Onder Vredes-Apostelen. - 60 - fransche spreekwoord„Un homme averti en vaut deux", nam ik me met dat al vast voor, wel te zullen zorgen, dat het dreigend verlies werd af gewend.... Drie weken later ging ik op reis, met zeven honderd gulden in m'n portefeuille. Ik had die zorgvuldig in den binnenzak van mijn jas ge stoken en mijn jas dichtgeknoopt, ik had geen oogenblik in den trein geslapen, niet het minste had ik opgemerkt, dat verdacht was, en toen ik een partij graan wilde betalen, was de portefeuille geblazen.... Hoe, ja.... dat mag de drommel weten, maar ik was ze kwijt, en ik heb er nooit een cent van teruggezien." „Hé, da's zonderring...., daar heb ik nooit iets van gehoord, en jurrie zeker ook niet?" vroeg Karei. „Neen", stemden een paar in. „Dat wil ik wel gelooven, ik heb het ook nooit aan iemand verteld, met zulke dingen doe je wijs niet te koop te loopen, wijl je altijd vermoedt dat er in sommige leedbetuigingen 'n tikje leedver maak schuilt.... Maar nu het toch al lang geleden is, en het dienen kon, om Karel's ongeloof te beschamen, nu...." „Reeft dat wijf nog?" informeerde Karei, maar nog altijd met een trek van ongeloovigheid op z'n gezicht. „Ja, voor zoover ik weet." „Nou, dan wir ik om een bankje van vijf-en- twintig wedden, dat ze d'r geen briksem van weet,... dat ze riegt en bedriegt,.... nou, wie neemt aan?..." Vier stemmen roepen tegelijk: „Ik!" „Da's me te veer; dan zou ik er honderd kun nen versperen", zei Karei, door die aangenomen mogelijkheid verradend, dat zijn ongeloof toch zoo rotsvast niet meer stond als te voren. „Weet je wat, jurrie wedden met je vieren 'n bankje van 25 tegen mij arreen...." Aangenomen! Op den afgesproken dag begeeft zich het vijftal in jolige stemming naar het oude Nijmegen, den zetel der Sybille, wier waarzeggingsgave door Karei Balijn in twijfel getrokken, erger nog: betwist, ge loochend was! Voordat ze haar in haar geheimztnnige spelonk gaan opzoeken, zullen ze zich eerst wat opknappen en wat gaan gebruiken bij Hamerslag, destijds een der voornaamste koffiehuizen. „Drommels ja, dat's waar ook," roept eens klaps Thijs Sterremans uit, nadat hij den laatsten hap van zijn broodje met vleesch met den laatsten slok van z'n kop koffie heeft weggespoeld, „ik moet nog even in de buurt bij bakker Van Balen wezen,daar kan 'n kwartiertje meê heen gaan, maakt jelui in dien tijd klaar, dan gaan we aanstonds naar,... naar je weet wel," gaat hij knipoogend voort, want in de buurt zitten nog eenige heeren, en die behoeven het doel van hun tocht niet te kennen. Karei Balijn is luidruchtig-vroolijk. „Ik zit al te smurren van het rekkere dinerlje, dat ik van middag ervan zar nemen," plaagt hij, „regt je rijksdaarders maar vast uitMaar ik zar me niet raten kennen ik geef 'n fresch Champie, hoor! Dat wijf zou in 't verreden kunnen rezen Vijftig gurden 1" riep hij na het eerste, „honderd na het tweede kop koffie, dat hij had gepakt, niet om zich moed in te drinken, neen!... louter uit behagelijkheid over het zekere van de overwinning. Want 't kwartiertje afwezigheid van Thijs was tot 'n goed half uurtje gegroeid. „Ik geroof, dat die Thijs de praat heeft gepoetst," zei Kareidoch nauwelijks heeft hij die meening schertsend uitgesproken, of de genoemde stapt naar binnen. „Ziezoo, jongens," zegt Thijs, „ik heb in dien tijd met Van Balen nog 'n aardig koopje afge sloten Ik kan er dus tegen, Karei, als je het wint Vooruit dan maar „Ja, maar we hebben erkaar nou goed begrepen, niet Ze moet me arres zeggen, wat ik in m'n reven gedaan heb. Kan ze dat niet, dan heb jurrie de weddenschap verroren; kan ze 't wèr, dan moet ik afdokken „Precies, zoo is het „Moeten we die smerige steeg in vraagt Karei, nu Thijs aan den ingang van een smal straatje een beweging maakt om erin te gaan. „Ja, jongen, heksen en waarzegsters wonen Eerw. Moeder Fidelia, te Hoorn. doorgaans zelf niet in paleizen, maar dat is juist een kenmerk van haar echtheid, dat ver smaden van aardsche grootheid „Zoo, zou je dat denken antwoordt Karei, zijn neus optrekkend voor het vieze luchtje, dat er binnendringt. „Ik zou eer zeggen, dat 't 'n bewijs is, dat ze koor verkoopen, anders zouden ze 't 'n boer beter hebben...." „Hier is 't", kondigt Thijs aan, nadat ze het steegje, 'n blind slop, halverwege hebben afge- loopen „Kijk, daar staat het op den deurstijl...." Werkelijk staat op den wormstekigen deurstijl van het onooglijke huisje te lezen: „J. C. Grijpe- laar, plaaneetlester en waarzeegster." De Sybille in hoogst eigen persoon, een oud, slordig gekleed wijf, treedt op de half verbrok kelde plavuizen van het nauwe gangetje den heeren te gemoet. De Tsaar tot Keizer Wilhelm: Gij zijt toch wel de groote Vredes-Keizer. Ge onderhoudt uw Drievoudig Verbond en belegt bijeenkom sten met andere Vorsten. Keizer Wilhelm; Zeker, en nu heb ik nog niet^eens een.Vredes-Conferentie saamgeroepen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 14