeken?" Hij sprong op toen de pastoor hem dat voorstelde. „Neen", hernam hij, „ik veronderstel, dat zij mij niet wachten. Verontschuldig me bij haar en wensch haar voor mij goeden nacht. Ik ga wat wandelen in den tuin." Hij stond op en ging door de open tuindeur. Maar ook Marie had zich naar den tuin begeven. Zij verzamelde de afgevallen rozenbladen. Niet dadelijk merkte Wilbraham haar wit kleed tegen de steenen vazen als achtergrond op. Toen hij haar zag, was hij half voornemens, om zich zijwaarts te wenden, maar zij lachte hem zoo vriendelijk toe en sprak zoo lief over het aangename van dezen avond, dat hij het als een uitnoodiging be schouwde voor hem, om zich bij haar te voegen. Hij deed aldus en hielp haar al spoedig de rozen bladen oprapen. Glimlachend maakte zij hem haar compliment over den spoed en de handigheid, waarmeê hij te werk ging. „Als een straatreiniger", antwoordde Wilbraham schertsend. „Neen", zei ze, „als een man van zaken, een die veel omhanden heeft en dus het erop aanlegt, om zelfs 4. in kleinere zaken tijd en werk te „Ik ben een man van zaken," bevestigde hij en liet het daarbij. JlPi Er scheen geen reden om haar EtÊm iets meer te zeggen. Madame was de aangewezen persoon om dat te vernemen. En ook had hij meer dan een vermoeden, dat, ware zijn identiteit bekend, de streng ste regels omtrent het verkeer van „mademoiselle" met mannen, die haar gelijk waren, onmiddellijk in De Sint Jacobus-kerk te 's Hertogenbosch. De hoofdgevel. werking zouden komen. Zij kon. rozenbladen opra pen met een agent en met hem praten, om hem het onaangename van zijn toestand te doen vergeten, maar zij zou hetzelfde niet doen met den meester. Daarom zei hij haar niets over zich-zelf, maar zij spraken in plaats daarvan over haar en den tuin en het kasteel, en het leven, dat zij daar had geleid, waaromtrent zij meer ophelderingen gaf dan zij zich bewust was. Toen alle rozenbladen waren opgeraapt, stonden zij een oogenblik stil. Ze hadden nu het einde van den tuin bereikt. De terrassen strekten zich vóór hen uit, met het kasteel torenend erboven en al de donkere wouden beneden. ,'t Is 'n mooie plek," zei hij onwillekeurig. „Ja," antwoordde ze,met ietwat ingehouden adem. Belangstellend richtte hij tot haar de vraag: „Hebt gij ze lief?" ,'t Is mijn tehuis." Hij knikte. „En hoeveel hebt gij ze wel lief?" „Dat kan ik niet zeggen," zei ze met iets terug houdends in haar toon. „Men kan zoo iets niet uitdrukkenIk wensch u goeden nacht, mijnheerHartelijk dank voor uwe hulp Ik ga nu naar binnen." Hij wenschte haar goeden nacht, maar ging op een steenen trede zitten en staarde naar het in de schemering vervagende gebouw. „Ik zou het ook heb ben liefgehad, als het mijn tehuis was geweest," mom pelde hij, in gedachten verzonken. Zij keek bijna gretig om. Zij scheen meer be hoefte te gevoelen aan betuigde sympathie dan de opvoeding van haar grootmoeder veroorloofde. „Ja", zei ze, „u zou het hebben liefgehad, zeker. Zoo het uw vader en uw grootvader en uw overgrootvader had toe behoord; zoo u er hadt gespeeldjn de vertrekken als een kind en in de tuinen gedroomd hadt als een jong meisje, en ge wandeld hadt in de bos- schen.... O, monsieur, als u niet te midden van bosschen geboren zijt, dan weet u dat zoo niet. En het volk, ons volk, het zijn mijn goede,beste vrien den. Die mijnheer Wilbr'em, zal die goed voor hen zijn, monsieur?" Er blonken tranen in haar ernstige oogen, en Wilbraham zag ze. „Ik denk van wèl," gaf hij ten antwoord. „Zal hij niet pogen, ze te veel te willen verbeteren, zal hij niet?...v Hij zal,... denkt u dat hij het kasteel zal herbouwen?... Niet?... O, mijnheer, wat praat ik toch voor onzin!.... U moet me mijn dwaasheid maar vergeven!" „Er valt geen dwaasheid te vergeven", zei hij ernstig. „Gij hebt gelijk met te wenschen, dat de dingen hier ongeveer blijven zooals zij zijn. Niemand, die hier gedineerd heeft, als ik, en die de plaats aldus heeft gezien, kan wen schen den tooverboei geheel en al te verbreken." Hij bewoog zich, als om plaats voor haar te maken op de steenen treden. „Zeg mij eens", ging hij voort, „verondersteld, dat dit alles steeds het uwe was, zou u het dan niet den een of anderen dag ver laten, om te huwen „O neen!" gaf zij ten ant woord, haar rozenmandje neer zettend. „Mijn grootmoeder zou de zaken zóó schikken, dat ik met iemand trouwde, die zich bereid verklaarde, een gedeelte van het jaar hier te komen wonen." „Dat begrijp ik," zei Wilbraham. „Natuurlijk, zóó zijn ze hiér gewoon te doen." „Ja; ik heb gehoord, dat het in Amerika anders gaat. Bent u Amerikaan, mijnheer Hij antwoordde bevestigend, en vroeg' haar, wat waarschijnlijk haar toekomst zijn zou onder de gegeven omstandig heden. Hij meende half, dat die vraag haar zou ergeren, maar dat was niet het geval. „Ik zal trouwen met een ander," gaf ze eenvoudig ten antwoord. „Iemand met een eigen landgoed." „Wanneer?.... Als het niet onbe scheiden van mij is staat dat al vast?" „Gedeeltelijk, geloof ik. Mijn groot moeder spreekt van graaf De Cherné." „DeCherné?... De Cherné!... Groote hemel 1" Zij.... zij gehuwd met De Cherné.... Zij, dat reine kind, die kleine fee, aan Meibloesem gelijk? Haar openhartig spreken met hem, de vriendelijkheid, waarmeê zij gepoogd had, hem in zijn minder aangenamen toestand op zijn iïJACOBbKERtV DEN EbObOl De Sint Jacobus-kerk te 's Hertogenbosch. Plattegrond. gemak te brengen, had het hoogere van haar wezen voor hem niet in het minst geschaad. Met haar sprekend wist men, dat men te doen had met een mensch, een wezen van vleesch en bloed; maar ze was steeds voor hem iemand, in wier bijzijn een man het hoofd ongedekt houdt, een lelie, met dauw droppels bepareld, en dat lieve wezentje, als uit een too versprookje, wilden ze laten huwen met De Cherné 1 „Dat is onmogelijkriep hij werktuigelijk uit. Verbluft keek zij hem aan. „Kent u monsieur De Cherné?" vroeg ze. I De Sint Jacobus-kerk te 's Hertogenbosch. Het front en de zuidzijde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 13