m
*':«V
"i r
«e j*r
f
Sen de.
rijgen
nededingers"; d. i. het [begaan~'van7een onrecht
vaardige daad. Met gewettigde gestrengheid gaf
ik hem dat te verstaan.
De Commissie voor de Historische Verzameling der Amsterdamsche Schutterij,
op de stoep van het Stedelijk Museum, ter ontvangst van het regimentsvaandel.
Van links naar rechts: C. W. H. Baard, conservator van het Stedelijk Museum; kapt. A. J. J.
Ph. Haas; overste J. J. Jochems (oprichter der Historische Verzameling); overste G. T. D. Slaap;
kapt. L. M. P. G. Hoorn.
,U vergist u volkomen ten opzichte van mijn
verlangen," antwoordde hij.
„Ik ben niets, heelemaal niets. Ik verlang niet
erdoor te komen; ik verlang alleen één vraag te
weten, een enkele der vragen, welke u mij stellen
zult."
Ik bleef bij mijne verzekering, dat het mij vol-
i strekt onmogelijk was zijn wensch in te willigen.
„En ik," hernam de jonkman, „ik verzeker, dat
het niets om het lijf heeft. Ik zei u immers, dat
ik er niets om geef, of ik slaag. Maar papa komt
het examen bijwonen, en nu zou ik zoo graag
een vraag kunnen beantwoorden, om hem te kun
nen zeggen: „U ziet in elk geval, papa, dat ik
I gewerkt heb 1"
Zijn idéé kwam me zoo snaaksch-koddig voor,
dat ik in het onschuldig bedrog te zijner gunste
bewilligde. Ik zei hem, dat ik hem over de lucht
pomp zou ondervragen.
De dag van het examen was aangebroken. Bij
mijn collega's had mijn candidaat het allermisera-
belst gemaakt, en bij mij was het niet beter ge
steld. Ik vroeg hem naar de samenstelling van de
lucht. Hij schudde het hoofd en zweeg. Die van
het water? Hetzelfde zwijgen. Hoe men zuurstof
bereidde? Mijn candidaat wist er geen sikkepit
van. Eindelijk voegde ik hem, ondanks mij-zelf, toe
„Komaan, mijnheer, zeg me dan ten minste wat
een luchtpomp is."
Mijn candidaat was en bleef stom! Ik meende,
dat hij me niet had verstaan en herhaalde:
„Ik vraag u, wat een luchtpomp is."
Hij boog zijn hoofd vertrouwelijk naar mij toe
en fluisterde: „Papa is er niet, 'tis dus de
moeite niet waard."
- 55 -
ken aan de rol, die de schutterij in den tiendaag-
schen veldtocht inM830. heeft gespeeld. In dien tijd
geen minachting en spot, maar oprecht gemeende
juich- en jubelkre
ten, toen zij van het
terrein der actie
terugkeerde; dat
waren dagen van
glorie voor de schut
terij. En al was die
gloriezon vrijwel
verbleekt, wijl de
schutterij na dien
tijd niet meer in de
gelegenheid kwam,
haar krijgsmans
deugden te toonen
ongerekend het
kermis-oproer van
Amsterdam, het an
archistisch avon
tuur in 1903 en nog
een paar andere ge
legenheden! dat
had het nederland-
sche volk niet mo
gen vergeten toen
de nazaten der oude
schutters in den
jare 1907 den eeuwigen slaap ingingen. Treffende
samenloop van omstandigheden, dat te Amsterdam
de overste, aan wiens hoede het in de historische
verzameling van het gemeentelijk museum (Suasso-
museum) bij te zetten regementsvaandel werd toever
trouwd, den veelzeggenden naam draagt van „Slaap."
Ofschoon in alle steden, waar de schutterij met
militaire eer begraven werd, deze gebeurtenis door
beroeps- en dilettantphotographen in kiekjes ver
eeuwigd werd, zullen wij, ten einde niet wreed
nauwelijks gesloten wonden weer open te
rijten, ons bepalen tot de reproductie van
een paar kiekjes uit 's Rijks hoofdstad: de
leden der commissie van de historische ver
zameling van uniformen en wapenen, door de schut
ters van hun geboorte tot aan hun laatsten snik
gedragen, vaandels enz., zoomede den laatsten
schuttersraad
Het profanum vulgus moge bij het aanschou
wen daarvan koud en ongevoelig blijven, of mis
schien een laatsten giftigen pijl op den doode
richten, wellicht dat er nog enkele paren schutters-
oogen gevonden worden, die vochtig worden bij
de gedachte aan vergane grootheid.
WEETBADEN BIJ DE INDIANEN
Bij hun toovermiddelen wenden de in-
- diaansche „medicijnmannen" ook menig
goed werkend geneesmiddel aan. Wij
danken b. v. de chinine aan Zuid-
Afrikaansche „medicijnmannen". Zoo is ook de
weldadige werking van het zweetbad reeds lang
bij hen bekend. Bij de Sioux wordt zulk een
russisch-romeinsch bad "op de volgende wijze be
reid: Uit lange, veerkrachtige roeden, waarvan
beide einden in de aarde worden gestoken, richt
men een komvormige hut op, juist breed en hoog
genoeg, dat vijf of zes menschen, in een kring op
den bodem hurkend, erin plaats vinden. Deze stellage
wordt met vellen en dekens dicht behangen, zoodat
slechts een opening, om erdoor te kruipen, overblijft.
Nadat de aan het bad deelnemenden in de hut
zijn neergehurkt, brengt men er steenen in, die
door een houtvuur gloeiend zijn gemaakt, en sluit
vervolgens ook den ingang met vellen. De van de
gloeiende steenen uitstralende droge hitte is zóó
sterk, dat de badenden van tijd tot tijd het ge
zicht met koud water moeten bevochtigen en zeer
gauw beginnen te zweeten.
Ook de noordelijke buren dezer prairie-Indianen,
de bewoners van Alaska, kennen het zweetbad.
Hier dient als badhuis het groote, op palen staande
danshuis. Op de britsen rondom tegen de wanden
zetten zich de badenden neer; daarna worden uit
den bevloerden bodem een paar planken gelicht
en ontsteekt men onder deze opening een sterk
rookend vuur. Weldra is het gansche badhuis ge
vuld met den heeten, scherpen rook, die als een
stoombad werkt. Om in de verstikkende walmen
te kunnen ademen, dragen de badenden een soort
van uit gras gevlochten primitief respiratorium
vóór den mond.
ATTENVEREERINO. Toen Maho
med had opgemerkt, dat gedurende een
lang gebed een kat op een slip van
zijn onderkleed was ingeslapen, sneed
hij liever het stuk stof van zijn kleed
dan den slaap der kat te verstoren. Deze was hier
over zóó erkentelijk, dat zij, die attentie opmer
kend, een prachtigen hoogen rug zette ter eere
van den „Profeet". Mahomed beloofde haar toen
een plaats in het „Walhalla", met hetvoorrecht.dat
zij, naar de aarde moetende afdalen, altijd op haar
vier pooten zou terecht komen.
Kardinaal Richelieu had tal van katten in zijn
kabinet. Du Bellay, Tasso, Baudelaire, zij allen
waren kattenvrienden. Zoo wordt van laatstge
noemde in verband met zijn kattenliefde volgende
curieuze historie verhaald:
Hij ontving het bezoek van een op vrije voeten
gestelden, zeer berouwvollen galeiboef, hem door
een vriend aanbevolen, opdat de arme drommel
niet van honger zou omkomen. Baudelaire had
er veel pleizier in, verhalen uit het leven der ga
leien te vernemen, en al ware het slechts om zijn
geest van verzet tegen de maatschappij, was hij
bereid zich het lot van den ongelukkige aan te
trekken. Eensklaps wordt hij een dier gewaar, (tot
uit een hroekzak van den ontslagen galeiboef
sprong en door het vertrek begon te rennen; het
was een muis, de eenige kameraad van den on
gelukkige. Trachtende het diertje te vangen, ver
haalde de man dat die muis altijd bij hem was.
Op dat oogenblik verhief de geliefkoosde kat
LS SOUVENIR AAN DE SCHUTTERIJ.
i Dezer dagen is de executie, waartoe zij
sinds lang veroordeeld was, aan de oude
schutterij in Nederland voltrokken. Dat
feit was wel niet droevig, aangezien
de schutterij nu niet juist een wapen was, waarop
men in ons Land trotsch ging, veeleer werd er,
en zeker niet geheel ten onrechte, de draak
meê gestoken; maar op den denkenden, niet spot
zieken mensch maakte het verdwijnen van die
historische instelling toch een eenigszins weemoe
digen indruk. Evenals men na den dood van ie
mand, van wien men tijdens zijn leven niet veel
goeds wist te vertellen, zich getrouw aan het
spreekwoord„de mortuis nil nisi bene" (van de
dooden niets dan goeds) meestal het eene of an
dere feit of feitje herinnert, waaruit bleek, dat
hij, vooral als het een huzaar geldt, toch een
goed hart had, kon het wel niet anders, of in het
verleden der schutterij zoekend, moest men iets
vinden te harer eer. Daarnaar behoefde trouwens
niet lang gezocht; want men moest aanstonds den-
De laatste schuttersraad te Amsterdam.