-wnii^fTtiata' 51 goedgezinde bevolking handelend opgetreden, wat aanleiding gaf tot ernstige wanordelijkheden. Op zekeren dag heeft het volk in vier stadsgedeelten Dr Merle te Casablanca met zijn familie. te gelijkertijd gepoogd de lieden, die het verdacht, te lynchen. Zekere amerikaansche geneeskundige specialiteiten beschouwen deze feiten als een soort van collectieven waanzin, door de hitte veroor zaakt. R MERLE EN ZIJN GEZIN. Ge durende de moordpartij te Casablanca, in Marokko, is dr Merle, met verschei den andere Franschen, met levens gevaar onder de dweepzieke oproer lingen gegaan, en gelukte het hem de lijken van zijn vermoorde landgenooten terug te krijgen. Dr Merle is geboren te Chalons-sur-Saone en was een studiegenoot van dr Mauchamp, die in Maart jl. in de marokkaansche plaats Marakech is ver moord geworden. jERLIEFD OP DE DOCHTER VAN DEN COMMISSARIS. Vrij naar het Duitsch door Magda. Acht jaar lang had Heinrich Walther, doctor in de philoso phic en onbezoldigd hulpleeraar aan het instituut te R., een knevel gedragen, en nooit was het een sterveling vergund geweest, de schen dende hand daarnaar uit te strekken. In de stad zijner inwoning had men eene tooneel- voorstelling gegeven ten voordeele van de armen. Ook Gretha, de mooie dochter van den commis saris van politie, had daarin eene rol vervuld, en wijl Heinrich mede voor het goede doel had ge werkt, waren zij op een eenigszins vertrouwelijken voet gekomen, zoo vaak het resultaat van lief hebberij-voorstellingen. Walther kon zijne beschroomdheid niet over winnen. Hoe dikwerf hij ook een aanloopje nam, om een weloverwogen liefdesverklaring af te steken, geregeld bleef hij midden er in steken. Greta voelde dan wel medelijden met den on beholpen jonkman, maar zijne plotselinge verwar ring deelde zich ook aan haar meê, zoodat het groote woord naar het scheen onuitgesproken zou blijven. Op zekeren dag ontving Heinrich zijn benoe ming tot buitengewoon leeraar aan het gymnasium eener kleine stad. Met het vermogen, dat hij bezat, zou dit ambt hem in staat stellen, voor hen beiden een nestje te bouwen. Van de eerste gelegenheid maakte hij gebruik om haar zijne benoeming mede te deelen, ten huize des vaders had hij zich nog niet gewaagd. Was het wel te verwonderen dat hierop een iets meer intiem gesprek volgde en met een warmen hand druk afscheid genomen werd Na dit uur wisten zij elkander dikwijls te ont moeten, en daar beiden naar eene spoedige ver- eeniging verlangden, besloten zij met Kerstmis den ouden heer den gestrengen commissaris van politie hunne liefde te openbaren. Doch de arme Heinrich had een zware proef van trouw en gehechtheid te doorstaanhoe zwaar het hem ook viel, zou hij zich moeten ontdoen van zijn fraaien knevel. „Zie je, lieve," vleide zij, „ik vind dat hij je heel goed staat, maar roode haren zijn papa een gruwel; je hoofdhaar is hoog blond, maar dat andere is een beetje rossig uitgevallen. Papa zou om die reden iets tegen je kunnen krijgen want pa is gewoon steeds op zijn eersten indruk af te gaan 1" De jonge man gaf toehij zou zich ontdoen van het mannelijk sieraad en trad met loome schreden het lokaal binnen, waar dergelijke kunst bewerkingen worden verricht. De barbier zat in zijn salon, een donker, on gezellig vertrek, en las de courant, waarin een met vette letters gedrukte aankondiging al zijn attentie trok. Zij luidde „Het lijdt geen twijfel meer, of de onlangs ge pleegde inbraak bij den bankier B. is door den beruchten S. verricht. Hij is een man van middel bare grootte, met onrustigen oogopslag. Een bij zonder kenteeken is de rossige knevel, dien hij wel zal laten afscheren. Als voormalig schrijver bij een procureur heeft hij er slag van zich wel gemanierd voor te doen. Voor de arrestatie van den misdadiger is een premie van 200 Mark uit geloofd." „Twee honderd Mark!" mompelde de barbier, „dat zou nog eens de moeite waard wezen. Ik wou dat ik dat heer eens onder het mes kreeg!" Op dat oogenblik werd de deur geopend en verscheen onze vriend Waltherhet was de eerste maal dat hij dit etablissement bezocht. De barbier staarde hem als eene spookverschij ning aan. De rossige knevel, de onrustige oogen, geen twijfel, dat was de gevreesde inbreker. „Ik verlangik verlang dat gij mijn knevel afscheert", begon Walther met verlegen stem. Van dolle vreugde had de barbier hem wel willen omarmen. Het stond zoo vast als een paal boven water, dat was de beruchte inbreker, en de man voelde de uitgeloofde premie al in zijn hand. Nu betrof het maar de politie te waarschu wen. Hij wenkte den leerjongen in een hoek van het lokaal en fluisterde dezen iets in het oor. Verwonderd keek de jongen hem aan en noodigde daarna Walther uit, om plaats nemen, terwijl de barbier zich de deur uit spoedde. De jongen begon hem in te zeepen en Walther, niet verder zich om hem bekommerend, liet aan zijn gedachten den vrijen loop. „Maak toch wat voort gebood Walther kortaf, „gij hebt zoo verbazend lang werk." „De baas heeft gezeid, dat ik u enkel moest in- zeepen." „Is die vent gek?" riep Walther ontstemd uit. „Toevallig niet," klonk het antwoord in de deur opening, en de barbier, gevolgd door een politie dienaar, trad binnen. Na Walther duchtig ge monsterd te hebben, legde de man der wet zijn hand op den schouder en sprak „KarelS., genaamd „de par.eclzager", in naam der wet zijt gij mijn arres tant." Walther werd doods bleek en zonk weer in den stoel terug. Zegevierend knikte de politiebeambte den bar bier toe „Geen twijfel meerhij is het 1" Daarop sleepten zij den ongelukkige, nadat zij het schuim van de zeep om zijn mond hadden weg geveegd, met zich voort. Half verdoofd legde Walther in de vigelante, welke zijne begeleiders genomen hadden, den weg naar het politiebureau af. Eéne gedachte be- heerschte hem de commissaris, vóór wien hij zou gebracht worden, mocht nooit vernemen, wien hij in werkelijkheid vóór zich had. Walther besefte, dat hij zich eenvoudig op een zijner vrienden te beroepen had, om dadelijk de vergissing te doen inzienmaar evenzeer overwoog hij dat zijn ont zettend avontuur dan door de heele stad bekend zou worden. Totdat de ware misdadiger gevat werd, was zijn eenig heilmiddeleen ondoor grondelijk zwijgen. De commissaris vroeg allereerst naar zijn per soonlijke omstandigheden. Walther zweeg, als had hij, evenals Lohengrin, de gelofte gedaan, naam en afkomst te verhelen. De ander vroeg nu, of hij zich schuldig ver klaarde aan de misdaad van inbraak. Walther volhardde in zijn zwijgen. De commissaris maande hem aan de waarheid te zeggen, doch de gevangene bleef onvatbaar voor overreding. Inmiddels zou telegraphisch worden bericht ge zonden van de arrestatie en zouden nadere in lichtingen worden gevraagd. In gedachten verzonken, ging de commissaris tegen etenstijd naar zijne woning, waar zijne lieve dochter met ongeduld op hem wachtte. Met de woorden„Papa, ik heb u iets ge wichtigs mee te deelen," ontving zij hem reeds in de gang. „Zoo wat is dat voor gewichtigs „Och, papa," antwoordde zij aarzelend, „dat is vandaag zal er iemand komentoe wees vriendelijk voor hem." „En wie is dat „Het is Heinrich Walther, een leeraar." „En wat wil die leeraar van mij „Hij komt u mijn hand vragen," fluisterde zij met een blos, en vlug als een eekhorentje spoedde zij zich naar haar kamer. Aan tafel sprak men niet meer over de zaak. „Hm," bromde de commissaris, „we zullen eens zien, hoe die leeraar zich voordoet, en of hij mijn lieve kind verdient." Daarop vlijde hij zich in zijn leunstoel, stak een sigaar aan en wachtte kalm den aspirant schoonzoon af. Maar het eene uur na het andere verliep en de bezoeker liet steeds op zich wachten. „Lieve Greta," zei hij, zich moeite gevend om bedaard te blijven, „ik moet nog even uit, ik ge loof dat 't heerschap van avond niet meer komt." Slapen in de open lucht te New-York, ten gevolge van de hitte.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 13