van de Nieuwe Haarlemsche Courant en Stad en Land. De Zaterdag, aan Maria toegewijd. Een ontzettend weerzien, Tweede blad. ZONDAG 25 AUGUSTUS. 3^=1RBBBS^[j^dbd De ware dienaars van Maria, en wij rekenen hieronder al onze lezers, eeren, groeten en loven de H. Maagd niet slechts in de Mei maand, maar voortdurend, onop houdelijk eiken dag, vooral ech ter 's Zaterdags. Het gebruik den Zaterdag te vieren als den dag, die bijzonder aan Maria is toegewijd, is eerbied waardig èn om zijn oudheid, èn om de goedkeuring welke de.Kerk er aan geschonken heeft. Dit gebruik is volstrekt niet nieuw, het dagteekent reeds van van de eerste eeuwen der Kerk. In den beginne, weliswaar, was het slechts eigen aan bijzondere per sonen, bisdommen of kloosterorden, doch reeds vroegtijdig schonk de Kerk er hare goedkeuring aan, zoodat het van lieverlede nagevolgd werd. In de Kerkvergadering van Cler mont, in 1905 gehouden, besloot Paus Urbanus II dat, om de be scherming van Maria af te roepen over de christenlegers, ter bevrij ding van Jerusalem ten strijde ge togen, de Zaterdag aan Maria zou worden toegewijd, en tevens, dat op eiken Zaterdag, niet verhinderd door een ander feest, de getijden der H. Maagd zouden gezongen en de H. Mis te harer eere opgedra gen worden. In de Kerkvergadering van Tou louse in 1229 wordt de devotie om 's Zaterdags de Allerheiligste Maagd te vereeren, bijzonder den christen huisvaders en huismoeders op het hart gedrukt. Ook het Provinciaal Concilie, dat door de bisschoppen van Nederland in 1866 te 's Hertogenbosch ge houden werd, noemt de gewoonte, om op de Zaterdagen en de vigilies van de feesten der H. Moeder Gods te vasten, zeer prijzenswaardig. Maar, waarom is de Zaterdag, bij voorkeur boven de andere dagen der week, aangewezen als de dag, aan de vereering van Maria toege wijd Toen Jesus 's Vrijdags tegen den avond gestorven was, werd zijn H Lichaam neergelegd in het graf, alwaar het den geheelen Zaterdag rustte. Dien dag heeft Maria het meest geleden, omdat zij haar god delijken Zoon verloren had en alleen achterbleef. Zeker, onnoemelijk greot was hare droefheid en smart, toen haar goddelijke Zoon aan het kruishout hing, daar leed en stierf maar toen mocht zij nog bij haren Jezus zijn, haar moederlijk oog kon haar Kind nog zien, zij mocht Zijn stem nog hooren. Nu echter was hij gestorven, zijn maagdelijk lichaam rustte in het graf, zjj was alleen en verlaten. De Zaterdag is aan Maria toege wijd, ook wegens de standvastigheid, de heldhaftigheid van haar geloof, waarvan zij og dien droeven Zater dag een zoo treffend blijk gegeven heeft. Na Jesus' dood en begrafenis was het geloof aan zijn toekomstige verrijzenis overal elders zoo niet uitgedoofd, tenminste verflauwd en aan 't wankelen geraakt. De apos telen met Petrus aan het hoofd hielden zich verborgen en waren zoo wankelmoedig geworden dat, toen Maria Magdalena kwam aan kondigen dat hun Meester verrezen was, zjj deze tijding niet anders dan wjjfelend aannamen. Doch niet zoo Maria. Zij bleef met onwrikbare vastheid gelooven aan de verrijzenis van den God- mensch. Zoo staat Maria daar, heel dien Zaterdag, als de grootste ge loofsheldin bij het gesloten graf van haren Zoon. Geen wonder dat alzoo de kinde ren van Maria er hunne vreugde in vinden, den Zaterdag, geheiligd door de diepste droefheid en het levendigste geloof hunner Moeder, bijzonder aan haar toe te wijden. Talrijk zijn de vereerders der Moeder Gods, die op Zaterdag vas ten, de H. Mis hooren, de getijden bidden van O. L. Vrouw, haar beeld versieren, licht ontsteken, enz. De H. Carolus Borromeus, de H. Alfonsus en vele anderen vastten den Zaterdag op water en brood. De H. Koningin Radegundis liet eiken Zaterdag een melaatsche in haar paleis komen, bediende dien ongelukkige met eigen handen en zuiverde zijne afzichtelijke wonden. De heilige koning Lodewijk was gewoon alle Zaterdagen op de knieën drie armen menschen de voeten te wasschendaarna bediende hij hen aan tafel. Geeft ook, gij vooral vrienden van O. L. Vr. van 't H. Hart, op de Zaterdagen aan uwe lieve Moe der eenige bijzondere bewijzen uwer liefde. Doet dan tenminste iets om uwe machtige beschermster welge- valliger te worden; toont u steeds hare trouwe kinderen, en zij zal zich immer een goede, medelijdende Moeder toonen. Historische Novelle. Het was in het jaar 1731. Een heete zomeravond daalde over het vroolijke Parijs, waarin de levens lustige jonge adel in alle: lei dwaze avonturen de hoofdrol speelde. Door de stille straten van een ver afgelegen stadswijk trokken joelend drie jongelieden, die van een uit gelaten drinkgelag kwamen. Zij waren in de eenzame rue Saint Jean gekomen, toen een |der drie oplettend luisterend bleef stil staan. „Hoort gij, Thomas, riep een jonge slanke heer met schitterende veeren op, „daarboven wordt gedanst. „Gij hebt gelijk, Marcel, zei de aangesprokene, een officier, „het is een heele oude dans, die ten tijde van Mazarin in de mode was." „Laten we eens onderzoeken, vanwaar die verrukkelijke tonen komen", zei de derde. De drie jongelieden hieven hun oogen naar boven en zagen in een oud huis de vensters der derde verdieping helder verlicht. „Daar bovenriep de jongeman, dien men Thomas genoemd had, „daar boven danst men." „En avant! Vooruit naar boven, wij dansen mee." „Bravo 1 Marcel heeft steeds goede invallen." Zij snelden in het oude hius, welks deuren openstonden en belden aan de derde verdieping aan. „Mijnheer", zei Thomas de Lally tot hem, „stelt u gerust, wij breken wel in uw woning, maar wij zijn geen dieven". Marcel viel hem in de rede: Zoo is het, mijnheer, wij zijn jongens van pleizier, diejvan dansen houden. Het toeval bracht ons in uw woning. Wij hoorden de muziek en wij kon den er niet aan weerstaan. Thans verzoeken wij u om verlof, bij u te mogen meedansen". „Wijs ons verzoek niet af", zei de derde, toen hij bemerkte, dat het ernstige gezicht van den huisheer voor een lachje week. „Ik sta u borg voor het gedrag mijner kame raden; wees verzekerd, dat wij u geen aanleiding tot klagen zullen geven". „Het zal mij een genoegen zijn", antwoordde de gastheer, „maar eerst zult gij toch wel willen weten bij wien gij u bevindt". „Wat geeft dat, mijnheer, aan uwe manier van spreken erkent men den man van goede opvoe ding." „Zonder u iets te vragen, geloo ven wij, bij u op de rechte plaats te zijn, en gij zult in ons flinke dansers vinden". „Nogmaals, mijne heeren, ik moet u zeggen, wie het is, met wien gij spreekt". De jongelieden keken verbaasd op. „Nu, wie zijt gij dan? Is dat een zoo groot geheim?" „Indien gij het wilt weten: Ik ben de scherprechter van Parijs. Mijn dochter is met den zoon van een mijner collega's getrouwd en wij vieren vandaag de bruiloft." De jongelieden schrokken. Zij bezonnen zich een oogenblik. Maar daarna kreeg hun lust naar avon tuur de overhand. „Mijnheer", riep Thomas de Lally „het zal ons verheugen, hier met u kennis te maken: uw wijze van spreken geheel uw houding, verzoent ons van te voren met u, ofschoon wij van uw beroep nu juist niets aangenaams weten te vermelden". Weer gleed een lachje om de lippen van den scherprechter. „Veroorloof ons", zei Marcel la chend, „gebruik te maken van de eenige gelegenheid tot kennisma king zij zal zich voor geen van ons ooit meer voordoen. Do scherprechter maakte een be leefde buiging en zoo traden de jongelieden binnen. Met goede ma nieren van echte edellieden veront schuldigden zij zich beleefd wegens de veroorzaakte storing. Zij lieten zich den pas getrouwden voorstellen en begonnen daarna met de meisjes uit het gezelschap te dansen. Thomas de Lally alleen danste niet, De jonge officier was plotseling zeer ernstig geworden. Met zichtbare belangstelling vroeg hij den huisheer: „Gij voert de executie toch niet zelf uit, mijnheer?" „Gewoonlijk niet. Ik heb mijn helper, maar ik moet er steeds bij zijn. Indien échter de veroordeelde een groot heer ware, zooals gij bijvoorbeeld, zou ik er mij een eer uitmaken, ja, ik zou het voor mijn plicht houden, hem zelf ter dood te brengen"' Mijnheer de Lally glimlachte ge dwongen. Het was hem, alsof een siddering door zijn leden liep. „Nu wat mij ^betreft", zeide hij met sehijnbare onverschilligheid, „zal ik er voor zorgen u die moeite te sparen." De beide jongelieden dansten vroolijk verder en toen er vurige roode wijn geschonken werd, dron ken zij hun glazen op het welzijn van het gezelschap. Alléén de heer [Lally nam geen glas. Als in een visioen scheen hem de roode wijn als mensclienbloed. Een somber voorgevoel, waarvan hij zich geen rekenschap kon geven was over hem gekomen. Vergeefs vroegen zijn vrienden naar de oorzaak van zijn treurig heid, vergeefs trachtten zij hem op te vroolijken. Gedurende den dans verliet hij ongemerkt het vroolijke gezelschap. Spoedig daarop verliet Thomas de Lally Parijs en ging met een Fransch regiment naar Indië. Het was 35 jaren na dit feest bij den scherprechter te Parijs. Daar werd de luitenant-generaal, graaf de Lally Tollental, de gou verneur der Fransche bezittingen in Indië, den 7en Mei 1766 op de doodskar gekneveld naar het Greve- plein gevoerd. Hij was wegens verraad aange klaagd en ter dood veroordeeld Als gouverneur van Fransch Oost-Indië had hij zich in den oorlog met Engeland aan de over macht moeten overgeven.) Dat was zijn misdaad. En diezelfde man, wiens gast hij in dien nacht geweest was, hanteerde het beulszwaard, dat hem het hoofd afsloeg. Het was monsieur Samsom, de grijze scherprechter van Parijs. De slimme Yankee, Jaren geleden, toen de treinen nog niet liepen en van de stoom nog geen practisch nut getrokken werd, reed een Yankee van Massachusset in een diligence in den Staat Connec ticut. Om te eten stapten de reizigers uit aan een pleisterplaats, waarvan de kastelein om zijn spaarzaamheid befaamd was en verdacht werd met den conducteur afgesproken te hebben, dat deze laatste de reizigers weer moest doen instappen, als zij goed en wel aan den maaltijd begonnen waren. Zoodoende bleef van de op gediende spijzen heel wat over en ontving de waard toch van ieder aanzittende een halven dollar. De conducteur deelde natuurlek ook mee in de „winst," dat spreekt van zelf Onze Yankee bad ook van dm min der nette handelwijze van den waard gehoordmaar hjj ging aan tafel zitten met het vaste voornemen voor zijn geld zooveel te eten, als waarvoor hjj betaalde, al reed de diligence ook af. Terwjjl nu de andere reizigers in groote haast het eerste gerecht naarbinnen werkten, maakte onze vriend zich volstrekt niet druk. Bet gezelschap was nauweljjks gezeten, of claar klonk het signaal en riep de conducteur „instappen I" De reizigers stonden brommend op, betaalden hun halven dollar en zochten hun plaatsje in den wagen weer op. Is alles ingestegen, heeren vroeg de herbergier. Nog een plaats is onbezet, was het antwoord. In de gelagkamer vindt de schriele waard onzen Yankee zitten, die zich juist over een karbonade erb:rmt. Mjjnheer, moet ti niet mee De wagen gaat weg. Voor mjjn part, laat 'm maar gaan. Er wordt nxet gewacht, meneer. Neem toch gauw plaats, als 't u belieft. Ik doe 't niet, voor ik met de tafel klaar ben. Men laat me een halven dollaar betalen en ik wensch waar voor mjjn geld te hebben. Je slaat de plank glad mis. waarde vriend, als je denkt, dat ik me op zoo'n manier laat afschepen. De diligence vertrok en onze vriend bleef lekker zitten eten, de aange rechte spjjzen flink aansprekende. Beschuit, koffie, gebraad, enz., alles verdween spoedig voor de oogen van den verbaasden waard. Ik moet je keuken prjjzen, beste waard; geef me hier asjeblieft nog een stukje vleesch bjj, en, kellner, waar bij)ven de eieren? Fok je je varkens zelf, waarde vriend Dat zijn verduiveld lekkere karbonades, ik maak je mjjn compliment! Zoo voer de Yankee voort om den waard eens te vleien, en wel zoolang, totdat hjj naar zijn meening voor een halven dollar gegeten had. Kom, nu zal ik ook eens beta len, dat hoort er zoo bij. Maar zou je niet zoo goed willen zjjn me nog een kopje melk te brengen, dan kan ik daarmee nog de gaatjes in mijn maag vullen. Waard en kellner loopen weg om den vreemden gast het verlangde te brengen. Nadat hem een kop melk is voorgezet, vraagt hij Och, als ik vragen mag, heb je ook een lepel voor me? Maar er was geen lepel te vinden. En toch wist de herbergier, dat hjj bij de aankomst van de diligence het noodige aantal lepels op de tafel had liggen. Maar denk je dan, zei de Yan kee, dat de passagiers voor een maal zouden betalen zonder schadevergoe ding te erlangen? Wat?.,. U wilt daarmee toch niet zeggen, dat de passagiers de le pels hebben meegenomen?... Ik wil niets zeggen, maar ge dachten zjjn tolvrjj. De kastelein loopt de kamer uit, laat vlug een paard zadelen en stuurt een van zjjn knechts de diligence achterop, die intusschen al drie kwar tier verder is. Hjj fluisterd den con ducteur wat in 't oor. Deze laat da- deljjk terugkeeren, en a's de wagen weer 1 ij de herberg is aangekomen, komt onze Yankee naar buiten, neemt zjjn leege plaats weer in en zegt: Pet doet me plezier u weer te zien. Hoe gaat 't? Nog goed? Kunt u me den man aanwijzen, die naar uw mnening de lepels in zjjn bezit heeft? vroeg de waarw. Aanwijzen? Waarachtig, dat kan ik wel, hernam de Yankeemjjn be te waard, luister eens goed: de lepels zul je in de koffiekan vinden, waar ik ze ingegooid heb. En de w ard moest inzieD, dat hjj door zoo'n slimmen Yankee beetge nomen was. Als de zomer nat is en koud. En omdat 't mijnheer Karei bij z'n vriend niet beviel, was hij maar in 't huis gaan wonen. Daar sliep hij nu alle nachten heel alleen, kookt6 zelf op een gas- toestel z'n middagpotje en maakte veel rommel, die nimmer werd op geruimd. 't Zat zoo. De familie ging een paar weken naar den Rijn, maar Karei kon van z'n kantosr niet weg. Hij zou 't wel bij Han vinden, die had nog een bed staan en z'n juf frouw kookte goed en niet duur. Na een week liep het spaak en trok Karei af, de eenzame ruimte van het leege huis verkiezende boven de wat landerige genoegens van Han's gozelscbap. Han nijdig. Toen op n goeien dag een telegram kwam voor Karei maakte hij 't open, grijnsde en lei 't op z'n lessenaar, zonder er ver der naar om te zin. Karei, van den prins geen kwaad wetend/komt dien avond 'n beetje laat aan de ouderlijke woning, steekt ten sleutel in 't slot en draait. Hoe zit dat? 't Lijkt wel of de deur niet meer op 't nachtslot is. Zeker vergeten ZONDAGSBLAD

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1907 | | pagina 5